Geerten Meijsing, Tussen Mes en Keel
Literaire ontleding en beschouwing
Thematiek Tussen mes en keel is het verhaal van een depressieve, naar zelfmoord neigende auteur, die naar eigen zeggen bezig is met het schrijven van zijn magnum opus. In dit werk kan De onbeschreven leer herkend worden, een boek dat Meijsing geschreven heeft in 1995. De schrijver Meijsing suggereert dat hij zelf de schrijver Provenier uit het boek is. Tot op zekere hoogte zijn er inderdaad diverse overeenkomsten. Zoals de geboortedata van Provenier en Meijsing, beide 9 augustus 1950. Meijsing zelf zegt hierover in het weekblad Humo: 'Het is niet allemaal echt zo gebeurd, maar ik put wel uit mijn eigen ervaringen. Ik heb gegoocheld met gebeurtenissen om zo scherp mogelijke effecten te krijgen. Ik wilde geen pure biografie schrijven,want autobiografieën zijn per definitie onbetrouwbaar.'Meijsing heeft in vele interviews gepraat over zijn depressiviteit en zelfmoordpogingen. Depressiviteit is hét doorlopende thema. Daarnaast zijn er achterliggende thema's, zoals de rol van de vrouw in iemands leven, vriendschap en alcohol. Aanleidingen voor deze depressiviteit en zelfmoordpogingen zijn in het hele boek terug te vinden.Provenier zegt dat zelfmoord plegen helemaal niet zo makkelijk is. Welk mes neem je, of is een touw beter, of gewoon in bad met een föhn. Andere motieven van dit boek zijn onder meer de kritiek op de recensenten negatief reageerden op de verschijning van De onbeschreven leer en kritiek op de psychiatrie.
Titel en motto's
De titel Tussen en mes en keel is een zin uit het motto dat voorin het boek staat.
Tussen mes en keel is de kortst mogelijke tijdspanne. Voor Provenier, die altijd messen en touwen in gereedheid hield, was dat het eeuwige stilstaande ontbreken van de tijd geworden: de aarzeling. De tijd stond stil, omdat je niet meer verder leefde in het aangezicht van de dood zonder die ene stap te nemen. Dat was het moment 'tussen het mes en de keel'.Het motto is afkomstig uit het boek, The Anatomy of Melancholy van de predikant, bibliothecaris en auteur Robert Burton (1577-1640).Het motto is zeer toepasselijk en draagt bij aan het begrijpen van het boek. De melancholie van zowel Burton als Provenier komt duidelijk naar voren.
Structuur en techniek
Het boek begint als Provenier bijna de dood vindt. Het eerste hoofdstuk beslaat de dag 12 juni 1996 en het laatste hoofdstuk beslaat de periode 13 juni 1996 - en verder. Daartussenin zitten de hoofdstukken die in het totaal de twee jaar bestrijken waarin Provenier zijn twee zelfmoordpogingen doet. De hoofdstukken zijn allemaal verschillend van lengte. Ieder hoofdstuk heeft een maand of jaargetijde met datum als titel, behalve hoofdstuk zeven. Dit hoofdstuk heet 'Van kindsbeen af'. Het lijkt alsof het verhaal in flashbacks wordt verteld. Eigenlijk bestaat het boek uit twee delen. De twee dagen, hoofdstuk een en twaalf, rond de zelfmoordpoging. De overige hoofdstukken geven een beeld van hoe Provenier tot deze daad is gekomen.
Personages
Erik Jan Provenier is een schrijver geboren op 9 augustus 1950. Hij is idealistisch in de liefde.Maar Provenier raakt snel gefrustreerd als hij zijn gevoelens moet verbergen of als hij wordt afgewezen. Hij beschouwt zichzelf als een genie en heeft daarom moeite met de reacties op zijn boek. Hij had hoge verwachtingen toen hij het publiceerde, maar niemand reageert erop, en dit stemt hem meewarig en melancholiek. Zijn verleden komt hem prachtig voor, maar het is voorbij:hij moet verder.Het tweede hoofdstuk in Tussen mes en keel geeft een volledige analyse van het karakter van Provenier (p. 29).
Naast Provenier zijn twee personages sterk aanwezig. Dat zijn, zijn vriendin en zijn psychiater dr. Kirchner.
Zijn vriendin heeft Provenier ontmoet in Amsterdam toen ze tussen de uitdragersspullen woonde. Ze werkte in een kroeg. De vriendin heeft volgens Provenier iets Egyptisch over zich. Ze sprak met scherpe, afwerende tong. Bijna al haar opmerkingen waren bedoeld om mensen op afstand te houden. Ze is het type van de eeuwige student, maar toch, na vijf jaar, als Provenier zijn boek uitgeeft, studeert ze af. Daarna verlaat ze de horeca, krijgt een vaste baan, een eigen huis, alles wat Provenier in zijn ogen zelf niet heeft.
Dr. Kirchner lijkt volgens Provenier op een reuzenbaby, maar kijkt intelligent, bijna onverschillig.Hij heeft met Provenier diepe gesprekken over het leven. Hij luistert en maakt zich terecht zorgen om Provenier. Dr. Kirchner is een cynische, maar toegewijde arts en geen saaie sukkel, zoals Provenier concludeerde na kennismaking met hem (p. 123).Naast deze drie personages komen nog talrijke andere personages voor, maar deze worden niet uitgewerkt. Van hen wordt alleen de naam genoemd. Sommigen zijn terug te vinden in Proveniers hele leven anderen alleen in bepaalde delen van zijn leven.
Situering binnen het werk
In het boek Tussen mes en keel schrijft Erik Jan Provenier zijn magnum opus. Dit boek kan niet anders gezien worden, dan als het boek De ongeschreven leer, dat Meijsing in 1995 heeft geschreven. Provenier is een oude bekende: hij fungeerde al eerder als Meijsings alter ego,namelijk in de roman De Grachtengordel uit 1992. Bijna alle vorige werken van Meijsing worden in het boek genoemd. Het boek geeft eigenlijk een goed overzicht van zijn gehele oeuvre.
!!! Extra !!! Belangrijk voor Nederlands Speciaal schrijver
Biografische gegevens Geerten Meijsing
Geerten Jan Maria Meijsing werd op 9 augustus 1950 in Eindhoven geboren. Zijn vader was gemeentesecretaris. Het gezin verhuisde naar Haarlem, waar Geerten het gymnasium doorliep. Daarna studeerde hij aan de Filmacademie in Berlijn en bekwaamde zich vervolgens in Amsterdam in de kunstgeschiedenis en archeologie. Ook hield hij zich bezig met oude talen. Halverwege de jaren zestig bezocht hij met zijn boezemvriend Kees Snel (alias Keith Kanger Snell) regelmatig een selecte kunstkring ten huize van de Haarlemse advocaat Gerard de Leeuw. Daar werd onder andere gediscussieerd over het beroemde boek Ulysses van de Ierse schrijver James Joyce, waarvan John Vandenbergh een vertaling had gemaakt. In een interview met de Volkskrant (29 augustus 2003) zei Meijsing over die kennismaking met Joyce: 'Toen kwam de melancholie mijn leven binnen, om daar nooit meer uit te verdwijnen.' Begin jaren zeventig ontstond het schrijverscollectief 'de firma Joyce & Co', dat aanvankelijk bestond uit Geerten Meijsing, Frans Verpoorten jr., Mick Broekhof en Kees Snel. In feite was Meijsing echter de enige die het 'schrijfwerk' deed. Hij en Kees Snel hadden een obsessieve liefde voor de literatuur, vooral voor de klassieke meesters en de Franse decadente schrijvers. Het 'schrijverscollectief' Joyce & Co debuteerde in 1971 in het tijdschrift De Gids met een tekst over zwarte romantiek: 'Nova decadentia'. Onder dezelfde schrijversnaam verschenen in de loop der jaren vertalingen van werken van buitenlandse auteurs, onder anderen W.S. Burroughs, T.S. Eliot, J. Kerouac, C. Baudelaire, F. Rolfe, R. Gilman, Stendhal, R. Queneau en N. Douglas.
Tot 1987 bleef Meijsing het pseudoniem Joyce & Co gebruiken.
Medio jaren negentig leed hij aan een zware depressie (waarvoor hij zich liet behandelen in een psychiatrische inrichting) en kreeg hij hartproblemen.
Hoofdlijnen van het werk
Een eerste opvallend kenmerk van Mejisings werk is de grote aandacht voor de structuur (de opbouw of de constructie). Meijsing is geen aanhanger van de romantische opvatting dat kunst spontane creatie moet zijn, maar van een meer classicistische kunstopvatting, waarin het vormaspect een belangrijke rol speelt. Een kunstwerk moet volgens hem de illusie van schoonheid en perfectie verbeelden en om dat te bereiken moet het werk kunstig worden geconstrueerd, met veel verwijzingen naar andere (literaire) werken. Toch is de inhoud van zijn werken sterk romantisch van aard: zijn hoofdpersonen leven in onvrede met het hier en nu; ze leven als antimaatschappelijke estheten alleen voor de kunst en de liefde. In een interview verklaarde Meijsing eens dat hij zich zelf ook 'niet zo thuis in de tijd' voelt ( De Tijd , 3 juni 1988). Een tweede kenmerk dat in het oog springt, is de grote mate van samenhang tussen de werken onderling, die totstandkomt door telkens terugkerende thema's (onder andere de kunst en de liefde), plaatsen van handeling (zoals Lucca in Toscane) en personages (bijvoorbeeld Meijsings alter ego Erik Provenier en de 'begeerde vrouw' Laura, een variant op de onbereikbare geliefde Laura bij de veertiende-eeuwse dichter Francesco Petrarca). Meijsing schrijft als het ware steeds hetzelfde boek, maar hij probeert wel 'steeds een ander genre te beoefenen en binnen een boek van toon te wisselen, verschillende stemmen te doen klinken' (Trouw , 19 oktober 2001). Een derde belangrijk kenmerk is de nauwe relatie tussen leven en werk, ofwel het autobiografische karakter van Meijsings werk. De steeds terugkerende verhaalfiguren zijn in wezen afsplitsingen van de schrijver zelf.
In Tussen mes en keel (1997), een roman die bekroond werd met de Gouden Uil 1999, beschrijft Meijsing via zijn alter ego Erik Provenier zijn jarenlange worsteling met depressies en zelfmoordneigingen. Provenier - een onbegrepen genie dat er niet in slaagt een meesterwerk te schrijven - wordt zich pijnlijk bewust van het feit dat zijn onvermogen om op een normale manier met een vrouw samen te leven wel eens op een ziekte zou kunnen berusten. Als zijn neergang al ver gevorderd is, besluit hij zich toch maar door een psychiater te laten behandelen.
Hoofdpersonen in Dood meisje (2000) zijn de 62-jarige gepensioneerde filosofieprofessor Hovenier (die ook een andere identiteit aanneemt: Gardenier) en een negentienjarig escortmeisje, de superintelligente Lily. De verteller noemt zich Provenier. De voorname geleerde uit Deventer - die eerder onder de naam Erwin Garden een rol speelde in de Erwin -trilogie en De ongeschreven leer - verandert in een machteloze man die zich vastklampt aan het hoertje. Zij lijdt aan het 'borderlinesyndroom': ze is steeds op zoek naar 'kicks' en heeft geen enkel verantwoordelijkheidsgevoel, waardoor ze niet goed in de maatschappij past en geen stabiele relatie kan opbouwen. Ze flirt constant met de dood en jaagt zichzelf en Hovenier de vernieling in. 'In Hovenier en Lily spiegelen zich twee culturen: de humanistische traditie die geletterdheid, kennis, wellevendheid, stijlgevoel en decorum als deugden ziet, versus de glitterwereld van modetrends en publiciteit, de jetset-wereld waaraan men zich wekelijks kan vergapen in de glossy's' (Jaap Goedegebuure in BN/De Stem , 10 november 2000). Dood meisje is vooral een boek over identiteit: de professor ontleent die aan het gestoorde hoertje. Hoe waanzinniger Lily wordt, hoe meer ze zich aan elkaar vastklampen en elkaar meeslepen in de val.
Meijsing ziet het als zijn taak 'om dingen aan de kaak te stellen en mensen tegen het been te schoppen'; hij 'wil vooral opinies tegenspreken' en noemt zichzelf bij voorkeur 'scepticus' (Vrij Nederland , 6 januari 2001). De eruditie die hij tentoonspreidt en de vernuftige constructies van zijn romans roepen behalve bewondering ook weerstand op.
Bronnen:
Uittrekselbank
Google
Literair Lexicon
xxx
REACTIES
1 seconde geleden