Opdracht 3: Een mensbeeld
Een mensbeeld is een beeld dat iemand heeft over een persoon, groep of over de mensheid. Ze liggen niet vast en kunnen per persoon heel erg verschillen.
In dit hoofdstuk worden mensbeelden weergegeven van 2 filosofen. Vervolgens zijn er vijf muzieknummers gekozen, waar een bepaald mensbeeld sterk naar voren komt. Mensbeelden van filosofen. - De eerste filosoof -
Naam: Thomas Hobbes
Geboren: Malmesbury 5 april 1588.
Gestorven: Hardwick Hall, 4 december 1679.
Levensloop:
De Engelse filosoof, was na studies te Oxford o.a. als gouverneur in dienst van de familie Cavendish. Door een drietal reizen naar het vasteland en zijn ballingschap in Frankrijk (1640–1651) kwam hij in aanraking met Marin Mersenne, Pierre Gassendi, Galileo Galilei en René Descartes.
Na een periode van intense belangstelling voor de klassieke letteren vatte hij rond zijn 40ste jaar een voorliefde op voor de meetkunde, die, naast zijn kennismaking met de nieuwe wetenschap van de beweging, bepalend werd voor zijn verdere werk. Gebruik makend van een overwegend deductieve methode trachtte Hobbes het begrippenstelsel van de mechanica over te dragen op alle andere gebieden, ook op het maatschappelijk leven, dat hij ziet als een beweging van mensen naar elkaar toe of van elkaar af.
Hobbes leefde dus van 1588-1679.In deze tijd was er een opkomend kapitalisme. Mensen konden dus op minder zorg van de gemeenschap rekenen en daardoor werd hun persoon(individualisme) belangrijk. ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’. In deze tijd wordt ook het geloof in God anders. In de middeleeuwen was het zo dat God alles zo gewild zou hebben en dus de kerk een hele grote invloed op je uitoefende. In deze tijd wordt dit teruggedrongen tot in de privé-sfeer (secularisatie) en draait het meer om je eigen individu die een eigen geweten heeft en recht heeft op een eigen mening, in plaats van de mening van een gemeenschap.
Mensbeeld Hobbes:
Volgens Hobbes wordt de mens gedreven door eigenbelang, de mens is van nature egoïst. Met alle mogelijke middelen streven mensen hun eigenbelang na ten koste van anderen. Hobbes schildert nu een denkbeeldige natuurtoestand, een beeld van een samenleving zoals die er uit zou zien als de mensen aan zich zelf overgelaten zouden zijn. Die natuurtoestand kent dus geen overheid en geen afspraken tussen de mensen onderling. De natuurtoestand is die van een verzameling individuen die absoluut niet sociaal zijn. Integendeel, mensen zijn van nature asociaal en pure egoïsten. De natuur toestand van het menselijk samen leven typeert Hobbes daarom als een ‘oorlog van allen tegen allen’. Immers, als ik aanspraak maak op van alles en nog wat zullen anderen zich daartegen verzetten en daarbij zijn die anderen zelf ook ongeremd op hun eigen voordeel uit; anderen menen ook rechten te hebben op van alles en nog wat. Of, met de woorden van Hobbes te spreken, de natuur toestand is die waarin ‘de mens voor de mens een wolf is’(homo homini lupus).
Hobbes staat echter geen samenleving voor waarin geweld door de onderdanen de regel is. Hij vindt dat mensen naar vrede moeten streven. Daarom moeten alle mensen hun oorspronkelijke rechten opgeven maar wel op voorwaarde dat iedereen dit doet. Dit wordt een sociaal contract genoemd. Dat is een contract tussen mensen waarin zij hun rechten overdragen aan een heerser, die zij gehoorzaamheid verschuldigd zijn. Zonder zo’n contract zouden de mensen steeds in angst en gevaar verkeren. Dit contract komt dus voort uit een welbegrepen eigenbelang.
De heerser aan wie de mensen in gezamenlijk overleg hun rechten hebben overgedragen, moet sterk zijn, immer het gevaar dat in de individuen onderling slaags raken is aanwezig. Deze heerser wordt door Hobbes ‘Leviathan’ genoemd, een bijbelse term voor een machtig monster; het was tevens zijn titel van zijn boek dat in 1651 veel stof deed opwaaien.
De onderdanen moeten de heerser dus gehoorzamen. De heerser moet echter wel de veiligheid van de onderdanen garanderen. Schiet de heerser tekort dan hieven de onderdanen niet langer gehoorzaam te zijn. Dit recht op verzet is nieuw in vergelijking met de middeleeuwen waar alle gezag van God kwam.
We merken tot slot op dat volgens Hobbes mensen helemaal geen neiging hebben tot samenleven met elkaar. De samenleving heeft volgens hem niks te maken met een natuurlijk behoefte aan samenzijn; van nature hebben mensen geen enkele behoefte aan elkaar. Daarentegen komt de samenleving tot stand doordat individuen zo slim zijn om een onderling contract te maken waardoor ze samen kunnen overleven.
Door hun verstand te gebruiken komen mensen tot een contract, het contract is een middel tot zelfbehoud. Juist verstand en zelfbehoud zijn vanaf de tijd van Hobbes tot op de dag van vandaag belangrijke begrippen in onze samenleving.
- De tweede filosoof -
Naam: Jean - Paul Sartre
Geboren: op 21 juni 1905, in Parijs.
Opgegroeid bij: zijn grootouders, de familie Schweitzer.
Studie: hij studeerde filosofie op de Ecole Normale Superieure in 1924, daar was hij een aantal jaar ook leraar.
Vriendin: filosofe Simone Bouvoir.
Gestorven: 15 april 1980.
Existentialisme: Sartre was een aanhanger van het existentialisme. Hij is in aanraking gekomen met het existentialisme door zijn verblijf in Duitsland van 1932 tot 1934. Het existentialisme gaat uit van het bestaan van de mens, de hele wereld wordt verklaard vanuit het bestaan van de mens. Het existentialisme bekijkt de mens alleen met betrekking tot zijn handelen. Het zegt dat er geen hoop is buiten zijn handelen en dat het handelen het enige is dat de mens doet in zijn leven. De existentie gaat vooraf aan de essentie, dat betekent dat de mens eerst bestaat en pas daarna zichzelf bepaald. De mens is verantwoordelijk voor wat hij is.
Levensloop:
Jean Paul, Frans filosoof en literator, een van de grote figuren van existentialisme en existentiefilosofie, was vroegtijdig verweesd en werd opgevoed door zijn grootvader. Over zijn jeugd heeft hij op cynische wijze geschreven in zijn autobiografie Les mots (1963), waarin hij de burgerlijk patroon van zijn opvoeding scherp belicht. Na een studie filosofie aan de École Normale te Parijs (met befaamd geworden medeleerlingen als Maurice Merleau-Ponty, Robert Aron en Sartres levensgezellin, Simone de Beauvoir) was hij een aantal jaren leraar. Van 1932 tot 1934 verbleef hij met een studiebeurs in Duitsland, waar hij kennis maakte met existentiefilosofie, fenomenologie en psychoanalyse, wat van grote invloed werd op zijn latere werk. Vreemd genoeg leidde zijn verblijf aldaar – ten tijde van Hitlers opmars – nog niet tot politiek bewustzijn. Tijdens de oorlogsjaren nam hij na een jaar krijgsgevangenschap (1940–1941) deel aan het verzet en schreef hij ook zijn grote sombere studie l'Être et le néant (1943) Zijn levensvisie is pessimistisch en atheïstisch.
De ongemeen grote populariteit die Sartre na 1945 plotseling ten deel viel, is goeddeels terug te brengen op de levensopvattingen die speciaal de jongere generatie onder invloed van twee catastrofale wereldoorlogen beheersten. Het ‘existentialisme’ werd een tijdlang een modeverschijnsel met grote invloed op het culturele maatschappelijk leven
De politieke activiteiten van Sartre vielen aan het eind van de jaren zestig zeer op. Hij initieerde mede het zgn. Vietnam-tribunaal (zie Russell-tribunaal). Tijdens de meirevolutie van 1968 stelde hij zich met volle overtuiging op aan de zijde van de links-radicale. Hij bleef ijveren voor de zelfbeschikking van het volk. De Communistische Partij was volgens hem in gebreke gebleven en had de massa van het volk van zich vervreemd. In de jaren zeventig werd zijn aandacht steeds meer opgeëist door een verslechterende gezondheid, vriendinnen en zijn eigen reputatie als linkse intellectueel.
De opdracht gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
X.
X.
alineas en tussenkopjes zou handig zijn geweest
9 jaar geleden
Antwoorden