Gedicht 1:
Zijn goudblonde lokken en knevel,
Zijn geestvolle neus en mond,
Zijn vergeetmijnietblik, zijn tenorstem
En zijn New-Foundlandsche hond. Ik moet er gedurig aan denken, Zelfs adem ik soms nog flauw
Den geur in van zijn sigaren. Hij kocht ze gewoonlijk bij Blaauw. Ruik ik opnieuw die sigaren, Dan wordt ik eensklaps zoo raar. Is ‘t, omdat hij ze rookte, Of was de tabak mij te zwaar? Uit: Piet Paaltjens, Snikken en Grimlachjes (Grote lijsters, 1998) Stap 1: Globaal lezen
Het gaat over een man die sigaren rookt. Het is meteen wel te begrijpen. Het is geen moeilijk gedicht. Stap 2: Grondig lezen
Het gedicht heeft geen titel. Moeilijke woorden die er in voorkomen zijn knevel en geestvolle. Het gedicht heeft een normale zinsopbouw, alleen begint iedere regel met een hoofdletter, maar het zijn niet allemaal nieuwe zinnen. Er staan af en toe wat oud Nederlandse woorden in. Bijvoorbeeld zoo en Den. Er zitten geen woorden of zinnen in het gedicht met een dubbele of diepere betekenis. Alles wat verteld word wijst op de man over wie ze verteld, daar gaat heel het gedicht over. En over de gevoelens van haar voor hem. Er zit misschien een beetje een vergelijking in. Zij vergelijkt de geur van de sigaar met de man, want als ze de geur van een sigaar ruikt, denkt ze aan hem, want als ze de geur van een sigaar ruikt, denkt ze aan hem. Dit is dan een vorm van beeldspraak.
De stijlfiguren die er in voorkomen zijn:
Hyperbool: “Zijn gouden lokken” Dat is een vorm van overdreven taalgebruik.
Enumeratie: de 1e strofe is een beetje een opsomming van de eigenschappen van de man.
Er zitten geen symbolen in het gedicht. Het gedicht bestaat uit 3 strofes. In de 1e strofe word verteld welke eigenschappen de man heeft. In de 2e en 3e strofe word verteld wat zij voor hem voelt en over hem denkt.
Stap 3: Interpretatie
Het gedicht maakt duidelijk dat ze verliefd is op de man of in ieder geval iets voor hem voelt. Ze denkt er gedurig aan. Ze vraagt zich af of ze zich zo raar voelt door de geur van de sigaar of omdat ze door die geur steeds aan hem moet denken. Ze gebruikt de woorden ‘goudblonde lokken’ om het extra duidelijk te maken. In de 1e strofe legt ze ook uit wat ze zo mooi vind aan hem. Stap 4: beschrijving verstechniek: Rijm: De plaats waar de woorden rijmen is aan het eind. Mond-hond (regel 2 en 4) Flauw- blaauw (regel 6 en 8) Raar- zwaar (regel 10 en 12) Dit is een vorm van eindrijm, mannelijk of staand rijm. Dat is niet gevolgd door onbeklemtoond stuk. De rijmklank is volrijm. Het rijmschema is: A-B-C-B
A-B-C-B
A-B-C-B
A-B-C-B
Dat is dus een vorm van gebroken rijm. Metrum en ritme: Zijn goudblonde lokken en knevel, Zijn geestvolle neus en mond, Zijn vergeetmijnnietblik, zijn tenorsten
En zijn New- Foundlandsche hond. Ik moet er gedurig aan denken. Zelfs adem ik soms nog flauw
Den geur in van zijn sigaren
Hij kocht ze gewoonlijk bij Blaauw
Ruik ik opnieuw de sigaren , Dan word ik eensklaps zoo raar. Is ‘t, omdat hij ze rookte
Of was de tabak mij te zwaar? Stap 5: Oordeel: persoonlijke waardering
Ik vind het gedicht wel mooi. Ik snapte het meteen en dat had ik niet verwacht, want het is een gedicht uit de tijd van 1850-1852. Het onderwerp vind ik wel leuk: verliefdheid. Ik vond het ook wel mooi beschreven. De opbouw was ook wel te begrijpen: eerst maakt ze duidelijk waarom ze hem zo leuk vind en daarna schrijft ze haar gedachtes en gevoelens over hem op. De opbouw was niet ingewikkeld. Het taalgebruik was soms in wat oud Nederlands. Bijvoorbeeld de woorden “zoo” en Blaauw”. Het dat stoorde niet. Gedicht 2: Afsluitdijk
De bus rijd als een kamer door de nacht
de weg is recht, de dijk is eindeloos,
links ligt de zee, getemd maar rusteloos,
we kijken uit, een kleine maan schijnt zacht,
Vóór mij de jonge pas-geschoren nekken
van twee matrozen, die bedwongen gapen
en later na een kort en lenig rekken, Onschuldig op elkanders schouders slapen. Dan zie ik plots, als water waar ’t een droom, in ’t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken, soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus; het gras
snijdt dwars door de matrozen heen. Daar zie ik ook mezelf. Alleen
mijn hoofd deint boven het watervlak, beweegt de mond als sprak
het, een verbaasde zeemeermin. Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden, alleen dit wonderlijk gespleten lange heden
Uit: M. Vasalis, Parken en woestijnen (Van Oorschot, 1974) Stap 1: Globaal lezen
Dit gedicht is wat moeilijker te begrijpen. Je moet het meerdere keren lezen wil je het begrijpen waar het over gaat. Mijn eerste indruk van dit gedicht is dat het gaat over een bus die over die afsluitdijk heenrijdt. De dichter beschrijft zijn gevoel tijdens deze rit. Stap 2: Grondig lezen
De titel is de afsluitdijk. Ik neem aan dat de bus daar overheen rijd. Er staan niet echt moeilijke woorden in het gedicht. De zinnen lopen soms door op de volgende regel. Er zit veel beeldspraak in dit gedicht. De eerste regel van de eerste strofe is een vergelijking met als. Hij vergelijkt het rijden van de bus met een kamer door de nacht. In de 1e regel van de 3e strofe staat ook een vergelijking met als. Hij vergelijkt hetgeen wat hij plots ziet met een droom. In de 3e strofe de negende zin, word een vergelijking gemaakt zonder als: Het, een verbaasde zeemeermin. Er staan geen symbolen in het gedicht. De stijlfiguren dier erin voorkomen zijn: Enjamblement: zinnen lopen door op de volgende regel
Inversie: Op de 1e regel van de 3e strofe staat de woordvolgorde verkeerd om.
Het gedicht bestaat uit 3 strofes.
Stap 3: interpretatie
Het gedicht gaat volgens mij over de rit van en bus die over de afsluitdijk rijd. Het is donker als de bus deze rit maakt, want hij vergelijkt de rit met een kamer door de nacht. De dijk lijkt eindeloos lang en links van hem ligt de zee. Voor hem in de bussen zitten matrozen die op elkaars schouder in slaap vallen. Soms ziet hij een beeld of zijn spiegelbeeld in zee. Dat wordt duidelijk in de 3e strofe. Maar soms verdrinkt dat beeld weer in de zee en is het weg. Stap 4: Beschrijving van de verstechniek: Rijm: De plaats waar de woorden rijmen is aan het eind: -nacht-zacht (regel 1 en 4) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -eindeloos – rusteloos (regel 2 en 3) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is assonantie of klinkerrijm -nekken-rekken (regel 5 en 7) vrouwelijk of slepend rijm en rijmklank is volrijm gevolgd door een onbeklemtoond deel -gapen-slapen (regel 6 en 8) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is volrijm - glas-gras (regel 9 en 12) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -vastgeklonken- verdronken (regel 10 en 11) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is halfrijm -heen-alleen (regel 13 en 14) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -watervlak-sprak (regel 15 en 16) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is halfrijm -zeemeermin-begin (regel 17 en 18) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is halfrijm -verleden-heden (regel 19 en 20) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is halfrijm
Het rijmschema is: A-B-B-A
A-B-A-B
A-B-B-A-C-C-D-D-E-E-F-F
De eerste strofe is omarmend rijm. De tweede strofe is gekruist rijm. De derde strofe is eerst omarmend rijm en daarna gepaard rijm. Metrum en ritme: De bus rijd als een kamer door de nacht
De weg is recht, de dijk is eindeloos
Links ligt de zee, getemd maar rusteloos, We kijken uit, een kleine maan schijnt zacht, Voor mij de jonge pas-geschoren nekken
Van twee matrozen, die bedwongen gapen
En later na een kort en lenig rekken, Onschuldig op elkanders schouder slapen. Dan zie ik plots, als water waar ’t een droom, in ’t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken, soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus, het gras
snijdt dwars door de matrozen heen.
Daar zie ik ook mezelf. Alleen
Mijn hoofd deint boven het watervlak, Beweegt de mond als sprak
Het, een verbaasde zeemeermin. Er is geen einde en geen begin
Aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden, Alleen dit wonderlijk gespleten lange heden. Stap 5: Oordeel: persoonlijke waardering
Ik vind dit gedicht wel mooi. Het duurt even voor je snapt wat de dichter er precies mee bedoeld. De titel helpt je wel een stukje op weg. Als die er niet bij stond was het een stuk onduidelijker geweest. Het thema vind ik wel origineel. Veel origineler dan het gedicht hierboven. Gedichten over de liefde zijn er heel veel, maar vind ik wel leuk!! Over de afsluitdijk bestaan er niet zo veel! De opbouw is duidelijk. En het taalgebruik en de stijl zijn helder en niet moeilijk. Gedicht 3: Insomnia
Denkend aan de dood kan ik niet slapen, En niet slapend denk ik aan de dood, En het leven vliedt gelijk het vlood, En elk zijn is tot niet zijn geschapen. Hoe onmachtig klinkt het schriel “te wapen”, Waar de levenswil ten strijdt mee noodt, Naast der doodsklaroenen schrille stoot, Die de grijsaards oproept in haar schoot, Is elk wezen zwanger van de dood, E het voorbestemde doel van ’t paren
Is niet minder dan de wieg het graf. Uit: J.C. Bloem, Verzamelde gedichten (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1981) Stap 1: globaal lezen
In snap niks van dit gedicht nadat ik het een keer gelezen heb. Ik snap de titel ook helemaal niet! Er staan heel veel moeilijke woorden in. Stap 2: grondig lezen
De titel van het gedicht is Insomnia. Ik heb geen idee wat dit betekent! Het staat ook niet in het woordenboek. Misschien is het wel iets verzonnen, een gewoon verzinsel. Moeilijke woorden die in dit gedicht voorkomen zijn: Vliedt: snel voorbijgaan
Vlood: verleden tijd van vliedt
Doodsklaroenen: ??? geen idee
Het is de vorm, van een sonnet geschreven: gedicht van 14 regels, het bestaat min of meer uit 2 delen: twee strofen van 4 regels en twee strofen van 3 regels. De zinsopbouw is heel anders dan in een gewone tekst. Iedere regel begint met een hoofdletter, ook als het niet eens een nieuwe zin is. Ook word er in de eerste strofe iedere regel begonnen met en. Dat zou je in een normale tekst ook niet tegenkomen. Het gedicht bevat geen symbolen. De 3e strofe is een vorm van beeldspraak. Het is een vergelijking met als (evenals). Vormen van stijlfiguren die erin voorkomen zijn: - de laatste regel van de 1e strofe is een paradox. (schijnbare tegenstelling) - de eerste regel van de 2e strofe bestaat uit een inversie. ( woordvolgorde verkeerd om) - de laatste regel van de 2e strofe is een tegenstelling, een antithese. Het gedicht bestaat uit 4 strofen. Stap 3: Interpretatie
Ik denk dat het gedicht gaat over leven en dood. Iedereen gaat een keer dood. Dat blijkt vooral uit de zin “elk wezen zwanger van de dood”. Ik vind het eigenlijk maar een somber gedicht. De schrijfster is denk ik bang voor de dood, want als zij aan de dood denkt kan ze niet slapen. Als ik niet kan slapen ga ik niet aan de dood denken. Stap 4: Beschrijving verstechniek
Rijm: De plaats waar de woorden rijmen is aan het eind: -slapen-geschapen (regel 1 en 4) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is assonantie of klinkerrijm -dood-vlood (regel 2 en 3) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -wapen-knapen (regel 5 en 8) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is volrijm -nood-stoot (regel 6 en 7) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -gaf-graf (regel 9 en 14) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -baren-paren (regel 10 en 13) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is volrijm -schoot-dood (regel 11 en 12) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm
Het rijmschema is: A-B-B-A
A-B-B-A
A-B-C, C-B-A
Dat is dus onder andere een vorm van omarmend rijm. Metrum en ritme: Insommia
Denkend aan de dood kan ik niet slapen
En niet slapend denk ik aan de dood, En het leven vliedt gelijk het vlood, En elk zijn is tot niet zijn geschapen. Hoe onmachtig klinkt het schriel “te wapen”. Waar de levenswil ten strijd mee noodt, Naast der doodsklaroenen schrille stoot, Die de grijsaards oproept met de knapen. Evenals een vrouw, die eens zich gaf, Baren moet, of ze al dat niet wil baren, Want het kind is groeiende in haar schoot, Is elk wezen zwanger van de dood, En het voorbestemde doel van ’t paren
Is niet minder dan de wieg het graf. Stap 5: Oordeel: Persoonlijke waardering
Dit gedicht vond ik eigenlijk niet mooi. Ik snapte er vooral in het begin niks van! Je moet echt goed lezen wat erin staat. De woorden die ik niet begreep werden duidelijker toen ik ze had opgezocht. Wat later werd het iets duidelijker waar het gedicht over ging. Maar als ik niet gedicht niet had geanalyseerd, maar gewoon had gelezen, dan had ik het niet begrepen. Het thema van dit gedicht is voor een gedicht niet zo origineel. De manier waarop het onder woorden is gebracht vind ik wel mooi op zich. Ze vertelt er eigenlijk niet veel over, maar toch weet je, na het grondig lezen, waar het zo’n beetje over gaat. De opbouw vond ik best ingewikkeld. Het taalgebruik dus ook, want als ik die betekenis van die woorden niet had opgezocht dan zou ik het gedicht erg moeilijk hebben gevonden en werd het analyseren dus nog moeilijker.
En zijn New-Foundlandsche hond. Ik moet er gedurig aan denken, Zelfs adem ik soms nog flauw
Den geur in van zijn sigaren. Hij kocht ze gewoonlijk bij Blaauw. Ruik ik opnieuw die sigaren, Dan wordt ik eensklaps zoo raar. Is ‘t, omdat hij ze rookte, Of was de tabak mij te zwaar? Uit: Piet Paaltjens, Snikken en Grimlachjes (Grote lijsters, 1998) Stap 1: Globaal lezen
Het gaat over een man die sigaren rookt. Het is meteen wel te begrijpen. Het is geen moeilijk gedicht. Stap 2: Grondig lezen
Het gedicht maakt duidelijk dat ze verliefd is op de man of in ieder geval iets voor hem voelt. Ze denkt er gedurig aan. Ze vraagt zich af of ze zich zo raar voelt door de geur van de sigaar of omdat ze door die geur steeds aan hem moet denken. Ze gebruikt de woorden ‘goudblonde lokken’ om het extra duidelijk te maken. In de 1e strofe legt ze ook uit wat ze zo mooi vind aan hem. Stap 4: beschrijving verstechniek: Rijm: De plaats waar de woorden rijmen is aan het eind. Mond-hond (regel 2 en 4) Flauw- blaauw (regel 6 en 8) Raar- zwaar (regel 10 en 12) Dit is een vorm van eindrijm, mannelijk of staand rijm. Dat is niet gevolgd door onbeklemtoond stuk. De rijmklank is volrijm. Het rijmschema is: A-B-C-B
A-B-C-B
A-B-C-B
A-B-C-B
Dat is dus een vorm van gebroken rijm. Metrum en ritme: Zijn goudblonde lokken en knevel, Zijn geestvolle neus en mond, Zijn vergeetmijnnietblik, zijn tenorsten
En zijn New- Foundlandsche hond. Ik moet er gedurig aan denken. Zelfs adem ik soms nog flauw
Den geur in van zijn sigaren
Hij kocht ze gewoonlijk bij Blaauw
Ruik ik opnieuw de sigaren , Dan word ik eensklaps zoo raar. Is ‘t, omdat hij ze rookte
Of was de tabak mij te zwaar? Stap 5: Oordeel: persoonlijke waardering
Ik vind het gedicht wel mooi. Ik snapte het meteen en dat had ik niet verwacht, want het is een gedicht uit de tijd van 1850-1852. Het onderwerp vind ik wel leuk: verliefdheid. Ik vond het ook wel mooi beschreven. De opbouw was ook wel te begrijpen: eerst maakt ze duidelijk waarom ze hem zo leuk vind en daarna schrijft ze haar gedachtes en gevoelens over hem op. De opbouw was niet ingewikkeld. Het taalgebruik was soms in wat oud Nederlands. Bijvoorbeeld de woorden “zoo” en Blaauw”. Het dat stoorde niet. Gedicht 2: Afsluitdijk
De bus rijd als een kamer door de nacht
van twee matrozen, die bedwongen gapen
en later na een kort en lenig rekken, Onschuldig op elkanders schouders slapen. Dan zie ik plots, als water waar ’t een droom, in ’t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken, soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus; het gras
snijdt dwars door de matrozen heen. Daar zie ik ook mezelf. Alleen
mijn hoofd deint boven het watervlak, beweegt de mond als sprak
het, een verbaasde zeemeermin. Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden, alleen dit wonderlijk gespleten lange heden
Uit: M. Vasalis, Parken en woestijnen (Van Oorschot, 1974) Stap 1: Globaal lezen
Dit gedicht is wat moeilijker te begrijpen. Je moet het meerdere keren lezen wil je het begrijpen waar het over gaat. Mijn eerste indruk van dit gedicht is dat het gaat over een bus die over die afsluitdijk heenrijdt. De dichter beschrijft zijn gevoel tijdens deze rit. Stap 2: Grondig lezen
De titel is de afsluitdijk. Ik neem aan dat de bus daar overheen rijd. Er staan niet echt moeilijke woorden in het gedicht. De zinnen lopen soms door op de volgende regel. Er zit veel beeldspraak in dit gedicht. De eerste regel van de eerste strofe is een vergelijking met als. Hij vergelijkt het rijden van de bus met een kamer door de nacht. In de 1e regel van de 3e strofe staat ook een vergelijking met als. Hij vergelijkt hetgeen wat hij plots ziet met een droom. In de 3e strofe de negende zin, word een vergelijking gemaakt zonder als: Het, een verbaasde zeemeermin. Er staan geen symbolen in het gedicht. De stijlfiguren dier erin voorkomen zijn: Enjamblement: zinnen lopen door op de volgende regel
Het gedicht gaat volgens mij over de rit van en bus die over de afsluitdijk rijd. Het is donker als de bus deze rit maakt, want hij vergelijkt de rit met een kamer door de nacht. De dijk lijkt eindeloos lang en links van hem ligt de zee. Voor hem in de bussen zitten matrozen die op elkaars schouder in slaap vallen. Soms ziet hij een beeld of zijn spiegelbeeld in zee. Dat wordt duidelijk in de 3e strofe. Maar soms verdrinkt dat beeld weer in de zee en is het weg. Stap 4: Beschrijving van de verstechniek: Rijm: De plaats waar de woorden rijmen is aan het eind: -nacht-zacht (regel 1 en 4) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -eindeloos – rusteloos (regel 2 en 3) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is assonantie of klinkerrijm -nekken-rekken (regel 5 en 7) vrouwelijk of slepend rijm en rijmklank is volrijm gevolgd door een onbeklemtoond deel -gapen-slapen (regel 6 en 8) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is volrijm - glas-gras (regel 9 en 12) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -vastgeklonken- verdronken (regel 10 en 11) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is halfrijm -heen-alleen (regel 13 en 14) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -watervlak-sprak (regel 15 en 16) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is halfrijm -zeemeermin-begin (regel 17 en 18) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is halfrijm -verleden-heden (regel 19 en 20) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is halfrijm
Het rijmschema is: A-B-B-A
A-B-A-B
A-B-B-A-C-C-D-D-E-E-F-F
De eerste strofe is omarmend rijm. De tweede strofe is gekruist rijm. De derde strofe is eerst omarmend rijm en daarna gepaard rijm. Metrum en ritme: De bus rijd als een kamer door de nacht
De weg is recht, de dijk is eindeloos
Links ligt de zee, getemd maar rusteloos, We kijken uit, een kleine maan schijnt zacht, Voor mij de jonge pas-geschoren nekken
Van twee matrozen, die bedwongen gapen
En later na een kort en lenig rekken, Onschuldig op elkanders schouder slapen. Dan zie ik plots, als water waar ’t een droom, in ’t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken, soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus, het gras
Mijn hoofd deint boven het watervlak, Beweegt de mond als sprak
Het, een verbaasde zeemeermin. Er is geen einde en geen begin
Aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden, Alleen dit wonderlijk gespleten lange heden. Stap 5: Oordeel: persoonlijke waardering
Ik vind dit gedicht wel mooi. Het duurt even voor je snapt wat de dichter er precies mee bedoeld. De titel helpt je wel een stukje op weg. Als die er niet bij stond was het een stuk onduidelijker geweest. Het thema vind ik wel origineel. Veel origineler dan het gedicht hierboven. Gedichten over de liefde zijn er heel veel, maar vind ik wel leuk!! Over de afsluitdijk bestaan er niet zo veel! De opbouw is duidelijk. En het taalgebruik en de stijl zijn helder en niet moeilijk. Gedicht 3: Insomnia
Denkend aan de dood kan ik niet slapen, En niet slapend denk ik aan de dood, En het leven vliedt gelijk het vlood, En elk zijn is tot niet zijn geschapen. Hoe onmachtig klinkt het schriel “te wapen”, Waar de levenswil ten strijdt mee noodt, Naast der doodsklaroenen schrille stoot, Die de grijsaards oproept in haar schoot, Is elk wezen zwanger van de dood, E het voorbestemde doel van ’t paren
Is niet minder dan de wieg het graf. Uit: J.C. Bloem, Verzamelde gedichten (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1981) Stap 1: globaal lezen
In snap niks van dit gedicht nadat ik het een keer gelezen heb. Ik snap de titel ook helemaal niet! Er staan heel veel moeilijke woorden in. Stap 2: grondig lezen
De titel van het gedicht is Insomnia. Ik heb geen idee wat dit betekent! Het staat ook niet in het woordenboek. Misschien is het wel iets verzonnen, een gewoon verzinsel. Moeilijke woorden die in dit gedicht voorkomen zijn: Vliedt: snel voorbijgaan
Vlood: verleden tijd van vliedt
Het is de vorm, van een sonnet geschreven: gedicht van 14 regels, het bestaat min of meer uit 2 delen: twee strofen van 4 regels en twee strofen van 3 regels. De zinsopbouw is heel anders dan in een gewone tekst. Iedere regel begint met een hoofdletter, ook als het niet eens een nieuwe zin is. Ook word er in de eerste strofe iedere regel begonnen met en. Dat zou je in een normale tekst ook niet tegenkomen. Het gedicht bevat geen symbolen. De 3e strofe is een vorm van beeldspraak. Het is een vergelijking met als (evenals). Vormen van stijlfiguren die erin voorkomen zijn: - de laatste regel van de 1e strofe is een paradox. (schijnbare tegenstelling) - de eerste regel van de 2e strofe bestaat uit een inversie. ( woordvolgorde verkeerd om) - de laatste regel van de 2e strofe is een tegenstelling, een antithese. Het gedicht bestaat uit 4 strofen. Stap 3: Interpretatie
Ik denk dat het gedicht gaat over leven en dood. Iedereen gaat een keer dood. Dat blijkt vooral uit de zin “elk wezen zwanger van de dood”. Ik vind het eigenlijk maar een somber gedicht. De schrijfster is denk ik bang voor de dood, want als zij aan de dood denkt kan ze niet slapen. Als ik niet kan slapen ga ik niet aan de dood denken. Stap 4: Beschrijving verstechniek
Rijm: De plaats waar de woorden rijmen is aan het eind: -slapen-geschapen (regel 1 en 4) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is assonantie of klinkerrijm -dood-vlood (regel 2 en 3) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -wapen-knapen (regel 5 en 8) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is volrijm -nood-stoot (regel 6 en 7) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -gaf-graf (regel 9 en 14) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm -baren-paren (regel 10 en 13) vrouwelijk of slepend rijm en de rijmklank is volrijm -schoot-dood (regel 11 en 12) mannelijk of staand rijm en de rijmklank is volrijm
Het rijmschema is: A-B-B-A
A-B-B-A
A-B-C, C-B-A
Dat is dus onder andere een vorm van omarmend rijm. Metrum en ritme: Insommia
Denkend aan de dood kan ik niet slapen
En niet slapend denk ik aan de dood, En het leven vliedt gelijk het vlood, En elk zijn is tot niet zijn geschapen. Hoe onmachtig klinkt het schriel “te wapen”. Waar de levenswil ten strijd mee noodt, Naast der doodsklaroenen schrille stoot, Die de grijsaards oproept met de knapen. Evenals een vrouw, die eens zich gaf, Baren moet, of ze al dat niet wil baren, Want het kind is groeiende in haar schoot, Is elk wezen zwanger van de dood, En het voorbestemde doel van ’t paren
Is niet minder dan de wieg het graf. Stap 5: Oordeel: Persoonlijke waardering
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
E.
E.
hey eefje :-),
bedankt he!! kheb der veel aangehad!!
en kvond het ook wel grappug dat we dezelfde naam hebben, vandaar dattik even zow aardig ben om een berichtje achter te laten haha :-)!!
liefzz eefje
20 jaar geleden
AntwoordenW.
W.
bedankt man.... echt mooi verslag op scholieren.com!!
thx.... mail maar iets terug als je wil...
Willem-Bas
19 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
hey eefie lieve schat. Hartstike bedankt voor dit werkstuk. Heb er heel veel aan gehad. Hoop je eens te kunnen bedanken.
Hvj xxx Elco
17 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
hey eefje,
echt een nuttig verslag,
bedankt!!
11 jaar geleden
Antwoorden