Griekse/Romeinse beeldhouwkunst
In de Griekse tijd maakte men beelden van Goden. Men ging nu meer individueler werken. In de bloeiperiode van de Griekse Oudheid (dat was rond 500 tot 350 v. Chr.) beheerste de beeldhouwer de ‘Anatomie’.
‘Anatomie’ is de studie naar de lichaamsbouw van de mens. De beeldhouwer moest dan weten hoe hij een beeld van een mens goed naakt moest uitbeelden. Men maakte de beelden toen nog gewoon ‘stijfjes’. Er zat geen leven en het leek niet echt of hij bewoog. Het was standaard recht.
Later kwam toen de ‘Contra-posta’ houding. Dat hield in dat het net leek of de beeld kleine bewegingen maakten. De heup kon dan een beetje naar voren staan, een voet meer naar voren. Het gezicht bleef bij de Grieken onpersoonlijk. Maar dat kwam omdat de beeldhouwer een algemeen volmaakt type wilde weergeven.
In de Romeinse beeldhouwkunst zien we veel kopieën van de Griekse bouwkunst. De Romeinen kende de Griekse bouwkunst heel goed. Alleen was er toch een verschil tussen de Grieken en de Romeinen. De Grieken werden afgebeeld als goden. Ze moesten volmaakt zijn en schoonheid uitstralen. Bij de Romeinen lag dat anders. Zij moesten afgebeeld worden als ‘machtig’. Ze wilden dat heel sterk naar voren brengen. De Romeinen werden ook altijd aangekleed gemaakt en de Grieken werden helemaal naakt uitgebeeld.
Griekse /Romeinse architectuur
Opdracht 1
Van 500 tot 350 voor Christus kende het oude Griekenland culturele hoogpunten, dat kwam door de economie en democratie. Dit noemen we de ‘Klassieke Oudheid’. De Grieks beschaving ging op een gegeven moment over in die van de Romeinen en later weer via andere beschavingen.
Hier de tijdsindeling van de Klassieke Oudheid;
De Grieken
1. Archaïsch ( van 800 tot 500 v. Chr.)
2. Klassieke Periode (van 500 tot 350 v. Chr.)
3. Hellenisme (van 350 tot 50 v. Chr.)
De Romeinen
1. Etrusken en opkomst van het Romeinse rijk (van 750 tot 250 v. Chr.)
2. Bloeiperiode (van 250 v. Chr. tot 200 na Chr.)
3. Uitbloei (van 200 tot 460 na Chr. val van het Romeinse rijk)
Architectuur speelde in de Griekse tijd een belangrijke rol. Dat komt omdat grote en kleine groepen direct bij betrokken waren. We kunnen nou nog veel gebouwen uit die tijd tegenkomen. Bijvoorbeeld in de plaats Rome en Florence.
Een Griekse woonhuis zag eruit met een grote binnenplaats, met zijgangen die uitliepen op kamers. Het zonlicht op de binnenplaats zorgde voldoende licht via de deuren en lichtkokers voor voldoende licht in de vertrekken. Het dak van de voorhal en de haard werden gedragen door de zuilen. Dit komt later van pas bij de tempels die gebouwd zullen worden.
Het Griekse bouwsysteem was eerst heel eenvoudig. Het had twee pilaren of zuilen met bovenop een architraaf. Dit paste men toe in vele gebouwen, vandaar het woord ‘Architraafbouw’. Op de volgende bladzijde staat een tempel met de beschreven onderdelen
De Tempel
1. Stylobaat
2. Schacht
3. Cannelure
4. Kapiteel
5. Architraafbouw
6. Fries
7. Metope
8. Triglief
9. Tympaan
Er zijn 3 belangrijke stijlen in de Griekse tijd.
- Dorische
- Lonische
- Corinthische
De Dorische was de oudste en de gemakkelijkste vorm, is wat zwaarder en mannelijker.
De Lonische is het tegenovergestelde, deze ziet er licht uit, fijner, vrouwelijker.
De Corinthische werd gevormd doordat er bij de andere de zuilen anders waren. Op een gegeven moment ontstonden er moeilijkheden bij de hoeken. Bij de Dorische niet omdat men niet uitkwam met de trigliefen. En bij de Lonische niet omdat het kapiteel niet klopte.
Romeinen waren uit op het verwerven en uitoefenen van macht. Ze waren dus geïnteresseerd in grote gebouwen, wegen, openbare badgebouwen, waar recht werd gesproken (basilica’s). Gedenkbogen en gedenkzuilen moesten herinneren aan militaire successen en hun macht. Romeinen namen tempel- en theatervorm van Grieken over, typisch Romeins is wel de ronde tempelvorm. De Romeinen maakten gebruik van natuursteen, baksteen en beton.
Invloed van de Romeinen op de architectuur: bogen (wigvormige stenen met sluitsteen, moeten van zijkant gestut worden, andere boog of steunbeer), gewelven (tongewelf, meerdere bogen achter elkaar, kruisgewelf, 2 tongewelven kruislings over elkaar plaatsen, Collosseum = amfitheater, rond/ovaal theater waar wedstrijden tussen gladiatoren en dieren werden gehouden, basilica ook kruisgewelven, apsis=ronde uitbouw) en koepels (één van de grootste koepels is het Pantheon te Rome, was tempel voor alle goden, binnenkant koepel bestaat uit cassetten die oorspronkelijk met verguld brons bedekt waren, ook buitenkant).
De Romeinen hadden op het platteland dezelfde huizen als de Grieken. Deze hadden als voorbeeld gediend. De Romeinen pasten wel nieuwe constructies toe. Dat waren dus de rondboog, tongewelf, kruisgewelf en de koepel.
Triomfboog en zuil hebben te maken met het karakter en ‘taak’ van het Romeinse volk, beiden herinnering aan de overwinning op vijandige buitenlandse volkeren.
Hieronder de constructies;
1. Architraafbouw
2. Rondboogbouw
3. Koepel
4. Tongewelf
5. Ribloos kruisgewelf
REACTIES
1 seconde geleden