SPAANSCHEN BRABANDER
Geef een complete titelbeschrijving.
G.A. Bredero, Spaanschen Brabander, Leeuwarden 1996 (tweede druk).
Geef een eerste persoonlijke reactie.
1. Ik vond het een lastige en ingewikkelde tekst om te lezen, omdat het taalgebruik dat de personen in het boek gebruikte erg lastig was (ook in de vertaling). Soms vond ik het ook niet duidelijk waarom een bepaalde opmerking gemaakt werd en wat er dan met die opmerking bedoeld werd en er stonden best veel ‘oude’ woorden in waarvan ik de betekenis niet wist en die dus eerst op moest zoeken.
2. Ik vond het verder ook interessant, omdat ik meestal boeken van nu lees en niet over mensen in de 16e/17e eeuw. Daar ging het er allemaal heel anders aan toe en dat vond ik interessant om over te lezen, vooral omdat de schrijver het ook in die tijd heeft geschreven en het allemaal dus veel realistischer is.
3. Als laatste vond ik het boek dus realistisch, omdat het dus ook in die tijd (16e/17e eeuw) is geschreven en de schrijver dus gewoon kon schrijven over wat er om hem heen gebeurde.
Plaats de tekst in de historische context. Ga na of de volgende begrippen op het werk van toepassing zijn. Leg de begrippen die van toepassing zijn goed uit met concrete verwijzingen naar de tekst.
‘Het verhaal speelt zich af in het Amsterdam van circa 1575, dus voor de grote stadsuitbreidingen en de economische en culturele bloei. De Tachtigjarige Oorlog was in 1568 begonnen, maar Amsterdam had in 1575 nog niet tegen Spanje en voor het protestantisme gekozen’ (Bladzijde 8, enkele aantekeningen bij de tekst).
Spanje verovert steeds meer gebieden onder leiding van Koning Filips II en doordat Antwerpen in Spaanse handen gevallen was (in 1585), vluchtten veel kooplieden en calvinisten naar het noorden (vooral naar Amsterdam). Amsterdam nam de taak als groot handelscentrum van Antwerpen over.
Andries: ‘Wie brachten hier bedrijvigheid en handel? Dat waren wij!’ (r. 1032).
Harmen: ‘Wie brachten scherpzinnigheid in jullie botte verstand?’ (r. 1034).
Spanje wilde Amsterdam aanvallen en de binnenlandse onenigheid in de kerk duidt op de hervorming. Later kiest Amsterdam voor het protestantisme.
Andries: ‘’t Gaat zo’n beetje, maar ’t is niet goed. Het land is overal in alarm. De één wil ons hier aanvallen, en de ander daar. ’t Is duivelswerk. En dan nog de binnenlandse twisten en onenigheid in de kerk: als de kikvors en de muis onderling hakkentakken, kan de kiekendief ze bij verrassing beide pakken’ (r. 1007).
De Spaansche Brabander hoort bij de literatuur die bijdroeg tot het creëren van een eigen stedelijke gedragscode. Geliefd was hierbij het middel van het schetsen van ongewenst gedrag. De personen Jan, Andries en Harmen zijn personen uit de lagere klassen en voorbeelden van slecht gedrag (overmatig drankgebruik, oplichting, hoerenloperij, het slaan van vrouwen en duistere zaken). Natuurlijk is Jerolimo ook een vorobeeld van slecht gedrag. Hij is de grote oplichter van het verhaal. Hij voelt zich dan wel alsof hij tot de hoogste stand behoort en probeert er rijk uit te zien, maar hij heeft ook bijna geen geld zoals de laagste klasse.
Harmen: ‘Dat is waar, je het gelijk. Wel Jan, het is aan iedereen bekend, dat jij een vrouwenjager en een enorme zuiplap bent’ (r. 1052).
Jan Knol: ‘Dat lieg je niet, Harmen, maar ik sla tenminste geen vrouwen. En iedereen weet dat je daar bij jou thuis niet op kunt vertrouwen. En als er ergens een huwelijk geregeld moet worden in de stad, dan heb jij, Andries daar als koppelaar geld voor gehad. En als er iemand failliet ging, wist jij ’t handig in orde te maken; Daarom sta je ook bekend als advocaat voor kwade zaken’ (r. 1054).
Bredero was lid van de Amsterdamse rederijkerskamer d’Eglentier. De rederijkers werden bij vele stedelijke activiteiten ingeschakeld. Dat was dan ook de reden dat Bredero zoveel wist te vertellen in het stuk over de stad, hij was van alles op de hoogte.
Rederijkers waren dichters. Jerolimo vind de Brabantse taal veel mooier en dichterlijke als de Hollandse, hij zegt dat iedere Brabander beter is dan de rederijkers uit Holland, wat die maken stelt niks voor volgens hem.
Jerolimo: ‘Ik vind het alleen wel jammer dat je zo plat Hollands spreekt. O, de Brabantse taal is groots, beschaafd en volkomen perfect; Zo vriendelijk, zo levendig, zo lief en zo volmaakt correct’ (r.175).
Jerolimo: ‘Jasses, wat wonen er toch een hersenloze botmuilen in deze stad. Ze leiden zo’n eenvoudig leven en er wordt zo saai geschreven’ (r.188).
Jerolimo: ‘Domkoppen zijn jullie, maak maar eens een notariële akte, echt legaal. Jullie kennen geen deftige termen, jullie schrijven die simpele Hollandse taal’ (r.199).
Bredero maakt in dit toneelstuk gebruik van lering en vermaak. Het gaat vooral om het vermaak. Het is een komedie en geen klucht, want een klucht is veel korter en in een klucht staan vooral veel grappige situaties. Die staan hier ook wel een paar in (zoals de boeren en hoerenlopers die drinken en vrijen) maar het verhaal gaat meer over wat serieuzere dingen als de dingen die in een klucht staan. Er wordt in dit boek vooral gewaarschuwd dat mensen niet altijd zijn zoals ze eruit zien.
De meningen die via het toneel verspreid werden, moesten passen binnen de visie en het beleid van het stadsbestuur. Er wordt niet echt iets slechts gezegd over de hogere klassen, maar wel over het normale volk. Er werd verteld wat slecht aan hun was, zoals veel drinken en dat het hoerenlopers waren. Dit laten ze dan aan het publiek zien en die moet hier dan van leren dat dit niet goed is (ethisch didactisch).
Het ethisch-didactisch doel van het boek/toneelstuk is dat mensen niet altijd zijn zoals ze zich voordoen. Net als bijvoorbeeld Jerolimo, hij doet alsof hij erg rijk is en ziet er zo ook uit, maar eigenlijk heeft hij niet eens geld om 2 snollen te trakteren op wat drinken.
‘Al ziet Men de mensen, men kent daarom hun hart en karakter nog niet’ (r.41).
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden