1. Wat is de titel? Verklaar de titel.
Spangas op survival.
Spangas is een school en de kinderen gaan survivallen met ze allen.
2. Wat is de naam van de regisseur?
Diede in ’t Veld
3. Wat is de naam van de scenarioschrijver? Tip: bekijk de aftiteling.
Johan Nijenhuis, Anya Koek.
4. In welk jaar is de film uitgebracht?
30 september 2009
5. Wat is het thema?
Iets leuk doen met school, survivallen
6. Waarom past deze film in jouw thema?
Omdat ik zelf ook op school zit en ook iets leuk wil doen met school.
7. Is het een verfilming van een boek?
Ja eerst kwam de film en later het boek.
8. Wie is de schrijver van dit boek?
Wendy Buenen.
9. Wie is/zijn de hoofdpersoon(en)?
Chemseddine Amar, Gaby Blaaser, Judy Doorman, Fatma Genç, Cees Gerdes, Mounira Hadj Mansour, Jasper Gottlieb, Marius Gottlieb ,Titia Hoogendoorn, Steef Hupkes .Yamill Jones, Kimberley Klaver, Talisia Misiedjan, Tim Murck, Roos Smit, Sebastian Wulff
10. Wie zijn de belangrijkste bijpersonen?
Niemand
11. Geef een karakterbeschrijving van de hoofdpersoon? Doe dit in steekwoorden.
Het zijn allemaal leerlingen van dezelfde school maar ze zijn wel verschillend.
12. Maken de personen een ontwikkeling door? Zo ja, welke? Leg je antwoord uit.
Ze leren survivallen en ze veranderen er door en worden sterker qua innerlijk.
13. Door de ogen van welk persoon/welke personen maak je het verhaal mee?
-
14. Beschrijf de ruimtes waar het verhaal zich afspeelt.
Schoolplein, in de bus en en in het bos.
15. Wat hebben thema en ruimte met elkaar te maken?
Alles.
16. Wanneer speelt het verhaal zich af? Hoe weet je dat?
Het kan vroeger gespeeld worden nadat de telefoon uitgevonden was en nu. Maar het meest bij passelijke is nu want de telefoon bestaat als een tijdje.
17. Wordt alles verteld in chronologische volgorde (de volgorde waarin de gebeurtenissen in werkelijkheid plaatsgevonden zouden hebben)?
Ja want het is echt gebeurd dus het moest wel een logische volgorde hebben.
18. Zijn er flashbacks (het verhaal wordt onderbroken door gebeurtenissen uit het verleden, waardoor de lezer bepaalde situaties uit het heden van het verhaal beter kan begrijpen). Zijn er flashforwards (tijdsprong)?
Nee.
19. Waar past de regisseur vertraging of versnelling van tijd toe (verdichting).
Als er iets spannends gebeurt.
20. Bekijk de eerste 5 minuten van de film. Pauzeer de film en noteer de open plekken van de film.
Schoolplein, en in de bus.
21. Wat is het belangrijkste probleem?
Dat ze verdwaald waren.
21. Welke afloop heeft de film: een goede of een slechte afloop, of iets daartussenin? Leg uit waarom je dat vindt.
Goede afloop, want ze worden verliefd een paar, en de andere feesten.
22. Heeft de film een open einde (het verhaal is uit, maar het is nog niet echt afgelopen), of gesloten einde (het probleem in het verhaal is opgelost, het is echt afgelopen)?
Een open eind want je weet het einden niet want ze gaan niet verder.
23. Werd er gebruik gemaakt van muziek.
Ja .
24. Had de muziek een opvallende rol in de film of diende deze alleen als achtergrond?
Ja want op de spannendste momenten kwam het muziek.
25. Was er sprake van speciale geluidseffecten?
Nee.
26. Wat vind je van de film? En leg uit waarom je dat vindt.
Het is een leuke film want het op school en dat is hetzelfde als waar ik zit.
REACTIES
1 seconde geleden