Bouwstijlen
Egyptische stijl
Piramidevormig, in een punt naar boven gebouwd (dit om de zonnegod vereren). Een piramide is een graftempel voor een farao.
Griekse stijl
Er is niet duidelijk 1 hoofdingang. Er wordt veel gebruikt gemaakt van zuilen met een architraaf erop. Het is gebouwd naar de Gulden Snede,de ideale verhouding van de mens. Er is veel orde & symmetrie en het is een harmonische stijl van bouwen. De Grieken gebruikten voor veel van hun gebouwen hout als bouwmateriaal. Dit werd dan bekleed met platen van terracotta (gebakken klei). Geleidelijk aan gingen ze werken met kalksteen en marmer en andere natuurstenen.
Romeinse stijl (200-323)
In tegenstelling tot de Griekse stijl is bij deze stijl een duidelijk entree te vinden. Er wordt veel gebruikt gemaakt van natuursteen, baksteen en zelfs beton. Ook worden er veel aquaducten gebouwd.
Romaanse stijl (950-1250)
Kenmerken: Dikke muren, kleine ramen, ronde bogen en veel zuilen.
Over het algemeen geeft de Romaanse stijl een zware en massieve indruk. Ook is een gebouw vaak heel symmetrisch gebouwd. Van deze stijl zijn vooral de kerken nog bewaard gebleven.
Gotische stijl (1230-1560)
De Gotiek is afkomstig uit Frankrijk waar vele kathedralen in deze stijl gebouwd zijn. De belangrijkste eigenschap is de drang naar verticaliteit.
Een gotische kerk kenmerkt zich ook aan de enorme hoogte en veel licht. Er zijn grote ramen met spitse bogen en er wordt veel gebruikt gemaakt van glas in lood.
Het woord ‘gotiek’is afkomstig van het Germaanse volk de Goten, hoewel de Gotiek daar niks mee te maken heeft.
Renaissance (1525-1630)
De stijl van de Renaissance wordt gekenmerkt door het ‘terug naar de klassieke tijd’ (orde & symmetrie). Het woord betekent dan ook ‘wedergeboorte’. Een goed voorbeeld van de Renaissance is het Duivelshuis in Arnhem. Er wordt hier gebruik gemaakt van vlakke muren, veel ronde vormen en symmetrie. In de Renaissance werden ook opmerkelijk veel koepelgebouwen gebouwd.
Barok (ca. 1600-1700)
De naam komt waarschijnlijk van het Spaanse woord ‘barucco’. Dit betekent onregelmatig gevormde parel.
Ze noemen deze periode ook wel ‘de periode waarin het indrukwekkende overheerst’ en ‘het verlengde van de renaissance’.
Sleutelwoorden van deze periode zijn: versiering en decoratief. Je kunt het ook herkennen aan het vele hoge reliëf. Op de triomfzuilen werden na een veldslag beelden gemaakt van de overwinning.
Hollands Classicisme (1625-1700)
Het Hollands Classicisme wordt gekenmerkt door het gebruik van pilaster,een platte zuil tegen de gevel. Deze stijl is deftig en plechtig en word vooral voor het bouwen van overheidsgebouwen gebruikt.
Neoclassicisme (1800-1880)
Een groot deel van de 19e eeuw werd gekenmerkt door het Neoclassicisme. Dit is een stijl die de klassieke bouwkunst imiteert en erdoor wordt geïnspireerd. Alleen is het veel meer vereenvoudigt en moderner gebouwd. De Griekse tempelfront zie je nog vaak terug in Neoclassistische gebouwen zoals: kerken, stadhuizen en gerechtsgebouwen.
Neogotiek (1830-1910)
De Gotische kenmerken worden in een nieuw jasje gestoken bij deze stijl. Zo zijn de bakstenen bijvoorbeeld veel gladder, eenvormig en moderner.
De neogotische stijl is ontstaan in Engeland.
Neobarok
Neobarok in architectuur wordt simpel gezegd gebruikt voor gebouwen die wel volgens de barokstijl maar niet in de barok periode gebouwd zijn.
Een voorbeeld van een gebouw in deze stijl is het Alferaki Paleis in Taganrog (Rusland).
REACTIES
1 seconde geleden