Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

IJstijden

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Keuzeopdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 422 woorden
  • 15 juni 2003
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
43 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Keuze-opdracht B Ijstijden blz.141 Welke sporen in het landschap wijzen op een ijstijd? Tijdens de laatste miljard jaar heeft de aarde zeker 4 keer een ijstijd doorgemaakt. Zo’n 150 duizend jaar geleden waren er, naast de landijsmassa’s op Groenland en Antarctica, nog twee grote ijskappen. Één van de ijskappen lag in de bergen van Scandinavië tot aan Amsterdan en de andere, nog veel grotere, lag in Noord-Amerika en reikte tot New York. Het besef, dat de aarde gedeeltelijk met gletsjers bedekt is geweest, is ontstaan in de Alpen. Daar is het heen en weer schuiven van gletsjers en de sporen die hierbij het ijs achterlaat een heel normaal verschijnsel. De sporen bestaan uit opeenhopingen van bergpuin langs de rand of aan het front van een gletsjer. Deze sporen heten morenen; men kan ze ook buiten het gebergte vinden. Het bleek al snel dat morenen in lagen boven elkaar kunnen voorkomen. De lagen worden gescheiden door afzettingen met overblijfselen van een flora (plantenwereld) en een fauna (dierenwereld). De laag van een flora of fauna gaf dus de tijd aan die tussen twee ijstijden in lag, de zo genaamde interglacialen. Er is ook nog een ander verschijnsel dat het bestaan van de ijstijden bevestigd, en dat is de terrasvorming langs rivieren: Ijskappen hielden heel erg veel water vast, zodat het zeeniveau meer dan 100 meter daalde. Grote delen van ondiepe zeeën zoals de Noordzee, vielen droog. In de interglacialen steeg vervolgens het water weer enorm. Zo ontstonden er dus terrasvormige afzettingen onder invleod van wisselende hoeveelheden verweringsmateriaal en water. Het beeld van de ijstijden was tot het midden van de 20ste eeuw niet helemaal volledig doordat de sporen op het land vaak werden ‘vernietigd’ door erosie (de afslijtende werking van water, ijs en wind). Bovendien waren er op het land niet zo lang geleden weinig mogelijkheden voor ouderdomsbepalingen in jaren. Gelukkig is uit oceanografisch onderzoek (diepzeeonderzoek) gebleken dat de bodem van de oceaan ons een veel beter beeld van de ijstijden kan geven dan die van de landbodem. Want de afzettingen van klei en kalkslip op de oceaanbodem is heel gelijkmatig en nauwelijks door erosie aangetast. De fossielen (organismen die versteend zijn in de aarde) en sedimenten (afzettingen) leveren een overvleod aan informatie: chemische, fysische en klimatologische gegevens en kennis over uitgestorven planten en dieren. Wat ook heel belangrijk is, is dat je met de sedimentaire gesteenten wél goed ouderdomsbepalingen uitgedrukt in jaren kunt maken. In landen rond de noordelijke Atlantische Oceaan heeft men zelfs sporen gevonden die 700 tot 1000 miljoen jaar oud zijn!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.