geprik, gestotter, een tinteling
vol kamerzwart geroezemoes.
Dusà conclusie
Omschrijving duisternis
Enjambement bij winterteen
Winterteen= opgezwollen teen door de kou
Hyperbool: ‘Het maakt haar huid éen grote, opgezwollen
Winterteen’
Kwarteltje, je aangezicht! Rondom haar geeuw kleeft
de behoedzaamheid, op haar tong een klontje angst.
Juist voor haar moet een gedicht geschreven,
geen wandelgang van woorden, nee: om haar hoofd
moet een geschubde hand waarin zich schemer
plooit,
de slaapdoorlopen eierschaal, de argeloze hangmat.
Kwarteltje= koosnaampje voor het meisje/de vrouw
Geschubtà vogel
Argeloos=naïef
Enjambement bij plooit
Eierschaal à vogel
Metafoor: de geschubde hand is een eierschaal, is de hangmat
klankniveau
In het gedicht is geen rijm aanwezig. Ook zie ik geen equivalentie of deviatie op klankniveau.
Woordniveau
Op woordniveau heb ik equivalentie gevonden: de ‘wandelgangen’ komen terug en er zijn thema’s met vogels en geluiden.
Het eerste wat me opviel aan dit gedicht was dat er veel verwijzingen naar vogels inzaten; kwartel, ei, kwarteltje, geschubde, eierschaal.
Ook komen er veel geluid gerelateerde woorden in voor: schelle, echo’s, slaapkamerstilte, stemmetjes, geroezemoes. Misschien heeft dit iets te maken met het spreekwoord ‘zo doof als een kwartel’.
Zinsniveau
Ik heb ook een aantal stijlfiguren gevonden en er zijn enjambementen.
-
‘Als een kwartel zo stuurs’ is een vergelijking.
-
‘een geschubde hand waarin zich schemer plooit, de slaapdoorlopen eierschaal,
de argeloze hangmat.’ .
Deze opeenvolging van dingen duiden allemaal op één ding, dus in dit gedicht zijn het synoniemen.
In de eerste regel is er al een enjambement. Dit gebeurt wel vaker in het gedicht, maar degenen die het meeste aandacht trekken zijn degenen bij ‘dijenkletsers‘, ‘winterteen‘ en ‘plooit‘. Deze enjambementen creëren een soort adempauze voor de lezer en ze zorgen voor extra nadruk.
De functie van de tekst is een poëtische functie: de tekst vraagt aandacht voor zichzelf.
Ik vind de tekst ook lyrisch, sommige stukken zijn na tien keer lezen nog steeds niet te volgen.
Parafrase (betekenis)
zinnen hertalen + commentaar:
Als een kwartel zo stuurs zit ze
in haar kamertje. Het hoeft maar ogendicht te zijn
of de wandelgangen komen weer, schelle
dijenkletsers
in haar hoofd, een woordenstroom van echo's.
Een vrouw of meisje zit geïrriteerd in haar kamer, als ze in slaap valt droomt ze over wandelgangen,
En ze hoort schel gelach. Ze hoort allemaal woorden, maar dat zijn echo’s.
Slapen als een opgeborgen ei is wat ze wil,
ze wil flinterdunne dromen vlak boven haar ogen.
Houdt ze ze open dan is er overzicht en orde,
dan ruikt ze de logge opstaanlucht die
hoekig en bedaard de slaapkamerstilte omlijnt.
Dan is ze waar ze wezen kan.
Ze wil veilig slapen, maar niet te diep in slaap vallen. Als ze wakker is, is haar omgeving logisch. Dan ruikt ze de ingeademde lucht van haar kamer en het is stil.
Flinterdunne dromen wijzen erop dat ze niet in een diepe slaap is omdat flinterdun ook kwetsbaar betekent. Er hoeft maar een geluid of licht te komen en de droom ‘gaat kapot’ en het meisje wordt wakker.
Geen ooglid naar beneden dus. Duisternis, dat is
een vormeloze koelcel met ingevroren stemmetjes.
Het maakt haar huid éen grote, opgezwollen
winterteen,
geprik, gestotter, een tinteling
vol kamerzwart geroezemoes.
Ze houd haar ogen open. De duisternis is vormeloos en koud. Ze hoort stemmen die er niet zijn.
(In de duisternis kun je niks zien, dus het is vormeloos. Het duister wordt ook vaak in verband gebracht met kou, vandaar de koelcel en de ingevroren stemmetjes. In het donker kun je dingen gaan verbeelden, soms zie je of hoor je iets wat er niet echt was. Stemmetjes horen speelt hierop in.)
Haar huid is koud en ze voelt sensaties zoals geprik en tintelingen.
Kwarteltje, je aangezicht! Rondom haar geeuw kleeft
de behoedzaamheid, op haar tong een klontje angst.
Juist voor haar moet een gedicht geschreven,
geen wandelgang van woorden, nee: om haar hoofd
moet een geschubde hand waarin zich schemer
plooit,
de slaapdoorlopen eierschaal, de argeloze hangmat.
Ze ziet er warrig uit door het slapen. Ze gaapt, ze is behoedzaam en angstig.
Ze verdient het om over gedicht te worden. De wandelgang van woorden verwijst terug naar de wandelgangen uit haar dromen. De schrijver gunt haar deze wandelgang van woorden niet, dus het is iets negatiefs. Dat betekent dat de droom die ze hierover had een nachtmerrie is. Dit verklaart haar behoedzaamheid en angst die ze had tijdens de geeuw.
Een geschubde hand doet mij denken aan een vogel poot. Deze zit om haar hoofd, en beschermt haar. In de geschubde hand zit schemer, dus ze valt weer beschermd in slaap.
Opvallend is dat de dichter in het hele gedicht niet het woordje ‘ik’ gebruikt. Dit is iets van Joost, zijn volgende bundel heette ook ‘de ziekte van jij’. Hij wil het dus niet over zichzelf hebben maar over een ander, in het gedicht komt dit terug omdat hij een soort vaderlijke rol heeft over het meisje of de vrouw. Zo gunt hij haar geen nachtmerries, hij schrijft een gedicht over haar en hij geeft haar een koosnaampje: kwarteltje.
Ik heb nagedacht over de verwijzingen naar vogels door het hele gedicht. Uiteindelijk leek dit me wel logisch: het thema in dit gedicht is slapen en een vogel die in een ei zit is eigenlijk ook aan het slapen.
In mijn ogen gaat het gedicht over een meisje of vrouw die veel slaapt en dromen heeft over wandelgangen met schel gelach en echo’s aan woorden. Dit wordt ook wel een wandelgang van woorden genoemd verderop in het gedicht. Dit zijn nachtmerries want de dichter wil niet dat ze hierover droomt. Misschien werd ze dus uitgelachen. De wandelgangen deden mij denken aan wandelgangen van een schoolgebouw, of als ze volwassen is die van een kantoor.
Ze wil slapen als een opgeborgen ei, dus veilig zijn en wellicht ook ontsnappen aan de werkelijkheid waarin ze wordt uitgelachen. Ze zit stuurs, dus geïrriteerd in haar kamer. Ik denk dat ze geïrriteerd is door het uitlachen, of omdat ze wakker is geworden. Misschien wil ze namelijk slapen en niet wakker worden.
Interpretatie (inhoud)
In de eerste alinea wordt duidelijk dat een vrouwfiguur geïrriteerd is en ze droomt zodra ze haar ogen dichtdoet.
In de tweede alinea wordt duidelijk dat ze wil slapen, in een lichte slaap. Als ze niet slaapt is er overzicht en orde om haar heen, dus dat is niet negatief.
In alinea drie wordt een conclusie getrokken: wakker blijven, want duisternis is koud, onduidelijk en bedrieglijk.
In de laatste alinea wordt duidelijk dat de droom uit alinea 1 een nachtmerrie was, daarom is ze ook behoedzaam en angstig. Uiteindelijk wens de schrijver haar toch weer slaap toe.
De boodschap die ik hieruit kan opmaken is dat je wakker wil blijven als je nachtmerries hebt, ook al wil je tegelijkertijd blijven slapen om van de werkelijkheid te ontsnappen. Uiteindelijk moet je toch gaan slapen, en na een tijdje zal dit lukken omdat je geen last meer zult hebben van nachtmerries.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden