Inhoud:
1: De middeleeuwen
2: Dorestad
3: Het huis van de kuiper
4: De hout en beenbewerker
5: De hutkom
6: Het huis van de visser
7: De Smidse
8: Het galgenveld
9: De markt
10: De herenstraat
1: De middeleeuwen
Het woord ‘Middeleeuwen’ is bedacht door Zuid-Europese geleerden in 1450. Zij bewonderden de klassieke beschaving enorm. Deze beschaving was rond het jaar 400 verdwenen, vonden deze geleerden. Dat was in de tijd dat er een einde kwam aan het West-Romeinse rijk. Maar opeens in 1450 kwam er toch weer opnieuw belangstelling voor het Romeinse rijk. Dit heet een Renaissance of ook wel wedergeboorte. Mensen gingen deze cultuur toepassen in de huizen e.d. Deze Renaissance werd door de geleerden gezien als een volkomen nutteloze tijd, een middenstuk. Een aantal eeuwen tussen twee beschaafde periodes. Deze eeuwen waren de middeleeuwen en werden door geleerde mensen gezien als een donkere en onbeschaafde tussentijd, maar daar valt over te twisten!
2: Dorestad
Tussen 1967 en 1977 werd er bij de opgravingen bij de wijk Duurstede in Utrecht van de stad Dorestad blootgelegd. Uit deze vondsten bleek dat Dorestad van 600 tot 850 één van de belangrijkste en grootste handelsplaats van Noordwest-Europa is geweest. Dorestad ontstond bij een Romeins grensfort aan de Rijn. Langs de rivieroevers ten noorden van het fort vestigden zich de handelaars en ambachtslieden. Wat verder in het land stonden boerderijen.
Het telde waarschijnlijk 2000 tot 3000 inwoners.
Buiten de middeleeuwse stad op het plaatje ligt een schuur aan het water. Het is nagemaakt van een vondst uit Dorestad. Lans de oever bij deze handelsplaats stonden dit soort schuren tussen de huizen van kooplieden. Aan de over losten schepen hun handelswaar. In de schuren konden de kooplieden hun handelswaar dan lossen en opslaan. Na de vikingaanvallen tussen 830 en 1000, raakte Dorestad in verval.
3: Het huis van de kuiper
Het kuipershuis was een eenvoudig zaalhuis. Naast de voordeur zit een klapluik die zorgt dat de ambacht kan zien wat hij doet tijdens zijn werk. Er was ook een uitstallingplaats waar hij zijn producten ten toon stelde. De kuiper maakte dingen zoals tonnen, kuipen, emmers en schenkkannen. Een ton is in de middeleeuwen het enige wat waterdicht was. Je kon er grote hoeveelheden droge graan of vis, of natte wijn en bier in doen.
Het is een stevige constructie van houten planken die door wilgentakken of een hoep(speciale band voor een ton) bij elkaar gehouden wordt.Verder maakte deze man ook bijenkorven, hoeden en korven van riet of stro. Het liefst hadden ze stro omdat dat buigzamer was. Riet was goed voor dakbedekking, maar voor iets ronds was het niet geschikt, het breekt te snel.
In dit huis is maar een ruimte. Alle activiteiten moeten dus in 1 huis plaats vinden: Eten, werken, koken, slapen, noem maar op.
De Imker van het Archeon:
Dit seizoen heeft Archeon een eigen imker.
Bijenteelt is al heel oud. Uit meer dan 8000 jaar oude tekeningen in de grotten van La Arenas blijkt dat prehistorische mensen de bij al kenden en ook gebruikten. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor oude Egyptenaren en Grieken. Deze volken gebruikten honing als medicijn. Bij de Romeinen was imkerij zelfs een belangrijk deel van de landbouw.
De bij waarover we spreken is de West-Europese honingbij. Deze leeft in volken die in de zomer uit een groep van soms 60.000 bijen kunnen bestaan. Een volk heeft voornamelijk vrouwelijke bijen: de werksters. ER is maar een volledig ontwikkeld vrouwtje dat eieren kan leggen. Dat is de koningin. In de zomer zijn er ook honderden mannetjesbijen of ook wel darren. Werksters worden 6 weken oud. Ze poetsen cellen, voeden en verzorgen de koningin en oude larven en ze voeden de jonge larven. De bij gaat daarna raten bouwen, dus van nectar honing maken, en de bij haalt dode en zieke larven weg. De werkbij haalt water en propolis. Propolis is een soort kit waarmee de bijen gaten in hun korf dichtmaken en de wanden er mee bekleden. Het wordt gemaakt van hars dat bijvoorbeeld van bladknoppen van kastanjes en populieren komt.
Dit heeft een bacteriedodende werking.
Eind mei, half juni is het bijenvolk zo groot geworden dat het gaat zwermen. Een deel van de werksters vertrekt en neemt de koningin mee. In een dichte kluit gaan de zwerm bijen aan een dakrand of tak hangen, terwijl andere bijen opzoek gaan naar een nieuwe woonplaats. Het bijenvolk dat achterblijft heeft geen koningin meer. Maar van de larven die opgekweekt zijn wordt er een koningin. Enkele dagen nadat zo’n jonge koningin verpopt en uitgekomen is gaat ze op bruidsvlucht. De koningin paart met een van de darren. Na de paring overlijdt de dat omdat zijn zaadbuis in de koningin achterblijft, het bevruchtingsteken. Na de bruidsvlucht doden de werksters de andere darren. Dit wordt darrenslacht genoemd. Uit de bevruchtte eicellen komen werksters en uit de onbevruchte komen darren.
Om de winter door te komen, komt er in de korf nog een soort bijen bij, die geen 6 weken, maar 6 maanden leven.
De bij levert ons honing, was, koninginnegelei en propolis. Maar ook gif. Als het volk verstoord wordt, geven de wachtbijen alarmstoffen af, dat lokt steekgedrag uit. De angel heeft weerhaakjes, dus als deze in de mensenhuid zit, kan die er niet meer uit.
En zo dachten de middeleeuwers over de bijen:
In de mensenmaatschappij staan mannen bovenaan. Zij droegen ook wapens.
Dat dachten ze ook bij de bijen. De koningin was een koning en de stekende
werkbijen zijn mannen. Die angelloze darren zoude luie dikke broedbijen zijn.
Als de bijen gingen zwermen dachten de mensen dat ze in opstand tegen de koning kwamen. De imker ging dan herrie maken en achter de zwerm aan ij de hoop dat ze laag zouden vliegen zodat hij ze kon pakken. Maar bijen zijn doof. Maar de herrie was wel handig om de andere mensen te waarschuwen. Toen gold: iets wat op jouw land is, is van jou. Maar als de eigenaar erachteraan komt natuurlijk niet. Maar toch was je bijenvolk belangrijk. Het was heel erg veel waard. Ook verschillen de imkers van toen veel met die van nu. Bijen maken honing als voedselvoorraad om te overwinteren. Moderne imkers geven suikerwater nadat ze de honing uit de kast of korf hebben genomen, maar middeleeuwers deden dat niet. Ze hadden ook geen suiker toen. Maar er was nog iet: hoe moesten ze die bijen uit de korf krijgen? Moderne kasten hebben losse raampjes maar in een strokorf zitten de raten vast. Ze vergiftigden dus het volk met zwaveldampen.
4: De hout en beenbewerker.
De voorgevel is hoog opgetrokken onder het steile schilddak. Dat is om meer licht te krijgen op het werk. Want in die tijd was er geen elektriciteit. In de nok van het dak is een rookgat gemaakt met een afdak erboven om te zorgen dat er geen regen doorkomt. Het is een rookhuis met een zolder.
De zolder heeft 1/3 van de oppervlakte van de ruimte.
De hout en beenbewerker maakt van hout en slachtafval ,zoals been, hoorn en gewei, handige dingen zoals messen en oorlepels e.d., maar ook speelgoed. Zoals het spel bikkelen.
Van hout maakt de hout en beenbewerkers stelen voor bijlen, harken en ander gereedschap, maar ook lepels, spatels en speelgoed.
Van het been maakt de hout en beenbewerker kammetjes, priemen, rozenkransen, schaakstukken, dobbelstenen en andere dingen.
De hout en beenbewerker heeft twee draaibanken. Een voor het maken van benen kralen en een voor het maken van grotere houten producten. Voor het boren van kleine gaatjes gebruikt de hout en beenbewerker een zogenaamde pompboor. Dat is een boor die je met een speciaal ding die aan de boor vast zit moet ronddraaien. Versieringen werden aangebracht met een puntcirkelsnijder.
Het houd werd gedraaid aan een trapdraaibak. Dat was een machine waarvoor je moest trappen om het in beweging te krijgen. Deze machine werkte dus op je eigen energie.
De dikte van hout of been mat de hout en beenbewerker af met een compasser. Dat lijkt op de passer die we tegenwoordig hebben.
Het hout bewerken was oorspronkelijk een gilde. Maar omdat ze geen gilde apart wilden maken voor het been bewerken, hebben de gildenmeesters van het
hout bewerken afgesproken dat ze het been bewerken er bij zouden nemen.
Ook werd er bij de hout en beenbewerker niet gedaan aan verkopen.
Er werd besteld. Want de hout en beenbewerkers hadden geen of een zeer beperkte voorraad. De mensen bestelden wat ze wilden, spraken samen een prijs af en vervolgens spraken ze de leverdatum af.
Bikkelen
Dit is een spel van de hout en beenbewerker: Bikkelen
Je hebt: 1 balletje en 4 bikkels(speciale stenen)
1: Je gooit het balletje in de lucht en pakt 1 bikkel met een hand en je vangt het balletje weer op. Je houdt die bikkel in je hand, en je gooit het balletje weer op en pakt er nog een bikkel bij. Dit doe je tot je 4 bikkels in je hand hebt.
2: Je gooit het balletje in de lucht, pakt 2 bikkels met een en vangt het balletje weer op. Je houdt de 2 bikkels in de hand, gooit het balletje weer op, pakt de andere twee bikkels en vangt het balletje weer.
3: Je gooit het balletje op en pakt 3 bikkels met een hand en vangt het balletje weer op. Er blijft 1 bikkel liggen.
4: Je gooit het balletje op, pakt 4 bikkels met 2 handen en vangt het balletje weer op. Wie dit het langste het balletje niet heeft laten vallen is de winnaar.
5: Hutkom
In Gravendam was ook een hutkom. Een hutkom is een huis dat half onder en half boven de grond ligt. De hutkom lag op de helling van een zandheuvel. Hij was ongeveer 50 cm ingegraven. Bij de bouw was op de bodem van de kuil een
rechthoekig raam van houten balken neergelegd. Hierop konden er stevige wanden van balken gemaakt worden. De openingen tussen de balken werden opgevuld met een vlechtwerk van wilgentakken. En om dit waterdicht te maken, werd het ook nog eens met gele leem dichtgesmeerd.
Het dak is met riet gedekt. De vloer is gemaakt van veldkeitjes.
6: Het huis van de visser:
De visser vist in de binnenwateren rondom zijn stad. De vis word met zelfgebreide netten gevangen. Soms werden vissen gevangen met een fuik die gemaakt werd van wilgentenen.
Om de vis langer lekker te houden en om het langer te kunnen bewaren wordt dit gerookt. De visser verkoopt zijn visvangst of op de markt of gewoon bij zijn huis.
Meestal zijn de vissers niet de rijkste inwoners van een dorp of stad. Vanwege veel vastendagen waarop geen vlees op tafel kwam, werd er weinig vis gegeten.
Vis was armenvoedsel, en de rijke aten dus liever ander voedsel.
7: De Smidse
Dit huisje staat helemaal aan de buitenkant van het dorp. Het is gebouwd in de 14de eeuw.
De smidse bestaat uit een open en een gesloten gedeelte. Het open deel wordt gebruikt als stal voor een span ossen. Het gesloten deel heeft een bakstenen haard met schoorsteen. De smid maakt ijzeren gereedschappen, spijkers en hang- en sluitwerk voor deuren en luiken. Het ijzer wordt verhit en vervolgens met hamers gesmeed. Een gewone smid maakt geen wapens. Dat was zelfs verboden. Wapens worden voornamelijk uit het buitenland ingevoerd.
8:Galgen veld
Terechtgestelde zware misdadigers werden aan een tijdelijke galg in de stad opgehangen of hun botten werden op een rad gebroken. Daarna werden de lijken naar het galgenveld vervoerd.
De gehangene werd met een ketting onder de armen door aan de galg gehangen tot hij eraf droop. Deze opstelling was bedoeld als afschrikwekkend voorbeeld. Dit gebeurde niet altijd.
9: De markt
De markt is het zakelijke centrum van de stad. . De markt ligt aan de haven zodat de goederen gemakkelijk per boot aangevoerd en afgevoerd kunnen worden. De haven is de monding van het Gravenwater.
Op de middeleeuwse weekmarkt werden voornamelijk goederen en waren voor normaal huishoudelijk gebruik verhandeld. Daarnaast ook wel luxe artikelen als specerijen of sieraden. Op de marktdag werden tijdelijke marktkramen neergezet, net zoals wij die kennen van onze hedendaagse weekmarkten. Alleen kleiner en zonder metalen delen.
De kramen werden voornamelijk door de boeren en boerinnen van het omringende platteland bevolkt. Een enkele ambachtsman maakte hier ook wel gebruik van. En rondtrekkende kleine handelaars, verzenders of marskramers, liepen rond met hun handel in een mand op hun rug.
10: De Herenstraat
Dit was de duurste straat van het dorp. Het lag namelijk vlak bij het klooster. In deze straat zaten onder andere het huisje van de bakker, de schoenmaker, de barbierchirurgijn de pottenkoopman en het huisje van de valkenier. Het huis van de pottenkoopman was het duurst. Hij was dan ook het rijkst. Het was het enige huis met een ingebouwde wc. Met ingebouwde bedoelen ze hier een uitgesneden hoekje inde keuken. De pottenkoopman had zovel geld omdat hij heel veel moest reizen.
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
het is altijd makkelijker om het minder moeilijk voor jezelf te maken. en schrijf het ook zo dat anderen het ook begrijpen.
verder hebben jullie het prima gedaan
12 jaar geleden
Antwoorden