Verhalen schrijven

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 3e klas vwo | 1439 woorden
  • 14 augustus 2005
  • 52 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
52 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Een ongewilde gebeurtenis

Eindelijk, had ik me door de grote menigte heen gewrongen. Vooraan stond ik nu, vooraan vlak bij het houten toneel waar “het” zo dadelijk zou gebeuren, dit zou je niet verwachten. Mede dankzij een paar dwergen die maffe kunstjes deden op het toneel. De hele menigte lachte om de dwergen. Afschuwelijk vond ik het. Op alle torens stonden wachters met pijl en boog, klaar om in te grijpen. Er stond een groot blok tegen de, oude verweerde, stadsmuur. Het blok zat vol met opgedroogd bloed, ook waren er streepjes in gekerfd. Bij deze verzameling zou binnen nu en korte tijd een streepje worden toegevoegd, ik werd doodziek bij de gedachte hieraan. Na een kwartier werden de grote zwaar eikenhouten deuren van het stadhuis door wachters in okergele pakken geopend en een stoet mensen liep naar buiten: de magistraten, allemaal met hetzelfde chagrijnige hoofd. Ze gingen zonder hun gezicht te vertrekken op de grote, met rood fluweel beklede, stoelen zitten. Nadat ze allemaal zaten ging de deur van het stadhuis weer open en kwam pastoor Balthazar het toneel op. Met z'n lange witte gewaad en met een paarse doek om z'n nek kwam hij naar voren en begon te praten. Uit zijn gewaad haalde hij een boekje. Ik herkende het meteen, het was een bijbel. Balthazar begon te spreken op een toon die precies zijn karakter verried: een hoge en scherpe toon. Precies zoals Balthazar is dacht ik. Een verwaande persoon, altijd het laatste woord willen hebben, nooit een ander gelijk willen geven. Altijd terugkomen op het feit dat hij pastoor is, dus dat hij God met zich had. Nadat Balthazar was uitgepraat gingen de deuren weer open. Er kwamen vijf personen uit het stadhuis lopen. Voorop liep de schout gevolgd door de beul. Achter hen liepen drie personen, een wachter, Willem en achteraan weer een wachter. Mijn Willem sprak ik in mezelf. Terwijl ik dat zij droop de eerste traan langzaam uit mijn oog. Ik kon het nog steeds niet geloven. Ik boog mijn hoofd naar voren en langzaam gingen mijn gedachten terug in de tijd.

Ik was met mijn familie zes jaar geleden uit Engeland hier heen gevlucht. Willem en zijn familie hadden ons toen onderdak verleend totdat we een eigen huis hadden gevonden. Na drie weken hadden we ons eigen huis gevonden. Gek genoeg hadden we daarna bijna geen contact meer met Willem. Tot twee jaar geleden. Tijdens het boodschappen doen op de markt liep ik Willem tegen het lijf. We raakten aan de praat en besloten een keer af elkaar te ontmoeten. We spraken af om over een week bij het grote meer onder de treurwilg af te spreken. Met een goed gevoel liep ik terug naar huis. Een week later ging ik naar het meer toe. Daar zat Willem al op mij te wachten. Met een grote glimlach liep ik naar hem toe en ging naast hem zitten. We begonnen te praten en een raar gevoel kwam op in mijn buik. We spraken de week erop weer af op dezelfde plek. De hele week had ik me er op verheugd Willem weer te zien. Zo ging het een paar weken door totdat hij op een dag bij zonsondergang een roos te voor schijn haalde. Hij ging op zijn knieën zitten. Met een onzekere stem van hem die ik totaal niet gewend was, begon hij te praten. Eerst ging het helemaal nergens over. Ik kon hem bijna niet verstaan maar de laatste zin verstond ik wel. Deze zal ik ook nooit meer vergeten. "Maria, wil je met me trouwen". Dit moest de mooiste dag van mijn leven zijn. Ik vloog in zijn armen en begon te huilen. Stotterend fluisterde ik in zijn oor:" Natuurlijk wil ik met je trouwen".

Een week geleden, precies één jaar nadat Willem mij ten huwelijk had gevraagd, zaten we weer bij het grote meer onder de oude treurwilg. Nadat we wat rustig gezwommen hadden zaten we een beetje te kletsen. We maakten alweer plannen over hoe onze trouwdag er uit zou zien, wie er allemaal mochten komen. Wat er gegeten moest worden en of het nou op zaterdag of op zondag gehouden moest worden. Na een uur gediscussieerd te hebben, waren we het er over eens dat het op zaterdag moest zijn. Het was ondertussen al donker geworden en we vonden het tijd om naar huis te gaan. We liepen hand in hand naar mijn huis. Het was echter al zo donker dat ik niet zag dat ik langs een rozenstruik liep. Mijn jurk bleef er achter haken.
De volgende ochtend werd ik wakker gemaakt door mijn vader. Ik zag aan zijn gezicht dat er iets aan de hand was. Hij was helemaal in paniek. “Kom, we moeten snel weg”. Ik snapte er helemaal niks van en kleedde me snel aan. Toen ik beneden kwam stonden mijn vader, mijn moeder, en mijn drie broertjes al in de deuropening op mij te wachten. "Kom nou, we hebben niet de dag de hele tijd, schiet nou op". Buiten stond al een paard en wagen klaar. Ik vroeg wat dit allemaal te betekenen had. Mijn vader zei dat hij het zo meteen allemaal zou uitleggen. Ongerust klom ik op de wagen gevolgd door mijn moeder en broertjes. Mijn vader had ondertussen plaats genomen achter het paard en knalde hard met z'n zweep. Nadat we de stad uit waren kwam de zon net op en begon mijn vader te vertellen: “Vannacht is graaf Eduard van Kleve vermoord. Zijn lijk is gevonden bij het grote meer onder de treurwilg. Jij bent daar gisteren gezien met Willem. Ook hebben ze nog een klein stukje stof van een jurk in een rozenstruik gevonden, jouw jurk. Als dit bekend word hangen we. We moeten daarom zo snel mogelijk de stad uit zien te komen. Ik was met stomheid geslagen. De schout zat achter ons aan. “Maar we zijn onschuldig”. Zei ik. “Ja, dat weet ik ook wel, maar denk je dat de schout ons gelooft, die is allang blij dat hij een moordenaar heeft kunnen vinden.” Ik vroeg aan mijn vader hoe hij dit allemaal wist. Hij zij dat hij die nacht was gewaarschuwd door Jan-Pieter Groenenhaert, de secretaris van de schout en goede vriend van mijn vader. Opeens moest ik aan Willem denken, ik moest hem waarschuwen. Ik sprong van de kar af en rende terug naar de stad. Ik hoorde nog geschreeuw achter me maar ik keek niet om. Aan het eind van de middag kwam ik bij het huis van Willem aan. Het enige dat ik daar aantrof was een hoop gloeiende as, de restanten van wat eerst een grote bakkerij was. Ik zakte door mijn knieën en begon te huilen en vroeg de buren wat er gebeurd was. Een oude vrouw vertelde dat het hele gezin was opgepakt en dat ze zaterdag veroordeeld werden op het plein voor het stadshuis. Nog harder begon ik te huilen. Als ze Willem maar spaarden, dacht ik

Ik schrok op uit mijn gedachten toen de schout begon te praten.” Willem de Backer, moordenaar van graaf Eduard van Kleve, heb je spijt van je daad?” Willem zei niks. De schout vroeg het nog een keer en weer zei Willem niks. Nadat Willem de derde keer niks had gezegd maakte de schout een driftig handgebaar naar de beul. Deze pakte Willem beet en bond hem vast aan een houten blok. De schout liep naar Willem toe en vroeg hem nog een keer zijn spijt te betuigen. Tot mijn verbazing weigerde Willem opnieuw. Vol afschuw moest ik toezien hoe de beul een mes in Willems buik stak en het er weer uithaalde. Dit ging zo nog drie keer. Voor bij de vijfde keer gaf Willem geen kik. De schout keek de beul streng aan. De beul hief vervolgens zijn bijl hoog boven zijn hoofd en onthoofde Willem met een klap. Dat was voor mij de druppel. Ik kon het niet meer aanzien. Vol woede sprong ik op en pakte het zwaard van een van de wachters af en stak het in de buik van de schout, recht door zijn hart Deze keek me recht in mijn ogen aan alvorens dood neer te vallen. Ik draaide me om en voelde opeens een steek in mijn buik. Ik keek naar beneden en zag dat er een pijl in mijn buik stak. Een seconde later volgde de tweede en bijna direct daarna de derde. Ik wankelde naar het lijk van Willem toe, pakte het vast en sloot mijn ogen. Opdat moment voelde ik iets kouds door mijn nek gaan, het voelde net alsof ik in slaap viel.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.