Istanbul
Inhoud:
I Blauwe Moskee
II Hippodroom
III Grote Bazaar
IV Topkapipaleis
V Galatabrug
VI Galatatoren
VII Gouden Hoorn
VIII Süleyman Moskee
IX Chorakerk (Kariye Cami)
X Dolmabahçe Paleis
XI Tünel
XII Specerijenbazaar
XIII Haghia Sophia
XIV Grieks-Orthodox-Patriarchaat
Hieronder volgt een overzicht van de gebouwen/torens enz. die we in Istanbul bezocht hebben:
I. De Blauwe Moskee:
De Blauwe Moskee dankt haar naam aan het blauwe tegelwerk in het interieur. Zij behoort tot de beroemdste religieuze bouwwerken ter wereld. Het monument werd in opdracht van sultan Amhet 1 tussen 1609 en 1616 gebouwd door Mehmet Aga, de architect van de sultan. Uniek aan deze moskee is het aantal minaretten: 6. Via een van de vijf poorten kom je in het voorhof, dat aan drie zijden een overdekte gewelfde galerij heeft en met de vierde zijde op de moskee aansluit. Deze galerij heeft dertig koepels, die door 26 marmeren zuilen met stalactietenversiering aan de bovenkant, gedragen worden. In het centrum staat een reinigingsfontein. Het oppervlak van de moskee is vrijwel vierkant en het wordt overwelfde door een grote centrale koepel van 23 meter in doorsnede. Deze koepel wordt gedragen dor vier bogen en vier marmeren zuilen.
Aan alle zijden wordt de hoofdkoepel geflankeerd door halfkoepels, die op hun beurt weer door halfkoepels omgeven zijn. De buitengewone grootte van de koepel geeft ruimte voor het extra grote aantal ramen in de moskee. Het zijn er 260 en er valt een warm licht door op de schilderingen en de blauwe tegels.
In de linkerhoek van de moskee staat de loge van de moskee. Bijzonder zijn de met groene tegels en mozaïeken versierde gebedsnis, de met paarlemoer ingelegde houten deuren, de vergulde tegels en de fijn bewerkte balustraden van marmer.
De kleuren van de schilderingen in de koepel, o.a. de namen van de kalief’s, zijn afgetemd op de blauwgroene tint van de tegels beneden, wat een bijzonder effect geeft.
De witmarmeren mihrap (gebedsnis) is versierd met edelstenen en een stukje van de heilige zwarte steen uit Mekka.
Het graf van de opdrachtgever Ahmet 1, ligt noordoostelijk van de moskee. In dit mausoleum zijn ook de sultans Osman II en Murat IV bijgezet. Tot in de 19e eeuw werd de Blauwe Moskee gebruikt als startpunt voor de jaarlijkse pelgrimstocht naar Mekka.
II. Hippodroom
In 203 begon Septimus Severus met de bouw van het Hippodroom, naar voorbeeld van het Circus Maximus in Rome. Onder Constantijn I werd het oppervlak danig vergroot en uiteindelijk, in 325, was het gereed. Het geheel had een hoefijzervorm en een grootte van 400 x 120 meter. Op de 40 rijen zitplaatsen was plaats voor 100 000 toeschouwers.
Deze tribunes lagen aan drie zijden, met aan de vierde oostelijke zijde de keizerlijke loge en waren alle afgeschermd door hoge muren. Over de gehele middenas lag een verhoogd geplaveid gedeelte (spina), waarvan men de wagenrennen in goede banen kon leiden. In de tijd dat er nog gevechten met wilde dieren gehouden werden in het Hippodroom, lag hier een greppel. Later, toe wagenrennen de gevechten vervingen, werd deze greppel opgevuld. Op deze spina waren talloze zuilen, obelisken en standbeelden uit verschillende delen van het Rijk bijeengebracht. Drie monumenten overleefden de vele eeuwen en staan nu nog op dezelfde plaats.
Boven de Keizerlijke loge, op twee torens, stonden vier bronzen paarden, gemaakt door Lysippos. Door de kruisvaarders zijn deze beelden in de 13e eeuw overgebracht naar Venetië, waar zij te zien zijn op het San Marco plein.
Net als nu bestonden er in die tijd verschillende teams die aan de rennen deelnamen. Dit waren goed georganiseerde verenigingen. Die namen droegen als de Blauwen, de Groenen, De Roden en de Witten ( Zee, Aarde, Vuur en Lucht). Zij bezaten eigen paarden, stallen en clubs waarvan mensen officieel lid konden worden. Later werden deze organisaties onder regeringsgezag geplaatst en werden de leden gevormd door de soldaten van de keizer.
De aankondiging voor de rennen werd een dag van tevoren gegeven door het hangen van een wit zijden zonnescherm boven de keizerlijke loge. Dezelfde nacht verzamelde het publiek zich reeds voor de poorten en werd de volgende ochtend toegelaten tot de Hippodroom. De strijdende partijen waren niet alleen concurrenten op het sportieve vlak, maar vertegenwoordigen ook een politieke richting. Dit resulteerde in verbeten gevechten, die zicht uitbreidden tot buiten het Hippodroom. De bloedige Nika-opstand is daar een voorbeeld van. Als gevolg daarvan gaf de keizer nog maar zelden opdracht tot het houden van wagenrennen en verbood het tenslotte. Het Hippodroom werd een plaats voor feestelijke en ceremoniële gebeurtenissen.
De grootste vernielingen werden aangericht door de Kruisridders. Zij lieten alle aanwezige waardevolle metalen omsmelten tot munten, om hun geldverslindende kruistochten te bekostigen.
Toen de Turken de stad veroverden, vonden zij een met puinhopen bezaaid terrein. Zij bouwden het plein weer op en verfraaiden de omgeving mt vele bouwwerken die getuigen van de onsterfelijke Turkse architectuur en kunst. Drie monumenten uit de tijd van het Hippodroom staan nog op hun originele plaats: de Egyptische obelisk (Thodosius obelisk), de Gemetselde obelisk (Constantijns obelisk) en de Slangenkuil. Hieronder volgt een verdere uitleg van de drie monumenten:
a) De Egyptische obelisk (Theodosius obelisk)
Dit is oorspronkelijk een Egyptisch monument ter ere van Farao Toetmosis III (1504-1450 v. Chr.), opgericht bij de tempel van Karnak. Het bestaat uit één stuk rode porfier van 25 meter hoog). De verbazend goed bewaarde hieroglyfen vertellen van de overwinningen van de farao. In de top is de farao afgebeeld, knielend en offeren aan de god AmonRa. In 390 werd de obelisk door keizer Theodosius I naar Constantinopel overgebracht en in 32 dagen opgericht op het Hippodroom. De obelisk staat op 4 bronzen voetstukken op een marmeren sokkel van 6 meter hoog.
De sokkel is versierd met reliefs: aan de noordzijde beelden van het oprichten van de obelisk en toekijkende keizer, op de oostzijde de keizer en zijn familie als toeschouwers bij de wagenrennen. De zuidzijde toont de keizerlijke familie die een gevecht met wilde beesten bijwoont en op de westzijde zie je de overwonnen vijanden van de keizer die hem eer betuigen. Naast deze figuratieve afbeeldingen draagt de sokkel twee inscripties in Grieks en Latijn.
b) De Gemetselde obelisk (Constantijns obelisk)
Deze obelisk werd vermoedelijk in de vierde eeuw opgericht. Het 32 meter hoe monument bestaat uit kalksteen en was met vergulde, bronzen platen bekleed. Constantijn VII Porphyrogetus (913-959) restaureerde de zuil en liet inscripties aanbrengen op de platen die vertellen van de daden van zijn grootvader. Op de sokkel vind je nu nog de volgende inscriptie: ‘Constantijn restaureerde dit geruïneerde monument en maakte het fraaier dan het origineel’. De aanwezige beplating werd door de kruisvaarders in 1204 gesmolten en tot munten verwerkt. Opgravingen in de buurt van de obelisk wezen uit dat zich op alle hoeken van het monumenten fonteinen bevonden hebben.
c) De Slangenkuil
Dit is een van de oudste monumenten van Istanbul. Het is een onderdeel van groter monument dat door de Grieken werd opgericht ter herinnering aan de slag bij Salamis e Platae, waar in 479 v. Chr. de Perzen verslagen werden dooreen gezamenlijke macht van 31 Griekse steden. Oorspronkelijk was dit monument een drager van een gouden schaal en stond in de Appollotempel te Delphi. De drager was gegoten uit de bronzen wapens van de overwonnen Perzen. De gespiraliseerde zuil bestond uit drie verstrengelde slangen die met hun koppen een gouden driepoot met gouden schaal droegen. Twee slangen zijn teruggevonden en te bezichtigen in het Archeologisch Museum in Istanbul en het British Museum in Londen. De derde is spoorloos. De werkelijke hoogte van het nu 5,5 meter hoge monument was 8 meter. Men vermoedt dat Constantijn de zuil overbracht naar Istanbul.
III. Grote Bazaar (Grand Bazaar, Kapali Çarsisi)
Deze grootste overdekte markt van Istanbul werd in 1461 door Mehmet de Veroveraar opgericht met als doel de handelaren een veilige plaats te bieden voor hun dagelijkse verkoop. Süleyman de Schitterende liet de Bazaar in 1701 vergroten en verbouwen tot het huidige winkelcomplex met een oppervlakte van 30.702 m2 en 65 straten. Ook de directe omgeving van de Bazaar wordt beschouwd als een onderdeel daarvan, omdat de aangrenzende handelsgebouwen (han) toegang hebben tot de Bazaar. Deze huizen zijn vanwege een typisch eigen karakter de moeite van het bekijken waard. Binnen de muren van de Bazaar bevinden zich een grotere en een kleinere moskee, 21 handelshuizen, 2 bedestans (bewaarplaats voor kostbare goederen), fonteinen, een bron, een reinigingsfontein en 3300 winkeltjes. Via één van de acht grote of tien kleinere poorten kom je de Bazaar binnen. Ze sluiten om 19:00 uur de poorten en daarna wordt de Bazaar door circa 50 wachters bewaakt.
IV. Topkapipaleis
Nadat Mehmet de Veroveraar Istanbul had ingenomen gaf hij de opdracht tot het bouwen van een paleis op Beyazit Plein. Daarvan is niets meer bewaard gebleven. Mehmet gaf later de opdracht tot het bouwen van een Yeni Saray (een nieuw paleis) in Srayburnu, de paleispunt, gekarakteriseerd door een schitterende ligging tussen de Bosporus, de Gouden Hoorn en de Zee van Marmara. Het oude paleis kreeg de functie van woonplaats voor de weduwen, de in ongenade gevallen vrouwen of concubines van de sultans.
Het paleis kreeg de naam Topkapi Sray, genoemd naar de kanonnen die voor de poort stonden (top = kanon, kapi = poort) en verrees op de zogenaamde eerste heuvel van Istanbul.
Een 1400 meter lange muur omgaf het paleis en werd verbonden met de nog aanwezige oude Byzantijnse zeemuren langs de Zee van Marmara en de Gouden Hoorn. Zo ontstonden de Sur-i-Sultani, de sultanmuren, versterkt met 28 torens.
Tussen 1472-1478 begon men met de bouw van dit paleis, maar tot ver in de negentiende eeuw werden gebouwen veranderd en toegevoegd. Het complex beslaat uit 699.000 m2 en bestaat uit paviljoens, kantoren, gemeenschappelijke ruimtes, slaapruimtes en brakken, privé-kamers, moskeeën, een bibliotheek en een grote keuken. Een grote brand in 1863 verwoestte echter verschillende paviljoens en villa’s.
Vanaf het moment dat het paleis een museum werd in 1924, werden grote delen gerenoveerd, een werk dat tot op heden nog niet beëindigt is.
De Harem
Dit is een zeer goed afgesloten gedeelte van het paleis, met slechts drie ingangen. Naast de hoofdingang in het tweede hof, de Rijtuigenpoot uit 1558, zijn er twee andere toegangen tot het derde hof: de Vogelhuispoort e de Sjaalpoort. De rijtuigenpoort wordt geflankeerd door de verblijven van de Gepluimde Hellebaardiers, sultans persoonlijke wacht. De harem strekt zich dus uit tussen deze barakken en de kamer met de Heilige Mantel en is gebouwd op een hellend terrein. Vierhonderd jaar lang verbouwde en veranderde men de harem en dat resulteerde in een complex met 250 kamers, verschillende badkamers en binnenhoven. Sommige kamers werden gebruikt als onderkomen van de zwarte eunuchen, andere voor de vrouwelijke slavinnen, als ziekenhuis, voor de toekomstige sultan, voor de moeder van de sultan, voor de zonen van de sultan en voor zijn favoriete concubines. De privé-kamers bevinden zich in een part gedeelte van de harem.
Hoewel de harem in haar oude functie meer dan een eeuw niet gebruikt wordt, woonden er tot 1908 nog oude vazallen van het Osmaanse Rijk. Bijzonder zijn de vele verschillende soorten tegels in de harem die uit verschillende tijdperken komen.
De paviljoens en de gebouwen van het Topkapipaleis worden tegenwoordig gebruikt als tentoonstellingsruimtes voor de vele rijkdommen van het paleis, zoals het Chinese en Europese porselein, wapens en wapenuitrustingen, kunstvoorwerpen versierd met edelstenen, ordes en medailles en talloze zilveren en gouden siervoorwerpen. Ook bijzonder is de grote verzameling schilderijen en miniaturen.
V. Galatabrug
De brug verbindt de oude stad met de wijken Galata en Boyoglu, die gescheiden zijn door de Gouden Hoorn. Al in de tijd van Beyazit II (1481-1512) werden plannen vor een brug gemaakt, waarvoor Michelangelo werd aangetrokken. Deze werden echter nooit uitgevoerd. In 1845 liet de moeder van Abdülmecid een houten brug bouwen die later door een metalen vervangen werd.
Tussen 1910 en 1912 werd door een Duitse firma de huidige brug gebouwd. Deze pontonbrug rust op 22 drijvers en is 468 meter lang en 26 meter breed. ’s Morgens tussen 2 en 4 uur wordt het middendeel van de brug geopend om schepen door te laten varen. De brug vormt het drukste verkeersknooppunt in de stad tussen Eminönü en Karaköy.
VI. Galatatoren
Vaak wordt aangenomen dat de toren gebouwd werd in opdracht van Keizer Anastasius I (491-518), maar meer waarschijnlijk werd hij gebouwd door de Genuezen als bescherming tegen de Byzantijnse aanvallen. In die tijd beperkte zich de heerschappij van de Byzantijnen tot het gebied aan de andere kant van de Gouden Hoorn, het oude Istanbul. Genuezen en andere kolonisten hadden Galata in handen. De grote naties die handel over zee bedreven, gebruikten Galata als tussenhaven bij hun betrekkingen met Byzantium. De toren was een onderdeel van hun vestingwerken, die ook bestonden uit de Galatamuur en Galatagracht, waarmee men in 1341 begon.
Mehmet de Veroveraar nam de toren van de Genuezen af en verlaagde hem met 6 tot 8 meter. Onder Murat II (1514-1595) werd de toren gebruikt als sterrenwacht. Een grote stenen wenteltrap leidt naar een platform bovenaan de toren.
VII. De Gouden Hoorn (Haliç)
Deze 7 kilometer lange arm van de Bosporus heeft al sinds de oudheid dienst gedaan als natuurlijke haven. O[p sommige plaatsen is ze 800 meter breed en gemiddeld 35 meter diep. De riviertjes Alibey en Kaghitane, die in de Gouden Hoorn uitkomen, werden veel gebruikt als wandelgebied door de bewoners van de oude stad en de sultans. Het water was ook belangrijk als zoetwaterbron. In de vorige eeuw dreigde de Gouden Hoorn langzaam dicht te slibben en raakte zwaar verontreinigd. Er zijn nu vele plannen om daar wat an te doen om verdere vervuiling te voorkomen.
VIII. Süleyman Moskee
Deze moskee en haar bijgebouwen vormen één van de mooiste voorbeelden van de Islamitische bouwkunst. Het gehele complex (külliye) omvat, naast de moskee, 6 medreses (theologische scholen), een armenhuis, een gaarkeuken, een karavanserai, een ziekenhuis, een hamam (badhuis), een lagere school, winkels en opbergruimtes en de graftombes van Süleyman en zijn vrouw Roxelane.
De beroemde architect Sinan bouwde het complex tussen 1550 en 1557 in opdracht van Süleyman. De moskee heeft vier minaretten, waarvan twee met twee galerijen en twee met drie galerijen, in totaal dus tien galerijen. Volgens de overlevering symboliseren zij de tien jaren van heerschappij door Süleyman. De moskee beslaat een oppervlakte van 69 x 63 meter met een grote koepel van 53 meter hoog en 27,25 meter in doorsnee. In de voet van de koepel zijn 32 ramen aangebracht en zij worden gedragen door 4 bogen, die ruste n op 4 enorme zuilen, gemaakt uit één porfier. De hoofdkoepel wordt geflankeerd door twee halfkoepels in het oosten en westen en vijf kleinere koepels van verschillende grootte overdekken de zijbeuken van de galerijen.
De mihrab en de mimber, van wit marmer zijn zeer opvallend. De fraaie gebrandschilderde ramen boven de mihrab zijn de originele vensters uit de 16e eeuw.
Bijzondere kunstwerken vormen de faience tegels rond de mihrab, die de mooiste uit die tijd zijn en de met parelmoer en ivoor ingelegde houten deuren.
De versieringen in de moskee getuigen van ingetogenheid en evenwicht, zonder enige drukte en overdrijving. Het voorhof van de moskee wordt omgeven door een overkoepelde zuilengang, waarin 24 zuilen van wit marmer en rood porfier, afkomstig van Hippodroom, zijn verwerkt. De zuilen dragen 28 koepels en in het midden van het hof staat een rechthoekige reinigingsfontein.
Het bouwmateriaal voor het complex liet men gedeeltelijk uit verre landen komen en gedeeltelijk gebruikte men oudere gebouwen uit de stad zelf.
IX. Chorakerk (Kariye Cami)
Deze kerk bevat een van 's werelds fraaiste bewaard gebleven Byzantijnse mozaïeken en fresco's. De Onze-Heiland-in-Chora-kerk, na ruim vier eeuwen te hebben gediend als moskee is nu ingericht als museum.
Reeds in de vierde eeuw wordt deze kerk, als onderdeel van een klooster, genoemd. Het gebouw bevond zich buiten de stadsmuur. Het huidige bouwwerk, met een koepel die rust op vier zuilen, werd gebouwd in opdracht van Maria Dukani, de schoonmoeder van Alexius Comnenus (1081-1118) herbouwd. Latere veranderingen en toegevoegde gebouwen gaven het complex zijn huidige aanzien.
De kerk voorkwam bezetting en vernieling door de kruisvaarders van de vierde kruistocht (1204), omdat de kerk in handen was van orthodoxe monniken. Theodorus Methochites, de kanselier van de schatkamer van keizer Andronicua II (1282-1328), woonde in de buurt van de kerk en liet haar grondig restaureren. Deze man, zeer geleerd en humanist, stak zijn volledige vermogen in de restauratie. Hij voegde een exonarthex en een zijkapel toe en liet de binnenwanden versieren met de nu beroemde mozaïeken en fresco's. Deze afbeeldingen dateren uit 1305 tot 1320.
Na de verovering van Istanbul bleef de kerk nog enige tijd in haar functie voortbestaan, tot zij onder Beyazit II(1481-1512) als moskee in gebruik werd genomen. Vanwege haar waardevolle mozaïeken en fresco's is het gebouw ook functioneel als museum.
Het Amerikaans Byzantijnse Instituut heeft de mozaïeken schoongemaakt en gerestaureerd. Het museum bestaat uit de kerk, een exonarthex en narthex (voorhal) in het westen, een grafkapel in het zuiden en een galerij in het noorden.
In de centrale ruimte van de kerk, op de linkermuur naast de absis is een staande Christus afgebeeld met het bijschrift: 'Komt allen tot Mij die belast zijn met een zwaar lijden'. Rechts hiervan is Maria afgebeeld met het Christuskind. Zij draagt de titel 'Chora touakhoritou', wat wil zeggen 'plaats van de allerhoogste', waarmee Christus aangeduid wordt.
Boven de deur naar de narthex, vanuit het schip, bevindt zich de Koimesis, de Dood van Maria. Maria ligt op een baar waaromheen de 12 apostelen zich verzameld hebben met in hun midden Christus. Hij is omgeven door een stralenkrans en draagt de figuur van een pasgeboren baby. Deze baby symboliseert de ziel van zijn Moeder, die hij ter hemel zendt.
De huizen op de achtergrond geven de mozaïek een levendige aanblik. De gewelven en bogen van de narthex zijn versierd met mozaïeken op een vergulde achtergrond. Boven het portaal naar het schip is een Christus op een troon afgebeeld. Links knielt Theodorus Methochites, in de kleding van die tijd, een tulband en een kaftanachtig gewaad, en biedt Hem een model van de kerk aan.
De twee koepels van de narthex dragen portretten van de voorouders van Christus, te beginnen met Adam. Bovendien zijn er scènes uit het leven van Maria afgebeeld, die begint met de verkondiging door een engel aan de Heilige Anna dat ze een kind zal baren, namelijk Maria. De serie eindigt met de verkondiging aan Maria dat zij Jezus baren zal. Het leven van Jezus is in de exonarthex afgebeeld.
Het grootste mozaïek is Deësis op de rechterwand van de narthex, waarop Christus en Maria te zien zijn. Maria, links, strekt haar handen uit naar Christus in een verzoek om genade voor de mensheid.
Aan haar voeten knielt een prins, die in een bijschrift geïdentificeerd wordt als Issak Comnenus, zoon van Alexus Comnenus. Rechts staat Melane, koningin van de Mongolen, gekleed als non. Boven de deur tussen exonarthex en narthex is Christhus Pantocrator te zien met de inscriptie Chora ton zonton', 'land der levenden' een relatie tussen de kerk en deze titel. In zijn linkerhand draagt Hij het boek en met zijn rechterhand zegent hij een ieder die de kerk betreedt.
Met uitzondering van de twee heiligenfiguren en Maria en Johannes de Doper op de zuilen, tonen alle andere mozaïeken in de exonarthex scènes in het leven van Jezus. Op de gewelven staan scènes uit Zijn kindertijd, Zijn bediening, de doop, de wonderen, enz. Het parekklesion is de grafkapel aan de zuidkant van de kerk. Vanwege haar functie zijn de versieringen sober gehouden, in de vorm van fresco's. De lengte van de kapel is 16 meter, de breedte 5 meter en ze bestaat uit twee delen. De overkoepelende ruimte is de dodeksirncr waar in de nissen de sarcofagen van belangrijke Byzantijnse personen bjigezet werden. De koepel draagt een fresco van Maria met Christus als kind en omgeven door engelen die haar bewaken. In de abses een verrUzenis met in het midden de door een aureoni omgeven Christus die Adam en Eva de hand reikt, geilankeerd door apostelen en heiligen. Onder de voeten van Christus ligt de geketende satan te midden van sioten waarmee Hades genacht heeft Christus tegen te houden.
Op het gewelf is het Laatste Oordeel afgebeeld, met in het midden Christus en links en rechts van hem Maria en Johannes de Doper die om vergiffenis voor de mensheid vragen. Bijzonder is het feit dat voor het eerst in de 14e eeuw een groep naakte mensen is afgebeeld in deze schildering. De wanden zijn versierd met talloze figuren van soldatenheiligen. Dit wijst erop dat men tijdens de laatste jaren van het Byzantijnse Rijk vertrouwde op deze heiligen en tot hen gebeden heeft.
X. Dolmabahçe Paleis
De wijk Dolmabahçe ligt op de Europese Oever van de Bosporus. 250 tot 300 jaar terug was hier niets behalve een baai, waar nu het Dolmabahçe-paleis ligt. Sultan Ahmet 1, de bouwer van de Blauwe Moskee, vulde deze baai met zand en stenen rond 1603 tot 1617. Hierdoor kreeg het de naam Dolmabahçe wat letterlijk betekent gevulde tuin.
Onder Ahmet III (1703-1730) werden de hier aanwezige gehouwen omsloten door een muur. Abdul Mecit (1839-1861) liet het huidige paleis bouwen, waarbij hij ruimte moest maken door enkele pavihoens af te breken. Het nieuwe paleis, gebouwd tussen 1842 en 1856, bestond uit een hoofdgebouw, omringd door enkele aangrenzende gebouwen. Het werd gebouwd toen het Osmaanse Rijk al ver aan zijn einde was, daarom financierde de sultan het paleis met leningen van buitenlandse banken. Sultan Abdul Mecit verliet het Topkapi Paleis en trok in het Dolmabahçe-paleis.
Mehmet Resad V trad in 1909 aan als sultan en liet het paleis grondig renoveren en trok erin. Zijn opvolger Vahdettin (1918-1922) gebruikte het tweejaar als zetel maar verhuisde daarna naar bet Yildiz Paleis. Toen in 1922 het sultanaat werd afgeschaft, installeerde Abdulmecid zich als kalief in bet Dolmabahçe-paleis. Uiteindelijk werd ook het kalifaat afgeschaft in 1924 en werd het paleis staatseigendom.
Vele Turkse en Europese kunstenaars werkten mee aan de bouw van dit palels, waarvan de leiding in handen was van de architect Gabaret Balyan en zijn assistent Nikogos Balyan. De laatste met een Europese opleiding was verantwoordelijk voor de grote zaal, de toegangspoorten en de prive-vertrekken van de sultan.
Het centrum van het paleis wordt gevormd door de troonzaal, met de indrukwekkende hoogte van 36 meter, in totaal bezit het 14.595 m2 grote oomplex, 285 kamers, 43 zalen, 6 badkamers en 6 balkons. De stijl is een mengeling van barok, rococo en empire, zowel aan de buiten- als aan de binnenzijde.
De aankleding van het gebouw werd uitgevoerd door Séchan die ook de Opera in Parijs heeft gedecoreerd. Het meubilair komt voor het grootste deel uit Europa en werd daar veelal speciaal voor het paleis gemaakt. Sommige meubelstukken werden geschonken door Europese en Oosterse naties. Het meubilair in de vele kamers en zalen heeft dus ook vetschillende stijllen.
Klokken vormen een belangrijk deel van de aankleding van het interieur en het paleis heeft ca. 600 schilderijen, gemaakt door 120 verschillende meesters.
Het paleis was getuige van een groot aantal belangrijke politieke gebeurtenissen in de moderne geschiedenis van Turkije. In 1877 werd in de troonzaal het eerste parlement beëdigd en in 1932 vond hier het eerste Turkse congres, onder leiding van Atatürk plaats.
De rondleiding begint bij de Zwanenfontein, de oorspronkelijke tuin werd hier al gebouwd voordat het Dolmabahçe-paleis verrees. Als je het paleis binnen gaat kom je eerst in de ontvangstruimte, hier is de zogenaamde Glazen Trap te zien. Deze trap is gemaakt van Baccarat-kristal en koper, de leuningen zijn van mahoniehout. Als je trap opgaat kom je in de Süfersalon, hier moesten vroeger ambassadeurs op audiëntie bij sultan wachten, een van de meest luxueuze zalen in het Paleis. Op deze etage bevindt zich ook de Rode Kamer, hier ontving de sultan ambasseseurs.
De rondleiding door het paleis gaat door allerlei prachtige salons die je naar de magnifieke troonzaal brengen. Deze fraaie zaal bood plaats aan 2500 gasten. De kroonluchter, gemaakt in Engeland zou de zwaarste ter wereld moeten zijn.
XI. Tünel
De Tünel-metro werd geopend in 1875, als de tweede metro ter wereld, na de Londense metro. Hij ligt in de wijk Galata en brengt je van Karaköy naar het Tünel-plein van Beyoglu dat 500 meter hoger ligt. Het is geen hedendaagse metro maar wel de moeite waard voor een ritje.
De metro lijn brengt je 60 meter verder, het leuke is dat je omhoog kan gaan met de Tünel en te voet terug komt, dit bespaart je een hele klim. Dit is leuk om de wijk Galata te verkennen onder weg kom je onder andere het voormalige Derwisjenklooster tegen. Een muntje (Jeton) voor de Tünel kun je kopen aan het loket en werp het in het draaihek op het perron.
XII. Specerijenbazaar
De ingang van deze specerijenbazaar ligt aan hetzelfde 'duivenplein' als de Yeni Camii. Buiten is het al een drukte van jewelste, marktkramen en straatverkopers doen hun best hun waar aan de man te brengen. Binnen maak je kennis met een geweldig kleurenspel van de meest bijzondere specerijen.
Deze bazaar werd in 1663 opgezet om inkomen te verwerven voor de liefdadige stichtingen van de Yeni Camii. De bron van dit inkomen waren de invoerrechten die geheven werden bij het transport van specerijen door Egypte, wat de reden is dat de Turken nog steeds spreken van de Egyptische Bazaar. Het grote aantal kruidenwinkeltjes heeft in de loop der jaren plaats gemaakt voor sieraden- en souvenirwinkels. Toch zijn er nog veel specerijenwinkeltjes, waar de ogen verwend worden door de mooiste en diepste kleuren en waar de speekselproductie automatisch wordt gestart bij het zien van de heerlijkste en zoetste stukjes Turks fruit.
XIII. Haghia Sophia (museum)
De Haghia Sophia (ook vaak aangeduid als Aya Sofia) betekent letterlijk vertaald ‘Kerk van de Wijsheid’ en is in de Byzantijnse tijd gebouwd. Destijds was het een kerk van architectonische hoogstand en door zijn goede conservatie (1400 jaar lang) kunnen we ons ook nu nog verwonderen over de prachtige bouwstijl en is het 1 van de meest bewonderde gebouwen in de wereld.
De kerk werd gebouwd op de resten van 2 oudere kerken en in 537 n.Chr. werd ze ingewijd door de toen heersende keizer Justinianus. Pas later werden de minaretten en fonteinen toegevoegd, toen de Osmanen de kerk na hun verovering in de 15e eeuw ombouwden tot een moskee.
Wanneer je de kerk binnenkomt, sta je versteld van de hoogte van de koepel: 56 meter gaat deze de hoogte in. Het interieur wordt overheerst door de rondelen met kalligrafie-print en bovendien door de vele mozaïeken waarop allerlei heilige figuren en keizers worden voorgesteld.
XIV. Grieks-Orthodox-patriarchaat
Het Grieks-orthodoxe patriarchaat is een complex dat al vanaf de 17e eeuw de zitplaats is van de Grieks-orthodoxe kerk. In het gebouw is de St.Joriskerk uit 1720 geplaatst. Daarnaast zijn er andere oudere relikwieën. Links staat de preekstoel, die is opgesierd door orthodoxe iconen en rechts is de patriarchstroon te zien, die Byzantijns aandoet.
Om het patriarchaat binnen te gaan, moet men via een zijdeur. De hoofddeur is al sinds 1821 dichtgelast om de patriarch Gregorius V te gedenken, die daar is opgehangen wegens verraad. Hij riep de Grieken tijdens de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog (1821-1832) op om de Osmanen te verjagen. Hierdoor werden de verhoudingen tussen Turken en Grieken echter explosief. In de jaren '60 werden dan ook vele Grieken uitgezet. Tegenwoordig is dan ook een metaaldetector bij de ingang te zien, die de geestelijken moet beschermen.
REACTIES
1 seconde geleden