Twintigste eeuw

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 5e klas havo | 9852 woorden
  • 8 januari 2009
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1 ABSTRACTE KUNST – KANDINSKY – ATONALITEIT – SCHÖNBERG

ABSTRACTE KUNST is een richting binnen de Moderne kunst waarin niet altijd wordt geprobeerd om objecten uit de natuurlijke wereld weer te geven. Het gaat er grotendeels om, om een eigen beeld en visie weer te geven. Er kunnen onderliggende principes zichtbaar gemaakt worden met vormen en kleuren, ritmes en contrasten. Abstracte kunst ontstond in het begin van de 20e eeuw. Het komt voor in de beeldhouwkunst en de schilderkunst van de 20e eeuw en vindt nog steeds aanhangers in de hedendaagse kunst.

KANDINSKY heeft voor de geboorte van de abstracte kunst gezorgd.
Wassily (4 december 1866 –13 december 1944) was een Russisch-Franse kunstschilder en graficus. Wassily Kandinsky is een expressionistische kunstenaar. Volgens hem is een goed schilderij meer dan een mooi geschilderde weergave van de werkelijkheid. Kandinsky wees alle academische principes af, die staan een spontane manier van werken alleen maar in de weg. Hij laat zijn werk spontaan ontstaan. Kleuren kiest hij omdat hij die bij zijn werk vind passen, niet omdat het zo eruit ziet in de werkelijkheid. Soms levert dat volledige abstracte kunstwerken op. In 1911 publiceert hij zijn ideeën over kunst in het boek Über das Geistige in der Kunst.
In 1909 stichtte hij met zijn vriend Alexej Javlenski de Neue Künstlergemeinschaft München. Na een jaar verliet hij de groep echter en richtte in 1911 met Franz Marc de kunstenaarsvereniging Der Blaue Reiter op, genoemd naar een eerder ruiter-schilderij van Kandinsky en naar de voorliefde voor paarden van Franz Marc; van de kleur blauw hielden ze allebei.
In 1924 stichtte hij met Lyonel Feininger, Paul Klee en Alexej von Javlenski weer een andere kunstenaarsgroep, "Die Blauen Vier".

ATONALITEIT is een soort muziek waarbij geen vaste toonsoort aanwezig is. Atonale muziek is vaak abstracte muziek. Dat is omdat er geen melodieën in de stukken voorkomen. Er is geen harmonie. In 1921 ging Schönberg verder met muzikale vernieuwingen. Daar kwam het systeem van de twaalftoonsmuziek uit. Daarmee konden muziekstukken gemaakt worden die atonaal zijn. Twaalftoonsmuziek of dodecafonie kan heel veel mee gespeeld worden. Al is het wel belangrijk dat elke toon maar 1 keer in een reeks gebruikt mag worden.

SCHÖNBERG (13 september 1874 – 13 juli 1951) was een Amerikaans expressionistisch componist van Joods-Oostenrijkse komaf. Arnold Schönberg werd geboren in Oostenrijk-Hongarije. Later wijzigde hij zijn naam officieel van Schönberg in Schoenberg, de Engelse variant van zijn Duitse naam, toen hij in 1941 staatsburger van de VS werd. Schönberg is vooral bekend als één van de eerste componisten die atonaliteit gebruikte in zijn composities, en om de Tweede Weense School die hij voorzat. Hij leed zijn leven lang aan paraskevidekatriafobie, een ziekelijke angst voor vrijdag de dertiende, op welke dag hij ironisch genoeg is overleden. Hij is overleden op vrijdag 13 juli 1951, vlak vóór middernacht.
Hij is zijn carrière begonnen als romantische componist, maar raakte al snel op een dood spoor. Met gebruik van atonale muziek kon hij weer opnieuw beginnen. Hij kon zich daar goed in vinden. Hiermee kon hij extreme en intense gevoelens uiten in de muziek. In 1911 verhuist hij naar Berlijn om leraar van compositieleer te worden. Maar dat werd daar niet erg geaccepteerd omdat men zijn muziekstukken geen echte muziek vond. Tijdens een van zijn concerten ontmoet hij de schilder Kandinsky. Kandinsky zoekt net zoals Schönberg iets speciaals in het gene wat hij doet. Beide willen zich goed kunnen uiten in hun werk, en dat hebben ze ondervonden door een eigen manier te ontwikkelen. Ze worden goede vrienden. Ze corresponderen over muziek en beeldende kunst.
Hoewel Schönberg musicus is, heeft hij ook geschilderd. Een van zijn bekendste schilderijen is De rode blik. Hij waagt zich ook net zoals Kandinsky aan toneel.

2 EXPRESSIONISME – FULLER – DUNCAN - GRAHAM

EXPRESSIONISME is een stroming in de Europese kunst en de literatuur van de 20e eeuw, die vooral in de jaren 1905 tot 1940 een veel gebruikte stijl was.
In het expressionisme probeert de kunstenaar zijn gevoelens en/of zijn ervaringen, voor de waarnemer uit te drukken door een zekere vervorming van de werkelijkheid.
Heel belangrijk daarbij is dat de kunstenaar uitdrukt hoe hij dingen ziet en ervaart, en niet schildert of uitdrukt van hoe het in de echte wereld is. Dit in tegenstelling tot het impressionisme waarbij vooral het uiten van de werkelijkheid, zoals men die ervaart, voorop staat. Zo vervaagt in het expressionisme de band met de werkelijkheid vaak, soms valt die zelfs helemaal weg. Hierdoor krijgen onvoorstelbaar nieuwe vormen hun kans. Het expressionisme kent maar één wet: dat er geen wetten zijn, en dat die dan ook niet mogen opgelegd worden.
In latere tijden is het een verzamelnaam voor schilderijen die aan die criteria voldoen, onafhankelijk van de stroming.
Expressionisme als stijl is vooral bekend in de schilderkunst, maar komt ook in de muziek, literatuur, architectuur, toneel en in de film als stijl voor.
In dansen komt het expressionisme ook aardig vaak voor. Dat gebeurt vooral met dansen door uiten van gevoelens. Er zijn dan geen regels meer met dansen. De personen dansen uit gevoel en niet uit voorgeschreven pasjes. Een vrij gevoel, dat is vooral belangrijk bij expressionistisch dansen. Sierlijke bewegingen, wapperende stoffen van kleren en vaak blote voeten hoort bij dansen vanuit gevoel. Geen stijve bewegingen en strakke pakjes.

FULLER (1862-1928) heeft een bijzondere plaats in de danswereld. De Amerikaanse danseres Loie Fuller was dochter van een echtpaar dat beiden acteur waren. Ze debuteerde al op 3-jarige leeftijd in kinderrolletjes in toneelstukken.
Haar interesse voor de dans berustte naar haar eigen zeggen, op toeval. Aanleiding was haar rol in een toneelstuk. In één van de scènes stond zij voor een raam waardoor de maan naar binnen scheen. Ze was daarbij gekleed in een sari. Ze werd gebiologeerd door het feit dat het licht van de maan schaduwen van de raamspijlen op de half- doorzichtige sari liet vallen. Dit spel van licht en beweging was voor haar aanleiding om dat uit te werken tot een dansnummer dat zij Serpentine noemde.
In 1892 trad zij op in Parijs en kreeg daar een enorme bijval van kunstcritici en het publiek Fuller werd hiermee de eerste Amerikaanse danseres die geëerd werd als grondlegster van een nieuwe dansvorm. Centraal in het werk van Fuller stonden licht en kleur. Zij was de eerste die elektrisch licht toepaste in het theater. Fuller kleedde zich in vele meters dunne, zijden stof. De armen werden verlengd met stokken waaraan vele meters stof bevestigd waren. Haar solodansen bestonden grotendeels uit draaien om de lichaams-as waarbij de armen zwaaiende, cirkelende en golvende bewegingen maakten. De meters stof tekenden als het ware lijnen in de lucht. Er werd altijd heel veel gebruik gemaakt van licht. Zij moest letterlijk het stralende middelpunt zijn. In haar latere werken trad zij op met een groep danseressen. In haar werk maakte zij toen ook gebruik van o.a. pantomime, dia- projecties en silhouetbeelden.
DUNCAN (26 mei 1878 - 14 september 1927) was een Amerikaanse danseres. Ze wordt beschouwd als een van de grondleggers van de moderne dans. Toen Isadora Duncan kind was wees ze het klassieke ballet al af. Ze ontwikkelde een eigen stijl, en zette als eerste klassieke muziek om in dans. Ze trad voor het eerst op in Chicago en New York, maar haar grote doorbraak kwam in Europa. Na optredens in Boedapest en Londen, reisde ze naar Parijs, Berlijn, en Moskou, om vervolgens weer naar Parijs terug te keren. Ze reisde op tournee door half Europa en trad op in de metropolen van Noord- en Zuid-Amerika. Vanaf 1909 had ze haar eigen dansschool in Parijs. Ze inspireerde andere kunstenaars, en toen in 1913 het Théâtre des Champs-Elysées werd gebouwd, werd ze afgebeeld in een reliëf door beeldhouwer Émile-Antoine Bourdelle, en door schilder Maurice Denis die haar opnam in een muurschildering.
Duncan bracht vernieuwing in het klassieke ballet. Ze ontwerpt haar eigen kostuums. Door haar bewegingen, presentatie en vrouwelijke charme bracht ze iets nieuws aan de mensen. Haar blote armen en voeten waren gewaagd, maar haar egoïstische gedrag hield haar hoog. Ze deed wat ze zelf wilde. Haar dansen bestaan vooral uit lopen, rennen en sprinten. Wat ze ook doet, ze blijft bewonderd worden door vakmensen. Wie haar eenmaal heeft zien dansen, is overtuigt van haar talent.

De opdracht gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

GRAHAM (11 mei 1894 - 1 april 1991) was een bekende Amerikaanse danseres en choreografe. Martha Graham wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne dans. Er wordt vaak over haar gezegd dat ze van onschatbare waarde is geweest voor de dansgeschiedenis.
Ze wilde op jonge leeftijd niets liever dan dansen, maar kon daar pas aan beginnen nadat haar vader was gestorven. Ze sluit zich aan bij de dansgroep van Ted Shawn en Ruth St. Denis. Al snel komt ze terecht in een commerciële show in New York. Daarna begint ze een eigen groep, waaruit in 1926 het wereldberoemde Martha Graham Dansgezelschap voortkomt. Ze danst met heftige bewegingen. Wel altijd op blote voeten, om zo het contact met de aarde te behouden. Haar dansen is aards en lichamelijk. Het is heel anders dan klassiek ballet uit die tijd, omdat dat heel sierlijk was met voorgeschreven bewegingen. Ze danst uit emotie en gevoelens, waardoor haar dans expressionistisch is.
Wanneer ze iets krijgt met een mannelijke danser worden haar werken vrijer en lichter. In haar dansen komt veel lichamelijke spanning tussen man en vrouw voor. Haar eerste werken hebben een sterke seksuele lading, maar latere stukken zijn muzikaler en beeldender. Haar dansen was het begin van de moderne dans.

3 FUNCTIONALISME – BAUHAUS – MIES VAN DER ROHE – DE STIJL

FUNCTIONALISME is een stroming in de architectuur die inhoudt dat constructie en uiterlijk bepaald moeten worden door de functie van het gebouw. Alle uiterlijke kenmerken moeten een afspiegeling zijn van functionele elementen. Schoonheid is hierbij dus geen doel op zich. Daarom geen versiering zonder dat deze toevallig ook een functie voor het gebouw heeft. De idee achter het functionalisme is, de schoonheid van een gebouw is gelegen in zijn functie. Form Follows Function wordt het ook wel genoemd.
De bedenker van deze stijl is Louis Sullivan. Hij was zelf niet helemaal puur functionalist want hij gebruikte wel versieringen op zijn gevels. Ludwig Mies van der Rohe heeft echt geprobeerd het functionalistisch ideaal na te leven. Hieruit is de functionalistische of moderne architectuur uit de jaren `50 en '60 ontstaan

BAUHAUS was een opleiding voor beeldende kunstenaars, ambachtslieden en architecten die van 1919 tot 1932 eerst te Weimar en later te Dessau was gevestigd.
De opleiding is opgezet volgens het middeleeuwse principe van leerling-gezel-meester. Omdat de opleiding van mening is dat een goede vormgever ook inzicht moet hebben in de moderne kunst, krijgen de studenten ook les in schilder- en beeldhouwkunst, toegepaste kunst, fotografie en grafische vormgeving. De meeste docenten zijn internationaal bekende kunstenaars.
In het Bauhaus leren studenten efficiënte, elegante meubels en gebruiksvoorwerpen te ontwerpen die industrieel moeten kunnen worden gemaakt. Daarvoor moeten ze onversierd en geometrisch zijn. Typische Bauhaus ontwerpen herken je aan strakke lijnen, geometrische vormen en functionaliteit. Veel Ikea ontwerpen van nu zijn geïnspireerd op Bauhaus en die zijn voor nu nog steeds ‘modern’. Over elk klein onderdeel van een ontwerp is nagedacht.
Op architectuur gebied staat Bauhaus voor lichte, functionele ruimtes waarin mensen goed kunnen leven. Vooral skeletbouw word gebruikt.

MIES VAN DER ROHE (maart 1886 - augustus 1969) was een Duits-Amerikaans architect en meubelontwerper die grote invloed heeft uitgeoefend op de ontwikkeling van de 20e eeuwse architectuur. Zijn ontwerpen worden gekenmerkt door heldere vormen en een veelvuldig gebruik van glas, staal en beton.
Zijn echte naam was Maria Ludwig Michael Mies, maar rond 1921 veranderde hij die, door er de meisjesnaam van zijn moeder aan toe te voegen: "Mies van der Rohe".

Zijn bouwstijl kenmerkt zich door strakke lijnen en een veelvoudig gebruik van staal en glas met constructief knap bedachte en mooi ogende hoekoplossingen. Hij was de geestelijke vader van de standaard-wolkenkrabber" die in feite beperkt is tot een "blok", bestaande uit een stalen raamwerk gevuld met glas. De afwezigheid van ornamenten betekende een duidelijke breuk met de traditie.
Het minimalistisch motto "Less is more" vatte zijn stijl goed samen: de vorm moest tot het minimum teruggebracht zijn, maar dat minimum moest wel, qua verhoudingen en materialen, perfect zijn. De woordspeling "Less is a bore", die Robert Venturi maakte, relativeert enigszins Mies’ architectuuropvatting. Dit alles leidde wel tot architectonisch zeer verantwoorde ontwerpen.

DE STIJL was een Nederlandse kunstbeweging die in 1917 te Leiden werd opgericht. De belangrijkste leden waren Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Vilmos Huszàr, Bart van der Leck, Gerrit Rietveld, Georges Vantongerloo en J.J.P. Oud. De kunst van De Stijl wordt gekenmerkt door het gebruik van de primaire kleuren, gecombineerd met zwart, wit en grijs en rechte lijnen. De leden van De Stijl zochten naar een pure representatie van de werkelijkheid om zodoende een universele stijl te scheppen. De ideeën werden vertelt via het gelijknamige tijdschrift De Stijl.
Rond 1915 begint Van Doesburg de kunstenaars te ontmoeten die uiteindelijk de oprichters van het op dat moment nog naamloze tijdschrift zouden worden. Piet Mondriaan leert hij kennen via een expositie in het Stedelijk Museum. Hij ontmoet ook Bart van der Leck, J.J.P. Oud en Vilmos Huszàr. Uiteindelijk richt hij met deze kunstenaars, en de dichter Antony Kok in 1917 De Stijl op.
In de eerste jaren was de groep nog redelijk homogeen en publiceerde men regelmatig 'manifesten' die werden ondertekend door leden van de groep. De sociaal-economische omstandigheden van de tijd waren een belangrijke inspiratiebron voor hun ideeën. Bij de architectuur stond men direct onder invloed van Berlage en Frank Lloyd Wright.

4 BALLETS RUSSES – PARADE – GROUPE DES SIX – PICASSO

BALLETS RUSSES is een ballet stuk. Het is een exotische voorstelling gemaakt door de Russische impresario Sergej Diaghilev (1872 – 1929). Hij verbrak de slaapverwekkende ballet vertoningen met zijn Ballets Russes. Hij is een goede impresario en weet steeds de internationale top van dansers, danseressen, choreografen, componisten en beeldend kunstenaars te verzamelen. Hoe goed hij ook was in zijn werk, hij was wel een man vreemde man. Hij verbergt zijn homoseksualiteit niet, wat toen nog shockerend was. En als iets of iemand hem niet bevalt gooit hij dat of degene er direct uit.
De eerste choreograaf van Les Ballets Russes is Michail Fokine. Hij is verantwoordelijk voor de eerste successen. Zonder de toeschouwers te shockeren neemt hij ze mee naar onbekende exotische gebieden in zijn bedachte stukken. Fokine geld daarom als de vader van het moderne ballet in het westen en het balletexpressionisme van de twintigste eeuw. Zijn balletten zijn verhalend, sprookjesachtig en exotisch. Ze zijn net zoiets als de balletten uit de romantiek. Vandaar dat ze wel als neoromantisch worden genoemd. Het Parijse publiek is vol van zijn werk. Het nieuwe aan zijn stukken was dat hij in ballet complexe emoties uitdrukt en dat hij mannelijke dansers laat dansen. In Parijs word namelijk voor elke rol een vrouw gebruikt, ook die van een man.
Een andere naam uit het gezelschap is die van de componist Stravinsky (1882 – 1972). Als hij zich na de Russische Revolutie in Parijs vestigt, wordt hij door Diaghilev gemotiveerd om bij zijn gezelschap te komen werken. Stavinsky ontwikkeld een eigen Russische muziek met zijn balletten, waarbij hij gebruik maakt van volksmelodieën van zijn geboorteland. Ritme word in zijn muziek steeds belangrijker.

PARADE is een idee van Jean Cocteau. Behalve Cocteau werken er aan het stuk ook Erik Satie, Sergej Diaghilev, Robert Massin en Pablo Picasso. Het stuk zit vol met sensationele artistieke stunts van Satie en Picasso die weer bedacht zijn door Cocteau. Om mensen naar Parade te lokken gaan om de beurt drie managers acts aankondigen. Dat gebeurt voor de ingang van een circustent. De managers zijn gekleed in kubistische kostuums. Dat is gedaan om zo aan te geven dat zij, de commerciële mensen die de show leiden, kunstmatige, geketende personen zijn. De acteurs daarentegen, (een Chinese goochelaar, een klein Amerikaans meisje en Acrobaten) zijn de werkelijke mensen, die in opdracht van de Managers illusies brengen. Helemaal nieuw voor die tijd is dat Satie werkelijke geluiden toevoegt aan het orkest. Hij gebruikt onder andere een sirene, revolverschoten en een typemachine.
De uitvoering krijgt van de pers veel kritiek. Satie is woedend op een van de critici en stuurt hem een grove kaart. Daarvoor krijgt hij acht dagen celstraf, die hij uiteindelijk niet hoeft uit te zitten.
Ondanks de felle kritiek heeft Parade een grote invloed gehad op het theater. Met een aan het absurd grenzend gevoel voor overdrijven hebben Satie en zijn collega’s jazz en music-hall op een humoristische manier in de kunst geïntroduceerd. Pas na afloop van hun samenwerking ontdekken de makers het belang van wat ze tot stand hebben gebracht.

Jean Cocteau
GROUPE DES SIX of Les Six (Frans voor de groep van zes) was een informeel gezelschap van jonge Franse componisten in de jaren 1920.
Zij wilden nieuwe Franse muziek maken. Hun idee was de Franse muziek te ontdoen van het impressionisme en van Duitse invloeden, zoals het romanticisme van Richard Wagner en Richard Strauss. Hun muziek werd gekenmerkt door speelsheid en simpelheid, en ze wilden het een mengeling laten zijn van invloeden van Stravinski, Satie en meer populaire invloeden, zoals Amerikaanse jazz en braziliaanse dansen. Elke componist in het gezelschap had daarbij zijn eigen voorkeur. Ze voelden zich verbonden met het kubisme en met Franse surrealistische schrijvers als Cocteau en Eluard. Het motto van de groep was "L'art pour l'art." (De kunst om de kunst, en dus voor hun; de J .E. Blanche Le
muziek voor de muziek. Geen achterliggende gedachten) Groupe des six
De leden van Les Six waren:
Georges Auric - (1899-1983)
Louis Durey - (1888-1979)
Arthur Honegger (1892-1955)
Darius Milhaud - (1892-1974)
Francis Poulenc - (1899-1963)
Germaine Tailleferre - (1892-1983)

PICASSO (25 oktober 1881 – 8 april 1973), was een Spaans kunstschilder, tekenaar, beeldhouwer, grafisch kunstenaar en keramist van de Moderne kunst. Hij was één van de bekendste Spaanse kunstschilders.
Pablo Picasso's loopbaan kan worden ingedeeld in verschillende perioden. Samen met Georges Braque ontwikkelde hij in de jaren 1905 - 1915 het kubisme.
Hij heeft de; blauwe periode, roze periode, kubistische periode, klassieke periode, surrealistische periode, abstracte periode doorgemaakt. In die verschillende periodes heeft hij verschillende soorten werk gemaakt.
Pablo Picasso was het eerste kind van José Ruiz Blasco, en María Picasso López. Zijn volledige naam is: Pablo Diego José Francisco de Paula Juan Nepomuceno María de los Remedios Cipriano de la Santísima Trinidad Ruiz y Picasso.
Pablo's vader was kunstenaar, tekenleraar en conservator. Pablo had twee jongere zussen, Lola en Conchita.

Kennelijk was het heel bijzonder wat Picasso had gedaan in Parade. Tot 1925 bleef hij zich intensief met theater bezighouden, maar net als in zijn schilderijen komt het kubisme daarbij minder nadrukkelijk naar voren. Het is alsof met Parade een periode werd afgesloten door verschillende aspecten van het kubisme in een driedimensionale vormgeving samen te brengen.

5 FUTURISTEN – MACHINES – BALLA – MARINETTI

FUTURISTEN: Gino Severini, Giacomo Balla, Fortunato Depero, Umberto Boccioni, Carlo Carrà, Luigi Russolo, Gerardo Dottori, Marcel Duchamp. Dit zijn enkele kunstenaars die zich bezig hielden met futurisme.
Het futurisme (Futura, Italiaans voor toekomst) is een stroming in de 20e eeuw die enthousiasme en fascinatie voor machines laat zien. Het machinetijdperk wordt verheerlijkt. Alle traditionele opvattingen van wat mooi is in een kunstwerk worden overboord gegooid en in plaats daarvan wordt de schoonheid van de techniek centraal gezet.
Enkele kenmerken van het futurisme zijn snelheid, energie, agressie, krachtige lijnen, vooruitgang en nieuwe technologie.
Het futurisme werd in 1909 opgestart door de Italiaanse publicist Marinetti, die het Futuristisch Manifest schreef. Hierin riep hij kunstenaars op zich aan te sluiten bij de moderne ontwikkelingen. Het futurisme was dan ook een stroming die de meeste kunstenaars vond in Italië, maar ook een aantal in Rusland. De futuristen kregen echter door de Eerste Wereldoorlog een flinke klap in hun gezicht, toen ze zagen wat de techniek aan kon richten. Op dat moment was het vrijwel gedaan met de stroming.

MACHINES waren de inspiratie voor de futuristen. De Italiaanse futuristen toonden in de geschiedenis als eersten belangstelling voor machines en hun geluiden. Zij beschouwden de machine als de belichaming van de moderne schoonheid. Deze artistieke beweging ontstond aan het begin van de 20e eeuw, toen de industriële revolutie in heel Europa voltooid was. De Italiaanse schrijver Marinetti, pleitte de vernietiging van al het oude: de bibliotheken, de musea, de academies en de monumenten van het verleden om te komen tot een nieuwe samenleving waarin moderne techniek de belangrijkste drijfveer zou zijn. De verhouding mens en machine werd hiermee een belangrijk thema in de kunsten. Andere kunstenaars die het pleidooi van de futuristen wat ver vonden gaan lieten zich wel door dit laatste inspireren.

BALLA (18 juli 1871 – 1 maart 1958) was een Italiaans kunstschilder. Giacomo Balla werd geboren te Turijn. Hij is vooral bekend als leidend futurist, die in zijn werken de beweging wilde laten uitkomen.
In 1891 studeerde hij kort op de Accademia Albertina di Belle Arti en het Liceo Artistico te Turijn. In 1895 verhuisde Balla naar Rome, waar hij diverse jaren werkte als illustrator, en portretschilder.
In 1900 bracht Balla een bezoek van zeven maanden aan Parijs als assistent van de illustrator Serafino Macchiati.
Terug in Rome ontmoette hij Gino Severini en Umberto Boccioni en kwam hij in aanraking met het futurisme. Marinetti leerde Balla in 1909 de futuristische ideeën. In 1910 ondertekende Balla samen met Umberto Boccioni, Carlo Carrà, Luigi Russolo en Gino Severini het futuristisch schilders manifest.
In 1912 legde Balla in zijn schilderij 'Hond aan de lijn' een beweging vast, gebaseerd op fotografische bewegingsstudies. Hij bezocht Londen en Düsseldorf en nam deel aan de tentoonstelling van de 'Rotterdamsche Kunstkring'. Tussen 1913 en 1916 schilderde hij een serie die in de richting van abstracte schilderijen ging.
Na 1933 schilderde Balla hoofdzakelijk naturalistisch.
Balla overleed in Rome.

MARINETTI (22 december 1876 - 2 december 1944) was de oprichter en voorman van het Italiaanse futurisme. Fillipo Marinetti groeide op in Alexandrië (Egypte) en Parijs, maar ging daarna in Italië wonen, het land waar zijn beide ouders vandaan kwamen.
Vanaf de oprichting en het Manifest van het Futurisme dat in 1909 gepubliceerd werd, schreef hij talloze manifesten die een compleet futuristisch programma presenteerden. Dit programma beschreef nieuwe artistieke en literaire vormen als parole in liberta ("woorden in vrijheid" zonder bijvoorbeeld syntactische regels). Deze vormen sloten volgens Marinetti aan bij de nieuwe maatschappij, die gekenmerkt wordt door dynamiek en machines. Na de Eerste Wereldoorlog werd Marinetti een fervent aanhanger van het fascisme. Deze politieke keuze maakte Marinetti nog controversiëler dan hij op grond van zijn ideeën en optreden al was. Marinetti schreef zelf ook gedichten, maar deze werden zelfs door zijn mede-avant-gardisten niet echt gewaardeerd.
Marinetti verwierf met zijn manifesten veel steun en aanhang. Zijn invloed beperkte zich niet tot de literatuur: Marinetti opperde ook ideeën over vele andere vakgebieden als beeldende kunst, film en fotografie. Deze manifesten schreef hij in samenwerking met andere kunstenaars. Marinetti's manifesten hebben ook een grote rol gespeeld bij de oprichting van het Russische futurisme.

6 SURREALISME – FREUD – BRETON – DALI

SURREALISME is een kunststroming in de moderne kunst dat is ontstaan aan het begin van de vorige eeuw, in 1924. Hoewel er een hoogtepunt van het Surrealisme is waar te nemen tussen 1925 en 1940, in zowel schilderkunst, beeldhouwkunst en in de literatuur waarmee het begon in 1924, is het Surrealisme vandaag de dag nog steeds aanwezig en actief.
Teleurgesteld in het, door de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog al te optimistisch gebleken, rationalisme en geïnspireerd door de ideeën van Sigmund Freud, stellen surrealisten de door vrije associaties gekenmerkte bewustzijnstoestand van de droom centraal.

Surrealistische werken lijken grotendeels op dromen. Het ziet er heel echt uit, maar op een of andere manier is het gewoon niet mogelijk. Maar het kan ook zijn dat het helemaal niet op iets lijkt, en puur abstract is, zoals het werk van Hans Arp. Het kan dus heel erg uiteenlopen, maar het grootste kenmerk is dus dat er iets niet klopt. Surrealisten proberen hun fantasie zoveel mogelijk de vrije loop te laten. Ze schilderen bijvoorbeeld droombeelden. In dromen kan je fantasie onbeperkt laten gaan. Automatisch tekenen is ook een manier om je fantasie te tonen.
Verwante stromingen aan het surrealisme zijn: Dadaïsme, Primitivisme, Futurisme, Magisch realisme, Realistisch expressionisme.

FREUD (6 mei 1856 – 23 september 1939) was een zenuwarts en psychiater uit Oostenrijk-Hongarije en de grondlegger van de psychoanalyse. Hij was van joodse afkomst; dit was de reden waarom hij aan het eind van zijn leven vanwege de overname van Oostenrijk door nazi-Duitsland naar het Verenigd Koninkrijk ging. Freuds theorieën en methodes zijn vandaag de dag nog steeds omstreden, desondanks wordt hij gezien als één van de meest invloedrijke psychologen en denkers van de 20e eeuw.
De psychoanalyse van Freud had invloed op de surrealistische beweging in 1924. André Breton, grondlegger van het surrealisme, was erg geboeid door dromen en de Traumdeutung en de psychoanalyse van Freud. In schilderijen en films van het surrealisme werd een onderbewuste, een droomomgeving geschilderd. Eén van de bekendere kunstenaars die veel van zijn theorieën in zijn werk gebruikte, was Salvador Dalí.
De surrealisten baseerden zich op de theorieën van de Duitse filosoof Freud en op de filosofie van de tevens Duitse filosoof Hegel.
Het resultaat was vaak de exacte weergave van droombeelden of volledig willekeurige objecten in een ruimte geplaatst, met als doel schrikreacties, verbazing of opwinding bij het publiek opbrengen. Alleen door dergelijke heftige reacties en ervaringen, willen mensen overwegen hetgeen zij geloven los te laten. Dat is precies wat de surrealisten voor ogen hadden. Alleen dan kan men de waarden en normen van de maatschappij veranderen.

BRETON (19 februari 1896 –28 september 1966) was een Frans dichter en essayist.
Breton wordt vanwege zijn Manifest van het Surrealisme gezien als de theoreticus en grondlegger bij uitstek van het surrealisme. Van 1927 tot 1935 was hij, evenals andere surrealisten, lid van de Communistische Partij van Frankrijk. Breton was vooral dichter, maar hij schreef ook een roman, Nadja (1928).
Het Manifest van het Surrealisme, ging hoofdzakelijk over het gebied van het 'automatisch schrijven', maar ook op dat van de hypnotische slaap.
In 1925 dwong hij het bestaansrecht van een surrealistische schilderkunst af. In 1938 verwelkomde hij het binnentreden in deze schilderkunst van het 'absoluut automatisme'. In 1941 legde hij de nadruk op het eigen karakter van het automatisme binnen de vormgevende activiteiten van het surrealisme.
André Breton overleed op zeventigjarige leeftijd.

DALI (11 mei 1904 – 23 januari 1989) was een Spaans kunstschilder. Salvador Dalí werd geboren in Figueres, een klein stadje aan de voet van de Pyreneeën, zo’n 25 kilometer van de Franse grens, in Catalonië, Spanje. Zijn tweelingbroer Salvador werd dood geboren maar zijn missende "helft" heeft altijd een belangrijke rol in zijn leven en werk gespeeld. Zijn eerste tekenonderwijs kreeg Dalí op tienjarige leeftijd van een vriend van zijn vader, de impressionistische kunstschilder Ramón Pichet (1872-1925). Zijn eerste tentoonstelling vond plaats in het stadstheater van Figueres.
In zijn jonge jaren was Dalí geïnteresseerd in kunstschilders als El Greco, Francisco Goya, Michelangelo en Diego Velázquez. Hij richtte zijn aandacht in die tijd op het impressionisme en het kubisme.
Salvador Dalí studeerde in Madrid van 1921 tot 1924. Al in die tijd was hij, waarschijnlijk om de aandacht op zich te richten, een excentriek figuur. In 1929 ging hij naar Parijs. Daar leerde hij Pablo Picasso en André Breton kennen. In 1929 werd hij verwelkomd door Breton en sloot hij zich aan bij het surrealisme. Hij werkte er samen met onder andere Luis Buñuel.
In 1940 vestigde hij zich in de Verenigde Staten, waar hij 25 jaar zou wonen, waarna hij terugkeerde naar Spanje. Deze periode staat bekend als zijn klassieke periode. Hierin uitte hij zijn gedachten over de wetenschap en het geloof. In deze tijd maakte Dalí een serie van 18 grote schilderijen. Ook maakte hij enkele kunstjuwelen.
Dali werd door de Spaanse koning Juan Carlos in de adelstand verheven.
In 1982 stierf zijn vrouw en levenslange muze Gala Diakonoff, 89 jaar oud.
Op 23 januari 1989 stierf Dalí in de Galatea-toren van zijn museum in Figueres, waar hij de laatste jaren van zijn leven woonde. Hij werd daar ook begraven.
Dalí heeft een blijvende indruk nagelaten op Freud, die hierover schrijft aan Stefan Zweig. Door Dalí zou Freud zijn mening over het surrealisme in positieve zin veranderd hebben.

7 BRANCUSI – OCEANIE – PICASSO – AFRIKA

OCEANIE & AFRIKA waren grote inspiratie bronnen voor schilders en beeldhouwers. Schilders en beeldhouwers zijn onder de indruk van de expressiviteit van de maskers. Een aantal avant-garde kunstenaars laat zich dan ook inspireren, wat je terugziet in expressieve beelden en schilderijen.
Een oorzaak voor de toenemende populariteit van volkskunst ligt in het gemak waarmee ineens gereisd kan worden. Na Noord-Afrika worden de binnenlanden van dit werelddeel ontdekt. De Oriënt Express en grote passagiersschepen brengen verre bestemmingen binnen het bereik van steeds meer mensen. Reizen komt in de mode. Met mooi gestileerde affiches proberen reisbureaus de mensen die het zich kunnen veroorloven, tot een verre reis te verleiden. In hun reclame leggen ze de nadruk op het exotische karakter van de reisbestemming.

PICASSO verwerkte exotische motieven in zijn werk. Een voorbeeld daarvan is zijn schilderij Les Demoiselles d’Avignon die hij in 1907 maakte. Hij breekt daarmee helemaal met het sentimentele werk dat hij eerder had gemaakt. Het werk geeft een belangrijk moment in de ontwikkeling van het modernisme aan. Picasso neemt zijn verzameling Afrikaanse maskers als inspiratie bron voor het schilderij. Een groep vrouwen beeldt hij af met ruige, mystieke, sterk vereenvoudigde maskers voor hun gezicht. Van normale anatomie kan je niet meer spreken. Picasso laat zich ook inspireren door het P. Picasso – Les
werk van de ‘Fauves’, een groep schilders die zich Demoiselles d’Avignon
in 1905 in de Salon in Parijs gepresenteerd heeft. De
critici wijzen het schilderij af als barbaars om de hoekige vrouwenlijven en het gebruikt van de maskers. Het is een van de eerste kubistische schilderijen die Picasso maakte. In Picasso’s voetspoor gebruiken onder andere de Roemeense beeldhouwer Brancusi en de Rus Chagall motieven uit hun eigen nationale volkskunst. Matisse en Klee verwerken in hun schilderijen motieven die ze hebben ontdekt in de Noord-Afrikaanse landen die ze hebben bezocht.

BRANCUSI (21 februari 1876 – 16 maart 1957) was een Roemeens beeldhouwer. Constantin Brâncuşi wordt als boerenzoon op 21 februari 1876 geboren in Hobiţa Gorj, in de buurt van Târgu Jiu, Roemenië, waar hij later omstreeks 1930 zijn ensemble van monumenten plaatste.
Op 11-jarige leeftijd verlaat hij het ouderlijk huis om rond te zwerven. Hij aanvaardt de meest diverse karweien om ten slotte in Craiova aan te komen, in een herberg waar hij een tijd verblijft.
Op achttienjarige leeftijd gaat hij naar de "School voor Kunst en Beroepen" in Craiova. Daar leert hij houtsculpturen maken. Zijn talent en artistieke kwaliteiten worden al vlug opgemerkt.
Op achtentwintigjarige leeftijd stelt hij vast dat er voor hem geen toekomst is in Roemenië. Hij wil naar Parijs, het kunstcentrum van Europa. Wegens geldgebrek reist hij te voet. Hij leert in 1907 de beeldhouwer August Rodin kennen die op dat moment al bekend is in binnen- en buitenland. Rodin is onder de indruk van de gipsen en bronzen beelden die Brancusi tentoonstelt op het 17e Salon van "La Société nationale des Beaus-Arts". Brâncuşi wordt zijn assistent. Na één maand beslist hij echter om niet meer met Rodin samen te werken. Hij wil bewijzen dat hij zelf een groot artiest is, en denkt dat hij dat niet kan wanneer hij voor Rodin werkt. Hij werkt niet uit marmer zoals Rodin maar uit steen, een voor die tijd ongebruikelijk materiaal.
In 1909 ontmoet hij Amedeo Modigliani waarmee hij bevriend wordt en die onder zijn invloed begint te beeldhouwen.
Hij sterft in zijn atelier, Impasse Ronsin, Parijs. Op 19 maart wordt hij begraven op het kerkhof van Montparnasse.

8 RAGTIME – NEW ORLEANS – SATIE – MONDRIAAN

RAGTIME is één van de muzikale bronnen van de jazz. Ragtime mag zelf echter niet als jazz beschouwd worden. Het ging aan de jazz vooraf. Wel zijn rags veelvuldig in door orkesten van oude stijl jazz gespeeld. Ook in de jazz revival periode in de vijftiger jaren uit de twintigste eeuw was de muziek uit de Ragtime periode vaak te horen, bewerkt voor dixieland orkest. In Europa heeft met name de Engelsman Chris Barber zich sterk ingezet voor de Ragtime, door het met zijn dixieland orkest regelmatig ten gehore brengen van muziek uit de Ragtime periode.
Ragtime is oorspronkelijk uitsluitend gemaakt voor piano.
Ragtime ontstond aan het einde van de 19e eeuw als geschreven pianomuziek. De bekendste ragtime componist is Scott Joplin (1868-1917). Ragtime beïnvloedde de vroege jazz door de ritmiek. Het combineerde militaire marsmuziek met plaatsing van noten ‘tussen de tellen’ (dit worden syncopen genoemd). Toch wordt ragtime zelf niet onder jazz gerekend omdat het geen gebruik maakte van improvisatie en omdat het niet de jazz-swing bevatte.

NEW ORLEANS is de plek waar jazz is ontstaan. De reden dat jazz specifiek in de stad New Orleans is ontstaan heeft te maken met de functie en samenstelling van die stad aan het begin van de 20e eeuw. Het was een stad met een grote etnische verscheidenheid. Er woonden veel vrijgelaten slaven, die hun Afrikaanse muziek mengden met westerse muziek waaruit stijlen als de blues en ragtime ontstonden. Doordat New Orleans was gelegen aan zee en aan de mond van Mississippi rivier, was het een drukbezocht handelscentrum waar mensen uit de hele wereld naar toe kwamen. Dit leidde tot een grote vraag naar amusement. Eén van de vormen van amusement was live muziek (vooral in bordelen). De vraag was zo groot dat muzikanten steeds weer met nieuw materiaal moesten komen. Hierdoor begonnen ze nieuwe arrangementen te creëren en stijlen te vermengen en te veranderen. Dit werd uiteindelijk jazz.

SATIE is een Franse componist. Erik Satie werd in 1866 geboren in Honfleur. Hij studeerde vanaf 1879 enkele jaren piano en harmonie aan het conservatorium te Parijs.
Het oeuvre van Erik Satie bestaat voornamelijk uit korte stukken voor piano, maar hij maakte ook filmmuziek voor de destijds stomme films. Bovendien componeerde Erik Satie liederen, enkele orkest- en theaterwerken.
Erik Satie was befaamd om zijn onafhankelijke houding en om zijn grote invloed op andere Franse componisten. In 1891 raakte hij bevriend met Debussy. Om zich technisch wat zekerder te voelen ging Erik Satie in 1905 studeren bij Roessel en d'Indy.
Het theaterstuk Parade werd geproduceerd door Diaghilev. Jean Cocteau schreef de tekst en het decor werd ontworpen door de Spaanse kunstenaar Pablo Picasso. Satie was lid van de componisten groep "Les Six".
Zijn bekendste pianowerken zijn "Sarabandes" (1887), "Gymnopédies" (1888) en "Gnossiennes" (1890).
Erik Satie overleed in 1925 in Arcueil-Cachan bij Parijs.

MONDRIAAN (7 maart 1872 - 1 februari 1944), beter bekend als Piet Mondriaan, was een Nederlandse kunstschilder en kunsttheoreticus, die echter een groot deel van zijn leven in het buitenland woonde en werkte. Mondriaan wordt algemeen gezien als een pionier van de abstracte en non-figuratieve kunst. Vooral zijn latere geometrisch-abstracte werk, met de kenmerkende horizontale en verticale zwarte lijnen en primaire kleuren, is wereldberoemd en dient als inspiratiebron voor vele architecten en ontwerpers van toegepaste kunst. Hij was één van de belangrijkste medewerkers van het tijdschrift De Stijl en ontwikkelde een eigen kunsttheorie, die hij Nieuwe Beelding of Neo-plasticisme noemde. Hij is in het buitenland beter bekend als Mondrian, een verfransing van zijn achternaam.
De Victory Boogie Woogie is het laatste en onvoltooide schilderij van Mondriaan (1872-1944), een ruitvormig kunstwerk dat uit grote en kleine kleurvlakken -rood, geel, blauw, wit, grijs, zwart- is opgebouwd. De titel Boogie Woogie verwijst naar een in Mondriaans tijd in New York populaire nieuwe vorm van jazz, waarin korte melodische lijnen worden opengebroken door ritmische patronen. Victory kan niet anders dan duiden op de overwinning van een nieuwe kunst in een vrije wereld, waarin Mondriaan ook in de donkerste dagen van de tweede wereldoorlog onwrikbaar bleef geloven. Mondriaan luisterde vaak naar deze muziek in cafés in New York, waar hij sinds 1940
woonde. P. Mondriaan – Victory
Boogie Woogie

9 DADAISME – READY MADE – DUCHAMP – ARP

DADAISME is een stroming die gebaseerd is op een afkeer voor oorlog en alle vooroorlogse opvattingen, theorieën, ideologieën en vooral kunst. Dit omdat de dadaïsten geloofden dat al deze dingen samen de Eerste Wereldoorlog hadden veroorzaakt. In hun werk is er aandacht voor spontaniteit, toeval en absurditeit.
Het dadaïsme is ontstaan tijdens de Eerste Wereldoorlog, rond 1917. Veel kunstenaars vluchtten in die tijd weg van de oorlog, naar Zwitserland, dat neutraal bleef, of Amerika. Zürich en New York werden zo de tweede grote plaatsen waar dada opkwam. In 1922 verklaarden dadaïsten hun stroming officieel dood.
Eén van de belangrijkste kenmerken van dada is montage. Maar dan vaak wel het soort montage waarin het toeval een grote rol speelde, niet het nauwkeurig plaatsen van de onderdelen. Zo maakte Jean Arp een collage door vierkanten te scheuren, die te laten vallen en zo op te plakken als ze neergekomen waren. J. Arp – Collage
Onderwerpen die werden afgebeeld waren meestal objecten of mensen. Vaak was het kunstwerk een vorm van kritiek, soms op andere stromingen (bijvoorbeeld “Daum Marries”, dat het futurisme bekritiseerd) of op oorlog, of in het geval van Kurt Schwitters, zelfs op ons afval en onze taal.

READY MADE is een kunstvorm ontstaan in het begin van de 20e eeuw bij de dadaïst Marcel Duchamp. Een industrieel voorwerp wordt uit zijn alledaagse context gehaald en tot kunst bestempeld.
Duchamp zond voor de tentoonstelling van de Société des Artistes Indépendants in 1917 een als een beeldhouwwerk gepresenteerd, op zijn achterkant liggend porseleinen urinoir in. De inzending was gesigneerd "R. Mutt" (Engelse verandering van het Duitse woord 'Armut', armoede). Buiten de presentatie als beeld, deze signatuur en de titel 'Fontaine' (Fontein) had Duchamp niets aan het object toegevoegd. Wél had hij het met zijn daad een alledaags gebruiksvoorwerp van zijn gebruikelijke functie ontdaan en gepromoveerd tot een kunstwerk. Duchamp wilde al wie bij beeldende kunst betrokken was, erover laten nadenken welke factoren iets tot een kunstwerk maken. Duchamps readymades voltrokken op die manier de door hem gepropageerde overgang van een 'retinale' kunst (voor het netvlies) naar een 'mentale' kunst (die toeschouwers aan het denken zet).
Andere readymades zijn een sneeuwschop (In Advance of the Broken Arm) en een op een krukje gemonteerd fietswiel uit 1913. M. Duchamp - Fontein

DUCHAMP (28 juli 1887 - 2 oktober 1968) was een Franse kunstenaar. Marcel Duchamp was de eerste die een alledaags voorwerp presenteerde als een kunstwerk. Zijn werken behoren tot het Dadaïsme en Surrealisme van de moderne kunst.
Marcel Duchamp werd geboren in een kunstenaarsgezin met zijn aanvankelijk even bekende broers Raymond Duchamp-Villon en Jacques Villon. In 1902 begon hij te schilderen in neo-impressionistische stijl. Vanaf 1910 begon hij de stijl van Paul Cézanne aan te hangen en sloot hij zich aan bij de Puteaux-groep van zijn broer Jacques, om schilderde hij een tijd in de stijl van het Kubisme. Daar stapte hij later weer uit. Een jaar later in veroorzaakte "Nu descendant un escalier" grote ophef op de Armory Show in New York, waardoor Duchamp internationaal bekendheid verwierf.
Duchamp heeft zichzelf in zijn hele leven niet van zijn kunst onderhouden, alhoewel hij zijn Grote Glas wel schonk aan de mensen die hem na zijn eerste aankomst in de VS onderdak verleenden.
In 1913 keerde hij de schilderkunst de rug toe en wekte hij sensatie met zijn Fietswiel, waarmee een belangrijke aanzet gaf tot het Dadaïsme. In 1915 vertrok hij naar New York.
Duchamp was de eerste die een alledaags voorwerp presenteerde als een kunstwerk. Dit was een mijlpaal voor de hedendaagse beeldende kunst en Duchamp riep hiermee kunst-filosofische vragen op over de aard en functie van kunst.

ARP (16 september 1886 - 7 juni 1966) was een Duits/Franse beeldhouwer, kunstschilder en ook dichter. Jean Arp werd als Hans Arp geboren. Zijn moeder kwam uit de Elzas en zijn vader was Duits. Hij werd geboren tijdens de periode na de Frans-Pruisische oorlog, toen het gebied bekend was als Elzas-Lotharingen, nadat het door Frankrijk aan Duitsland was teruggegeven. Na de annexatie van de Elzas door Frankrijk aan het eind van de Eerste Wereldoorlog, bepaalde de Franse wet dat hij voortaan "Jean" zou gaan heten in plaats van "Hans".
Arp was één van de oprichters van het dadaïsme in Zürich. In 1920 richtte hij, toen weer als Hans Arp, samen met Max Ernst en de sociale activist Alfred Grunwald de Keulse vestiging van Dada op. Hij werkte daarbij ook nauw samen met Kurt Schwitters. Met Schwitters, Tristan Tzara, Raoul Hausmann en Theo en Nelly van Doesburg nam hij eind 1922 deel aan een dada-tournee langs de steden Jena, Dresden en Hannover. In 1925 nam Arp deel aan de eerste tentoonstelling van de surrealisten in Galerie Pierre te Parijs.
De schilderstijl van Arp wordt gerekend tot het dadaïsme en surrealisme. Hij was een van de wegbereiders van de abstracte kunst. Over het abstracte werk van Arp wordt gezegd dat hij het maakte met behulp van toeval en automatisme.
Hij maakt organische vormen die gedaantes suggereren. Zijn gedichten maakt hij soms ook met behulp van het toeval. Hij knipt bijvoorbeeld zinnen in stukken, gooit ze op de grond en stelt daaruit willekeurig een gedicht samen.

10 BALLETS RUSSES – STRAWINSKY – TOTAALTHEATER - DIAGHILEV

BALLETS RUSSES & STRAWINSKY of Stravinsky (17 juni 1882 – 6 april 1971) was een van de belangrijkste componisten van de 20e eeuw. Naast componist was Stravinsky ook dirigent, vaak van zijn eigen werken. De van geboorte Russische componist verwierf in 1934 de Franse nationaliteit en werd, nadat hij zich eind jaren dertig van de 20e eeuw in de Verenigde Staten vestigde, in 1945 tot Amerikaan genaturaliseerd.
Stravinsky's vader was bas bij het Keizerlijke Mariinskitheater in Sint-Petersburg. Vanaf zijn negende kreeg Igor pianolessen en hij maakte zulke vorderingen dat hij al snel een niveau had bereikt om een pianoconcert te spelen, naast een grote selectie van stukken van Muzio Clementi, Mozart, Haydn, Beethoven, Schubert en Schumann. Ondanks zijn aanleg voor muziek wilden zijn ouders niet dat hij een muzikale carrière zou volgen en stonden zij er op dat hij naar de Staatsuniversiteit van Sint-Petersburg zou gaan. Daar begon hij, weinig enthousiast, aan de studie strafrecht en rechtsfilosofie. Als rechtenstudent maakte hij in 1902 kennis met de vader van studiegenoot Vladimir, de componist Nikolaj Rimski-Korsakov.

Een belangrijke impuls voor Stravinsky was de ontmoeting met Serge Diaghilev, artistiek leider van de "Ballets Russes", die in 1909 een uitvoering van de Scherzo fantastique en Feu d'Artifice bijwoonde. Diaghilev nodigde Stravinsky uit om voor verschillende muziek stukken muziek uit te werken. De opdrachten van Diaghilev zouden voor Stravinsky definitief de doorbraak betekenen. Voor het seizoen van 1910 wilde Diaghilev muziek voor een ballet gebaseerd op het Russische sprookje De Vuurvogel. De componist Anatoli Liadov werd aanvankelijk door Diaghilev benaderd, maar hij weigerde door de relatief korte schrijftijd die hem aangeboden werd. Diaghilev gaf de opdracht daarop aan Stravinsky. Maart 1910 was het werk klaar en in mei van dat jaar ging Stravinsky voor het eerst naar Parijs om de repetities van zijn L'Oiseau de Feu bij te wonen.

Ballets Russes
TOTAALTHEATER & DIAGHILEV (19 maart 1872 –19 augustus 1929) was een Russisch impresario. Hij was de stichter van de Ballets Russes, een balletgezelschap waaruit vele beroemde dansers en choreografen zijn voortgekomen en dat van groot belang is geweest voor de ontwikkeling van het ballet als uitvoerende theaterkunst.
In 1909 begon Diaghilev met een serie van twintig balletseizoenen in Parijs. Hij zette dansers als Anna Pavlova, Tamara Karsavina en Vaslav Nijinsky in en gebruikte muziek van componisten als Igor Stravinsky, Claude Debussy, Maurice Ravel, Erik Satie, Richard Strauss, Sergej Prokofjev, Francis Poulenc en anderen. Dikwijls paste zijn huischoreograaf Michel Fokine deze muziek aan voor ballet. Samen ontwikkelden zij een meer gecompliceerde balletvorm waarin show-elementen waren opgenomen en waarin de dramatische eenheid van een dansvoorstelling werd benadrukt.
De dansers van de Ballets Russes moesten wel wennen aan nieuwigheden: toen Ravel in 1912 in het laatste deel van zijn ballet Daphnis en Chloë een 5/4 maat gebruikte, zongen ze tijdens het oefenen steeds Ser-ge-dia-ghi-lev om het juiste ritme te kunnen aanhouden.
De première van le Sacre du Printemps, een ballet van componist Igor Stravinsky, choreograaf Vaslav Nijinsky en vormgever Nikolaj Roerich leidde tot een groot schandaal, door Stravinsky's a-meliodieuze, als woest en barbaars ervaren muziek, en Nijinsky's revolutionaire choreografie.
Tot 1914 waren de Ballets Russes een voornamelijk Russische onderneming, gevormd door Russische componisten, choreografen, dansers en vormgevers. Door de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie raakte Diaghilev geïsoleerd van het Russische moederland, en moest zich noodgedwongen richten op samenwerking met Franse, Spaanse en Britse kunstenaars. Tegelijkertijd kreeg Diaghilev een steeds grotere interesse in de verrichtingen van de verschillende Avant-gardebewegingen en deed steeds meer pogingen om deze in zijn dansproducties te verwerken. Dit leidde vanaf 1917 tot samenwerkingsverbanden met kunstenaars als Pablo Picasso en Henri Matisse.
In latere jaren trokken leden van de Ballets Russes hun eigen sporen in de balletwereld. George Balanchine bijvoorbeeld begon een ballettraditie in de Verenigde Staten en Ninette de Valois en Marie Rambert deden hetzelfde in Engeland. Balletmeester Serge Lifar was verantwoordelijk voor de latere herleving van de Parijse Opera.

Diaghilev streefde naar een vorm van totaaltheater: Choreografen, componisten, schilders en schrijvers werden ingezet aan de sterk visueel gerichte opvoeringen. Er moest veel veranderen, de dans moest niet alleen gebaseerd zijn op modern of op klassiek, maar moest een mengeling van beiden worden. Ook moest het aantrekkelijker worden om naar het theater te gaan.
Diaghilev probeerde dan ook door middel van veel kunstenaars in te huren het mooier en fleuriger te maken, meer mensen naar het theater te lokken.
Serge Diaghilev overleed op 57-jarige leeftijd.

11 VOLKSMUZIEK – EDISON – BARTOK – KODALY

VOLKSMUZIEK is in het algemeen het tegenovergestelde van klassieke muziek, in diverse culturen. Het kenmerkende van volksmuziek, is dat het een rituele of functionele rol in een bepaalde cultuur vervult, bijvoorbeeld in de vorm van dansmuziek, feestmuziek of muziek die gebruikt wordt om bepaalde arbeidshandelingen te synchroniseren. Zo bestaan er bijvoorbeeld in Japan rijst-oogstliederen, die exact ritmisch aangeven welke handelingen wanneer moeten worden verricht. Dergelijke muziek was ook in het Europa van de 19e eeuw niet ongebruikelijk in fabrieken.
Volksmuziek wordt bestudeerd in de etnomusicologie.
Vanwege het soms als oud ervaren naam van de term 'volksmuziek', wordt vanaf ongeveer 1985 steeds vaker de term wereldmuziek gebruikt.

EDISON (11 februari 1847 –18 oktober 1931) was een dove Amerikaanse zakenman van Nederlandse oorsprong, die zijn fortuin maakte door uitvindingen op te kopen en de octrooien op zijn eigen naam vast te leggen. Als deze succesvol bleken, perfectioneerde hij ze en nam ze in productie. Edison is nog steeds recordhouder voor het grootste aantal octrooien toegekend aan een persoon (ongeveer 1400).
Edison heeft de fonograaf ontwikkeld. De fonograaf is de voorloper van de grammofoon.. De fonograaf is naar alle waarschijnlijkheid gebaseerd op een fonograaf die in 1860 door de Parijse uitvinder Édouard-Léon Scott de Martinville werd gebouwd. Als geluidsdrager werd aanvankelijk aluminiumfolie gebruikt, maar dat bleek te kwetsbaar te zijn. Daarom ging men over op het gebruik van een wasrol. In 1890 verkreeg Charles Tainter patent op het toepassen van carnaubawas op de rollen als vervanger van het mengsel van paraffine en bijenwas. Tijdens het opnemen werden in de was groeven gemaakt, net als bij de latere langspeelplaat. Vanaf 1890 verschenen de eerste commerciële fonografen, en er was een klein aantal muziektitels te koop. Aanvankelijk ging het meer om een curiositeit dan om een volwaardiger geluidsdrager. Elke rol moest apart ingespeeld worden, klonk zacht en was na vijf keer draaien versleten.

BARTOK (25 maart 1881 - 26 september 1945) was een Hongaars componist, etnomusicoloog en pianist. Bartók wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste componisten van de twintigste eeuw. Bartók kreeg ook bekendheid door zijn uiterst nauwgezette transcripties van de Oost-Europese Volksmuziek in samenwerking met Zoltán Kodály.
Bartók Béla werd geboren in Nagyszentmiklós, het huidige Sânnicolau Mare, in Roemenië. Al op jonge leeftijd gaf hij blijk van zijn muzikaal talent. Op zijn negende schreef hij zijn eerste composities voor piano, meest korte dansen. Zijn moeder stimuleerde zijn muzikale ontwikkeling en was zelfs bereid om te verhuizen, om ervoor te zorgen dat haar zoon les kon krijgen van de beste muziekleraren.
In 1917 had Bartók, na aanvankelijke tegenslagen, zijn eerste succes met de uitvoering van zijn ballet De houten prins. Het stuk was eerst geweigerd door de vaste Hongaarse dirigenten van de Opera van Boedapest, maar een Italiaanse gastdirigent, Egisto Tango, durfde het aan. Tijdens de repetities was er bij de uitvoerenden veel weerstand tegen de muziek: zij vonden het 'onspeelbaar', maar de uitvoering werd een groot succes. Een jaar later had hij een soortgelijk succes met de opera Hertog Blauwbaards burcht. Daarna kreeg hij al snel internationale bekendheid en maakte vele concertreizen door Europa en Amerika. Ook in Nederland werd zijn werk vanaf het begin van de jaren twintig veelvuldig uitgevoerd.
Vanaf 1933 werd in Duitsland Bartóks muziek als ontaard beschouwd, en uitvoeringen van zijn werk werden verboden. De politieke ontwikkelingen in Europa in de jaren '30 brachten Bartók er uiteindelijk toe in 1940 naar Amerika te emigreren. Daar heeft hij echter nooit echt kunnen aarden. In de Verenigde Staten werd Bartóks muziek niet gewaardeerd en aan de transfer van royalty's vanuit Europa kwam een einde, zodat de componist grote moeite had om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Om volksmuziek te verzamelen reisde hij met een fonograaf naar alle uithoeken van Hongarije, maar ook naar Joegoslavië, Roemenië, Bulgarije en Turkije en zelfs naar de woestijn van Marokko. Een kolossale collectie volksmelodieën, liederen en dansen was het resultaat, én een heel aantal eigen composities waarin hij deze schat weloverwogen verwerkte.
In 1988 werd het stoffelijk overschot van Bartók overgebracht naar Hongarije en bijgezet op het Farkasreti-kerkhof te Boedapest.

KODALY (16 december 1882 – 6 maart 1967) was een Hongaarse componist, etnomusicoloog en muziekpedagoog. Kodály wordt na Béla Bartók als de belangrijkste Hongaarse componist gezien.
Kodály werd geboren in Kecskemét maar bracht het grootste deel van zijn jeugd door in Galanta en Trnava. Zijn vader was een begaafd amateurmusicus die zijn zoon vioolles gaf. Zijn vader zong ook in een kerkkoor en schreef muziek zonder daarvoor een opleiding gehad te hebben. Zijn moeder was pianiste; Kodály groeide dus op in een muzikaal milieu.
Zijn eerste orkestwerkjes werden opgevoerd in zijn school. Na het gymnasium ging hij naar de Universiteit van Boedapest en de Franz Liszt Muziekacademie. Daar studeerde hij onder Hans Koessler, die ook de leraar was van Bartók en Dohnányi. Na zijn afstuderen in 1905 ontmoette hij Bartók. Onder diens invloed ging hij volksmuziek verzamelen in Galanta in de Trnava, wat hij bleef doen tot 1914. De Eerste Wereldoorlog maakte hem dit werk zo goed als onmogelijk. Ook al hechtte hij groot belang aan de volksmuziek, hij had ook grote interesse in andere muziek, waarvoor hij naar Bayreuth, Salzburg, Berlijn en Parijs reisde. Hij werd in 1907 leraar muziektheorie aan de Franz Liszt Muziekacademie en nam in 1908 de compositieklas van Koessler over, wat hij deed tot 1911.
In 1933 vroeg de Hongaarse Academie voor Wetenschappen hem en Bartók om alle beschikbare Hongaarse volksmuziek te publiceren. Na het vertrek van Bartók naar Amerika, zette Kodály het werk eraan voort. Het eerste deel verscheen in 1951.

12 RUSSISCHE REVOL. – MEYERHOLD – ATTRAC.MONTAGE – EISENSTEIN

RUSSISCHE REVOLUTIE De Russische Revolutie was een politieke omwenteling in Rusland die duurde van 1905 tot 1922, meestal wordt de term echter gebruikt voor de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie van 1917. De Revolutie maakte een einde aan het Russische tsarenrijk en vestigde de eerste communistische staat ter wereld: de Sovjet-Unie.
In 1905 kwam de eerste stap voorwaarts naar democratische hervormingen. De tsaristische regering leed een grote nederlaag tegen de Japanners in de Russisch-Japanse Oorlog. Daarbij heerste al langere tijd onrust in het land, doordat Tsaar Nicolaas II besluiteloos was. Een belangrijke datum is zondag 9 januari (volgens de Gregoriaanse kalender 22 januari) 1905, een dag die bekend is komen te staan als Bloedige Zondag. Deelnemers aan een vreedzame protestmars wilden de tsaar een manifest overhandigen waarin democratische hervormingen werden geëist, maar meer dan honderd deelnemers werden neergeschoten door de politie. Uiteindelijk werden de revolutionairen onderdrukt, maar de tsaar beloofde hervormingen, waarvan echter weinig terecht kwam.

MEYERHOLD (10 februari 1874 - 2 februari 1940). Was een Russisch theatrale producent, regisseur en acteur.
Vsevolod Meyerhold werd geboren als Karl Theodor Kasimir Meyerhold in Penza. Hij komt uit een gezin van een Russisch-Duitse wijn fabrikant Emil Meyerhold.
Na het voltooien van de school in 1895 studeerde hij rechten aan de Universiteit Moskou, maar hij heeft zijn studie nooit voltooid. Op zijn 21e verjaardag, gaat hij van het lutheranisme naar het orthodox christendom.
Zijn carrière begon in 1896. Hij werd student op het Moscow Philharmonic Dramatic School onder leiding van Vladimir Nemirovich-Danchenko, mede-oprichter van het Moscow Art Theater en Constantin Stanislavski, waar Meyerhold later in dienst ging als acteur.
Nadat het Moscow Art Theater in 1902 heeft verlaten, neemt Meyerhold deel aan een aantal theatrale projecten, als zowel regisseur, producent en acteur. Elk van zijn projecten diende als een experiment. Hij was altijd dingen aan het uitproberen. Meyerhold was een van de voorstanders van de symboliek in het theater, vooral nadat hij werkzaam was geweest als chef-producent van de Vera Kommisarzhevskaya theater in 1906-1907.

ATTRACTIE MONTAGE & EISENSTEIN (23 januari 1898 –11 februari 1948) was een Russische filmregisseur, vooral bekend door zijn klassieke film Pantserkruiser Potjomkin over een belangrijke volksopstand in Odessa in 1905, tijdens de eerste revolutiepoging in Rusland. Deze film is klassiek geworden vanwege onder andere de complexe montage in de trappenscène: Eisenstein hanteerde op een opmerkelijke wijze cameravoering, perspectief en montage om het gevoel van de revolutie en de onderdrukking over te brengen.
Bij Koelesjov studeerde Eisenstein filmtheorie en -praktijk en meteen zijn eerste film, "Staking" leverde hem in Parijs in 1925 een prijs op. Al in deze stomme film is zijn innovatieve stijl herkenbaar. Bijzonder verdienstelijk is manier waarop hij de montagetechniek ontwikkelde. Eisenstein gebruikte montage niet slechts om scènes met elkaar te verbinden, maar veeleer als middel om het publiek bij de film te betrekken en te beïnvloeden.
Eisenstein heeft een nieuwe manier van filmmontage namelijk de attractie montage, Dit betekent dat de beelden op een vrij hoog tempo constant wisselen.Het is een stomme film maar het lijkt toch alsof er een ritme in zit dit is een gevolg van de attractie montage. Volgens Eisenstein zorgde deze manier van werken voor meer aandacht en betrokkenheid van het publiek. Andere filmers gebruikten een stilstaande camera en voor die camera werd dan een 'toneelstuk'opgevoerd (in scène gezet). Eisenstein maakt het verhaal aan de hand van allerlei korte filmfragmenten die hij in elkaar monteert.

ATTRACTIE MONTAGE & EISENSTEIN (23 januari 1898 –11 februari 1948) was een Russische filmregisseur, vooral bekend door zijn klassieke film Pantserkruiser Potjomkin over een belangrijke volksopstand in Odessa in 1905, tijdens de eerste revolutiepoging in Rusland. Deze film is klassiek geworden vanwege onder andere de complexe montage in de trappenscène: Eisenstein hanteerde op een opmerkelijke wijze cameravoering, perspectief en montage om het gevoel van de revolutie en de onderdrukking over te brengen.
Bij Koelesjov studeerde Eisenstein filmtheorie en -praktijk en meteen zijn eerste film, "Staking" leverde hem in Parijs in 1925 een prijs op. Al in deze stomme film is zijn innovatieve stijl herkenbaar. Bijzonder verdienstelijk is manier waarop hij de montagetechniek ontwikkelde. Eisenstein gebruikte montage niet slechts om scènes met elkaar te verbinden, maar veeleer als middel om het publiek bij de film te betrekken en te beïnvloeden.
Eisenstein heeft een nieuwe manier van filmmontage namelijk de attractie montage, Dit betekent dat de beelden op een vrij hoog tempo constant wisselen.Het is een stomme film maar het lijkt toch alsof er een ritme in zit dit is een gevolg van de attractie montage. Volgens Eisenstein zorgde deze manier van werken voor meer aandacht en betrokkenheid van het publiek. Andere filmers gebruikten een stilstaande camera en voor die camera werd dan een 'toneelstuk'opgevoerd (in scène gezet). Eisenstein maakt het verhaal aan de hand van allerlei korte filmfragmenten die hij in elkaar monteert.

13 EPISCH THEATER – VERVREEMDINGSEFFECT – BRECHT – WEILL

EPISCH THEATER is verhalend theater en wordt ook wel het theater van de vervreemding of politiek theater genoemd. De opkomst van het episch theater is gedateerd in het begin van de 20e eeuw en is sterk verbonden met de Duitse theatermaker Bertolt Brecht.
Om te bereiken dat het publiek zich niet te zeer door het verhaal laat meeslepen zet Brecht zogenaamde ‘vervreemdingstechnieken’ in. Met die technieken wordt afstand gecreëerd. Het episch theater lijkt in niets op het echte leven, zo maakt het episch theater vaak gebruik van maskers of opvallende grimering. Wordt er een verteller ingezet die zich als een ceremoniemeester tot het publiek richt en commentaar geeft op de gebeurtenissen op het toneel. Ook de personages maken in hun spel het publiek steeds duidelijk dat er 'slechts' toneel gespeeld wordt: de spelers identificeren zich nooit volledig met hun rol en leveren soms zelfs commentaar op hun eigen rol of spel. Er zijn vaak wisselingen van plaats en tijd, die slechts verduidelijkt worden door eenvoudige rekwisieten zoals een naambordje en decorwisselingen vinden voor het oog van het publiek plaats. Nu en dan wordt het spel doorbroken voor een lied, maar niet zo als in een musical een verstrooiend lied maar een lied dat eerder bespiegelend is of waarin commentaar geleverd wordt op de situatie op het toneel. Ook de karakters in het episch theater lijken niet op echte mensen. Als een episch regisseur de scheiding tussen goed en kwaad ter discussie wil stellen, dan zien we aan de ene kant een stereotiepe boef en aan de andere kant een bijna heilige goedzak. Alle eigenschappen van mensen worden uitvergroot. Door deze afstandscheppende technieken te gebruiken verhindert de theatermaker dat het publiek zich teveel in de personages of gebeurtenissen inleeft. Zo kan de toeschouwer aan het denken worden gezet.

VERVREEMDINGSEFFECT & BRECHT (10 februari 1898 — 14 augustus 1956) was een Duits dichter, (toneel)schrijver en toneelregisseur. Zijn werk was sterk politiek geëngageerd. Brecht wordt gezien als de grondlegger van het episch theater. Hij werkte veel samen met de componisten Hanns Eisler en Kurt Weill. In 1933 vluchtte Brecht uit Duitsland en kwam na omzwervingen in de Verenigde Staten terecht. Hier zou hij later vervolgd worden wegens anti-Amerikaanse activiteiten, waarna hij vertrok naar Oost-Berlijn.
Brecht wordt als zoon van Berthold Friedrich en Sofie Brecht geboren. Hij komt uit een gegoede familie; zijn vader is directeur van een papierfabriek. In zijn jeugd is hij een teruggetrokken en ziekelijk kind. De jonge Brecht wordt Eugen genoemd, de roepnaam Bertolt of Berthold kiest hij zelf pas later. Na de lagere school bezoekt hij het Peutinger-Realgymnasium in Augsburg, dat hij in 1917 afsluit. Op school is hij actief in het schooltoneel en al in die tijd is hij een kritisch theatermaker. Tijdens zijn optredens bekritiseert hij de Eerste Wereldoorlog, die dan volop aan de gang is.

Omdat Brecht niet wil dat zijn publiek te zeer emotioneel opgaat in zijn theater, creëert hij de theorie van de vervreemding. Hij bereikt die vervreemding door allerlei technieken toe te passen. Zo ontdoet hij de opeenvolging van scènes van elke logica (de opeenvolging van scènes doet er niet toe) en laat hij decors veranderen voor de ogen van het publiek. Daarmee is het voortdurend duidelijk dat ze naar toneel kijken. Ook moeten de spelers bewust afstand houden van hun rol, ze mogen zich niet te zeer inleven. In tegenstelling tot method acting stellen Brechts spelers zich afstandelijk op en analyseren hun rol of de situatie zo nu en dan, waarbij ze het publiek direct aanspreken. Ook maakt hij regelmatig gebruik van een verteller die tussen scènes door de situatie op het toneel beschouwt, verduidelijkt en vragen opwerpt. Al deze technieken zijn op zich niet nieuw: de verteller is een moderne toepassing van het koor in de Griekse tragedies en Brecht haalde voor andere Verfremdungstechnieken zijn inspiratie uit de commedia dell'arte en het Oosterse theater. Zijn grote verdienste is dat hij deze technieken met een revolutionair doel toepaste.

WEILL (2 maart 1900 – 3 april 1950) was een Duits-Amerikaans componist.
Na te zijn opgegroeid in een religieuze Joodse familie in Duitsland verhuisde hij in 1933 naar Parijs en later, in 1935, naar de Verenigde Staten. Hij trouwde twee keer met actrice Lotte Lenya, voor het eerst in 1926 en, na hun scheiding in 1933, nogmaals in 1937.
De componist Weill wordt vandaag de dag nog steeds boeiend gevonden, omdat hij één van de weinige componisten is die een hedendaagse opera zo toegankelijk weet te houden zonder plat commercieel te zijn. Hij zweeft tussen mysterie en herkenbaarheid, tussen humor en ernst, tussen naïviteit en cynisme. Weill wordt door zijn Dreigroschenoper en de Mahagonny in een adem genoemd met Bertolt Brecht. Deze werken zijn echter maar een klein deel van het repertoire van één van de belangrijke 20ste-eeuwse componisten.

Voor De Driestuiversopera werkt Weill samen met Brecht. Weill schrijft de balladen, Brecht de tekst. Weill maakt in zijn muziek in die tijd veel gebruik van eigentijdse dansmuziek, zoals de blues en de tango, en van oudere populaire muziek, zoals opera en cafémuziek. Door vals aandoende noten, bewust grove instrumentatie en onverwachte pauzes prikkelt hij zijn luisteraars oplettend te blijven. Weill en Brecht verwerven een enorme bekendheid met het stuk. De muziek is nog altijd bij bijna iedereen bekend, ook bij degenen die nog nooit van Weill en Brecht hebben gehoord.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.