Rolverdeling in het gezin in de 19e eeuw en nu

Rolverdeling in de 19e eeuw en nu. Intro: Deze opdracht gaat over de rolverdeling in de 19e eeuw en de rolverdeling van nu. Vroeger was de vrouw ondergeschikt aan haar man. In dit werkstuk word onderzocht hoe sterk dat verschil was. De informatie haal ik uit de bronnen die in mijn geschiedenisboek en werkboek staan. 19e eeuw: · Welke taken hadden mannen en vrouwen op het gebied van huishouden en arbeid en op andere gebieden? De vrouw had de taak om gehoorzaam te zijn aan haar man en voor haar man te zorgen. Ze kookte voor hem. Op zaterdag, als hij vrij was, werkte zij extra hard. Ze maakte het hele huis schoon, bakte brood, deed alle inkopen voor de week, kleren verstellen en haar gewone werk zoals voor haar kinderen zorgen kwam er ook bij, zodat de arme vrouw vaak de hele zaterdag tot laat in de avond bezig was. Als het gezin erg arm was moest de vrouw ook nog wel eens buitenshuis werk doen om rond te komen. Ze verloor dan echter al het aanzien dat ze nog had. Vaak werd er daarom gekozen voor thuis, voor geld, klusjes voor anderen te doen, zoals kleren naaien of schoonmaken. De man moest zijn vrouw financieel onderhouden en haar beschermen. Hij moest haar van al het nodige voorzien; voeding, onderdak, kleding, geneesmiddelen. De man gaf zijn vouw huishoudgeld, daar moest ze zelf alle boodschappen van doen. Hij werkte buitenshuis voor dit geld. De man moest eigenlijk ook zijn kinderen opvoeden, maar had daar geen tijd voor zodat die taak bijna helemaal voor de vrouw was.
· Welke rechten hadden mannen en vouwen op het gebied van woonplaats en bezittingen en op andere gebieden? De vrouw woonde in haar man’s huis. Ze leefde van het geld dat haar man verdiende. Meestal had ze zelf nauwelijks bezittingen, maar was alles ook van haar man. Ze was zelf als een bezit van haar man. Als er sprake was van een scheiding kreeg de vrouw niks. Een enkele keer waren man en vrouw niet in gemeenschap van goederen getrouwd en had ze haar eigen geld. Dit geld was dan meestal van een erfenis. Pas na 1857 was het mogelijk voor een vrouw om een deel van haar man’s bezittingen te krijgen na een scheiding. Als de man wilde verhuizen moest zijn vrouw met hem meegaan, als de nieuwe woonplaats tenminste bij hun sociale positie paste. De man was degene die zijn gezin moest onderhouden, dus de man moest de baas zijn. De man was ook in de positie om zijn vrouw een draai om de oren te geven als zij iets deed wat hem niet aanstond. Vrouwen hadden er niks tegen in te brengen en als ze er problemen mee hadden, moesten ze maar bij die man weg gaan, maar dan hadden ze niks meer en gingen dan vaak het klooster in. Hij nam goede beslissingen en mocht doen wat hij wilde, zolang het bij zijn status en algemene gedragsregels van de gemeenschap paste. · Welke beroepen hadden mannen en vrouwen? De vrouw werkte niet. Het was een grote schande voor een vrouw om te werken. Bepaalde dingen zoals voor een ander schoonmaken of koken kon wel onbeschaamd gedaan worden. Net zo als voor andermans kinderen zorgen of kleren naaien. Maar dit waren dan ook typisch ‘huisvrouw werkjes’ De man werkte buitenshuis. Veel mannen werkten in een fabriek. De mannen van een hogere klassen hadden natuurlijk ook belangrijker werk. Die bezaten zelf een fabriek of ander bedrijf en hadden mannen van lagere klassen voor zich werken. · Welke karaktertrekken werden aan mannen en vrouwen toegeschreven? De vrouw was een gevoelig ‘schepsel’ dat bescherming nodig had van anderen. Een vrouw had niet het karakter om te werken. Eigenlijk waren vrouwen slecht, want het was de vrouw die schuld had aan de zonde. Dat was ook de reden dat ze zich helemaal aan haar man moest onderwerpen. De man was leidinggevend en overheersend. 20e eeuw: · Welke taken hebben mannen en vrouwen op het gebied van huishouden en arbeid en op andere gebieden? De vrouw is nog steeds het meest bezig in het huishouden, maar niet meer zo extreem als vroeger. Meestal helpt haar man haar wel een beetje. De meeste vrouwen werken nu ook. Parttime of fulltime, en kunnen het huishouden dan vaak helemaal niet alleen aan. Soms nemen ze dan ook een schoonmaakster in dienst. Ook de kinderen worden voornamelijk door de vrouw opgevoed. Als ze hier ook geen tijd voor heeft, heeft ze daar oppassers en kinderdagverblijven voor. De man werkt meestal meer dan de vrouw. Vaak verdient hij ook het meeste geld. Hij zorgt ook wel voor de kinderen, maar meestal doet de vrouw het meest. Hij helpt zijn vrouw soms ook in het huishouden, maar niet al te veel. Er zijn ook huismannen, die doen alles in huis en laten de vrouw werken. · Welke rechten hebben mannen en vouwen op het gebied van woonplaats en bezittingen en op andere gebieden? De vrouw is meestal met haar man getrouwd in gemeenschap van goederen en heeft dan net zoveel inspraak en recht op zaken als haar man. Als ze scheiden worden deze dingen eerlijk door een rechter verdeeld. Sommige vrouwen zijn niet in gemeenschap van goederen getrouwd en hebben hun eigen dingen, waar hun man niet aan kan komen en wat dus ook zeker niet naar de man gaat als ze scheiden. De man heeft hetzelfde verhaal. In dit onderwerp zit er nauwelijks verschil tussen man en vrouw. Ze hebben samen een huis en auto en het geld wat ze verdienen is van allebei. Behalve natuurlijk als ze niet in gemeenschap van goederen zijn getrouwd.
· Welke beroepen hebben mannen en vrouwen? De vrouw kan bijna alle beroepen doen. Bepaalde beroepen worden (nog) niet gedaan door vrouwen zoals stratenmaker, marine, bouw. Vooral de lichamelijk zware beroepen worden dus niet gedaan door vrouwen. Ook heeft een vrouw minder vaak een belangrijke leidinggevende baan. De man kan ook bijna alle beroepen doen. Maar ook voor de man zijn er bepaalde banen die ze niet doen. Hier zijn het de banen zoals verpleging, kinderopvang, secretaresse. · Welke karaktertrekken worden aan mannen en vrouwen toegeschreven? De vrouw heeft nog steeds over het algemeen een zacht en gevoelig karakter. Ze komt nu meer voor zichzelf op, maar ze blijft fysiek van het zwakkere geslacht. De man vindt nog steeds dat hij zijn vrouw moet beschermen. Hij vindt min of meer nog steeds dat hij leiding moet geven aan het gezin, maar dat gevoel is niet meer zo sterk als vroeger. Conclusie: Vroeger mocht de man alles. Hij was de baas en zijn vrouw had hem maar te gehoorzamen als een hond, en dan moest ze eigenlijk ook nog van hem houden. Nu zit dat idee er bij sommigen nog wel in, maar de vrouwen zijn behoorlijk geëmancipeerd. De mannen trouwens ook.