Plantinga

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 5e klas havo | 510 woorden
  • 4 november 2003
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 7
4 keer beoordeeld

Plantinga stelt de vraag of het geloof rationeel aanvaardbaar is. Er wordt vaak gezegd dat het geloof in God recht tegenover de resultaten van wetenschappelijk onderzoek staan. In zijn vroegere boeken gaat hij in op de traditionele godsbewijzen. Hij is van mening dat hier waardevolle redeneringen gegeven worden, waar de andere filosofen niet mee eens zijn. Hij houdt zich uitvoerig bezig met het probleem van het kwaad. Er bestaan geen logische tegenstrijdigheid tussen de bewering dat een liefdevolle en almachtige God bestaat en de bewering dat er kwaad bestaatin de wereld. Plantinga laat zien dat er voor het geloof gesproken geen moeilijkheid ligt. Want het is volstrekt denkbaar dat God de mens een mate van vrijheid heeft geschonken, dat Hij niet kan voorkomen dat de mens er soms vrijwillig voor kiest het kwade te doen. Ook al heeft een gelovige geen enkel bewijs voor het bestaan van God, daar is intellectueel gesproken niets verkeerd mee. Deze stelling is erg spraak makend. Men kan interlectueel gesproken gerechtvaardigd zijn om in God te geloven, ook al is dat geloof niet gebaseerd op (of afgeleid van) redenering of bewijs. Want, zegt hij, we hebben veel overtuigingen, zelfs waardevolle overtuigingen, zonder dat we die overtuigingen in strikte zin des woord kunnen bewijzen. Vb. Ik weet dat ik me moe voel, zonder dat ik dit kan bewijzen of door een redenering aannemelijk hoef te maken voor mezelf (of anderen). Vb. Ik weet dat eerlijkheid beter is dan oneerlijkheid, ook al wet ik dit niet op basis van een redenering of bewijs. Plantinga zegt dat mensen onder normale omstandigheden een besef van God hebben. Hij verwerpt hiermee het zogenoemde klassieke funderingsdenken. Rationeel zijn (volgens dit denken) alleen die beweringen of overtuigingen waarvan we de waarheid met behulp van de reden of zintuigen kunnen inzien, of die uiteindelijk kunnen worden gebaseerd op beweringen of overtuigingen waarvan we de waarheid met behulp van de rede of de zintuigen kunnen inzien. Geloof in God voldoet niet aan deze eisen en zou daarom verwordpen moeten worden. Dit lijkt niet te kloppen omdat er ook beweringen over het bestaan van het verleden niet aan die eisen voldoet maar door ons toch rationeel genoemd worden. Plantinga bestrijd dit door zich af te vragen hoe het gesteld is met de rationaliteit van die rationaliteit zelf. Voldoet die wel aan haar eigen eisen? Hij toont aan van niet: We zien de waarheid ervan niet onmiddellijk in en we hebben er ook geen argumenten voor. Oftewel, deze rationaliteitopvatting heft zichzelf op. In het verlengde hiervan heeft Plantinga geschreven over vragen als: Wat is kennis? Wat maakt een ware bewering tot kennis? Kunnen we echt kennis van de werkelijkheid hebben? Onder welke condities kunnen we zeggen dat we kennis hebben? Hij geeft aandacht aan verschillende bronnen zoals zintuiglijke waarnemingen, het geheugen, de reden, het bewustzijn. De gedachte daarin is dat God ons geschapen heeft met een keur aan vermogens die ons kennis bieden van de werkelijkheid waarmee wij interacteren. Zijn bedoeling is om een kennistheorie te ontwikkelen waarin het geloof in God een volwaardige plaats inneemt.

REACTIES

J.

J.

Beste schrijver(-ster),

Ik vind dat je een er goed, kort en bondig stuk hebt geschreven en waar ik dan ook dankbaar gebruik van heb gemaakt.
Ik ben echter erg benieuwd welke bronnen je hebt gebruikt om dit stuk te schrijven. Zou deze bronnen(hetzij boeken of internetadressen) ff naar m'n willen mailen?

Alvast bedankt!!!

Jeroen

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.