Impasse
Wij stonden in de keuken, zij en ik.
Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag.
Maar omdat ik mij schaamde voor mijn vraag
wachtte ik het onbewaakte ogenblik.
Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf,
en de kans hebbend die ik hebben wou
dat zij onvoorbereid antwoorden zou,
vroeg ik: waarover wil je dat ik schrijf?
Juist vangt de fluitketel te fluiten aan,
haar hullend in een wolk die opwaarts schiet
naar de glycine door het tuimelraam.
Dan antwoordt zij, terwijl zij langzaamaan
druppelend water op de koffie giet
en zich de geur verbreidt: ik weet het niet.
1.Titel: Impasse
Dichter: Martinus Nijhoff
Uit: ‘‘Verzamelde gedichten’’, vierde druk, Bert Bakker Den Haag, 1974
2.a. Ik heb dit gedicht gekozen, omdat ik iets wilde lezen van Martinus Nijhoff. Ook leek dit gedicht mij niet zo moeilijk.
b. Ik vond het een beetje een vreemd gedicht en ik snapte nog niet precies wat hij nou wilde zeggen tegen haar en wat de fluitketel en de glycine daarmee te maken heeft. Het gedicht is wel goed opgebouwd.
3. a. Dit gedicht gaat over een man die een vrouw iets wil vragen maar dat eigenlijk niet durft. Hij schaamde zich zelfs voor zijn vrouw. De omgeving waarin het gedicht zich afspeelt is de keuken. Volgens de man het bedrijf van de vrouw. Hij is dus niet erg geëmancipeerd. Het is wel raar dat een man iets niet aan zijn vrouw durft te vragen en zich zelfs schaamt om iets te vragen. Hij stelt zijn vraag op een tijd dat hij weet dat ze geen tijd heeft om erover na te denken. Dit omdat hij bang is voor haar antwoord. Het antwoord van haar op zijn vraag doorbreekt heel de sfeer. Je zou verwachten dat ze dan een romantisch onderwerp noemt. Maar ze zegt alleen maar ik weet het niet. Wat ook de man een beetje belachelijk maakt, omdat hij zich blijkbaar zorgen maakte om niets.
b.Er is sprake van herhaling in de eerste strofe namelijk bij het woord vraag deze wordt herhaald in de eerste strofe. Ook wordt het woord zij vaak herhaald.
Het eindrijm is verschillend in de eerste en tweede strofe is het eindrijm: ABBA (omarmend rijm) in de derde strofe “ : ABA (omarmend rijm) in de vierde strofe “ : ABB
In de eerste strofe zou er ook sprake kunnen zijn van klinkerrijm, omdat de schrijver vaak de klinker -a- gebruikt. In de derde strofe wordt een alliteratie gebruikt namelijk met het woord fluitketel en fluiten. In deze strofe komt ook klinkerrijm voor namelijk van de -ui-. In de laatste strofe in de tweede tot laatste regel komt de klinker -e- veel voor. De tweede, derde en vierde strofe bevatten een enjambement, omdat de zin doorloopt op de volgende regel.
Dit gedicht is een traditioneel gedicht.
Dit gedicht is een sonnet, omdat het gedicht 14 regels heeft. De eerste twee strofes hebben een kwartrijn en de laatste twee en terzet. De wending zit tussen de tweede en derde strofe.
Qua inhoud is dit gedicht modern maar ook traditioneel, omdat het gaat over liefde en dat wordt al heel lang beschreven, maar vroeger vroegen mannen ws. niet aan hun vrouw waar ze over moeten schrijven.
Een kernwoord van dit gedicht zou kunnen zijn het woordje vraag, omdat heel het gedicht daar over gaat en in de eerste strofe wordt dit woord herhaald.
Het thema van dit gedicht is onzekerheid de man is heel erg onzeker.
Doordat de man zo onzeker is raakt hij daardoor in een impasse. Dit verklaart het verband tussen de titel en het thema.
4. Ik vond het gedicht niet al te ingewikkeld. Het klinkerrijm vind ik knap bedacht. De laatste strofe heeft hij vertraagd weergegeven wat je wel nieuwsgierig maakt. Dit omdat het in het hele gedicht gaat om het antwoord dat in de laatste regel komt. Wel vind ik het raar dat een man zijn vrouw niet iets durft te vragen. Hij schaamde zich zelfs voor haar. Uiteindelijk stelt hij dan wel een vraag, maar ik heb het idee dat, dat niet de vraag is die hij wilde stellen. Dit komt door het woordje “maar” aan het begin van de zin. Waarom er in de laatste regel van de derde strofe glycine genoemd werd snapte ik niet echt.
REACTIES
1 seconde geleden