17.b) Puntsgewijze samenvatting v/d biografie -1596: René Descartes werd geboren in Touroine -1604-1612: Descartes volgt een wetenschappelijke opleiding in ’t Jezuïetencollege van La Flèche. -Descartes stort zich na deze opleiding in het Parijse gezelschapsleven, maar al snel trekt hij zich terug om zich op de meetkunde te concentreren. Maar zijn vrienden ontdekken hem en verstoren zijn rust. -1617: Descartes gaat in dienst bij het Nederlandse leger. Hij werkt daar 2 jaar ongestoord aan de meetkunde. -1619-1621: Descartes vecht in ’t Beierse leger. -1621: Descartes vestigt zich in Parijs. Opnieuw wordt hij gestoord door zijn vrienden. -1628: Hij sluit zich aan bij ’t leger dat La Rochelle belegerde en vestigt zich na die strijd (1629) weer in Nederland. Hij verblijft 20 jaar in Nederland. Hij is dan praktiserend Katholiek maar ook aanhanger van de ketterijen van Galilei. De Prins van Oranje beschermt hem tegen politieke aanvallen. -1642: Descartes wordt veroordeeld. Hij besluit daarom zijn grootste werk “ Le monde” niet te publiceren. -1649: Descartes komt in contact met Koningin Christina van Zweden. Hij komt bij haar aan ’t hof. Hij moet haar elke dag om 5 uur ’s ochtends les geven. -1650: Descartes overlijdt
17.c) 11 levensvragen
1.) Waarom ben ik hier geboren?
2.) Wat wil ik met mijn leven?
3.) Waarom heb ik wel de mogelijkheden (geld) om een wetenschappelijke opleiding te volgen, maar een ander niet?
4.) Hoe belangrijk zijn mijn vrienden voor mij?
5.) Is gezondheid belangrijk?
6.) Waarom lukt niet alles wat ik onderneem?
7.) Heb ik een bepaalde taak in het leven?
8.) Hoe kan ik mijn sociale leven combineren met mijn taak/doel?
9.) Waarom zijn er mensen die mij tegen willen werken?
10.)Hoe moet ik met het lijden omgaan?
11.)Bestaat er een God?
17.d) Uitwerking van deze 11 levensvragen. Hoe zou Descartes hiermee bezig geweest kunnen zijn? 1.) Descartes zou zich afgevraagd kunnen hebben waarom hij in Touroine was geboren en niet in Nederland bijvoorbeeld. Deze geboorteplaats heeft namelijk vast een invloed gehad op zijn verdere leven. Omdat hij in Frankrijk geboren was en niet in Nederland heeft hij juist daar een vriendenkring opgebouwd in plaat van in Nederland. Ook zou hij, als hij ergens anders was geboren, waarschijnlijk op een heel andere school terecht zijn gekomen. 2.) Bij het kiezen van een opleiding heeft Descartes zich waarschijnlijk afgevraagd wat hij wilde met zijn leven. Zo’n opleiding bepaalt namelijk je mogelijkheden voor je toekomst. Daarom moet je, voordat je zo’n keuze maakt, jezelf afvragen wat je met je leven wil en wat je met je opleiding wilt bereiken. Ook tijdens de opleiding heeft hij hier vast nog over nagedacht, want toen hij aan de opleiding begon was hij hier nog vrij jong voor. 3.) Doordat hij in een rijke adellijke familie was geboren, had hij de mogelijkheid een betere wetenschappelijke opleiding te volgen dan aan de meeste universiteiten in Parijs. Als hij geen rijke ouders had gehad, had hij deze mogelijkheid waarschijnlijk niet gekregen en dan was er misschien een talent verloren gegaan. Aangezien Descartes filosoof was kan ik me niet voorstellen dat hij hier niet over heeft nagedacht. Hij zal zich vast afgevraagd hebben of hij ook een grote, bekende wiskundige, natuurkundige en filosoof was geworden als hij niet van deze afkomst zou zijn. 4.) In de biografie staat beschreven dat het Parijse gezelschapsleven Descartes niet zo boeide. Toen hij besloot om zich volledig op de meetkunde te richten heeft hij waarschijnlijk nagedacht over deze vraag. Hoewel het gezelschapsleven hem niet zo boeide, had hij daar waarschijnlijk wel vrienden gemaakt die misschien erg belangrijk voor hem waren. Door zich volledig op de meetkunde te richten, liet hij deze vrienden dus eigenlijk een beetje in de steek. 5.) Dit is een erg algemene vraag die bijna iedereen zich wel eens stelt. Ik denk dat Descartes hier vooral mee bezig is geweest toen hij ervoor koos om in het leger te gaan. Als je in het leger moet gaan vechten (bijv. In de 30-jarige oorlog) heb je namelijk een extra grote kans dat je iets overkomt dat je gezondheid schaadt (je raakt gewond), of nog erger, dat je je leven moet geven. 6.) Descartes heeft vast ook tegenslagen gekend in zijn leven. Bij zulke tegenslagen vragen mensen zich vaak af waarom bepaalde dingen in het leven niet lukken. Zo wilde hij bijvoorbeeld zijn grootste werk “Le monde” publiceren, maar omdat hij was veroordeeld, heeft hij dit uitgesteld. Door de politieke aanvallen is hij vaak tegengewerkt. 7.) Misschien heeft Descartes gedacht dat zijn taak in het leven was: mensen helpen met het beantwoorden van hun vragen wat betreft de meetkunde en de filosofie. Hij wilde misschien iets bijdragen aan het denken omtrent God en de wetenschap. Hij benaderde God en de ziel namelijk op een wiskundige manier. 8.) Descartes heeft zich vast ook met deze vraag beziggehouden. Waarschijnlijk toen hij de keus moest maken tussen zijn sociale leven of zich op de meetkunde storten. Hij heeft vast geprobeerd om de omgang met zijn vrienden en de meetkunde te combineren. Zo heeft hij vast wel met een aantal mensen contact gehouden. In ieder geval zeker met één vriend namelijk Père Hersenne, over wie zijn correspondentie vanuit Nederland verliep. 9.) Descartes heeft last gehad van politieke aanvallen. Hij heeft zich toen waarschijnlijk afgevraagd waarom men hem tegen moest werken. Waarom hadden die andere mensen een andere mening? En Waarom moest die andere mening met de zijne botsen? Hij was aanhanger van de ketterij. Waarom waren sommige mensen tegen de ketterij? Waren zijn wetenschappelijke ideeën in tegenstrijd met de katholieke ideeën over God? 10.)Iedereen kent in zijn leven hoogte- en dieptepunten. Zo heeft Descartes die ook vast gehad. Op het moment dat je een dieptepunt beleeft ga je meestal nadenken hoe je daarmee om moet gaan. In de oorlog heeft Descartes misschien wel eens moeilijke situaties meegemaakt, waarbij hij zich afgevraagd heeft hoe hij daarmee om moet gaan. Toen hij de Koningin Christina van Zweden les moest geven om 5 uur ’s ochtends heeft hij misschien ook best wel een moeilijke tijd gehad. 11.)Deze vraag heb ik extra toegevoegd omdat Descartes hierover een theorie bedacht heeft. Hij heeft zich dus zeker erg met deze vraag beziggehouden. Hij heeft deze vraag op een wetenschappelijke manier benaderd. Voor zijn antwoord op deze vraag verwijs ik naar punt 2.2 van Descartes theorieën op pag. 2.
René Descartes
René Descartes werd in 1596 geboren te Touroine als zoon van een Franse adellijke familie. Van 1604 to 1612 kreeg hij een wetenschappelijke opleiding in het Jezuïetencollege van La Flèche, waar hij een betere wiskundige opleiding genoot dan aan de meeste universiteiten van Parijs. In 1612 stortte hij zich in het Parijse gezelschapsleven, lang kon hem dat niet boeien en vervolgens trok hij zich terug om zich volledig op de meetkunde te kunnen concentreren. Zijn vrienden ontdekten hem evenwel en om toch in rust te kunnen werken nam hij dienst in het leger. Naar eigen zeggen deed hij dit om \"het grote boek van de wereld te leren kennen\" en niet omdat hij zich verbonden voelde met een van de strijdende partijen. Als katholieke Fransman nam hij eerst dienst in het Nederlandse leger (1617). Daar er in Nederland toen vrede heerste zou hij 2 jaar ongestoord hebben kunnen werken. Wanneer dertig jarige oorlog uitbrak trad hij in dienst van het Beierse leger. Daar beleefde hij de winter 1619-20 die hij later in zijn boek Dicours de la methode beschreef.
In 1621 gaf hij aan het vechten de brui en na een bezoek aan Italië vestigde hij zich in Parijs. Opnieuw kwamen zijn vrienden hem storen en dus sloot hij zich in 1628 aan bij het leger dat La Rochelle, een vesting van de Hugenoten, belegerde. Toen ook deze strijd gestreden was vestigde hij zich in Nederland waar toen een liberaler klimaat heerste tegenover wetenschappersen hij dus mindersnel vervolgd zou worden. Hij leidde daar een teruggetrokken en sober leven: hij was een praktiserend Katholiek1, maar toch aan hanger van de ketterijen van Galilei2. Na zijn veroordeling (1642) beslist hij zijn grootste werk: Le Monde, niet te publiceren. Dat werk was namelijk op twee punten godlasterend, hij beschreef in dit werk: de wenteling van de aarde om haar as en de oneindigheid van het universum. De 20 jaar (1629-49) dat hij in Nederland verbleef maakte hij slechts enkele zakenreizen naar Frankrijk en één naar Engeland. Heel zijn correspondentie verliep over een vriend uit Parijs, père Hersenne. Ook in Nederland bleef hij niet gespaard van politieke aanvallen. Niet uit de hoek van Katholieken maar uit die van de fanatieke protestanten. Gelukkig kon hij telkens op de bescherming van de Prins Van Oranje rekenen.
Langs de Prins kwam hij in contact met Koningin Christina van Zweden, een geleerde vrouw die haar het recht toeeigende om de tijd van geleerden in beslag te nemen. Zij nodigde Descartes bij haar aan het hof uit en na lang aarzelen stemde hij toe. Eens aangekomen bleek het dat zij van hem verwachtte haar elke dag les te geven. Omdat ze geen ander uur kon vrijmaken moest dit om 5 uur ‘s ochtends gebeuren. Dit vroege opstaan en de Scandinavische winterkoude werkten in op het eerder zwakke gestel van Descartes. Hij overleed te Stockholm in Februari 1650. René Descartes was filosoof, wiskundige en natuurkundige. Op filosofisch en wiskundig gebied heeft hij baanbrekend werk verricht. Hoewel hij op natuurkundig gebied ook onderzoek heeft verricht hoopte hij ooit een grote ontdekking te doen zoals Harvey, die als eerste een theorie over de bloedsomloop publiceerde, waar hij trouwens een groot bewonderaar van was.
Descartes theorieën
2 Descartes, grondlegger van de moderne filosofie
Descartes’ filosofie bevindt zich eigenlijk op de overgang van twee verschillende stromingen. Langs de ene kant de middeleeuws scholastiek4 van St.-Auguntinus en Thomas van Aquino5 waar hij zijn onderwerp vond: God en de ziel. Langs de andere kant stond hij ook achter een nieuwe stroming van denken, met een natuurkundige achtergrond zoals Galilei. Descartes uitgangspunt was echter eerder wiskundig dan natuurkundig zoals dat bij Galilei het geval was. Zoals de wiskunde gebouwd was op enkele axioma’s6 en daarop gebaseerde afleidingen, zo wiskundig wou hij ook de filosofie maken, gebaseerd op enkele axioma’s en afgeleiden. Axioma’s noemde Descartes een soort van evidenties, zekerheden die je kon achterhalen dankzij je intuïtie, je moest ze niet echt kunnen bewijzen. Dit deed hij op een rationele basis, dus niet op een dogmatische wijze zoals in de middeleeuwen en ook vertrouwde hij niet op zijn zintuigen die zouden hem immers kunnen bedriegen. Langs de andere kant ging hij er ook niet van gaan dat hij altijd juist dacht en redenerde. Ons denken zou in de war kunnen gestuurd worden door wat Descartes een malin génie noemde: een soort van geest die je verstrooit in alles wat je denkt. Die uitgangspunten moeten dus tegenover elke twijfel in stand blijven.
2.1 De Cartesiaanse twijfel
Die evidentie moest dus stand houden tegenover die methodische en universele twijfel. Deze twijfel is methodisch en niet cynisch: het is geen twijfel om de twijfel om de twijfel, zij heft zichzelf op wanner de twijfel onterecht blijkt te zijn. Ze is universeel omdat ze alles wat enigszins in twijfel te trekken is in twijfel trekt. Dit bespreekt hij in zijn boeken Discours sur la methode (1627) en meditaties (1642). Alles wat betwijfelbaar is wordt als onzeker beschouwt, van onze zintuiglijke waarnemingen tot de wereld waarin we leven. Zelfs aan de zekerheden in de wiskunde begint hij te twijfelen Dit laatste zou gebeuren door een \"kwade genius\" die ons probeert te verwarren in alles wat we denken.
Dankzij die twijfel rijst er een zekerheid op: namelijk de zekerheid dat we twijfelen. Je kan aan alles twijfelen behalve aan dat we twijfelen en dus denken. Daar leidt Decartes uit af \"Je pense, donc je suis\" (ik denk, dus ik ben). Dit is een van de axioma’s van zijn filosofie. Dit is volgens hem een absolute zekerheid die stand houdt tegen de meest radicale twijfel. Deze stelling is zo zeker dat we er andere stellingen aan kunnen toetsen op hun waarheid. Als andere waarheden even evident zijn als \"Je pense, donc je suis\" kan men ze dus ook als waar beschouwen.
De vraag die hier op volgt is: welke ideeën zijn even evident als \"Je pense, donc je suis\". Volgens Descartes zijn dat niet de ideeën die langs onze zintuigen bij ons opkomen, die kunnen ons immers bedriegen en ook niet de ideeën die we ons inbeelden. Maar wel de ideeën die aan geboren zijn.
2.2 Descartes’ Godsbewijs
Het bestaan van een waarachtige God is Descartes tweede bewijs. Deze zekerheid is afgeleid uit de eerste. Zijn redenering gaat als volgt: het gaat om een idee van een oneindig, volmaakt wezen. Zelf zijn we maar een eindig en onvolmaakt wezen. Ons denken is onvolmaakt omdat het een eindig denken is. Onvolmaaktheid en eindigheid is pas merkbaar tegenover een volmaakt en eindig iets. Iets onvolmaakt ervaren is dus de mogelijkheid van het volmaakte kennen. De idee van het volmaakte kan niet langs onze zintuigen bij ons zijn opgekomen, men heeft het immers nog nooit gezien. De idee is ook niet ingebeeld want uit onze onvolmaaktheid en eindigheid kunnen wij geen volmaakt iets construeren. Dus moet de idee van het volmaakte aangeboren zijn. Maar hoe kan nu een eindig denker een oneindig idee hebben? Hierop antwoordt Descartes: de oorzaak van dit volmaakte idee in ons moet een uitwendige, volmaakte oorsprong hebben. Dit wijst dus op een alwetende, waarachtige volmaakte God, die alles inclusief het denken geschapen heeft. Doordat die God volmaakt en waarachtig is kan hij geen bedrieger, een malin génie zijn. Want een waarachtige God zou niet willen dat we ons zo vergissen.
2.3 Het bestaan van een wereld
Met deze stelling tracht Descartes het bestaan van een reële wereld te bewijzen. Die wereld bestaat uit materie en materie heeft altijd een zekere ruimtelijke omvang. Ze kan nooit tot nul herleid worden. Deze materie is duidelijk meetbaar en telbaar: ze is dus even ordelijk als de wiskunde. Wij ontvangen dankzij onze zintuigen allerlei prikkels zoals kleuren, geluiden, temperatuur, enz… .Die kunnen wij zelf niet onbewust veroorzaken want een persoon is zich per definitie, aldus Descartes, bewust van zijn activiteiten. Daar we toch iets gewaarworden moet wijzen op een wereld buiten onszelf. Daar God volmaakt en waarachtig is kan hij niet willen dat we ons zo vergissen in deze redenering. Deze indrukken zijn ons door God gegeven en zijn in principe betrouwbaar.
Het bestaan van een buitenwereld kan, volgens Descartes, alleen bewezen worden door het bestaan van een God. Hier ontstaat een cirkelredenering. Enerzijds wordt het bestaan van God bewezen door het denken, wat de juiste manier van denken verondersteld. Anderzijds wordt de het bestaan van een buitenwereld enkel gestaafd door een bestaan van God terwijl die God er juist voor moet zorgen dat we juist denken.
2.4 Descartes invloed op de moderne Filosofie
Descartes’ filosofie was op twee punten belangrijk voor het verdere verloop van de moderne westerse filosofie:
1. Descartes nam, buiten God, 2 totaal verschillende en van elkaar losstaande substanties waar: de ziel en het lichaam. En deze kwamen bij de mens in contact met elkaar ter hoogte van de pijnappelklier. In het boek Meditaties wordt uitvoerig besproken hoe het komt dat bevoordeeld de ziel verdriet heeft als het lichaam dorst heeft. Deze theorie werd door zijn opvolgers, met name Geulinx, afgevoerd en verandert door totaal nieuw idee van een geest die het lichaam niet in beweging brengt. Geulinx stelt een soort van twee gelijklopende klokken voor. Één voor het lichaam en één voor de geest. Als bevoordeeld de klok van het lichaam dorst aanduidt, duidt de klok van de ziel pijn aan. Dit zijn dus, aldus Geulinx, twee van elkaar losstaande maar gelijklopende factoren.
2. Over de hele lijn van Descartes’ theorie over het stoffelijke was alles deterministisch7: levende en dode wezens waren onder invloed van natuurwetten. Alle dieren waren automaten. Hierop maakte Descartes één uitzondering en tegelijkertijd inconsequentie. Hij dacht dat de menselijke ziel gedeeltelijk wel de handeling van zijn lichaam kon beïnvloeden. De ziel zou enkel de richting maar niet de grootte van de handeling kunnen veranderen. Dit was geheel in strijd met de wetten van de mechanica en ook dit deel van Descartes’ filosofie werd niet door zijn opvolgers overgenomen. Later was het voor de materialisten8 maar een klein moeite om deze inconsequentie weg te werken en te zeggen dat ook de mensen automaten waren.
3 Cartesiaanse wiskunde
Op wiskundig gebied heeft Descartes ook een zeer grote rol gespeeld. Zijn grote bijdrage tot de wiskunde was het gebruik van coördinaten10 voor het definiëren van een punt. In het bijzonder hielt Descartes zich bezig met het differentiaalrekenen. Differentiaalrekenen is een onderdeel van de wiskunde dat werkt met oneindig kleine verschillen. Waardoor het bijzonder geschikt is om problemen op te lossen bij dingen die bewegen.
De differentiaalrekening werkt met functies. De bedoeling van differentiaalrekenen is uit de functie van een kromme de functie van een raaklijn op die kromme te berekenen.
REACTIES
1 seconde geleden
L.
L.
wow! dat is een grote lap tekst. en wat veel inleving en studie zit daar in. petje af! er zaten voor mij erg handige dingen in.
19 jaar geleden
Antwoorden