Renaissance

Samenvatting Renaissance (1500-1700) Renaissance betekent letterlijk ‘wedergeboorte’ van de Klassieke Oudheid. Deze begint in Italië al in de 14e eeuw. Dit had als oorzaak dat er veel geld was door met name de ontdekkingsreizen van toen. Er zijn een aantal belangrijke verschillen tussen de Middeleeuwen en de Renaissance. Zo staat bijvoorbeeld in de Middeleeuwen God centraal en dit maakt in de Renaissance plaats voor de mens. Ook draait het in de Middeleeuwen vooral op de hemel en om het geloof. Later gaat het vooral om de aarde en om de ontwikkeling van de mens. In de 17e eeuw was er in Nederland sprake van een gouden eeuw. De echte Nederlandse renaissancisten waren Joost van de Vondel en P.C. Hooft. In de Renaissancistische literatuur waren er sprake van drie begrippen: imitatio (nadoen), aelmulatio en creatio. Het toneel van die tijd was altijd klassiek. Wel werd er onderscheid gemaakt tussen tragedie en komedie. Een goed toneelstuk in die tijd moest vijf bedrijven en de drie eenheden van Aristoteles bevatten. Dit waren tijd, plaats en handeling. Onder tijd werd verstaan dat de tijd waarin het verhaal zich afspeelde maximaal 24 uur mocht duren. De plaats moest één plek zijn waar alles gebeurde en bij handelingen werd vereist dat er niet teveel verschillende verhaallijnen in voor mochten komen. Een vorm van proza uit de Renaissance waren bijvoorbeeld de reisverhalen en het sonnet was een voorbeeld van poëzie. De kunst uit de Renaissance gaf ook een aantal verschillen met die van de Middeleeuwen. Zo was er in de Renaissance sprake van individualistische schoonheid, studie van anatomie (menselijk lichaam), perspectief en regels voor klassiek drama. Daartegenover stond in de Middeleeuwen de gemeenschap collectief ‘opvoedend’. Twee belangrijke punten voor de omkeer van de Middeleeuwen tot de Renaissance waren de boekdrukkunst en de opkomst van de rijke burgers. Een barok was een feestelijke en uitbundige stijl, herkenbaar aan weelderige vormen en krullen. Er was altijd een duidelijke tegenstelling in aanwezig. Bijvoorbeeld het verschil tussen licht en donker. Belangrijke kunstenaars van de barok waren Vondel en Rembrandt.