Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

LIJST STILISTISCHE EN NARRATOLOGSICHE MIDDELEN

Beoordeling 8.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas aso | 4757 woorden
  • 10 november 2012
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 8.5
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

LIJST STILISTISCHE EN NARRATOLOGSICHE MIDDELEN

 

STILISTISCHE BEGRIPPEN

 

1. Alliteratie  Gelijkheid van de beginmedeklinkers van twee of meer woorden

                                  

Leentje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan

 

o utinam possim populos reparare paternis

artibus ...                                                      

(Ovidius, Metamorphoses 1, 363-364)

 

 

2. Anafoor   Het herhalen van hetzelfde tekstelement aan het begin van opeenvolgende (delen van) zinnen of versregels

 

                                   En niemand komt niemand tegen

                                   En niemand zegt ik ben een iemandswoord

                                   En niemand zegt ik ben maar ben verzwegen

                                   De hemel zwijgt en zwijgt want enzovoort

                                   (Hans Andreus)

 

Ille mi par esse deo videtur

Ille si fas est superare divos              

(Catullus, carmen 51)

 

 

3. Anakoloet  De auteur begint een zin en gaat dan over op een andere constructie. Hij bekomt zo een niet-consequente zinsbouw.

 

 

4. Anastrofe  De omkering van de normale woordvolgorde in een voorzetselgroep. Het voorzetsel staat tussen het adjectief en substantief of staat achter het substantief.

 

                                    Inde  latet silvis nulloque in monte videtur.

                                    (SSindsdien houdt ze zich schuil in de bossen en wordt ze in de bergen niet meer opgemerkt)

 

                                  

5. Antithese    Het naast elkaar plaatsen van tegengestelde begrippen

 

Wat vriendelijker

schijn bij vijandelijker haat!

Wat bitterder gemoed bij zoeter liefdeteken!

Wat zedelozer hart bij zedelijker spreken!

Wat Christelijker groet bij duivelser verraad!

uit: Verraderlijke kus van Heiman Dullaert.

 

 

Alieni adpetens, sui profusus 

(Sallustius, De coniuratione Catilinae 5)

 

 

6. Apo koinou   Een bepaling die bij twee woorden hoort, staat slechts bij het tweede woord.

 

Sed trudit gemmas et frondes explicat omnes.

(De wijnrank) laat zijn knoppen openbreken en ontvouwt zijn blaadjes, allemaal)

 

7. ApostrofeDe auteur richt zich direct tot het/de personage(s) of levenloze dingen in het verhaal.

 

id vitium nulli per saecula longa notatum

quid non sentit amor?  primi vidistis amantes

et vocis fecistis iter, tutaeque per illud

murmure blanditiae minimo transire solebant.

 

(Ovidius, Metamorphoses 4, 66-69)

 

8. Archaïsme  Een verouderd taalgebruik (spelling, morfologie, woordenschat, . . .)

 

 

 

9. Assonantie   Het herhalen van dezelfde beklemtoonde klinkers

 

                                   Denkend aan Holland

                                   Zie ik brede rivieren

                                   Traag door oneindig

                                   Laagland gaan          

                                   (H. Marsman)

 

spumigeroque tuum fonti, qua plurimus

exit,               

subde caput corpusque simul, simul elue crimen    

 

(Ovidius, Metamorphoses 11, 140-141)

 

 

10. Asyndeton  Het opsommen van opeenvolgende tekstelementen zonder voegwoord

 

Dan zou ik mijn boek vertalen in het Maleis, Javaans, Soendaas, Alfoers, Boeginees, Battaks...

                                   (Multatuli, Max Havelaar)

ornat quoque

vestibus artus,

dat digitis gemmas, dat longa monilia collo,

aure leves bacae, redimicula pectore pendent.        

 

(Ovidius, Metamorphoses 10, 263-265)

 

 

11. Chiasme  Het kruiselings plaatsen van (grammaticaal) gelijkwaardige tekstelementen binnen een zin of binnen opeenvolgende zinnen

                                  

                                   Denkend aan de dood kan ik niet slapen

                                   En niet slapend denk ik aan de dood

(J.C. Bloem)

 

fundantem arces ac tecta novantem           

(Vergilius, Aeneis 4, 260)

 

 

12. Climax  Een reeks tekstelementen waarvan de inhoud een stijgende lijn in betekenis en/of lengte vertoont

 

                                   uren, dagen,  maanden, jaren,

                                   vliegen als een schaduw heen           

                                    (Herman Gorter)

 

laudat digitosque manusque

bracchiaque et nudos media plus parte lacertos;     

 

(Ovidius, Metamorphoses 1, 500-501)

 

 

 

13. Dramatische ironie         Het procédé waarbij de toeschouwer/lezer meer informatie over de uitgebeelde situatie heeft dan een of meer personage(s) in die situatie

 at rex Odrysius, quamvis secessit, in illa

aestuat et repetens faciem motusque manusque

qualia vult fingit quae nondum vidit, et ignes

ipse suos nutrit cura removente soporem.

Lux erat, et generi dextram complexus euntis

Pandion comitem lacrimis commendat obortis:

“Hanc ego, care gener, quoniam pia causa coegit,

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

et voluere ambae (voluisti tu quoque, Tereu),

do tibi perque fidem cognataque pectora supplex

per superos oro, patrio ut tuearis amore

et mihi sollicitae lenimen dulce senectae

quam primum (omnis erit nobis mora longa) remittas...”.

(Ovidius, Metamorphoses 6, 490-501)

 

 

 

14. Enjambement In het begin van een vers staat één woord dat bij de grammaticale zin in het vorige vers hoort. De zin komt niet tot rust op het einde van het vers, maar verplicht de lezer om verder de lezen. Dit veroorzaakt een bepaalde snelheid of onrust. Het woord krijgt vaak ook veel nadruk hierdoor.

 

                                               Vix spes ipse suas animo capit, aurea fingens

                                               omnia.

(Nauwelijks kon hij zijn eigen verwachtingen bevatten, toen hij zich alles in goud voorstelde.)

                                  

 

15. Ellips Het weglaten van één of meer tekstelementen die in de context gemakkelijk aangevuld kunnen worden

 

                                   Opa gaf aan Jan een fiets,  aan Piet een step.

 

                                   “Icare”, ait, “moneo, ne, si dimissior ibis,

                                   unda gravet pennas, si celsior (ibis), ignis adurat .. »

                                   (Ovidius, Metamorphoses 8, 204-205)

 

 

16. Epifoor  De herhaling van hetzelfde woord op het einde van opeenvolgende of zinsdelen f zinnen.

                                              

Vestis distincta, animus distinctus

(Een los gewaad, losse zeden)

 

 

17. Epitheton ornans  Een “versierend adjectief”, een vast adjectief dat te pas en te onpas bij een substantief, vaak een eigennaam, wordt geplaatst. Het heeft vaak geen enkel belang in die specifieke context.

 

                                    Iunonia Samos

                                    (Het aan Iuno gewijde Samos)

 

 

 

18. Eufemisme Het in verzachtende taal weergeven van een negatief beladen begrip

 

inslapen (= sterven)

 

civitates, quas .. pacaverat  (hij had tot vrede gebracht = hij had onderworpen)

(Caesar, De Bello Gallico 7, 65.4)

 

 

19. Hendiadys Twee nevengeschikte substantieven drukken één samengesteld begrip uit.

                                  

Daedalus interea Creten longumque perosus / exilium

(Daedalus die intussen genoeg had van zijn lange verbanning op Kreta)

 

 

20. Homoioteleuton   Een gelijkluidend einde bij twee of meerdere woorden.

                                              

. . . omnia patefacta, illustrata, oppressa, vindicata esse . . .

  ( . . .dat alles onthuld, aan het licht gebracht, onderdrukt en bestraft is)

 

 

 

21. Hypallage   Een adjectief hoort grammaticaal bij een bepaald substantief, maar inhoudelijk bij een ander.

                                  

vise soporiferam Somni velociter aulam

(zoek snel het slaapverwekkend paleis van de Slaap op)

Een fris glas bier

 

 

 

22. Hyperbaton Het van elkaar scheiden van twee tekstelementen die een grammaticale eenheid vormen

N.B.: de scheiding van de tekstelementen wordt gevormd door tekstelementen die niet met de grammaticale eenheid te maken hebben.

 

In nova fert animus mutatas dicere formas corpora

 

(Ovidius, Metamorphoses 1, 1-2)

 

 

23. Hyperbool           Een sterke overdrijving

 Jij bent ontzettend sterk    (gezegd tegen een klein kind)

 

Talia iactanti stridens Aquilone procella

velum adversa ferit, fluctusque ad sidera tollit        

 

(Vergilius, Aeneis 1, 102-103)

 

 

24. Inversie   zie anastrofe

 

 

25. Ironie   Opmerking waarbij spottend het tegendeel naar voren wordt gebracht van wat eigenlijk wordt bedoeld

 

Grapjas!    (gezegd tegen iemand die een vervelende streek heeft uitgehaald)

 

...hic insidiator...

(bedoeld is Milo, terwijl Cicero juist probeert aan te tonen dat hij zeker niet degene is die de aanval heeft geopend)

(Cicero, Pro Milone 28)

 

 

26. Litotes  Het ontkennen van een begrip met als doel het tegendeel te benadrukken

 

 

Daar ben ik niet vies van   (= ik vind het héél lekker!)

 

 

Non rudis imperator

(een niet onbekwaam veldheer)

 

..................'ego te, quae plurima fando

enumerare vales, numquam, regina, negabo

promeritam, nec me meminisse pigebit Elissae       

 

(Vergilius, Aeneis 4, 333-335)

 

 

27. Metafoor  Vorm van beeldspraak waarbij alleen het beeld (= persoon/zaak waarmee vergeleken wordt) wordt genoemd  (dus zonder als, zoals, gelijk aan etc.)

 

Het kleine vee, dat de lucht afweidt  

(Herman Gorter)

 

At regina gravi iamdudum saucia cura

vulnus alit venis et caeco carpitur igni.       

 

(Vergilius, Aeneis 4, 1-2)

 

 

28. Metonymie  Een woord wordt vervangen door een ander woord op grond van een verband tussen deze woorden. Er zijn verschillende vormen:

 

                                    - persoon – zaak: Phoebus i.p.v. zon

                                    - abstract – concreet

                                    - pars pro toto:  ora i.p.v. het gehele gezicht

 

 

29. Onomatope          Dit is een klanknabootsing.

                                              

 quamvis sint sub aqua sub aqua maledicere temptant

(hoewel ze onder water zijn, proberen ze toch onder water kwaad te spreken)

 

 

30. Oxymoron  Een verbinding van tegengestelde begrippen.

 

nascentes morimur

(Van bij de geboorte sterven we.)

 

31. Parallellisme Identieke opbouw van tekstelementen in opeenvolgende (delen van) zinnen.

 Woorden, woordgroepen of zinnen nemen dezelfde positie in.

 

                                   Laten de vogels protesteren

                                   Tegen de branding, tegen het schuim

                                   Tegen de vliegende vissen

 

                                   Laten de vogels protesteren

                                   Tegen de opgezette vogels

                                   Tegen de vogelschemering........                   

(Guillaume van der Graft)

 

arbor ibi niveis

uberrima pomis,

ardua morus, erat, gelido contermina fonti.           

 

(Ovidius, Metamorphoses 4, 89-90)

 

 

32. Pars pro toto Het noemen van een deel in plaats van een geheel

 

                                   Even koppen tellen  (= leerlingen tellen)

                                              

                                   quaerenti et tectis urbis sine fine furenti

                                                           tectis  i.p.v. domibus

(Vergilius, Aeneis 2, 771)

 

 

33. Pathos Het opwekken van betrokkenheid bij of medelijden met het personage bij de toehoorder of lezer

 

"Pyrame," clamavit,

"quis te mihi casus ademit?

Pyrame, responde! tua te carissima Thisbe

nominat; exaudi vultusque attolle iacentes!"            

 

(Ovidius, Metamorphoses 4, 142-144)

 

 

34. Polysyndeton Het opsommen van meerdere tekstelementen met voegwoorden

 

Die zorgt en waakt en slaaft en ploegt en zwoegt en zweet

(Joost van den Vondel, Palamedes)

 

....laudat digitosque manusque        

bracchiaque et nudos media plus parte lacertos;     

 

(Ovidius, Metamorphoses 1, 500-501)

 

Ego et miles et tribunus et consul versatus sum in vario genere bellorum.

(Ik ben en als soldaat en als tribuun en als consul in verschillende soorten oorlog terecht gekomen)

 

 

 

35. Retorische vraag Een vraag waarbij het niet de bedoeling van de vragensteller is dat er een antwoord gegeven wordt, maar waarbij een sterke bewering of aansporing tot uiting komt

 

Wie ziet niet soms zich liggen in de

kist,

geroerd, dat zoveel schoons moest ondergaan?

Wie hoort uit 't graf niet roemen, stil voldaan,

deugden die buiten hem geen stervling wist?           

 

(J.A. Dèr Mouw)

 

Quo usque tandem abutere, Catilina, patientia nostra? quam diu etiam furor iste tuus nos eludet? quem ad finem sese effrenata iactabit audacia? ....

( Cicero, In Catilinam 1, 1)

 

 

36. Sententia   Een kernachtige uitspraak met een boodschap

 

                                   Oost West, thuis best

 

                                   homines, dum docent, discunt

                                   (Seneca, ad Lucilium epistula 7, 8)

 

                                  

37. TrikolonOpbouw van een zin in drie elementen met een vrijwel identieke zinsstructuur

 

nec mora; quod pontus, quod terra, quod educat aer.

(Ovidius, Metamorphoses 8, 830)

 

 

38. Vergelijking         Vorm van beeldspraak waarbij afgebeelde en beeld beide worden genoemd

(dus met als, zoals, gelijk aan etc.)

1   afgebeelde (= persoon/zaak die vergeleken wordt)

 2   beeld  (= persoon/zaak waarmee vergeleken wordt)

 3   punt van overeenkomst  (= het aspect waarin afgebeelde en beeld overeenkomen)

 

                                    hij is zo rood als een kreeft

                                   cruor emicat alte

                                   non aliter, quam cum vitiato fistula plumbo

                                   scinditur et tenui stridente foramine longas

                                   eiaculatur aquas atque ictibus aera rumpit    

                                   (Ovidius, Metamorphoses 4, 121-124)

 

                                  

39. Woordplaatsing aan het begin / einde van een regel / zin

woorden voor- of achteraan een zin of regel krijgen nadruk

 Eurydicenque suam iam tuto respicit Orpheus    

(Ovidius, Metamorphoses 11, 66)

 

 

40. Zeugma   Een werkwoord verbindt twee of meer voorwerpen, terwijl zijn betekenis maar bij één van de twee past.

  turaque dants sanctis et verba precantia

  (Ze geven wierook aan de heilige vlammen en (ze spreken) smeekbeden (uit).

 

 

NARRATOLOGISCHE BEGRIPPEN

 

Alwetende verteller   Persoon die alle kennis van gebeurtenissen, achtergronden en afloop van het verhaal heeft en weet wat er in het innerlijk van de personages omgaat

 

Prospectie Het inlassen van een handeling of mededeling die vooruitloopt op / een aankondiging is van iets dat in de toekomst gaat gebeuren   (flash-forward) 

 dedit oscula nato

non iterum repetenda suo     

(Ovidius, Metamorphoses 8, 211-212)

 

                       

Raamvertelling  Verhaal dat als een kader één of meer andere verhalen omsluit

 

Het diner bij Dido als kader waarbinnen Aeneas zijn verhalen vertelt.

 

 

Retrospectie Het inlassen van een handeling of mededeling die terugwijst naar iets dat is gebeurd

(flash-back) 

 

 

                                                                                  

Ringcompositie Opbouwprocédé dat erin bestaat een verhaal, een gedeelte ervan of enkele verzen in een gedicht als teksteenheid af te bakenen met (qua inhoud of formulering) naar elkaar verwijzende passages

                                  

Fulsere quondam candidi tibi soles

……………………………………..

Fulsere vere candidi tibi soles.

   (Catullus, carmen 8, 3-8)

 

 

Vertellerscommentaar  Het (terloops) leveren van commentaar op gebeurtenissen of personages door de auteur, gericht tot de toeschouwer/lezer/luisteraar

 

id vitium nulli per saecula longa notatum

quid non sentit amor?  primi vidistis amantes

et vocis fecistis iter, tutaeque per illud

murmure blanditiae minimo transire solebant.

 

(Ovidius, Metamorphoses 4, 66-69)

 

 

Vertelperspectief Het gezichtspunt van waaruit de auteur het verhaal presenteert

 

Verteltempo              De verhouding tussen verteltijd en vertelde tijd

                                   Versnelling: verteltijd is korter dan vertelde tijd

                                    Vertraging: verteltijd is langer dan vertelde tijd

 

Verteltijd  Tijd die gebruikt wordt om het verhaal te vertellen

 

Vertelde tijd De tijd die de (vertelde) gebeurtenissen in werkelijkheid in beslag nemen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.