Inleiding
Tsunami is het Japanse woord voor "havengolf".
Het is een Japanse samenstelling van tsu =haven en nami = golf.
Tsunami-golven onderscheiden zich van andere golven omdat ze niet opgewekt worden door de wind en niet beïnvloed worden door de stand van de zon, maan en planeten.
Tsunami-golven hebben dus niets te maken met de getijden. Golven die opgewekt worden door de wind hebben een intervaltijd van ongeveer 10 seconden en een lengte van zo’n 150 meter.
Een Tsunami-golf daarentegen kan een lengte hebben van 100 kilometer en de intervaltijd kan oplopen tot een uur.
Tsunami golven kunnen in de Atlantische Oceaan voorkomen, maar het meest komen ze voor in de Grote Oceaan.
Hoofstuk 1 Onstaan vanTsunami’s
Een Tsunami golf kan opgewekt worden door elk verschijnsel waarbij grote watermassa’s uit hun evenwicht worden gebracht.
Een voorbeeld van zo’n verschijnsel is bijvoorbeeld een aardverschuiving waarbij de zeebodem het bovenliggende water plotseling naar boven duwt.
Golven worden gevormd doordat deze naar boven geduwde watermassa’s, onder invloed van de zwaartekracht, hun evenwicht willen terugvinden.
Een Tsunami veroorzaakt door een aardverschuiving Grote onderzeese vulkaanuitbarstingen kunnen ook een Tsunami-golf opwekken.
Evenals het inslaan van meteorieten op het oceaanoppervlak. Dit laatste komt echter maar zelden voor.
Tsunami's komen het meest voor rondom de Grote Oceaan, omdat langs alle randen van deze oceaan door platentektoniek veelvuldig aardbevingen plaatsvinden.
Hoofdstuk 2 Natuurkunde van een tsunami
Bij schoksgewijze beweging van de zeebodem langs geologische breuklijnen, kunnen plotsklaps grote volumes water opgetild of weggezakt raken, vooral als zich een zeebeving op kilometers diepte voltrekt. Aan het wateroppervlak ontstaat in incidentele gevallen over een groot gebied een golf met een hoogte van 'slechts' enkele decimeters en een enorme golflengte (tot honderden kilometers lengte). De golf verplaatst zich in alle richtingen van het ontstaansgebied vandaan, waarbij in het ontstaans-gebied secundaire golven ontstaan. Afhankelijk van de beweging van de zeebodem aan weerszijden van de breuklijn, vertrekt eerst een golfdal (een kuil in de waterspiegel) of juist een golftop.
Op de oceaan is het passeren van een dergelijke langgerekte golf met het blote oog nauwelijks merkbaar: windgolven kunnen daar veel grotere hoogtes bereiken (tot 10 meter) maar die hebben slechts een golflengte van 200 meter. Nauwkeurige dieptemeters en gespecialiseerde satellieten kunnen de tsunamigolven op de oceaan direct meten. Wanneer de tsunamigolf in kustzones ondieper water bereikt, vertraagt de voortplantingssnelheid aanzienlijk. Daarbij wordt de golf hoger, afhankelijk van de locatie langs de kustlijn (baai, rif, kaap, fjord) en grootte van de golf op open zee tot enige tientallen meters boven de normale vloedlijn. De energie die in een tsunamigolf is opgeslagen is veel groter dan in een losse windgolf. De waterbeweging vindt bij een tsunami plaats tot op de zeebodem, terwijl een golf door de wind slechts aan het oppervlak van de zee te merken is. Bij het bereiken van een kritieke hoogte aan de kust breekt de tsunami en rollen krachtige uitlopers verder het land in. In dit krachtige proces verliest de tsunami haar energie uiteindelijk aan turbulentie en wrijving met zeebodem, kust, vegetatie en bebouwing.
Een windgolf bereikt een snelheid tot 40 km/h, maar een tsunami kan zich met een veel hogere snelheid verplaatsen. De periode van de tsunami (het tijdsverloop tussen het passeren van twee toppen) bedraagt een kwartier tot een uur. In diep water, zoals in de oceanen, bereiken de tsunami's hun grootste snelheid, tot 1000 kilometer per uur. De snelheid vg van de golf hangt af van de waterdiepte volgens de relatie:
Waarin geldt:
• vg is de golfsnelheid in m s−1
• g is de valversnelling van 9,81 m s−2
• d is de diepte in m
Bij een grotere zeebeving kan het golffront van een tsunami tot honderden kilometers breed zijn. Deze golf plant zich vanuit een lijnbron voort, waardoor de energie-inhoud per meter over de afgelegde afstand nauwelijks vermindert. Een dergelijke tsunami blijft in de regel niet onopgemerkt, zoals in december 2004 in de Indische Oceaan nabij Sumatra. Dit in tegenstelling tot kleinere tsunamigolven die als een puntbron ontstaan (zoals bij een steen die in het water wordt gegooid, maar ook zoals bij een aardverschuiving op een vulkaanhelling op een geïsoleerd eiland midden in de oceaan). In dat geval vermindert de energie-inhoud kwadratisch met de radiaal afgelegde afstand. Alleen zeer grote onderzeese aardverschuivingen, vulkaanuitbarstingen en meteorietinslagen leiden dan ook tot significante tsunami's.
Springvloeden en stormvloeden zijn geen tsunami's
Tussen springvloeden, stormvloeden en tsunami's zijn er grote verschillen in de oorzaken, in de voorspelbaarheid en in de uitwerking op kustgebieden.
Springvloeden zijn hoge vloeden die regelmatig optreden ten gevolge van getij (eb en vloed) door de omloop van de maan en de aardbaan om de zon. De duur is zo'n 3 tot 6 uur: een halve getijdencyclus, zonder dramatische gevolgen voor kustbewoners. Stormvloeden zijn onregelmatig optredende extreem hoge vloeden ten gevolge van een krachtig windveld, al dan niet gelijktijdig met astronomische Springtij. De duur is tot anderhalve dag: enkele getijdecycli, en de gevolgen zijn soms catastrofaal. De watersnood van 1953 vond bijvoorbeeld plaats tijdens stormvloed in een zware storm gelijktijdig met een springvloed. Bij springvloeden en stormvloeden is dus sprake van een opvallend hogere zeespiegel, maar niet van het binnenrollen van een specifieke incidentele grote golf zoals bij een tsunami.
In natuurkundige termen zijn er verschillen in de hoeveelheid energie per tijdseenheid, tijdsduur, grootte van het getroffen gebied, typische hoogte van brekende golven en de uitrolafstand landinwaarts. Ook de weg die wind- en getijdengolven afleggen richting kustzone verschilt van de tsunamigolf: eerstgenoemden cirkelen als het ware op het land af waarbij de golven een langere weg afleggen en daardoor energie verliezen. Een tsunami gaat 'recht op het doel af' en is energie-efficiënter.
Hoofstuk 3 Tsunami’s uit het geschiedenis
6000 V.C. 5 m Schotland Noorwegen Storeggagebied
100 km uit kust Resten zeezand in veengrond gevonden
1650; V.C. 100-150 m Kreta Griekenland Eiland Santorinor Basis voor verhalen van Plato (Atlantis) en de bijbel (zondvloed)
1755; Onbekend Lissabon Onbekend Beving 9 op schaal van Richter; gebouwen stortten in; bewoners vluchten naar strand en verdrinken in vloedgolf
1883; Onbekend Java en Sumatra Krakatau
vulkanisch eiland Vulkanisch eiland ontploft; vloedgolf eist tienduizenden mensenlevens
1946; Unimak-Aleoeten
Vuurtoren (30 m boven zeeniveau) vernietigd; Hawaiii ook slachtoffers
1960; Chili Voor de kust 2000 doden; etmaal later in Japan; 2000 doden
1964; Alaska; Golf van Alaska Beving 9.2 op schaal van Richter;
Wordt Goede Vrijdag beving genoemd;106 doden; ook naar VS, Califonië en Canada; 25 doden
1998; Papoea-Nieuw-Guinea
Nieuw Guinea Onbekend Beving 7.0 op schaal van Richter waardoor een onderzeese aardverschuiving; 4 km3 grond zakte in dieper gelegen deel oceaan; de put die ontstond werd opgevuld met water dat er naar toegetrokken werd waardoor de tsunami ontstond; 12.000 doden.
26 december 2004;
6 m Landen rond Golf van Bengalen:
- Sumatra,- Sri Lanka,- Indonesië,- India,- Thailand,- Myanmar,- Bangladesh,- Maleisië, - De Maladiven,- De Seychellen,- De Andeman.
Eilanden Voor de kust van Sumatra Beving van 8.9 op schaal van Richter; In het gebied rond de Golf van Bengalen tenminste 165.000 doden;
17 juli 2006; Indische Oceaan
Er vond een zware zeebeving plaats van ongeveer 7,2 op de schaal van Richter in de Indische Oceaan op een diepte van 33 km. De golven waren 2 à 3 meter hoog. Uiteindelijk vielen hier 659 doden, en 7288 gewonden van de 20.000 mensen op dat land. De schokken van de beving waren zo sterk dat ze nog in Amerika merkbaar waren.
2 april 2007 ; Salomonseilanden
Er vond een zeer zware zee-aardbeving plaats met een kracht van 8,0 op de schaal van Richter in de Stille Oceaan. De vloedgolf trof met name de Salomonseilanden en eilanden behorende tot het naburige Papoea-Nieuw-Guinea. Er vielen 52 doden, en 13 mensen raakten gewond.
29 september 2009; Samoa- eilanden
Een zee-aardbeving plaats met een kracht van 8,0 op de Schaal van Richter voor de kust van de Samoa-eilanden. De vloedgolf trof met name de Samoa-eilanden maar ook Tonga en Frans-Polynesië. De golven hadden volgens de autoriteiten een hoogte van 7,5 meter. Het water kwam op sommige plekken meer dan 1,5 kilometer landinwaarts. Er zijn zeker 170 doden gevallen.
11 maart 2011; Japan
Ook Japan is getroffen door een tsunami nadat op 132 kilometer voor de kust van Sendai een aardbeving plaatsvond met een kracht van 9,0 op de Schaal van Richter. Op dit moment is het dodental gestegen tot boven de 12.000, daarnaast worden meer dan 15.000 mensen vermist.
REACTIES
1 seconde geleden
F.
F.
waar komen tsu. t meest voor?
11 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
Stille oceaan en in de ring van vuur ( gebieden als Indonesië, Hawaï, Japan,..).
9 jaar geleden
B.
B.
Wegens dat dit een duplicaat van Wikipedia is geef ik jou een 1/10
9 jaar geleden
Antwoorden