Themakatern westoost afdeling II

Beoordeling 3.5
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 4e klas havo | 1281 woorden
  • 12 oktober 2007
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 3.5
2 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Afdeling II opdrachten

Opdracht 8
Opdracht 11
Opdracht 16
Opdracht 23
Opdracht 25

Opdracht 8
1. Het verhaal vertelt een ander verhaal over een vrouw dat een muildier wordt.
2. Het gaat over Allah, van het geloof de Islam, een geloof wat vooral in het oosten voor komt. De namen zijn over het algemeen ook oosterse namen.
3. a. Een aantal sprookjes zijn; Roodkapje, Sneeuwwitje, Doornroosje, De gelaarsde kat en Hans en grietje.
b. Het begin en slot vertonen vaak een vast patroon. Het begint vaag in tijd en plaats (er was eens in een ver land). Aan het einde komt alles goed (ze leefden nog lang en gelukkig).
Het gaat vaak over de strijd tussen goed en kwaad. Het goede overwint. De zwakste of jongste wint meestal onder het motto: wie niet sterk is, moet slim zijn.
Dieren en/of planten hebben menselijke eigenschappen en kunnen vaak spreken.
Er komen wonderen in voor.
Er is nauwelijks karakterontwikkeling. De figuren zijn goed of slecht.
4. De sprookjes van de Gebroeders Grimm is toch wel de meest voorkomende.
5. a. De grijsaard loopt weg en hij zal de koopman tegenkomen en een ander verhaal vertellen aan anderen.
b. De grijsaard liep van geluk weg totdat hij de koopman zag…

Opdracht 11

1. a. Offerfeesten, nieuwjaarsfeesten en sprookjesvertelling.
b. 6b: De geesten worden weggejaagd, de dame is vrolijk. Met haar handen beeld ze uit dat het tijd is voor rijping. Een tijd van liefde en geluk breken aan.
2. 6a; Ze kijkt ernstig en moeilijk.
6b; Hij jaagt de ander weg met zijn handen.
6b; de kleding is een afschrikmanoeuvre.
3. a. Confrontatie tussen goed en kwaad. Het houdt elkaar in evenwicht tot de volgende confrontatie. Het zou beiden nooit verdreven worden.
b. Het kwaad/de weduwe/Ranga, dwingt prinses haar zoon te offeren, door betoveringen.
c. Ranga; veel haar, groot, eng, gevaarlijk.
Prinses; mooi.
Het goede; masker, veel rood, veel bladgoud, mooi.
d. Ranga; grof, stampend.
Prinses; sierlijk.
Het goede; hakkerig, zwevend.

Opdracht 16

1. a. –
b. Veel kleine details.
Veel natuur in de kleding verwerkt.
2. a. –
b. Ja, je ziet veel landschappen en de zomerse gele, oranje en rode kleuren.
3. a. Het is een oude gebruiken in Japan, waarschijnlijk is het begonnen met bij de adellijke vrouwen of de geisha’s. Zijde is ontdekt door een vrouw van de imperator. Zij haalde een pop van een rups uit het water, en heeft hier een draad van gemaakt dat zijde voorstelde. Ik denk dat de traditie en design zich over de eeuwen heen ontwikkeld heeft. Het is daar nog steeds gebruikelijk om zijden jurken met zulke versieringen als deze te maken, die een beetje op een kimono lijken.
b. Het geeft glans en is hierdoor ook erg mooi. Het is een lichte stof, daarom gebruikt men er veel van om zich een beetje warm te houden.
4. a. Bij bijna alle afbeeldingen stellen de decoraties een soort landschap voor. Ook komt het kleurgebruik redelijk overeen. Zowel bij a als b zijn er plooien te zien. Afbeelding d lijkt dus minder op de anderen.
b. Afbeelding d vind ik er wat minder op de andere afbeeldingen lijken want deze kleding is gemaakt van ander materiaal. Ook is het kleurgebruik wat anders. Er worden vooral wat fellere kleuren gebruikt.
c. De verschillen hebben vooral te maken met het verschil in tijd. Die van 9a is eind 18e eeuw gemaakt en 9b rond 1980. Het jasje en de rok van afbeelding 9d zijn gemaakt in 1997.
d.
• Tekenen op de stof met zwarte inkt; 9a, b, d.
• Borduren; 9a.
• Bedrukken met behulp van sjablonen; 9d.
• Knoopverftechniek; 9b, d.
• Laagjes stof over elkaar heen bewerken; 9d.
• De stof rimpelen, smocken; 9b, 9d.
5. a. Met deze techniek zal vast nog wel geëxperimenteerd worden door westerse kunstenaars. Ik denk dat borduren en de stof rimpelen tegenwoordig nog het meest voorkomt in dagelijkse kleding. Maar tekenen op de stof met zwarte inkt zal waarschijnlijk nauwelijks meer voorkomen.
b. 9a, ik vind de afwerking erg mooi, en ook het kleurgebruik spreekt mij aan. De stof is erg mooi en het zal waarschijnlijk heel mooi zitten.
c. Nee, dit behoort totaal niet tot mijn kledingstijl. Is er ergens op een feest een dresscode Japan, dan zal ik het een leuk idee vinden. Ook als bekend iemand kan je vaak wat andere kleding dragen. Ook dan zou ik het wel leuk vinden.

Opdracht 23

1. Afrikaanse dingen staan hier afgebeeld. 18c is een mooi schilderij, maar het voorwerp van 18a en afbeelding 18b vind ik een beetje vreemd.
2. a. 18a; Afrikaans en oosters. Vanuit het midden-oosten.
18b; Afrikaans, maar ook westers door de getallen en de nette kleding van de man rechts op de afbeelding.
18c; Afrikaans; en ook weer westers. Westers door het vogeltje op de hand, de kaarten bij iemand anders in de hand, en bij weer iemand anders een boek in de hand.
b. De tegenstelling blank; zwart en arm; rijk.
3. 18a; Hij is geboren in de wereld van blanken die hem levenslang in armoede hielden. Er was geen verklaring waarom, alleen wees onderdanig anders wacht je een straf op. Het leven was zwaar, je kon boven je longen uit gillen en naar lucht happen, maar je bleef slaaf en de enige uitweg naar vrijheid was de dood! Terwijl de blanken op zijn botten hun rijkdom opbouwden.
18b; Er was geen onderscheid gemaakt tussen de kinderen met een donkere huid. Ze werden allemaal verkocht, naakt en arm met geen enkel bezit. Verkocht om een slaaf te zijn naar een leven vol lijden. Ze werden beschouwd als volwassenen, alsof ze alles aan kunnen. Terwijl de blanken van hun rijk werden.
18c; De eervolle en nobele zwarten ontvingen de blanke man met liefde, ze gaven hem alles makkelijk. De man moest alleen beslissen wat hij van ze wilden en ze deden het, zo onderdanig waren ze. Zo makkelijk om geld aan te verdienen, net vee. En het ging ook alleen om het geld dat zij niet kregen, maar bij de slavenhouder inleverden. Zij hadden discipline en trots, maar hij blijkbaar niet. Het ging hem alleen om het geld.
4. In alle 3 de afbeeldingen wordt er veel gebruik gemaakt van dezelfde kleuren. Veel bruin van de huidskleur en de armoede. Het wit in de doeken staat voor rijkdom.
Beide schilderijen zijn van olieverf op doek, en het voorwerp is natuurlijk van iets heel anders gemaakt. Het lijkt vooral op metaal en bot. Alle 3 de afbeeldingen hebben ook iets van armoede en stralen ongeluk uit.
5. a. 18c spreekt mij het meeste aan, omdat deze het beste wordt uitgebeeld naar mijn idee. Ook vind ik het rechte in het schilderij allemaal heel erg mooi.

Opdracht 25
1. a.
• Open-gesloten
• Groot-klein
• Donker-licht
• Rood/oranje – blauw.
b. Beton, met verf. Dit zie je op de muren zelf.
c. Deze dynamiek ontstaat door de afwisseling in hoogtes van de muur. De gleuven in de muur. Het gebruik van natuur rondom de gebouwen, die constant bewegen.
2. a. De kleuren vind ik niet westers. De kleuren rood en oranje vind je vooral in oosterse landen terug. In Westerse landen zie je vaak rustigere, lichtere kleuren.
b. Ik vind de bouwwerken erg mooi. Dit zie je nauwelijks hier in Nederland wat het ook zo interessant en mooi maakt. Het straalt vrolijkheid uit. Hier stel ik mij ook warme temperaturen bij voor.
c. Ik zou dit in rustige plekken plaatsen, zodat het opvalt en ook het punt van het veld is. Een park is een mooie plek, het maakt het ineens door deze drukke, felle kleuren een stuk rustiger.
3. Het is erg praktisch vanwege dat de paarden hun weg goed zien, en zij niet zomaar weg kunnen. Het is beeldend vanwege de kleuren en de vormen die de bebouwing hebben. Deze kleuren moeten iets uitstralen en hebben verder geen praktische functie. De vormen maken het speelser.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.