Oefenvragen hoofdstuk 4.4 t/m 4.6

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 1e klas havo/vwo | 1145 woorden
  • 10 juni 2014
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
25 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Vanaf de 13e eeuw waren er ook in het ____1____ van Nederland nederzettingen ontstaan, maar die hoorden niet bij de Hanzesteden.

Amsterdam ontstond op de plek waar een dam in het riviertje de ____2____  werd gelegd.

Veel mensen in Amsterdam werkten in de scheepvaart en ____3____. Met hun gebouwde schepen gingen ze steeds meer ____4____  maken. Daardoor nam de invloed van Amsterdam op de ____5____ toe. Ook de wereld buiten Europa werd ontdekt en de stad groeide uit tot ____6____

Opdracht 1: Vul de juiste woorden in.
Figuur 1

Opdracht 2: Vul de juiste antwoorden op de meerkeuzevragen in.

1. Wanneer werd Amsterdam de marktplaats vd wereld?
a. 16e eeuw
b. 17e eeuw
c. 18e eeuw
d. Het is nooit de marktplaats van de wereld geweest, dat was Rotterdam.
2. Iemand doet 2 uitspraken:
I: In Amsterdam werden de goederen bewerkt en verhandeld.
II: De Hanzesteden zijn altijd het belangrijkst geweest

a. I en II zijn juist
b. I en II zijn onjuist
c. I is juist, II is onjuist
d. I is onjuist, II is juist
3. Welke steden bloeide mee met Amsterdam
a. Deventer en Enschede
b. Rotterdam en Lelystad
c. Enkhuizen en Hoorn
d. Hoorn en Rotterdam
4. Waar lagen de Hanzesteden
a. In het Noorden
b. In Het Zuiden
c. In het Westen
d. In het Oosten

Opdracht 3: Verschillende soorten vragen

a. Water is in Nederland niet alleen een bedreigen maar ook een _________
b. Noem 3 belangrijke factoren bij de verstedelijking in Nederland
c. Wat zijn de betekenissen van Verstedelijking en Delta
d. Wat heeft Nederland veel welvaart gebracht?

Opdracht 4: Zet de juiste letter bij de Romeinse cijfers (VB: A-IV), en maak de overige vragen.
a.
I. Noord Europa                                                                  A. Baksteen, bier, gezouten vis
II. Vlaamse steden                                                             B. Wijnen en zout
III. Zuid Europa                                                                   C. Aansluiting bij Hanze
IV. Nederland                                                                     D. Graan, huiden, hout
V. Handelssteden uit N-E en W-E                                  E. Lakenindustrie   
b. In welke periode speelde de Hanzesteden een belangrijke rol?
c. Tussen welke 2 dingen waren zij  een schakel?

Opdracht 5: Waar of niet waar?
1 Vanaf de 13e eeuw waren er ook in het westen van Nederland nederzettingen ontstaan en die hoorden bij de Hanzesteden.

2 Amsterdam ontstond op de plek waar een dam in het riviertje de Amstel werd gelegd.
3 Veel mensen in Amsterdam werkten in de scheepvaart en visserij. Met hun gebouwde schepen gingen ze steeds meer handelsreizen maken. Daardoor nam de invloed van Amsterdam op de Europese handel toe.
4 Ook de wereld buiten Europa werd ontdekt en de stad groeide uit tot ‘Global-Pool’.
5 Amsterdam werd in de 17e eeuw de marktplaats van de wereld: goederen werden in Amsterdam samengebracht om te bewerken en verder te verhandelen; overal voeren de Amsterdamse schepen heen.

Opdracht 6: Match de goede letters met de goede romeinse cijfers. VB: A-IV
A. Industrialisatie                                                               I. Na 1870
B. Stedelijk patroon versterkt                                           II. Tot 1960
C. Van stad naar platteland trekken                               III. Na 1870
D.  Nederlanders steeds verder uitgebreid                    IV. 17e eeuw    

Opdracht 7: Beantwoord de open vragen
a. Leg het begrip suburbanisatie uit.
b. Wat is een agglomeratie? En wat is een stadsgewest?
c. Geef een voorbeeld van een agglomeratie.

’De steden werden versterkt doordat veel fabrieken werden gevestigd in bestaande steden.’’

‘’Uitbreiding doordat veel dorpen uitgroeiden tot steden doordat fabrieken zich er vestigden. Een voorbeeld hiervan is Eindhoven dat is nu uitgegroeid tot de 5de stad van Nederland door Philips (gloeilampenfabriek).’’

(de geo lesboek 1hv, bewerkt H. Groen)

Opdracht 7: Redeneer wat dit is.
Waar hebben deze voorbeelden mee te maken?

Stedelijke gebieden
In Nederland groeiden steden uit tot ____1____. En deze tot stadsgewesten en ____2____. Het grootste stedelijke gebied is de ____3____, deze bestaat uit de 4 grote steden:  ____4____, ____5____,____6____,  en ____7____, met de dorpen en steden die ertussen liggen. De Randstad heeft de vorm van een ____8____.

Opdracht 9: Vul de juiste woorden in

Opdracht 10: Beantwoord de open vragen
a. Noem 2 functies die boerderijen konden krijgen als een boer ze verkocht.
b. Hoe wilde boeren met een klein of middelgroot bedrijf extra geld verdienen?
c. Waarvoor wordt het landschap rond de boerderijen soms erg veranderd? Geef 1 voorbeeld van die veranderingen.
d. Waarvoor betaald de overheid boeren extra en waarom?
e. Waarvoor werden paarden vroeger gebruikt? En waarom hebben boeren nu nog steeds paarden?

Voor antwoorden zie bijlage

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.