Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Het huwelijk in de middeleeuwen

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 1079 woorden
  • 9 februari 2009
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
40 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Oestrogenen in de Donkere Eeuwen
De vrouw was onderdanig aan de man, want, zo staat geschreven:

“het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man”

Met misbruik van o.a. deze Bijbeltekst zijn vrouwen lange tijd onderdrukt geweest in de religieuze middeleeuwen waar de Kerk en geestelijken een aanzienlijke positie hadden.

Geschiedenis is zeer belangrijk. Het leren over vroeger is belangrijk om te weten waar de wereld-situatie van hedendaags vandaan komt. In de middeleeuwen is de stem van de vrouw moeilijk te horen: de middeleeuwen waren de ‘manneneeuwen’. Zelfs bij de hoofse liefde, waarin de vrouw zo op de voorgrond treedt, is zij het middelpunt van een spel tussen de heren. Dat de middeleeuwse samenleving een mannelijke samenleving was, of beter gezegd: een door mannen gemaakt, valt niet te betwisten. Het typische haantjesgedrag van mannen vandaag de dag is te verklaren vanuit de Middeleeuwen. Jongens werden toen geen enkel ander doel voor ogen gehouden dan seksegenoten de loef afsteken en glorie verwerven. Hiervoor waren codes ontwikkeld, de zogenaamde riddercode.

De nu als onveranderlijk beschouwde vrijheid zelf over zijn huwelijk te beslissen had in de autoritaire, door de familie bepaalde werkelijkheid van de late Middeleeuwen weinig kans. De buitengewone betekenis van huwelijkssluitingen – als middel om machts- en bezitsstructuren te vestigen en in stand te houden – maakte het in de bezittende en machtige hogere lagen van de samenleving de meisjes vrijwel onmogelijk invloed uit te oefenen op de huwelijksplannen, die door de oudere generatie voor hen werden uitgestippeld. Ondanks de kerkelijke leer van de instemming der echtelieden regelden vaders, moeders, vrienden en verwanten de toekomst van hun kinderen, nichten en kleindochters. Echter hadden eveneens de jonge mannen nauwelijks méér recht op inspraak dan de meisjes van hun leeftijd.

De specifieke onderdrukking van vrouwen door gearrangeerde huwelijken ligt eerder in het feit dat hun bestaan werd teruggebracht tot dat van echtgenote aan de zijde van een man om diens (familie)belangen en behoeften te dienen. Echter hebben (jonge) vrouwen steeds weer geprobeerd invloed uit te oefenen op de beslissing, hetzij doordat zij hun huwelijk achteraf voor een kerkelijke huwelijksrechtbank nietig wilden laten verklaren, hetzij doordat zij de bescherming van kloostermuren en kuisheidsgeloften zochten om aan de huwelijkspolitiek van de familie te ontkomen. Wanneer tot het huwelijk besloten was, werd de verhuizing van het kindbruidje bewerkstelligd. De jonge bruid belandde in een nieuwe familie, een nieuwe gemeenschap – en zij werd als een kind uit de familie behandeld. Die ervaring hoeft niet onaangenaam geweest te zijn – vele vrouwen deelden de gedachtegoed dat het huwelijk de beste van alle mogelijke levenswijzen voor een vrouw was en dat men er al vroeg voor moest zorgen dat een dochter aan de man kwam. Dat was dan ook de grondslag van de in de hoogste kringen wijverbreide gewoonte van het kinderhuwelijk. Eveneens de patricische families en de lagere adel beschouwden een meisje met twaalf tot vijftien jaar ‘huwbaar’ en werd zij op die leeftijd uitgehuwelijkt. Daarmee werd echter de kans kleiner dat meisjes en jonge vrouwen hun eigen wens konden volgen bij een huwelijk. Op één punt lijkt iedereen het eens te zijn: de echtgenote moet jong zijn, in ieder geval, volgens de advies van Aristoteles, is een maagd te verkiezen boven een weduwe. Naïviteit en onerwarenheid van de echtgenote, beslist géén gebrekken, bieden de toekomstige echtgenoot een waarborg voor de kneedbaarheid van zijn vrouw.

Echter, hoe beleefden de vele jonge meisjes en vrouwen echter het dagelijkse huwelijksleven aan de zijde van een man die zij vaak amper kenden en voor wie zij in de meeste gevallen ook geen liefde konden voelen?

Vooral op dit gebied kon de kerkelijke leer van het huwelijk uit genegenheid moeilijk ingang vinden tegen de maatschappelijke machtsverhoudingen in – en wilde dat eigenlijk ook niet. De verhouding tussen man en vrouw mocht niet die van twee gelijkgerechtigde partners zijn, want:

‘...weest elkander onderdanig in de vreze van Christus. Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan den Here...’ (Eph. 5: 21-22).

Deze uitspraak uit het Nieuwe Testament had ook in de late Middeleeuwen haar geldigheid nog niet verloren. Een goed huwelijk was de gemeenschap van man en vrouw naar de kerkelijke zedenleer pas als de man ‘regeerde’ en de vrouw – onvoorwaardelijk – gehoorzaamde. Daarnaast had de kerk verbodsbepalingen voor seksuele gemeenschap. Bijvoorbeeld; de vrouw mocht niet menstrueren, géén zwangerschap, niet tijdens het vastentijd, feestdagen en/of zondag. In de middeleeuwen werd aan de vrouw bijvoorbeeld een totale aseksualiteit toegeschreven. Seks diende alleen voor voortplanting en was geen reden tot genot.

Liefde was een aangename toevoeging aan het geluk en de voortdurende inspanning van het dagelijkse samenleven, maar geen vooronderstelling voor een functioneel echtelijk samenleven.

Even belangrijk als huwelijk en burgerlijke staat was in de middeleeuwse gedachtenwereld het moederschap voor het dagelijks leven van de vrouw en haar positie in de samenleving. Kinderen baren en opvoeden werd als een van de belangrijkste taken, als ‘roeping’ van de vrouw beschouwd, vooral in de mediterrane gebiedens van Europa. Een goed huwelijk moest kinderrijk (acht à tien kinderen) zijn, een goede echtgenote moeder – iedere andere mogelijkheid werd als abnormaal beschouwd. Het succes van die inspanning bij de leken was gering. Het was in de dertiende eeuw niet ongewoon dat vrouwen verstoten werden omzat zij ook na verscheidene huwelijksjaren kinderloos gebleven waren. In de loop van de latere Middeleeuwen bereikten zogenaamde ‘maagdelijke’, niet door de bijslaap voltrokken of kinderloze huwelijken zelfs de ‘eer der altaren’ en werden kinderloze gehuwde vrouwen heilig verklaard.

Kinderen waren in de Middeleeuwen te beschouwen als een nuttige investering voor een verzekerde oud dag en hielpen al vroeg - vanaf een jaar of vier - mee in huis en tuin. Echter werd het leven van de ‘kinderen’ verdeeld in twee levensfacen. De ‘infantia’ en de ‘pueritia’. De infantia liep van de geboorte tot circa het zevende levensjaar. Dit was als ware de echte ‘kindertijd’ waarin men genoot van het spelen. De pueritia liep van het zevende tot circa het vijftiende jaar. Dit was de periode waarin de kinderen naar school gingen. Althans, de rijke. De meisjes uit de arme gezinnen hielpen in het huishouden,of werkte in het huishouden bij rijke mensen in huis en de jongens waren werkzaam bij bijvoorbeeld een hoefsmid of een bakker.


Door: Isil ..

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.