Oefeningen beeldspraak stijlfiguren

1 Stijlfiguren
Kies uit herhaling, parellellisme, enumeratie, climax, anticlimax, antithese, paradox of hyperbool

1) Ik heb zo’n dorst. Ik kan heel de oceaan wel leegdrinken

2) Sentimentele romantici genieten vaak van het verdriet dat ze hebben

3) Tilburg, de schoonste stad van’t laand.

4) Ik vernam dat uw volk arm is; dat verheugt mij. Want Allah zendt rijkdom aan wie hij op de proef wil stellen.

5) Als je alles geprobeerd hebt, alles tegenzit, als er niemand meer van je houdt, dan moet je maar bedenken dat morgen de zon weer opgaat.

6) En dat kust u geen tientje, geen zeven-vijftig, geen twee euro, maar slechts vijftig cent dame.


7) Ik heb me heel jong als heel oud gevoeld.

8) We genoten van de zichtbare afwezigheid van het drukke ventje

9) De zieke oude man struikelde telkens; om te huilen was het, maar wij moesten nogal lachen..

10) Ik heb me de afgelopen week rot gewerkt voor dat examen


2 Stijlfiguren
Kies uit understatement, eufemisme, litotes, retorische vraag, chiasme, woordspeling, tautologie of pleonasme.

1) Hij is enige tijd uit de roulatie.

2) Eerst de reisboeken, dan de reis boeken.

3) Het bleek overduidelijk dat de directeur op dat gebied niet ondeskundig was.

4) ‘Dat is een leuk sommetje’, zei de winnaar van de hoofdprijs in de Staatloterij.

5) Veel zwarte leiders negeren elkaar.

6) De Amsterdammer werd wegens opzettelijke brandstichting veroordeeld tot gevangenisstraf.

7) De zuiveraar van stadsonreinheden zorgde ervoor dat de putjes leeg waren.

8) Volgens haar zeggen gebruikt hij nogal wat.


9) Het dragen van zeehondenbont is nou niet bepaald het fraaiste voorbeeld van dierenliefde.

10) Raddraaiers werd op niet zachtzinnige wijze iets duidelijk gemaakt.


6 Beeldspraak.
Kies uit vergelijking, metafoor, personificatie, synesthesie of methonymia.

1) De Heilige Stoel is tegen abortus.

2) Schilderachtig schelden is iets wat iedereen kan

3) Dit boek kun je zo niet terugbrengen naar de bibliotheek; het zit vol ezelsoren.

4) Aan het graf wat warme woorden; en met een soldaat op wacht; troost het vaderland een moeder; die een held ter wereld bracht.

5) De dood komt als een dief in de nacht.

6) Met carnaval had ik iedere ochtend een spijker in mijn kop.

7) De zon speelt aan mijn voeten als een rustig kind.

8) Op zulke dagen wil ik wel eens een glaasje drinken.

9) Die biljartbal geeft een feestje, omdat hij zestig word.

10) Er staan vuile voeten op de mat.

11) En ’s nachts zie ik dan de wereld voor een krentenbol aan.


12) Bij het zien van Nederlandse soaps word ik slaperig van al die zouteloze dialogen.

13) Wil je mijn fiets even oppompen?

14) Een schip is een vrouw: ze is duur, er moet een hoop verf op en ze heeft een man nodig om haar de baas te kunnen.

15) Die BMW is een juweel van een auto.


7 Stijlfiguren.
1) Ik ken het klappen van de zweep, ik ken de regels van het spel, ik ken de zin van het bestaan, maar als ik drink dan gaat het wel.

2) Na afloop van het dorstige eindexamenfeest moest de gezakte Paul erg vomeren.

3) Misschien is niets geheel waar, en zelfs dat niet.

4) Open en bloot discussieerde de Tweede Kamer over de herinvoering van de doodstraf.

5) Nee werken is heerlijk, mijn vrouw en ik zijn er dol op, en zodra we een ogenblikje vrij zijn, werken we.

6) Een Nederlander maalt evenveel om cultuur als een pissebed om zonlicht.

7) Haar eer werdt nooit (behalve één keer, maar dat bleek bij nader inzien toch een heer, hoewel een aangeschoten heer, een student die dan ook later zijn excuses heeft aangeboden), haar eer, herhalen wij, werd nooit snodelijk belaagd; zij gaat als maagd voornaam en stil langs de bananenschil.

8) Hé bult, jij moet niet klagen, je hebt het ergste achter de rug!


9) De dood is niets misschien, het doodgaan alles.

10) Fijn dat je zo goed laat merken, dat je het weer niet begrijpt.

11) Ik ben helemaal niet gelukkig met de situatie. Nu ik verhuisd ben, valt de Postcodeloterij in mijn oude straat.

12) Die tandarts werkte op mijn zenuwen.

13) Op 7 januari eindigt de kerstvakantie en worden de lessen weer hervat.

14) Altijd en eeuwig soldaat.

15) Hij kreeg toestemming enkele dagen te mogen wegblijven.


8 stijlfiguren.
1) De laatste gewonde werd op een draf in veiligheid gebracht. Hij zag er niet florissant uit.

2) Een handelaar in huishoudelijke producten adverteerde als volgt: Jongelui! Geef met St-Nikolaas vader een schop en moeder een trap.

3) Als ik een daglang thuis en alleen ben zeg ik wel eens hardop NOL. En dan schrik ik me rot.

4) Toen de grote dichter geen gevoelens meer had en geld om zich verdrietig te drinken en geen wilskracht om het niet te doen en geen hart en niet meer niets meer zocht hij een vrouw..

5) Redbull geeft je vleugels


6) Het mooiste uitzicht volgens mij zijn veertig flessen op een rij.

7) Als je een een hebt voor je proefwerk, zitten er echt wel een paar foutjes in.

8) Dit schandaaltje komt me niet gelegen, nu ik net in een echtscheidingsprocedure verwikkeld ben.

9) Andy reinigt met bliksemkracht

10) Als je nu niet stilstaat Jantje, spijker ik je andere voetje ook nog vast.

11) Twee bomen met wat blad, wat mannen in het zwart, de stof waaruit ik stof werd, zat langzaam in de kuil, ik sta erbij en kijk, ik sta erbij en huil.

12) Een leraar tegen een leerling die stampend te laat binnenkomt; zou de weledelgeleerde dokter misschien zijn hersens bij elkaar willen schrapen voor zijn deelname aan deze les, als hij zijn lichtvoetige balletvoorstelling beëindigd heeft?

13) We bevonden ons in ’t bos, witgekroonde hoofden bogen over ons, geen woord dat we verzwegen ging verloren, te horen enkel het gekras van ijzers, over vijvers, eeuwen geleden dichtgevroren.

14) De school is niet de plaats om het kinderlijk gemoed te doen overstromen van het besef van geluk en genot.


10 Beeldspraak
1) Woest schreeuwde de man naar zijn vrouw: Dit holle vat slaagt nooit.

2) Met zoete woordjes suste de moeder haar kleine kabouter in slaap.(2)

3) Het leven lachte hem toe, maar zijn studieboek staarde hem misprijzend aan.


4) Krengen van prullenbakken staan hier op de gang.

5) Dresden raakte in paniek, toen Amerika de stad bombardeerde.

6) De rector, veldheer van de school, sprak ons op luide toon toe.

7) Die discotheek nam onlangs enige kleerkasten in dienst.

8) Het toeval wilde dat beide Sinterklazen elkaar op straat ontmoetten.

9) De hele bus ging in dat kleine café koffie drinken.

10) In felle bewoordingen uitte de leraar zijn kritiek op de Cito-toetsen.

11) Ik zal het nooit helemaal begrijpen, waarom meer dan één chanson de goede regen wordt verweten, dat hij treurig is en grijs en dat hij druppelt in ons hart zijn kille woorden..(3)

12) Op de stoep staan twaalf blauwe spijkerbroeken te dringen voor de disco.

13) Het plein zwijgt, een vrouw passeert, de echo raapt gehaast haar stappen op, dan vallen drie, vier bommen, en drie, vier huizen hijsen traag hun rode vlag.(3)

14) Met een verblindende stem gaf hij antwoord op haar vraag.


15) Die ongelikte beer is weer in het gezelschap aanwezig.


11 Beeldspraak.
Kies uit: vergelijking, metafoor, personificatie, synesthesie en metonymia.

1) De directeur, het hart van de onderneming, wist telkens nieuwe afzetgebieden te vinden, zodat er niemand ontslagen hoefde te worden.

2) Dat gezelschap heeft al drie kratten op.

3) Groene stemmen gele stemmen en de lente van een jonge sneeuw.

4) Mijn jong, mijn koningswelp, mijn warme pracht, ik lig je in mijn poten te bewaren..

5) De ochtend na de feestmaaltijd, de grote tafel staat wankelig in het midden van de kamer. Een bierblikje rolt kreunend tegen een slaperige asbak…De pinda’s in hun schaaltje voelen zich niet meer zo fris als gisteravond. Een fles wijn merkt verschrikt dat hij leeg is. De sfeer is naar huis vertrokken. Alleen het glas zuiver bronwater, dat er niks mee te maken wil hebben, voelt zich kiplekker.

6) Het kind is een engel. Zei de opa trots over zijn eerste kleinkind.


7) Die auteur leeft als God de Vader in het Bourgondische platteland.

8) In de mei en juni wordt het witte goud in menig restaurant als delicatesse geserveerd.

9) En hoe zij naar hem opkeek als een stervend paard.

10) Heel voorzichtig, met haar ragebol, veegt de huisvrouw, in de oksel van het plafond, giechelend, lacht het gebouw zich in puin.

12 beeldspraak.
Kies uit: vergelijking, metafoor, personificatie, synesthesie en metonymia.

1) De film ‘Pietje Bell’ mikte op een breed publiek

2) Gelijk het gras is ons kortstondig leven.

3) Zodra de dag als een dreigbrief in mijn kamer wordt geschoven, worden de rode zegels van de droom door snelle messen zonlicht losgebroken.

4) Voor de eigen haard voelde ik nooit een zwak.

5) Op zondagavond is het lopend buffet in restaurant ‘het elfde gebod’ vanaf acht uur geopend.

6) Wie is zo onbeschreven dat hij blank kan luisteren?

7) Ik heb daarom de taal in haar schoonheid opgezocht, hoorde daar dat zij niet meer menselijks had dan de spraakgebreken van de schaduw, dan die van het oorverdovend zonlicht.

8) Eskaders gedichten zijn op zoek naar hun dichters. Ze dwalen zonder commando door het grote district van de woorden.


9) Laat ons nog één gedicht roken, nog één glas te veel lachen, nog één maal de erwtensoeppan tot de bodem legen.

10) Wat ik slaap noem is der goden troost.