Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Poezie Analyse - Remco Campert

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Gedichtbespreking door een scholier
  • 6e klas vwo | 6258 woorden
  • 14 juli 2009
  • 91 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
91 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1.
POËZIE IS EEN DAAD…
Poëzie is een daad
Van bevestiging. Ik bevestig
Dat ik leef, dat ik niet alleen leef.

Poëzie is een toekomst, denken
Aan de volgende week, aan een ander land,
Aan jou als je oud bent.

Poëzie is mijn adem, beweegt
Mijn voeten, aarzelend soms,
Over de aarde die daarom vraagt.

Voltaire had pokken, maar
Genas zichzelf door o.a te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.

Of neem de branding. Stukgeslagen
Op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
Maar herneemt zich en is daarin Poëzie.

Elk woord dat wordt geschreven
Is een aanslag op de ouderdom.
Ten slotte wint de dood, jazeker,

Maar de dood is slechts de stilte in de zaal
Nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.
(uit; Het huis waarin in woonde, 1955)

Intentio Operis

Eerste indruk
De kernzin van dit gedicht is voor mij de laatste zijn: ‘de dood is een ontroering’. Het thema is poëzie, maar misschien ook wel de dood. De taal in die in het gedicht gebruikt word is modern en herkenbaar, maar wat mij meteen opviel was de vorm van het gedicht. Er is namelijk veel sprake van enjambement en dat merk je meteen als je het leest.


Vorm
1. Het gedicht bestaat uit 21 versregels.
2. Het gedicht bestaat uit 10 zinnen:
- ‘Poëzie is…van bevestiging’ (r. 1-2)
- ‘Ik bevestig…alleen leef’ (r. 2-3)
- ‘Poëzie is…oud bent’ (r. 3-6)
- ‘Poëzie is…daarom vraagt’ (r. 7-9)
- ‘Voltaire had…is poëzie’ (r. 10-12)
- ‘Of neem de branding’ (r. 13)
- ‘Stukgeslagen op…daarin poëzie’ (r. 13-15)
- ‘Elk woord…de ouderdom’ (r. 16-17)
- ‘Ten slotte…geklonken heeft’ (r. 18-20)
- ‘De dood…een ontroering’ (r. 21)
3. Er zijn geen afwijkingen in de zinsbouw.
4. En ook geen opvallende interpunctie tekens.
5. Er zijn zeven strofen, allen terzet.
6. Er zijn geen opvallende witregels.
7. Er is sprake van half eindrijm in regel 13-14
Stukgeslagen- verslagen.
8. Er zijn geen onregelmatigheden is het rijmschema, omdat er geen rijmschema is.
9. Assonantie:
- Leef – alleen – leef (r. 3)
- Aan – ander – land (r. 5)
- Jou – oud (r. 6)
- Aarde – daarom – vraagt (r. 9)
- Voltaire – pokken – o. a – limonade (r. 10-11)
- Maar – zaal (r. 19)

Alliteratie:
- Bevestig – bevestiging (r. 2)
- Jou – je (r. 6)
- Die – daarom (r. 9)
- Woord – wordt (r. 16)
10. Er is geen sprake van elisie.
11. Enjambement vind je in regel: 1-2-4-10-14-16 en 19
Dit geeft een onverwacht effect want de zin wordt in het midden afgebroken en dat legt er nadruk op. Ook heeft dit effect op het ritme.
12. Je kunt de trochee in het gedicht herkennen. Verder bespeur ik niet echt regelmaat.
13. Het aantal versvoeten:
14. Er is geen sprake van antimetrie, er is namelijk geen regelmatig metrum.

Inhoud/interpretatie
Er is geen beeldspraak te herkennen in dit gedicht. Wel stijlfiguren zoals parallellisme. De eerste drie strofen van Poëzie is een daad… beginnen met ‘Poëzie is’ (r. 1-4-7).

Regen voor regel, strofe voor strofe:
Strofe1


‘Poëzie is een daad van bevestiging
Ik bevestig dat ik leef, dat ik niet alleen leef’
Wanneer je poëzie leest of schrijft ga je over dingen nadenken, door poëzie kan je je bewust worden van je bestaan en van dat van anderen. Iedereen leeft anders en door poëzie met elkaar uit te wisselen besef je als het ware dat anderen het zelfde over dingen denken of het zelfde mee maken.

Strofe 2


Poëzie is toekomst en denken daaraan’
Poëzie is dromen en verbeelding. Dromen over de toekomst.

Strofe 3


Poëzie is mijn adem, beweegt mijn voeten. Poëzie is mijn drijfveer.’
‘Aarzelend soms’
Poëzie is een drijfveer voor Remco Campert. Poëzie bepaald zijn weg beweegt mijn voeten). Voeten over de aarde, dus door het leven.

Strofe 4


In alinea 4 vind een kleine wending plaats, Campert heeft het eerst over gevoelens en sfeer. Nu gooit hij een feitje door het gedicht, ‘Voltaire had pokken, maar genas zich door te drinken o. a 120 liter limonade.’ Dat is ongelofelijk als het waar is. En anders nog steeds ongelofelijk dit is dus poëtisch bedoeld.

Strofe 5


De branding (r.13), stukgeslagen op de rotsen maar toch niet verslagen, dit is mooi en herkenbaar als gevoel voor de mens en is daarom poëzie.

Strofe 6


‘Elk woord dat wordt geschreven’ alles wat men meemaakt is een aanslag op de ouderdom maar ten slotte wint de dood, want daar kan niemand onderuit.

Strofe 7:


De dood is slechts de stilte in de zaal’ (r.16)
Nadat het laatste woord geklonken is, nadat alles gezegd is.
De dood is de stilte in de zaal = een ontroering. Wat ook weer een emotie is.

Titel


De titel Poëzie is een daad…
Dit is een ode aan de poëzie, zoals Remco Campert er meerderen heeft geschreven. Poëzie is een daad is ook de eerste zin van het gedicht dus de titel is ook inleidend.
De hoofdgedachte is dat poëzie een moraal is voor het leven en wanneer de dood wint het laatste woord ook geklonken heeft. Het thema is daarom ook de dood.

Intentio Auctoris
Allereerst is dit een gedicht over poëzie, dit is herkenbaar bij lezers omdat Campert meerdere gedichten in verschillende bundels heeft gepubliceerd die ook over Poëzie gaan. Bijvoorbeeld in zijn bundel ‘Bij hoog en laag’ uit 1959 staat een gedicht getiteld ‘Poëzie’.

Verder is de luchtige toon en inhoud van Campert in dit gedicht te herkennen. Campert stopt vaak humoristische elementen in zijn werk wat veel mensen aanspreekt, dit zie je in dit gedicht niet echt terug.

Het is geen persoonlijk gedicht en daarom bespeur ik geen autobiografische elementen. Behalve Campert’s liefde voor poëzie.

Intentio lectoris
De betekenis van poëzie is een daad is een ode van de schrijver aan de Poëzie en dat probeert hij te doen door uit te leggen wat poëzie betekend.

2.
TEGEN DE ZOMER
Niets is vernielender dan de warmte.
De kou houdt in stand is statisch
De warmte beweegt met de vernieling mee
En wekt valse schijn
Van zon gezondheid zinvolle zonde.
De warmte vleit paait beloofd
Maakt stofgoud van stof
Liefde van begeerte
Poëzie van leugens.
Ik hou niet van de warmte
Broedplaats van muggen en maden
Poel van limonade en andere slopende dranken.
Schenk me liever klare
Kou en koffie.
Destructie bevroren duidelijk zichtbaar
En aanvaardbaar.
Wie in de kou zit schept geen illusies
Maar schept sneeuw vrij ongenaakbaar
In de menselijke
Soms bovenmenselijke winter.
(uit: Bij hoog en bij laag, 1959)

Eerste indruk

Kernzinnen voor mij zijn:
‘Wie in de kou zit schept geen illusies’ (r. 17)
‘In de menselijke
Soms bovenmenselijke winter’ (r. 19-20)
Mij viel vooral de vorm van het gedicht op. Dit gedicht bestaat uit een strofe van twintig zinnen. Het is dus een groot blok. In dit gedicht komen veel beklemtoonde klinkers voor (aa – oo).
Het taalgebruik is modern, maar Campert gebruikt veel lange en scherpe woorden zoals: vernieling, destructie, aanvaardbaar, ongenaakbaar.


Thema


Het thema is warm en koud, of zomer en winter.


Vorm
1. Dit gedicht bestaat uit 20 regels.
2. En bestaat uit 7 zinnen:
- ‘Niets is…de warmte’(r. 1)
- ‘De kou…zinvolle zonde’ (r. 2-5)
- ‘De warmte…van leugens’ (r. 6-9)
- ‘Ik hou…slopende dranken’ (r. 10-12)
- ‘Schenk me…en koffie’ (r. 13-14)
- ‘Destructie bevroren…en aanvaardbaar’(r. 15-16)
- ‘wie in…bovenmenselijke winter’ (r. 17-20)
3. Er zijn geen afwijkingen in de zinsbouw.
4. Er zijn geen opvallende interpunctietekens.
5. Het gedicht bestaat uit één strofe van twintig regels.
6. Dit gedicht heeft alleen tussen de titel en de eerste regel één witregel en verder niet. Dit valt op omdat het gedicht wel bestaat uit twintig regels.
7. Er is sprake van halfrijm in zin 16 aanvaardbaar en in zin 18 ongenaakbaar.
8. Verder is er geen rijmschema, alleen deze zin heeft één keer halfrijm.
9. Assonantie:
- Niets – vernielender (r. 1)
- Kou – houdt
- Stand – statisch (r. 2)
- Beweegt – mee (r. 3)
- Zon – gezondheid – zinvolle – zonde (r. 5)

Alliteratie:
- Stand – statisch (r. 2)
- Zon – gezondheid – zinvolle – zonde (r. 5)
- Stofgoud – stof (r. 7)
- Liefde – leugens (r. 8-9)
- Muggen – maden (r. 11)
- Klare – kou – koffie (r. 13-14)
- Destructie – duidelijk (r. 15)
- Schept – sneeuw (r. 18)
10. Er is geen sprake van elisie.
11. Enjambement in regel: 3- 13 en 19
12. De jambe, de trochee en de amfibrachys zijn te herkennen in dit gedicht.
13. In het aantal versvoeten per regel is geen regelmaat te vinden.
14. Er is sprake van antimetrie in regel 6
‘De warmte vleit paait beloofd’
Dit komt omdat er eigenlijk of vleit óf paait had moeten staan. Nu is het een soort opsomming.

Inhoud/interpretatie
Beeldspraak
Personificatie, vleien is iets menselijks. ‘De warmte vleit paait beloofd’ (r. 6)
Stijlfiguren
Pleonasme, vals is hier overbodig. ‘en wekt een valse schijn’ (r. 4)

Regel voor regel, strofe voor strofe:
r.1 niets is vernielender dan de warmte.
Vernielender is geen goed Nederlands woord. Dit kan gebruikt zijn om de zin nog meer klagend te laten klinken. Aan deze eerste zin kan je al goed merken dat dit geen pleidooi voor de zomer gaat worden.
r.2 de kou houdt in stand is statisch.
De kou houdt in stand betekend dat in tegenstelling tot hitte, die planten, bloemen en dieren kapot maakt de kou wel te overleven is. Bloembollen zitten onder de grond en dieren houden een winterslaap. De kou heeft iets statigs.
r. 3 de warmte beweegt met de vernieling mee.
Waar warmte is treed vernieling op, water tekort, bosbranden etc.
r.4 en wekt een valse schijn.
Wanneer het warm is lijkt dat op het eerste gezicht heel prettig, maar naarmate het langer warm blijft wordt de hitte steeds vervelender.
r.5 van zon gezondheid zinvolle zonde.
Warmte is zon, hier wordt ook gesuggereerd dat warmte ook voor gezondheid staat en dat het een excuus is om te zondigen, zinvol namelijk.
r.6 de warmte vleit paait beloofd.
De warmte vleit en paait iedereen in zekere zin.
r. 7 maakt stofgoud van stof.
Stof lijkt als het warm is goudkleurig.
r.8 liefde van begeerte.
In de zomer bloeit vaker de liefde op, terwijl iedereen wanneer het koud is verlangt naar de liefde.
r.9 poëzie van leugens
poëzie zijn dus waarheden. Dit is om de zomer zwart te maken.
r.10 ik hou niet van de warmte
dat is duidelijk
r.11 broedplaats van muggen en maden
muggen en maden vind iedereen irritant en onprettig. Een van de ongemakken die warmte met zich mee brengt.
r.12 poel van limonade en andere slopende dranken
met slopende dranken wordt alcohol en frisdrank bedoeld.
r.13-14 schenk me liever klare
ik heb liever
kou en koffie
koffie hoort bij de dingen die Campert wil. En kou wordt je natuurlijk niet ingeschonken.
r.15-16 destructie bevroren duidelijk zichtbaar en aanvaardbaar.
Deze zin gaat over de kou, voor Campert is de winter duidelijk en aanvaardbaar.
r.17 Wie in de kou zit schept geen illusies
want de winter is duidelijk, zonder enige illusie.
r.18-20 maar schept sneeuw vrij ongenaakbaar
in de menselijke
soms bovenmenselijke winter.
Je moet geen illusies scheppen maar sneeuw. Dat is tenminste duidelijk. Dan ben je ongenaakbaar= onaantastbaar in de koude winter, die soms wel heel koud kan zijn.

Vorm+Inhoud
Er zit echt een verhaaltje in het gedicht, en doordat het gedicht zonder witregels geschreven is lijkt het daar ook meer op. Het enjambement zorgt ervoor dat je de accenten met klanken anders legt en dat de nadruk op de woorden dan heel anders ligt.

Titel
De titel is Tegen de zomer, het is een standpunt dat Campert in neemt en in zijn gedicht geeft hij als het ware de argumenten.



Thema
Het thema is de winter. De winter word in dit gedicht de hemel in geprezen en de zomer word afgekraakt.

Intentio auctoris
Dit gedicht is een persoonlijk gedicht, Campert spreekt zijn afschuw tegen de zomer uit. Hij heeft nog meer gedichten over de winter geschreven namelijk:
- De stem; uit Vogels vliegen toch (1951)
- Sintels van de zon 4; uit een standbeeld opwinden (1952)

Remco Campert hoorde bij ‘de vijftigers’ hij had binnen deze groep wel een eigen stijl met zijn weemoedige- ironische toon. Hij schrijft vaak in spreektaal. En zijn werk is veelal autobiografisch. Dit is allemaal kenbaar in tegen de zomer.

Melancholie en verdriet om wat er in zijn leven allemaal is mislukt spelen over in zijn werk mee. Vaak speelt ook de jazz- muziek een rol.

Intentio Lectoris
De titel zegt het al. Dit gedicht is tegen de zomer en gaat over de winter. De zomer maakt poëzie van leugens zoals hij zegt. Wie in de kou zit in onaantastbaar.


3.
ZON EN MAAN

Ik mag zo verlegen zijn
Als ik wil. Post meridiem
Als de avond de middag
Weg heeft geplaagd met
Een zwart masker voor zijn
Dagelijks gezicht, fluisterend:
Ik zal jou doden. Ante
Meridiem als de morgen
Huiverend het zwembad
Van de dag, gillen en fluiten,
Induikt. Ik mag zo
Verlegen zijn als ik wil.
Zon en maan volgen
Van mond tot mond
Mijn sporen. In de omgeving
Kwebbelen mensen. De aarde
zal mijn verlegenheid nemen
zwijgend, zoals
ik wil.
(uit; Berchtesgaden, 1953)

Intentio operis

Eerste indruk
De kernzin is volgens mij ‘De aarde zal mijn verlegenheid nemen zwijgend, zoals ik wil’ (r. 16-19). ‘Ik mag zo verlegen zijn als ik wil’ staat ook al geschreven in regel 1-2 en in regel 11-12. Ik denk dat de dichter deze zin extra nadruk wil geven

Thema


Het thema is volgens mij het verloop van dag tot nacht. ‘…Als de avond de middag weg heeft geplaagd…’ (r. 3-4) en ´Zon en maan volgen van mond tot mond mijn sporen’ (r. 13-15).

Taalgebruikt


Aan het taalgebruik valt mij op dat de dichter twee keer een Latijns woord gebruikt, namelijk post meridiem en ante meridiem. De afkortingen kent echter iedereen, a.m. en p.m. Bij mij viel het kwartje pas nadat ik dit woord had opgezocht.

Dit gedicht bestaat weer uit één strofe. Het zijn korte regeltjes, ongeveer vijf woorden per regel. De titel in met hoofdletters geschreven.

Vorm
1. Het gedicht bestaat uit 19 versregels.
2. En bestaat uit zeven zinnen:
- ‘Ik mag…ik wil.’ (r. 1-2)
- ‘Post meridiem…jou doden’ (r. 2-7)
- ‘Ante meridiem…fluiten, induikt’ (r. 7-11)
- ‘Ik mag…ik wil’ (r. 11-12)
- ‘Zon en…mijn sporen’ (r. 13-15)
- ‘In de…kwebbelen mensen’ (r. 15-16)
- ‘De aarde…ik wil’ (r. 16-19)
3. Er zijn geen afwijkingen in de zinsbouw.
4. In regel zes staat achter fluisterend een dubbele punt. Dit is een opvallend interpunctie teken omdat er ook een komma had kunnen staan. Het effect van de dubbele punt is dat het nu door iemand gezegd wordt.
5. Het gedicht bestaat uit één strofe van 19 regels. Er is geen sprake van een standaardvorm.
6. Je kunt vaststellen dat er witregels ontbreken in dit gedicht. Tussen ‘Ik zal jou doden’ en ‘Ante meridiem…’ (r. 7) had een witregel gekund.
7. Er is geen sprake van eindrijm.
8. Er zijn geen sprake van een rijmschema dus er zijn ook geen onregelmatigheden.
9. Assonantie:
- Huiverend – fluitend – induikt (r. 9-11)
- Zon - volgen – mond – mond – sporen (r. 13-15)
- Kwebbelen – mensen (r. 16)
- Verlegenheid – nemen (r. 17)

Alliteratie:
- Meridiem – middag – met – masker (r. 2-5)
- Meridiem – morgen (r. 8)
- Maan – mond – mond – mijn (r. 14-16)
- Zal – zwijgend – zoals (r. 17-18)
10. Er is geen sprake van elisie.
11. Er is sprake van enjambement in alle regels behalve 6-12-19. Dit zorgt ervoor dat je het gedicht heel anders leest, omdat de zin constant afgekapt wordt.
12. In dit gedicht zijn verschillende soorten metrum te vinden: jambe, trochee en dactylus.
13. Het aantal ligt tussen de twee en vier versvoeten per regel. Er is geen regelmaat te bespeuren in het aantal versvoeten per regel.
14. Er is geen sprake van antimetrie in zon en maan.

Inhoud/Interpretatie
Beeldspraak
Pars pro toto: Metonymia, in regel 14 staat ‘van mond tot mond’. Deze vorm van beeldspraak berust op een relatie van het deel en het geheel. Van mond tot mond staat dus voor van mens tot mens.

Personificatie, een abstractie zoals de avond of de morgen wordt als mens voorgesteld. De avond plaagt en fluistert. De morgen huivert, duikt, gilt en fluit.
‘Post meridiem als de avond de middag weg heeft geplaagd met een zwart masker voor zijn dagelijks gezicht, fluisterend: ik zal jou doden.’(zin 2).
‘…als de morgen huiverend het zwembad van de dag, gillen en fluiten, induikt.’(r. 8-11).
De aarde zwijgt: ‘De aarde zal mijn verlegenheid nemen zwijgend…’(r. 16-18).

Stijlfiguren
Repetitio, in regel 1-2 en regel 11-12 wordt ongewijzigd herhaald: ‘Ik mag zo verlegen zijn als ik wil’.
Prolepsis, in voorop stellen van een bepaling gebeurd in regel twee en zeven met post meridiem en ante meridiem.

Regel voor regel, strofe voor strofe.
r.1-2 ‘Ik mag zo verlegen zijn
als ik wil.’
Het gedicht begint weer met een statement. De dichter laat voor mij duidelijk zien dat hij voor zichzelf opkomt.
r.2-4 ‘Post meridiem
als de avond de middag
weg heeft geplaagd.’
Post meridiem is een aanduiding voor het tijdvak van 12 uur 's middags tot 12 uur ’s nachts. Het betekent na de middag en wordt vaak in Engelstalige landen gebruikt. In Nederland hebben we een tijdsaanduiding van 24 uur en is dit dus niet nodig. Waarom zou de schrijver dit Latijnse woord gebruikt hebben? Blijkbaar ziet Remco Campert het overgaan van middag naar avond als een soort strijd tussen dag en nacht, want de avond plaagt de middag.
r. 4-6 ‘met
een zwart masker voor zijn
dagelijks gezicht…’
de avond draagt dus een zwart masker voor zijn dagelijks gezicht. Dit kun je interpreteren als zijnde het daglicht dat een zwart masker draagt, waardoor de avond valt.
r.6-7 ’Fluisterend:
ik zal jou doden.’
De avond fluistert tegen de middag zal hij haar zal doden. Als de avond valt een het donker is, is de middag verslagen.
r.7-11 ‘Ante
meridiem als de morgen
huiverend het zwembad
van de dag, gillen en fluiten,
induikt.
ante meridiem is een aanduiding voor het tijdvak van 12 uur 's nachts tot 12 uur ’s middags. De afkorting is a.m. en ante meridiem is Latijn voor ´voor de middag´. ´s Ochtends komt de morgen huiverend. Maar komt daarna met veel kabaal (gillen en fluiten). Het zwembad van de dag is de aarde, waar de morgen ‘induikt’.
r.11-12 ‘Ik mag zo
verlegen zijn als ik wil.’
Dit is een herhaling van regel 1-2. Deze zin past niet tussen het verhaal van ochtend en avond, dat verteld wordt. Daardoor valt deze zin extra op. De schrijver mag zo verlegen zijn hij wil.
r. 13-15 ‘zon en maan volgen
van mond tot mond
mijn sporen.’
De zon of de maan kun je altijd zien, dus kun je zeggen dat de zon en de maan je, afwisselend van elkaar, altijd volgen. Hiervoor staat het van mond tot mond, zon en maan wisselen elkaar ‘van mond tot mond’ af en volgen je overal.
r.15-16. ‘In de omgeving
kwebbelen mensen.’
Dit is een onderbreking, ik denk dat de dichter mensen op de achtergrond hoorde kwebbelen toen hij dit gedicht aan het schrijven was.’
r.16-19 ‘De aarde
zal mijn verlegenheid nemen
zwijgend, zoals
ik wil.
Ik mag zo verlegen zijn als ik wil van de aarde, want de aarde zwijgt en accepteert de dingen zoals jij dat wil.

Vorm+inhoud
Het gedicht bestaat uit hele korte regels, daardoor neem je veel pauzes tijdens het lezen. Dit ondersteund de inhoud doordat je dan beter over het gedicht nadenkt.

Titel
De titel is ZON EN MAAN. Het gedicht gaat over dag en nacht, ochtend en avond. En de zon en maan zijn natuurlijk symbolen van de dag en de nacht. De zon en maan volgen je voetstappen overal, maar zwijgen. Daarom kun je zo verlegen zijn als je wil.

Thema
De hoofdgedachte van zon en maan is dat de zon en maan je overal volgen, je kunt ze immers altijd zien en dat je kunt zijn zoals je zelf wil.

Intentio Auctoris
Dit is een autobiografisch gedicht. Het is in de ik-vorm geschreven en dat is erg typerend voor de stijl van Campert.
Verder schrijft hij vaak over dag en nacht, of over licht. Zoals in:
- Nacht, uit: Een standbeeld opwinden (1952)
- Sintels van de zon, uit: Een standbeeld opwinden (1952)
- Avond, uit: Een standbeeld opwinden (1952)
- Licht, uit: berichtesgaden (1953)

Intentio Lectoris
Dit gedicht van Remco Campert gaat over hem zelf. Hij mag zo verlegen zijn als hij wil. Zon en maan volgen je overal en vellen geen oordeel. Dus, je mag zijn zoals je dat zelf wil.


4.
OVERAL IS IETS
De grote gezonde tintelende lucht
de mieren boven rivieren
de rotsen grotten van de wereld

(en al de telefoonboeken
Denk eens in
wat een mogelijkheden)

de oceanen vissersboten
de steppen pampa’s toendra’s prairies
de wolken en het vee

(maar vooral de stratengidsen
spoorboekjes en denk eens
aan al die telefoonboeken
met al hun callgirls)
(uit: verspreide gedichten, (1950-1994)

Intentio Operis

Eerste indruk
De kernzin voor mij is: ‘Denk eens in wat een mogelijkheden’(r.5-6). Ik heb het gevoel alsof een soort euforie in die zin ligt.
Het thema van dit gedicht is mogelijkheden, omdat alles potentie heeft.

Het taalgebruik is modern. Het woord callgirls is Engels, maar wordt in Nederland ook vaak gebruikt. Twee strofe´s uit dit gedicht bestaan uit opsommingen. Maar dan zonder komma´s.

Aan de vorm valt mij op dat het gedicht uit vier strofe´s bestaat waarvan de eerste en de derde tussen haakjes staan. Alsof het een gedachte tussendoor betreft.

Vorm
1. Het gedicht bestaat uit 13 versregels.
2. En uit zes zinnen:
- ‘de grote…de wereld’(r.1-3)
- ‘En al de telefoonboeken’(r. 4)
- ‘denk eens…een mogelijkheden’(r.5-6)
- ‘de oceanen…het vee’(r. 7-9)
- ‘maar vooral…stratengidsen spoorboekjes’(r.10-11)
- ‘en denk…hun callgirls’(r.11-13)
3. Dit gedicht bestaat uit vele opsommingen, maar opvallend is dat er geen komma’s en punten worden gebruikt. Hierdoor ontstaat er een vreemde zinsbouw.
4. Opvallend is het weglaten van interpunctie tekens zoals komma’s en punten. Verder zijn er in de regels 4, 6, 10 en 13 haakjes geplaatst. Iets wat tussen haakjes staat is meestal iets tussendoor, een gedachte of iets onbelangrijks.
5. Dit gedicht bestaat uit vier strofes. De eerste drie strofen zijn terzet, de laatste is een kwatrijn. Er is geen sprake van een standaardvorm.
6. Er zijn geen opvallende witregels.
7. Er is geen sprake van eindrijm.
8. Er is geen sprake van eindrijm, dus er is ook geen rijmschema.
9. Assonantie:
- Grote – gezonde –boven – grotten. (r. 1-3)

Alliteratie:
- Grote – gezonde. (r.1)
- Pampa’s – prairies (r. 8)
- Stratengidsen – spoorboekjes. (r. 10-11)
10. Er is geen sprake van elisie.
11. Er is sprake van enjambement in regel 11. En denk eens.
12. Er is geen sprake van een regelmatig metrum. Soms is er duidelijk een jambisch patroon te herkennen, bijvoorbeeld in strofe 1. Er is echter geen regelmatig patroon. Dit gedicht kun je dus eerder ritmisch dan metrisch noemen.
13. Omdat er geen sprake is van een regelmatig metrum is het niet mogelijk om de versvoeten aan te geven.
14. Er is geen sprake van antimetrie, omdat er geen sprake is van een regelmatig metrum.
Inhoud/interpretatie

Er wordt geen gebruik gemaakt van beeldspraak in dit gedicht.

Stijlfiguren
Enumeratie, regel 8; de steppen pampa’s toendra’s prairies. Dit is een opsomming van inhoudelijk bij elkaar horende elementen.

Anti- climax, regel 13; met al hun callgirls. Dit gedicht brengt het verwachte hoogtepunt op het eind niet.

Regel voor regel, strofe voor strofe
Strofe 1

r.1-3 De grote gezonde tintelende lucht
de mieren boven rivieren
de rotsen grotten van de wereld
Lucht, mieren, rivieren, rotsen en grotten behoren allen tot de natuur. Deze strofe illustreert wat de voor groots de natuur/wereld te bieden heeft. Grotten bestaan uit rotsen dus tussen deze twee woorden zou je een komma moeten plaatsen.


Strofe 2
r.4-6 (en al die telefoonboeken
denk eens in
wat een mogelijkheden)
Deze strofe gaat over het gene dat de mens gemaakt heeft. Als je gaat bedenken hoeveel nummers er is al die telefoonboeken staat is dat immens veel en dus immens groot.


Strofe 3
r.7-9 de oceanen vissersboten
de steppen pampa’s toendra’s prairies
de wolken en het vee
Landschappen, wolken, oceanen; allemaal weer natuur, dit is niet door de mens geschapen. Ook deze begrippen zijn weer groots. Deze strofe lijkt op de eerste.


Strofe 4
r.10-13 (maar vooral de stratengidsen
spoorboekjes en denk eens
aan al die telefoonboeken
met al hun callgirls
deze strofe lijkt weer op de tweede strofe. Hier wordt ook op de tweede strofe terug gegrepen. Stratengidsen, spoorboekjes en telefoon boeken bevatten allemaal ontzettend veel informatie. De slotzin is redelijk humoristisch, er staan inderdaad enorm veel nummers van callgirls in telefoonboeken, maar het is een wending met wat daarvoor is geschreven over de natuur en zo.

Vorm+inhoud
De vorm ondersteunt hier duidelijk de inhoud. Het gedicht bestaat uit vier strofe waar van de eerste en de derde en de tweede en de vierde qua vorm en inhoud op elkaar lijken.

Titel
OVERAL IS IETS is de titel van dit gedicht. Campert noemt begrippen die zowel door de mens als de natuur geschapen zijn en die veel van elkaar verschillen. Ook al zie je het op het eerste gezicht niet. Overal zijn mogelijkheden.

Thema

Het thema van het gedicht is mogelijkheden en die hoofdgedachte hier achter is dat overal mogelijkheden zijn omdat alles potentie heeft.

Intentio Auctoris
Het humoristische element uit dit gedicht is goed te plaatsen bij de rest van het werk van Remco Campert. Het is verder geen persoonlijk gedicht en het is niet duidelijk te plaatsen in een periode in zijn leven.
Remco Campert is de zoon van verzetsdichter Jan Campert en actrice Joeki Broedelet. Zijn ouders gingen uit elkaar toen hij drie was en tot zijn twaalfde woonde hij afwisselend bij zijn moeder, vader en opa en oma. In 1942 ging hij naar een pleeggezin en in 1943 overleed zijn vader. Na de tweede wereldoorlog ging hij bij zijn moeder in Amsterdam wonen. Van 1950 tot 1953 is hij veel in Parijs. Daarna keert hij weer terug naar Amsterdam en in 1964 verhuisd hij naar Antwerpen, maar twee jaar later is hij weer terug in Amsterdam. Zijn vrouw en twee kinderen in Antwerpen achterlatend.
Dit gedicht is geschreven tussen 1950 en 1994. Dit is een periode van bijna vijftig jaar waarin Campert door verschillende levensfases doormaakt. Dit gedicht is waarschijnlijk geschreven om te bezinnen.

Intentio Lectoris
Overal is iets is een gedicht dat gaat over de wereld, de natuur en alles wat groots is. Vaak zijn dingen die op het eerste gezicht klein en onbelangrijk lijken, ontzettend complex en groot. Overal is iets= overal zijn mogelijkheden.


5.
OOK DE LIEFDE
Though lovers be lost love shall not – Dylan Thomas

Ja zij die liefde maken
Tot een brandend slagschip of een mooie roos
Gaan verloren
In het water reddeloos
Of in de aarden kuil van de seizoenen.

Maar ook de liefde gaat verloren
Met de makers de minaars.

O ons lieve lichaam
En de woorden die wij aan elkaar spendeerden
En alle goede bedoelingen en ook de kwade
En de tranen
De drift en de begeerte
Het vlammen van het schip
Het geuren van de roos

Het is niet en nooit genoeg.

(uit; Bij hoog en bij laag, 1959)

Intentio Operis

Eerste indruk
Mijn eerste indruk is, wat een mooi gedicht. De woorden en zinnen lezen als vanzelfsprekend.
De kernzin is ‘het is niet en nooit genoeg’ (r. 15). Die woorden zijn een soort samenvatting en deze zin zegt precies waar het op slaat. Liefde is niet en nooit genoeg.

Het thema is overduidelijk de liefde, ‘ja zij die de liefde maken’(r.1)
‘maar ook de liefde gaat verloren..’(r.6).

Het taalgebruik is vloeiend en poëtisch, veel woorden die op de emotie inspelen. Zoals, mooie roos (r.2), reddeloos (r.4), lieve lichaam (r.8), tranen (r. 11).

Aan de vorm valt me op dat de titel een onderschrift heeft. Verder bestaat ook de liefde uit 4 strofen met elk een verschillend aantal regels.

Vorm
1. Het gedicht bestaat uit 15 versregels.
2. En uit tien zinnen:
- ‘Ja zij…water reddeloos’(r.1-4)
- ‘Of in…de seizoenen’(r.5)
- ‘Maar ook…gaat verloren’(r.6)
- ‘Met de…de minaars’(r.7)
- ‘O ons… elkaar spendeerden’(r.8-9)
- ‘En alle…de kwade’(r.10)
- ‘En de…de begeerte’(r.11-12)
- ‘Het vlammen…het schip’(r.13)
- ‘Het geuren…de roos’(r.14)
- ‘Het is…nooit genoeg’(r.15)
3. Er zijn geen afwijkingen in de zinsbouw.
4. Er staat een streepje (-) in de ondertitel tussen not en Dylan. Dit is een citaat van Dylan Thomas.
5. Er is geen sprake van een standaard vorm in de strofebouw. De eerste strofe bestaat uit vijf regels, de tweede strofe is een distichon, de derde strofe telt zeven regels en de vierde strofe telt één regel.
6. Tussen de 14e en de 15e regel zit een witregel, omdat de laatste regel een hoofdgedachte is.
7. Er is sprake van eindrijm in regel 2 en vier; roos en reddeloos. Verder is er geen eindrijm te vinden in het gedicht.
8. Er is verder geen rijmschema, alleen zin twee en vier hebben eindrijm.
9. Assonantie:
- Ja – maken – gaan – water (r. 1-4)
- Brandend – slagschip (r.2)
- Goede – bedoelingen (r. 10)

Alliteratie:
- Met – makers – minaars (r.7)
- Lieve – lichaam (r.8)
- Woorden – wij (r.9)
- Niet (r.15)
10. Er is geen sprake van elisie.
11. Er is sprake van enjambement in regel twee, vanwege het eindrijm.
12. Er is geen metrum te herkennen, het gedicht is eerder ritmisch dan metrisch.
13. Omdat er geen metrum is zijn er ook geen versvoeten.
14. Er is geen sprake van antimetrie want het gedicht is ritmisch.
Inhoud/Interpretatie

Er is geen sprake van beeldspraak

Stijlfiguren
Antithese, regel 10; en alle goede bedoelingen en ook de kwade. Goed en kwaad zijn tegengesteld.

Asymmetrie, in r. 11-14 worden ongelijkwaardige elementen opgesomd;
‘en de tranen
De drift en de begeerte
Het vlammen van het schip
Het geuren van de roos’

Exclamatie, emotionele uitroep in regel 8; ‘O ons lieve lichaam’.

Regel voor regel, strofe voor strofe
Strofe 1

r.1-4 ‘ja zij die liefde maken
Tot een brandend slagschip of een mooie roos
Gaan verloren
In het water reddeloos.
Wie van liefde iets hartstochtelijks/vurigs maakt (brandend slagschip) of tot iets moois (roos) zal zichzelf verliezen en is reddeloos, het water=brandend slagschip. Wie zich in de liefde stort gaat verloren, komt verloren uit.
r.5 ‘of in de aarden kuil van de seizoenen’
de tijd (seizoenen) zal het leren, vroeg of laat kom je verloren uit.


Strofe 2
r.6 ‘Maar ook de liefde gaat verloren’
Je raakt niet alleen je zelf kwijt (strofe 1), ook je liefde zal uiteindelijk verdwijnen.
r.7 ´Met de makers de minaars.’
Met de makers van de liefde zullen ook de minaars verdwijnen. Dus je geliefde zal ook de liefde kwijt raken.
r.8 ´O ons lieve lichaam’
Ten tijde van liefde en hartstocht aanbid je elkaars lichaam, lieve lichamen. ‘O’ is een emotionele uitroep.
r.9 ’En de woorden die wij aan elkaar spendeerden’
alle woorden die je tegen elkaar zegt als je verliefd bent, dat zijn er veel, want je wilt die gene laten zien hoe groot jouw liefde is.
r.10-11 ‘en alle goede bedoelingen en ook de kwade
en de tranen’
je hebt het beste met elkaar voor, maar met liefde komt ook ruzie gepaard, tranen staat voor ruzie en verdriet.
r.12 ‘de drift en de begeerte’
Drift en begeerte horen bij hartstocht.
r.13 ‘het vlammen van het schip’
Dit slaat terug op regel 2, brandend slagschip.
r.14 ‘het geuren van de roos’
Dit slaat terug op een mooie roos (r.2)
r.15 ‘Het is niet en nooit genoeg’
Woorden die je aan elkaar spendeert, de goede en kwade, tranen, drift, begeerte, hartstocht en romantiek is nooit genoeg om de liefde te redden.

Vorm+Inhoud
Doordat de laatste regel apart staat komt deze regel veel sterker over, combinatie van vorm en inhoud dus.

Titel
De titel OOK DE LIEFDE, slaat terug op een zin in het gedicht maar ook de liefde gaat verloren. De ondertitel is een citaat van Dylan Thomas; ‘though lovers be lost love shall not’. Ook al zullen liefdes verloren gaan, de liefde zal dat niet.

Thema
Het thema is de liefde. De hoofdgedachte is, wat je ook probeert het is nooit genoeg om de liefde te redden.

Intentio Auctoris

De hoofdgedachte van het gedicht past goed in het leven van Campert heeft meerdere vrouwen in zijn leven gehad, Fritzi ter Harmsen van der Beek en daarna Deborah Wolf. Ook al raken geliefden soms verloren, de liefde zelf niet.

Ook hoorde Campert bij een groep die zich de vijftigers noemde. Deze groep had een eigen stijl met een gematigde, weemoedige toon. Dit komt ook in dit gedicht naar voren.

Intentio Lectoris
Wat je ook probeert het is nooit genoeg om de liefde te redden.

6.
NAAR EEN FOTO

Je verbergt iets
Je schaamte in je ogen
Als ik je beter niet kan zien
Alsof je er niet bent
Nu ik je zie

De hand van de verbeelder
tast als een kind dat leert
langs je lijf

licht sluipt langs je heupen
als een mantel die afglijdt

je gebaar beschermt
een raadsel dat blijft onopgelost
en volledig
(uit; Rechterschoenen, 1992)

Intentio Operis

Eerste indruk
De kernzin is volgens mij regel 1, je verbergt iets. Dit denk ik omdat ik dit de krachtigste zin vind uit het gedicht.
Het thema is volgens mij schaamte, regel 2, de schaamte in je ogen. En alsof ik je beter niet kan zien, regel 3.

Het taalgebruik is modern en verder niet opvallend.
Het gedicht bestaat uit vier strofen, de eerste strofe bevat 5 zinnen, de tweede 3, de derde heeft twee zinnen en de vierde strofe bestaat uit vier zinnen. Dit is geen regelmatige vorm, misschien wil de schrijver hier is mee zeggen.

Vorm
1. Het gedicht bestaat uit 14 versregels.
2. En bestaat uit acht zinnen:
- ‘je verbergt iets’(r.1)
- ‘je schaamte…kan zien’(r.2-3)
- ‘alsof je…je zie’(r.4-5)
- ‘de hand…je lijf’(r.6-8)
- ‘licht sluipt…je heupen’(r.9)
- ‘als een…die afglijdt’(r.10)
- ‘je gebaar…een raadsel’(r.11-12)
- ‘dat blijft…en volledig’(r.13-14)
3. Er zijn geen afwijkingen in de zinsbouw.
4. Er zijn geen opvallende interpunctie tekens.
5. Het gedicht bestaat uit vier strofen, de eerste strofe bevat 5 zinnen, de tweede 3, de derde heeft twee zinnen en de vierde strofe bestaat uit vier zinnen. Dit is geen standaard vorm.
6. Er zijn geen opvallende witregels, alleen tussen de titel en het gedicht en tussen de verschillende strofen.
7. Er is geen sprake van eindrijm.
8. Er is geen eindrijm dus ook geen rijmschema.
9. Assonantie
- Niet – zien – niet – zie (r. 3-5)

Alliteratie
- Leert – langs – lijf (r. 7-8)
- licht – langs (r. 9)
10. Er is geen sprake van elisie.
11. Er is sprake van enjambement is regel 7, 12 en 13. Vanwege de nadruk op de woorden.
12. Er is geen sprake van een metrum, het gedicht is eerder ritmisch dan metrisch. Dit is overigens bij alle gedichten van Campert.
13. Er is geen metrum te herkennen, dus er is ook geen sprake van versvoeten.
14. Er is geen sprake van antimetrie, omdat er geen sprake is van een regelmatig metrum.

Inhoud/ Interpretatie
Beeldspraak

Als- vergelijking, de hand van de verbeelder tast als een kind dat leert langs je lijf regel 6-8. De hand tast als een kind dat leert. Dit betekent voorzichtig.
Licht sluipt langs je heupen als een mantel die afglijdt, regel 8-9. Licht is het beeld, een mantel is wat ermee bedoeld wordt.

Personificatie, licht sluipt regel 8. Licht wordt voorgesteld als een persoon.

Stijlfiguren
Antithese, onopgelost en volledig worden naast elkaar geplaatst in regel 13-14.
Paradox, een schijnbare tegenstrijdigheid. Regel 13-14;
Je gebaar beschermt
Een raadsel
Dat blijft onopgelost
En volledig

Regel voor regel, strofe voor strofe
Strofe 1
r.1-2 je verbergt iets
je schaamte je ogen
Op een foto staat iemand afgebeeld, waar de dichter naar kijkt, uit haar ogen blijkt een schaamte, van de foto krijg je het gevoel alsof deze persoon iets verbergt.
r.3 alsof ik je beter niet kan zien
De dichter ziet een foto, dus de foto zal misschien op een schaamtevol moment gemaakt zijn.
r.4-5 alsof je er niet bent
nu ik je zie
De schaamte in haar ogen (regel 2), maakt dat je haar beter niet kan zien. Ook als zie je haar wel degelijk, figuurlijk zie je haar niet.

Strofe 2
r. 6 de hand van de verbeelder
Met de hand van de verbeelder wordt de kijker bedoeld, de kijker van de foto van de vrouw.
r. 7 tast als een kind dat leert
Als een kind dat leert. Dat is dus voorzichtig.
r.8 langs je lijf
Nu wordt duidelijk dat de het gaat om een naaktfoto, of in ieder geval een niets verhullende foto in een blad. Een foto die tot de verbeelding spreekt, de kijker is dus de verbeelder.

Strofe 3
r.9-10 licht sluipt langs de heupen
als een mantel die afglijdt
Hier wordt een vergelijking gemaakt. Hierdoor kun je je beter voorstellen wat er mee bedoeld wordt als gezegd wordt dat het licht sluipt.

Strofe 4
r.11 je gebaar beschermt
Met je gebaar wordt bedoeld, dat de vrouw waar over verteld wordt, iets verbergt. De schaamte in haar ogen beschermt haar tegen de verbeelders.
r.12-13 een raadsel
dat blijft onopgelost
Door dit gebaar, de schaamte in haar ogen, het gevoel dat ze iets verbergt blijft alles om deze vrouw heen een raadsel. Wat onopgelost blijft.
r.14 en volledig
Ondanks dat het raadsel om de vrouw op de foto onopgelost blijft, is het wel genoeg/ volledig. Meer hoef je niet te weten.

Vorm+Inhoud
Elke strofe is een apart deel van het gedicht, hierin ondersteunt de vorm de inhoud. In de laatste strofe is er sprake van enjambement. Hierdoor ligt de nadruk op de woorden raadsel en onopgelost. Ook hier ondersteunt de vorm de inhoud weer.

Titel
De titel van het gedicht is NAAR EEN FOTO, het gedicht wordt verteld aan de hand van een foto. Er wordt niet precies verteld hoe de foto eruit ziet. Dat wordt aan de verbeelding van de lezer overgelaten.


Thema
Het thema van het gedicht is schaamte. Enerzijds van de vrouw in op de foto en anderzijds van degene die naar de foto kijkt.

Intentio Auctoris
Het aspect schaamte past goed bij het overige werk van Remco Campert. Dit komt terug in andere gedichten van hem. Verder is het gedicht eerder ritmisch dan metrisch, dat past ook bij het andere werk van Campert. Er zitten verder geen autobiografische elementen in het gedicht.

Intentio Lectoris
Naar een foto gaat over een foto van een vrouw, waarschijnlijk in een mannenblad. De dichter schrijft het gedicht terwijl hij naar de foto kijkt. Hier ziet de schaamte in de ogen van de vrouw op de foto. Hierdoor ontstaat er een soort raadsel rond de vrouw op de foto, maar dat maakt niet uit, want degene die de foto ziet hoeft ook niet meer te weten.




REACTIES

-.

-.

Bij 5 staat dat alle strofen terzet zijn. Maar het heet geen terzet, maar terzine

12 jaar geleden

M.

M.

Heel mooi

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.