Indeling
Het boek bestaat oorspronkelijk uit 56 bladzijden( het hele verhaal), maar bij dit boek staat de vertaling van het oud-Nederlands naar het modern Nederlands geschreven. In totaal bestaat het boek uit 127 bladzijden.
Samenvatting
De samenvatting bestaat uit 5 delen:
Eerste deel:
Jerolimo Rodrigo (de Spaanse Brabander) prijst in een lange monoloog de stad Antwerpen, waar hij een plezierig leven met de meisjes had. Omdat zijn vele schuldeisers hem echter niet met rust lieten, vluchtte hij naar Amsterdam, maar daar voelt hij zich helemaal niet thuis. Hij ontmoet Robbeknol, een jonge ex-bedelaar, die op zoek is naar een baantje. Jerolimo wil hem wel in dienst nemen, maar hij vindt het jammer dat Robbeknol ‘bot Hollands’ spreekt in plaats van de heerlijke Brabantse taal. Robbeknol rammelt van de honger, maar Jerolimo, die van plan was naar de mis te gaan, houdt een pleidooi voor de soberheid.
Twee straatjongens, Aart en Krelis, schelden de ‘hondslager’ en grafmaker Floris Harmensz. Uit voor ‘lampoot’. Floris kan de jongens niet te pakken krijgen en gaat een praatje maken met drie oude mannetjes, Jan Knol, Andries Pels en Thomas Treck; ze hebben het over de pest en over bankroetiers. Daarna ontmoet Floris twee jongens, Joosje en Contant, die ruziën bij een knikkerspelletje; samen keren ze zich tegen Floris.
Tweede deel:
Robbeknol is er al snel achter gekomen dat hij bij zijn meester honger en dorst zal lijden. Jerolimo is druk bezig zich op te doffen, waarbij de knecht moet helpen. Uitgedost als een prins gaat Jerlimo de stad in, terwijl hij geen cent te verteren heeft. Tijdens zijn wandeling wordt hij aangesproken door twee snollen, Trijn Jans en Bleecke An, die snel in de gaten hebben dat hij ondanks zijn hoogdravende taal een arme sloeber is. Robbeknol is er intussen op uitgegaan om te bedelen. Als hij met een voorraad eten thuis komt is zijn meester er al. Jerlimo beweert dat hij al gegeten heeft maar kijkt vol afgunst toe. Even later zitten ze samen te smullen van het bijeen gebedelde eten.
Derde deel
Na het eten heeft Robbeknol lekker geslapen. Als hij zijn meester toilet aan het maken is, vindt hij in Jerolimo’s kleding niets dan een lege beurs.
Jan Knol, Andries Pels en Floris Harmensz praten over elkaar, de slechte tijden en de laatste nieuwtjes. Dan luidt de klok; de schout en zijn secretaris kondigen een verordening tegen de bedelarij af. Robbeknol schrikt; voortaan zal de Bijbel hem van dienst moeten zijn. Al lezende uit de bijbel zeggen drie spinsters, Trijn Snaps, Els Kals en Jut Jans tegen hem, dat hij in ruil voor een ‘kapiteltje’ eten mag komen halen. Jerolimo komt opgewekt thuis. Hij heeft wat geld weten te bemachtigen en stuurt zijn knecht naar de markt.
Onderweg ziet Robbeknol een lijkstoet naderen. Hij schreeuwt het uit van angst, want hij heeft een vrouw horen zeggen dat de overledene naar het huis gebracht wordt waar men eten nog drinken weet en dat moet hun huis zijn. Jerolimo lacht hem uit om zijn domheid.
Vierde deel:
Byateris, de úitdraagster’, vertelt dat ze als koppelaarster aardig de kost kan verdienen. Robbeknol komt thuis met een vracht eten en ze beginnen gelijk te eten. Robbeknol verbaast zich over Jerolimo, die ondanks zijn armoede, zich evengoed nog groot voor wil doen met tafelmanieren.
De vrekkige huisbaas, Gierige Geeraart, houdt een monoloog en voert daarna een gesprek met Byatreris over wederzijdse kennissen. Geeraart is op weg naar een van zijn huurders, een Brabander, die niet betaald heeft. Byateris heeft ook geld van hem tegoed en samen komen ze bij Jerolimo. Robbeknol wil hen niet binnen laten en uiteindelijk scheept Jerolimo hen af met een mooi praatje. Zodra ze weg zijn, pakt Jerolimo zijn biezen.
Vijfde deel:
Els en Trijn horen van Robbeknol dat zijn meester naar Culemborg en Vianen vertrokken is. Jut, Geeraart en Byateris voegen zich bij hen. Als Notaris Joannes Pillorium en zijn klerk langskomen, roept Geeraart de notaris om de inboedel van Jerolimo’s huis te inventariseren. Ook de schout en twee helpers worden erbij gehaald. Er komen nog meer schuldeisers: Balich (de tinnegieter, Otje Dickmuyl (de schilder), Joost die zilveren vaatwerk op krediet heeft geleverd en Jasper, die hem van tapijten en leer voorzien heeft. Ze ontdekken allemaal dat de vogel gevlogen is. De schout opent het huis maar er is niets meer te vinden. De notaris en de schout eisen nu van de anderen betaling maar dit wordt geweigerd. De schout neemt het bed dan maar mee, dat aan Byateris toebehoorde.
Robbeknol richt zich tot het publiek voor applaus.
Structuurelementen
Tijd
Het verhaal speelt zich af in 1575 en 1576 ( eind 16e eeuw). Het verhaal duurt ongeveer anderhalf week. De eerste 3 bedrijven duren elk een dag. De andere 2 bedrijven is de tijdsduur niet te bepalen.( Er wordt in het verhaal niet aangegeven hoe lang ze precies duren). Het verhaal is door de korte verteltijd op een chronologische wijzen opgesteld, waardoor er maar een paar terugblikken in kunnen zitten. Voor de rest is het verhaal ook continu verteld, er zijn geen grote tijdsprongen, voor als achter uit.
Plaats
Het verhaal speelt zich vooral af in Amsterdam, maar binnen Amsterdam zijn er nog wel een paar belangrijke plekken. Bijvoorbeeld Jerolimo’s huis, het kerkhof van Amsterdam en verschillende straten waar de naam niet van wordt genoemd. Al deze plaatsen spelen degelijk een rol in het verhaal. De plaatsen worden gebruikt bij veel personage. Zonder deze plaatsen zouden sommige personages niet te pas komen in het verhaal.
Personen
Er zijn een paar belangrijke personages in het verhaal:
Jerolimo Rodrigo(de Jonker) hoofpersoon:
Hij past op de huizen van anderen, en om aan geld te komen, verkoopt hij daarvan de inboedel. Hij vindt uiterlijk vertoon heel erg belangrijk, hij vindt het zelfs belangrijker om er rijk uit te zien dan om te eten. Hij is in het verhaal meer een vlak karakter.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden