Module Leven en gezondheid

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 3324 woorden
  • 6 december 2001
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Module 1: Leven en gezondheid
Hoofdstuk 1.1: Kenmerken van het leven

1.1. Inleiding

Opdracht 1 (studielast 10 minuten)
Wat is levend, dood of levenloos? Dat is hier dus te herkennen.

Levend Dood Levenloos
Kastanjeboom Dode vlieg Computer
Vogel Ham Vaas
Vis Droog bloemen Nietmachine
Mens Kipfilet Pen
Mier Schelpen
Plant Glas
Bloemen Prullenbak
Boek
Fles


1.1. Inleiding
Opdracht 3 (studielast 15 minuten) Samen met Françoise gewerkt
In deze opdracht gaat het over het waarnemen van dingen, hoe kan het dat dingen bestaan en dat ze worden gezien, hoe wordt een verhaal van een dier of ding geloofd?


Waarom er niet werd geloofd dat de Patagonische reuzen bestonden:
- De mensen waren bang voor de reuzen en er werd daarom niet geloofd dat ze bestonden.
- Meer mensen hadden ze gezien en ze gingen de reuzen nu proberen te vangen. Het was dus wel echt waar.
- De mensen konden de reuzen niet vangen, dus dachten de mensen die de reuzen nog nooit hadden gezien, dat ze toch niet echt bestonden.

Er zijn veel meer dingen waarvan de mensen eerst dachten dat ze niet bestonden hier een paar argumenten die doorslaggevend waren:
- Dinosaurussen: Er waren botten opgegraven die erop wezen dat ze echt bestonden.
- Bacteriën: Door de microscopen en wetenschap konden ze gezien worden.
- Koraal: Onderwatercamera’s en foto’s toonden aan dat het echt bestond.

1.1.1. Kenmerken en variaties
Opdracht 5 (studielast 50 minuten) Samen met Lynn gedaan
Er wordt hier gepraat over de kenmerken en eigenschappen van organismen, in dit geval van de paddestoelen.

A. 1: Amanita Muscaria – Vliegenzwam
2: Collybia Dryophila - Eikebladzwammetje
3: Russula Fragilis – Broze Russula

Paddestoelen 1 2 3
Hoe zien ze eruit? Oranje/rood met witte stippen Platte grijsbruine hoed, lange steel Paars of roze, soms met blauwachtige vlekken

Hoe voelen ze aan? Gladde hoed, bij vochtig weer is de hoedhuid kleverig Glad en een beetje vettig Teer, zacht met een gegroefde rand
Waar kan je ze vinden? In het bos op een zure of vochtige bodem Aan de rand van een bos en op oude brandplekken Op vochtige, schaduwrijke bossen tussen mos
Wat is de smaak? Aangenaam en zacht Bitter Eerst scherp, maar dan mild
Wat is de kleur van de sporen? Wit Wit of roze/gelig Wit

B. 1. Ja
2. Ja, voor de zuurstof
3. Ja
4. Ja, door middel van de sporen
5. Ja, met organisch materiaal

C. 1. 1 Couplet
2. 5 Regels
3. Het gedicht telt 27 woorden.

D. Gelezen

E. 1. We shall by morning interhit the earth our foot’s in the door.
2. Our toes, our noses take hold on the loam, acquire the air.
3. Diet on water, on crums of shadow, bland-mannered, asking…
4. Little or nothing, So many of us! So many of us!
5. Diet on water, on crums of shadow, bland-mannered, asking…

F.

Verlaten


Lieve zebravink, Jip.
Ik ben nu heel sip,
Want je hebt mij verlaten.

Je wekte mij elke dag met je vrolijke gefluit,
Maar nu is het uit.
Je hebt mij verlaten

Oranje snavel en grijze veren,
Ik zal je altijd blijven eren.
Je hebt mij verlaten!

G.
Zonnebloemenzee

Zonnebloemen draaien
Met de zon mee
Van vroeg tot laat
Met de zon mee
Tot hij onder gaat

’s Nachts
Draaien zonnebloemen
Langzaamaan
Niet vlug
’s Nachts
Draaien zonnebloemen
Zachtjes terug

Tot de zon komt
Met de zon mee
Zonnebloemenzee

Hans en Monique Hagen

Dit gedicht is geschreven door Hans en Monique Hagen.
In dit gedicht spelen de gevoelens van de dichters een grote rol. Een wetenschapper zou feiten geven zoals bijvoorbeeld de kleur, dat is hier helemaal niet zo.


1.1.2. Stabiel intern milieu
Opdracht 9 (studielast 50 minuten) Samen met Gijs
Dit is een opdracht die te maken heeft met je interne milieu. Hoe je temperatuursensoren werken als je gaat hardlopen.

A. Het is warm en de luchtvochtigheid is hoog.
B. Je raakt sneller uitgedroogd omdat je veel zweet door de warmte.
C. Dan is het drukkend warm en raak je nog sneller uitgeput.
D. Veel drinken en zorgen voor verkoeling.
E. Dan is je lichaamstemperatuur minder hoog.
F. Ze kunnen niet zo snel op gang komen met hardlopen en dan krijg je heel snel
spierblessures en spierpijn.
G. Allereerst hun grote hoeveelheid zuurstof opnemen, door het lichaam
transporteren en benutten. Daarnaast zijn ze bestand tegen een energieverbruik
dat ongeveer 20 maal hoger ligt dan het verbruik in rust.
H. Doordat 2 uur van tevoren de lichaamstemperatuur steeds afwisselend wordt.
I. De luchtvochtigheid van de lucht.

J. Door verschillende gegevens en onderzoeken maar Trapasso en Cooper hielden
een statistische analyse op na.
K. In een groepsverband is de lichaamstemperatuur van een loper ongeveer 2
graden hoger. De groepsloper krijgt het vooral benauwder doordat de
warmteafvoer door langsstrijkende lucht veel kleiner wordt.

1.1.5. Zintuigen en prikkels
Opdracht 17 (studielast 30 minuten) Samen met mijn familie gedaan
Dit heeft te maken met het gebruiken van zintuigen die wij normaal niet gebruiken. Meestal weet men niet dat je deze zintuigen hebt.

Personen Goed geraden kaarten in %
Margot 15%
Denise 30%
Iris 20%
Materna 10%
Henk 15%

Ik heb deze proef ongeveer 25 keer gedaan. Het resultaat is niet overdreven hoog maar bij mijzelf was het percentage het hoogste.

Samenvatting: Kenmerken van het leven

Inleiding:
Hoe je het verschilt kunt merken tussen leven en dood is door veel geleerden en wetenschappers anders uitgelegd.
Het leven wordt omschreven door verschillende kenmerken: de mogelijkheid tot voortplanting, actieve beweging, gevoeligheid voor prikkels en de mogelijkheid daarop te reageren, of de uitwisseling van stoffen met de omgeving.

Deductie: Een aantal goed geformuleerde regels waaruit men natuurverschijnselen,
inclusief levende wezens, kan afleiden.
Inductie: Het benaderen van natuurverschijnselen en van daaruit proberen tot
wetmatigheden te komen d.m.v. de waarneming en het experiment.

§1.1.1: Kenmerken en variaties
In het algemeen worden voor levende wezens de volgende kenmerken genoemd:
1. Ze zijn in staat een constant inwendig milieu te handhaven met behulp van speciale regelsystemen.
2. Ze wisselen stoffen en energie uit met hun omgeving.
3. Ze zijn in staat zichzelf voort te planten met behulp van een bepaalde genetische blauwdruk; de jongen vertonen een door die blauwdruk vastgelegde groei en ontwikkeling.
4. Ze zijn gevoelig voor allerlei signalen van binnen en van buiten en in staat om op die prikkels te reageren, vaak door uitwendig zichtbaar gedrag (zoals beweging).
5. Ze gaan na verloop van korte of langere tijd dood; hierbij kunnen ze worden bedreigd in hun levensmogelijkheden door oorzaken van buitenaf (zoals bacteriën, roofdieren of straling) of van binnenuit (zoals een stofwisselingsstoornis of een verkeerd werkend afweerapparaat).
Aan het eind van de 19e eeuw werden de virussen ontdekt. D.m.v. de elektronenmicroscoop werd gezien dat ze anders waren dan ‘gewone’ organismen, ze hadden geen stofwisseling. Virussen bestaan uit een genetische blauwdruk (DNA of RNA) met daaromheen een eiwitmantel.


§1.1.2: Stabiel intern milieu
Onder het interne milieu verstaan we bijvoorbeeld bloed en de weefselvloeistof rond de cellen. Door de regulatie van levende organismen worden afwijkingen van een norm weer hersteld, als dat mogelijk is.
Homeostase: zelfregulatie van organismen met behulp van een vastgestelde norm en negatieve terugkoppeling.

§1.1.3: Uitwisseling stoffen en energie
Om in leven te blijven heeft een organisme stoffen nodig, stoffen om celonderdelen op te bouwen en om energie uit te halen. Er is voortdurend sprake van stofwisseling in een organisme, anders kan het niet in leven blijven.
Planten en sommigen bacteriën zijn autoroof: zij zorgen zelf voor hun organische moleculen.
De overige levensvormen, zoals dieren, schimmels en de meeste bacteriën zijn heteroroof: zij moeten hun organische stoffen halen uit andere levende wezens, producten of dode resten.
Door middel van assimilatie en dissimilatie kan een plant blijven leven en de rest van de organismen ook.

§1.1.4: Celdeling, groei en ontwikkeling
Veel organismen zijn meercellig. De celdeling heeft 3 functies:
- Vervanging van afgestorven cellen.
- Groei van een eencellig stadium tot een (meer of minder groot) meercellig organisme.
- Voortplanting of reproductie.
Chromosomen bestaan uit twee grote moleculen: aan de binnenkant DNA en daaromheen eiwit. Een DNA-molecuul bestaat uit een combinatie van vier verschillende nucleotiden, die aangeduid worden met de letters A, C, G en T.
DNA kopieert perfect doordat de twee strengen bij deling uiteenwijken en ieder een draad bijbouwen die vastligt door de volgorde van de basen A, C, G en T.

RNA bestaat uit slechts uit één streng en heeft een iets andere samenstelling dan DNA.
Bij ongeslachtelijke voortplanting kopieert een cel of groep zichzelf, zoals bijv. bij de deling van eencellige dieren. Het systeem is conservatief.
Bij geslachtelijke voortplanting smelten twee geslachtscellen samen. Er kan dan een geheel nieuwe combinatie van erfelijke informatie ontstaan. Voor geslachtelijke voortplanting is reductiedeling nodig, zodat het aantal chromosomen niet steeds wordt verdubbeld.

§1.1.5: Zintuigen en Prikkels
Levende wezens hebben zintuigcellen, deze vangen bepaalde prikkels op. Met elke zintuigcel in een zintuig kan je dingen waarnemen, bijvoorbeeld geluid of licht.
We spreken van gedrag wanneer een organisme wil overleven, zo moet hij dan eten en drinken bijvoorbeeld. Hierbij gebruikt hij dan meestal zijn spieren en soms ook zijn klieren.

§1.1.6: Sterfte: het geheim van de dood
Elk organisme sterft wel een keer. Mensen hebben een opmerkelijk lange levensduur van maximaal 106 jaar. Mensen sterven meestal van ouderdom of aan ziektes. Vaak worden die ziektes veroorzaakt door parasieten, dit zijn organismen die leven ten kosten van hun gastheer.
Fagocyten: proberen iedere vreemde indringer te omhullen en te verteren.
Lymfocyten: vallen een bepaald type indringer aan. De lymfocyten maken geheugencellen aan nadat er een ziekte is bestreden, als die ziekte dan nog een keer optreedt zal die heel snel worden gedood. Je bent dus immuun.

Hoofdstuk 1.2: Mens en gezondheid

1.2. Inleiding

Opdracht 4 (studielast 20 minuten) Samen met Françoise gedaan

Cholera, een zeer ernstige ziekte die moeilijk te genezen is en zeer besmettelijk!
Het tast de gezondheid van de mens heel erg aan.

A. Engeland: nieuwe ziektegevallen= 200
sterfgevallen= 600
Londen: nieuwe ziektegevallen= 750
Sterfgevallen= 1250
B. Het is in een grote stad met veel mensen, de cholera breidt zich dan snel uit.
C. Voordeel= gevarieerd eten
Nadeel= duurder en sneller kans op buitenlandse ziekten
D. Tussen 1819 en 1829 groeide de Engelse bevolking het snelst.
E. Er waren veel ziektes en misschien was krankzinnig worden een bijverschijnsel van
één van de ziektes.

1.2.
Opdracht 16 (studielast 150 minuten)
Werkstuk over een geneeskrachtige plant, bij mij: Kava-Kava. Na een bezoek aan de Hortus Botanicus.
Deze opdracht heb ik samen met Françoise gedaan.

Kava-Kava
ava behoort tot de familie van de pepers en groeit op veel eilanden in de Pacific. De wortel van de kava-kava plant werd vroeger op Zuidzee-eilanden gebruikt om een drank van te brouwen die als genotmiddel wordt gebruikt zoals hier alcoholische dranken. In tegenstelling tot alcohol is kava echter niet verslavend, er treedt geen gewenning op en er zijn bijna geen nadelige bijwerkingen. Kava vermindert angst- en andere onlustgevoelens en vergroot het welbevinden. Kava-kava wordt ook veel gebruikt voor het onderdrukken van angsten en fobieën omdat het ontspannend werkt en de mentale vermogens niet achteruitgaan.

Gebruik
Een niet alcoholische drank gemaakt van de wortel van de Kava speelt een belangrijke rol in veel ceremonieën op de eilanden in de Stille Zuidzee, bijvoorbeeld welkomstceremonies, vergaderingen der oudsten of bij andere sociale gelegenheden. Kava heeft zowel ontspannende werking als een werking die de omgang met andere mensen vergemakkelijkt. Men raakt vergenoegd, krijgt een verhoogde status van bewustzijn en sterkere zintuiglijke waarnemingen. Verder werd Kava gebruikt tegen pijn.
Effecten
Bij een lagere dosis ontstaat een euforisch, opgewonden gevoel, een scherper waarnemingsvermogen en meer spraakzaamheid. Bij een hogere dosis ontstaat er een meer ontspannen, dromerig gevoel. Verder kunnen audiovisuele hallucinaties en een opiumachtige verdoving ontstaan. Ook bij een hogere dosis kava-kava gaat het denkvermogen niet achteruit. Het vreemde van kava-kava is dat het effect sterker wordt als het vaker gebruikt wordt (net zoals bij marihuana).
Bereidingswijze
Je hebt sprays, die is eenvoudig te gebruiken door onder de tong te sprayen. En je hebt capsules, die moet je dan inslikken.
Dan heb je natuurlijk nog de bladeren, wortels van de plant zelf. De bereiding hiervan is lastig omdat het niet oplosbaar is in water, om de werkzame stoffen op te laten lossen is alcohol, olie of speeksel nodig. Bij de traditionele methode wordt 15 gram het kava kruid tot pulp gekauwd en vervolgens uitgespuwd. Aan de brei voegt u vervolgens 300 ml (kokos)melk toe.

Een smakelijkere methode is om de kava-kava op te lossen met behulp van alcohol. Verhit de kava-kava in een sterk alcoholische drank totdat alle alcohol weer verdampt is. Het residu kun je mixen met je favoriete sterke drank. Deze methode van kava-kava bereiden is de meest potente, de alcohol zorgt voor een betere opname.
Kava-kava kan ook als thee gebruikt worden, het werkt dan mild stimulerend.
Waarschuwing
Kava-kava is niet verslavend of schadelijk voor de gezondheid. Maar bij zeer intensief en langdurig gebruik kunnen verschijnselen als een slechte huid, diarree of verzwakte ogen ontstaan. Deze verschijnselen verdwijnen meteen na stoppen met het gebruik van kava-kava. Kava is niet geschikt voor zwangere vrouwen.


DE HORTUS BOTANICUS:

Loes, Françoise, Iris, Janneke en ik zijn 30 september naar de Hortus Botanicus in Leiden geweest. Het was heel leuk en er waren heel veel verschillende planten. Helaas was er een kas die dicht was dus daar konden we niet in. Verder zijn we wel overal geweest. We hebben alles bekeken en zijn ruim 2 uur bezig geweest!
Maar het was wel de moeite waard!
Alleen was het jammer dat we niet van te voren wisten waar we precies over moesten schrijven. Anders hadden we er speciaal naar kunnen zoeken of een andere plant kunnen kiezen die er wel stond. Maar Denise en ik hebben wat gevallen bladeren mee genomen en wat tekeningen en foto’s gemaakt.

Samenvatting: Mens en gezondheid

Inleiding
Medicinale planten: planten met geneeskrachtige werkingen.
Vroeger werd ook al geneeskunde uitgevoerd dmv operaties, het gebruik van mediale planten en bezweringsformules.

§1.2.1 Ongelukken, honger, ziekte en dood
De dood heeft in welvarende landen andere oorzaken dan in minder welvarende landen.
Welvarende landen: Hart- en vaatziekten, ongelukken in het verkeer, welvaartsziektes
Minder welvarende landen: door oorlogen, honger
We proberen met de geneeskunde mensen in leven te houden.

§1.2.2 Medicijnen en geneeskunst
Vroeger ontdekten de mensen dat sommige planten geneeskundige krachten hadden. De mensen gingen zich steeds meer interesseren in geneeskundige planten en gingen zichzelf er steeds meer in specialiseren.


§1.2.3 Medicijnen en medische apparatuur
Mensen gingen toen in de negentiende eeuw de isolatie van de plantaardige stoffen goed op gang was gekomen de natuur verbeteren. Ze maakte allerlei geneesmiddelen. Het nadeel van nieuwe medicijnen ontwikkelen is dat het zo duur is. Er is een mooie geleidelijke ontwikkeling en toename van kennis. Ook in de apparatuur is een sterke ontwikkeling opgetreden. Andere verbeteringen zijn o.a. de veel betere hygiëne bij operaties, de steeds betere mogelijkheid organen te transporteren.
Verslaving: Geen aangenaam gevoel krijgen als je deze stoffen niet meer gebruikt.
Ontwenningsverschijnselen: Als de verslaafde (gebruiker) bij onthouding afkickverschijnselen krijgt.
Tolerantie (gewenning): De gebruiker heeft steeds een grotere hoeveelheid van de stof nodig om hetzelfde effect te krijgen.
Chemotherapie: Behandeling van ziektes met chemische middelen.
Paradigma: Een soort denkkader. Wat daarbuiten valt, wordt pas waargenomen na een soort revolutie binnen de wetenschap: het bestaande paradigma wordt omvergeworpen en vervangen door een nieuw.
Radiotherapie: De straling wordt gebruikt bij het vernietigen van kwaadaardige tumoren.
Carcinogene effecten: Kankerverwekkende effecten
Mutagne effecten: Mutatieverwekkend effecten
Computertomografie: De hersenen in dunne ‘plakjes’ fotograferen en dan de computer er een driedimensionale weergave van laten maken. Het ontstane beeld wordt CT-scan genoemd.

Hoofdstuk 1.3: Gezondheid voor individu en overheid

1.3.1. Hoe bestrijd je ziektes?
Opdracht 2 (studielast 45 minuten)

Het gaat bij deze opdracht in de film over het (gedeeltelijk) bestrijden van suikerziekte.

1.3.2. Erfelijke ziektes
Opdracht 3 (studielast 45 minuten)
Deze opdracht laat d.m.v. een film zien hoe je erachter kan komen of je een erfelijke ziekte hebt of niet.

Ik heb de film ‘In de familie’ gezien.
A. Genetische screening is een DNA-test waarmee je erachter kan komen of je een
erfelijke ziekte hebt.
B. Je hoeft niet perse gescreend te worden als je niet wilt weten of je een erfelijke
ziekte hebt. Als er gescreend wordt moet er wel een erfelijke ziekte in de familie
zijn.
C. Ik vind het heel goed dat je een screeningtest kan laten doen want het is
Belangrijk om te weten of je een erfelijke ziekte hebt of niet.

1.3.5. Wie kiest: jij of de overheid?
Opdracht 12 (studielast 80 minuten)
Deze opdracht gaat over huidkanker, de overheid heeft een campagne opgericht in Australië om je goed in te smeren enzo omdat je snel verbrandt.

A. Als je een hele witte huid hebt, verbrand je snel en heb je dus sneller kans op huidkanker dan dat je een heel gebruinde huid hebt, zoals de Aboriginals hebben.

B. Nozeman zegt dat 10%*140.000= 14.000 mensen in Nederland huidkanker hebben. Feenstra zegt dat dat er 20.000 zijn. Er is dus een verschil van 6.000.
C. De ziektes basaalcel-carcinoom en plaveiselcel-carcinoom zijn eenvoudig te behandelen. Maar bij de ziekte melanoom gaan er 1 op de 7 mensen aan dood.
D. Basaalcel-carcinoom komt vooral voor in het gezicht en op de handrug.
Het zaait zich zelden uit en groeit langzaam. Ze zien eruit als kleine bobbeltjes die soms rood, soms lichtbruin van kleur zijn.
Plaveiselcel-carcinoom komt voor op gedeelten van de huid die veel aan zonlicht zijn blootgesteld. Het is een vrij snel groeiend carcinoom dat zich snel uitzaait.
Melanomen komen voor in de huid (soms in een moedervlek) of in het oog.
Het bestaat uit cellen die huidpigment kunnen produceren, zodat het weefsel bruin of zwart kan zijn.
Bronvermelding: Encarta 98 encyclopedie

E. De sterkte van de straling
F. Dan komt er meer UV-B door de ozonlaag heen. UV-B is het schadelijkste van alles en moet daarom zoveel mogelijk tegengehouden worden.
G. De kinderen uit Suriname zijn al gewend heel veel vitamine D binnen te krijgen omdat dit uit UV-B wordt gehaald. Als de baby’s geen extra vitamine D binnen krijgen zullen ze problemen krijgen met de dunne darm, botten en spieren.

H. In 100 gram margarine zit 7,5 mg vitamine D. Je hoort een bepaald aantal vitamine D binnen te krijgen per dag. Dit is dus voldoende al zou je nooit in de zon zitten.

I. Ik heb huidtype 4 want ik had 25 punten.
Iris heeft 10 moedervlekken op haar linkerarm en heeft huidtype 4. Ik heb 11 moedervlekken op mijn linkerarm en heb ook huidtype 4.
J. Onderzoek zonnebrandmiddelen
Naam middel: 1 DA Sunmilk, factor 8 2 Nivea factor 8 3 Nivea Sport&Sun, factor 25
UV-A aanwezig? Ja Ja Ja
UV-B aanwezig? Ja Ja Ja
Olie of andere huidverzachter aanwezig? Tarweolie en aloë vera Eucerit en aloë vera Eucerit en aloë vera

K. Blootstelling aan de zon= aantal minuten in de zon : factor van zonnebrand
Amanda: 20:2= 10 minuten
Peter: 180:16= 11 minuten
Roel: 150:8= 19 minuten
Marian: 250:20= 13 minuten

Samenvatting: Gezondheid voor individu en overheid

Inleiding

Er is veel te kiezen op het terrein van gezondheid voor een individu, maar welke invloed heeft een individu op zijn/haar gezondheid nou eigenlijk?

§1.3.1 Hoe bestrijd je ziektes?
Ziekten ontstaan in een onhygiënische omgeving. Ziekten worden veroorzaakt door bacteriën of andere micro-organismen. Geconserveerd eten kan voorkomen dat de ziektekiemen het lijf binnendringen. Bij operaties bijvoorbeeld, is alles in een steriele (bacterievrij) omgeving. Alle apparatuur, de handen en de kleding worden bacterievrij gehouden.


§1.3.2 Erfelijke ziekten
Genen zitten in chromosomen en erfelijke ziekten worden veroorzaakt door genen. Genen zijn dragers van de afzonderlijke erfelijke eigenschappen.
Met genetic screening word onderzocht of je misschien een afwijkende gen hebt die dus de erfelijke ziekte draagt. Als dit het geval is kan er op tijd worden ingegrepen. De kans op een erfelijke ziekte wordt groter als ze weten dat je aanleg voor die ziekte hebt, dat wil zeggen dat het “in de familie” zit.

§1.3.3 Voeding, genotmiddelen en gezondheid
De leefstijl bepaald veel over de gezondheid van een individu, eet hij veel voedsel met additieven(conserveermiddelen, kleurstoffen, smaakstoffen) dan kan dit negatief zijn voor de gezondheid. Maar ook natuurlijke stoffen kunnen carcinogeen (kankerverwekkend) zijn.
Extreme vermageringspogingen kunnen leiden tot anorexia, nervosa of boulimia.

§1.3.4 Ouderdom
Vaak treed dementie op bij oudere mensen. Symptomen zijn korte termijngeheugen en bewegingsproblemen.
Doordat er steeds betere medische voorzieningen zijn kunnen de mensen steeds langer in leven worden gehouden. Maar de mensen kunnen ook voor euthanasie kiezen, ze willen dan niet verder meer leven.

§1.3.5 Wie kiest: jij of de overheid?
De overheid heeft veel invloed op allerlei zaken met gezondheid:
- Transplantatie: vervangen van orgaan door een goed functionerend orgaan

- Matching: patiënten zoeken met dezelfde weefselkenmerken
- Xenontransplantatie: het aanbieden van organen van andere zoogdieren

§1.3.6 Alternatieve methodes en technieken.
Sommige mensen richten zich liever op alternatieve geneeswijze, omdat deze
volgens hun zich meer op de persoon en niet op de symptomen richten. De nadruk ligt op de analyse van de kwaal niet op de analyse van de gehele mens. Enkele voorbeelden zijn: acupunctuur, homeopathie en de paranormale geneeskunst.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.