Rosalie niemand door Elisabeth Marain

Beoordeling 8
Foto van een scholier
Boekcover Rosalie niemand
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas aso | 2162 woorden
  • 27 april 2003
  • 73 keer beoordeeld
Cijfer 8
73 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Elisabeth Marain
Genre
Jeugdboek
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1988
Pagina's
251
Oorspronkelijke taal
Nederlands

Boekcover Rosalie niemand
Shadow
Rosalie niemand door Elisabeth Marain
Shadow
Elisabeth Marain Rosalie Niemand
Bibliografische gegevens

Auteur: Elisabeth Marain
Titel: Rosalie niemand
Plaats van uitgave: Antwerpen – Schoten
Uitgeverij: HouteKiet
Jaar van uitgave: 1988
Eerste druk: april 1988
Tweede druk: mei 1988
ISBN: 90-5067-039-3
Won in 1989 de prijs van de Vlaamse lezer

Bespreking voor - en achterplat

Voorplat: Titel van het boek, de auteur, de Uitgever en een tekening. Die tekening beeld het gezicht van een meisje af (waarschijnlijk het gezicht van Rosalie.).
Achterplat: Korte samenvatting en een foto van de schrijfster.

Het verhaal

In het boek Rosalie Niemand vertelt de schrijfster Elisabeth Marain over het waargebeurde verhaal van Rosalie. Vier jaar lang heeft Elisabeth Marain zich verdiept in het leven van deze vrouw. Rosalies leven begint allesbehalve aangenaam, want ze wordt van bij haar geboorte door haar moeder afgewezen. Haar vader heeft ze nooit gekend. Als klein meisje probeert Rosalie zoveel mogelijk aandacht en liefde van haar moeder te krijgen, maar ze stuit steeds tegen een muur van onwil. Hierdoor wordt Rosalie opstandig en tegendraads. Wanneer ze vijf jaar oud is, heeft haar moeder er genoeg van en stuurt ze Rosalie naar een tehuis voor doofstomme en achterlijke kinderen. Daar leert Rosalie Emmeline kennen, die net zoals zij daar niet thuishoort. Na een paar jaar wordt Emmeline door haar moeder opgehaald. Als de oorlog aanbreekt worden de kinderen uit het tehuis in Namen terug naar huis gestuurd. Rosalie is daar nog steeds niet welkom. Wanneer ze elf jaar is, wordt ze door haar moeder naar een inrichting voor geestesgestoorde volwassen vrouwen gestuurd. Na een paar jaar moet ze opnieuw verhuizen, deze keer naar Vrieze. Daar komt ze terecht in de gesloten afdeling van het paviljoen Dimpina. Rosalie kan absoluut niet overweg met de hoofdzuster Verdanda en daardoor wordt ze meer dan eens gestraft. De dokter die in het gesticht de zieken beoordeelt, is dokter Gobbelin. Diezelfde dokter had Rosalie al eerder beoordeeld toen ze vijf jaar was en in het gesticht in Namen zat. De dokter heeft kanker en is terminaal. Daarom wil hij toch nog een goede daad verrichten voor hij doodgaat. Omdat hij medelijden heeft met Rosalie, vraagt hij aan een vriendin om Rosalie onder haar hoede te nemen. Deze vriendin, mevrouw Adeline, gaat ermee akkoord en haalt Rosalie weg uit het gesticht in Vrieze. Ze neemt Rosalie mee naar een vakantiehuis in Rixensart. Daar mag Rosalie samen met enkele meisjes van haar leeftijd helpen in het huishouden en bij het verzorgen van de kinderen. Omdat Rosalie heel goed kan kantklossen, mag ze in de leer gaan bij mevrouw Stomac. Tijdens deze periode bloeit Rosalie wat open. Maar omdat Rosalie met een van de andere meisjes erge ruzie heeft, besluit mevrouw Adeline om Rosalie terug te sturen naar Vrieze. Daar komt ze opnieuw terecht in de gesloten afdeling met de erge straffen. In dat gesticht komt ze ook opnieuw Emmeline tegen, die net als zij van het ene tehuis naar het andere is moeten verhuizen. Maar ook deze keer wordt Emmeline na een aantal jaar door haar moeder mee naar huis genomen. Ook Rosalies moeder wou Rosalie meenemen, maar zuster Verdanda vertelde haar allerlei smoesjes om Rosalie in Vrieze te houden. Rosalie hoorde dit pas na twee jaar. Wanneer Rosalie dertig jaar is, zijn de wetten over gestichten veranderd en zijn er al enkele van Rosalies vriendinnen uit het tehuis vertrokken. Ook Lisette is toen mogen vertrekken. Na een aantal jaar is het al geoorloofd om naar het dorp te gaan met begeleiding. Zo gaat Rosalie elke maand bij Lisette op bezoek. Ze bezoekt ook Wijngaerde, haar vroegere aalmoezenier bij wie ze voor het eerst haar verhaal deed. Lisette probeert Rosalie uit te huwelijken om uit het gesticht te geraken, maar Rosalie wil dit niet, omdat de man een dronkaard is. Na een paar jaar mag Rosalie met zuster Peurila, van de open afdeling, en een paar patiënten naar Lourdes. Zo leert ze Lutgart kennen, die een echte vriendin voor Rosalie wordt. Wanneer Rosalie bijna vijftig is, worden de subsidies op de gesloten afdelingen drastisch verminderd. Daarom kan Rosalie via Wijngaerde en met de hulp van Lutgart overgeplaatst worden. Daarna komt ze in het herstelhuis terecht. Ze heeft nu voor het eerst een echte job, weliswaar nog steeds tussen de lichtgestoorden. Op eigen houtje zoekt Rosalie ander werk en een huisje om in te gaan wonen. Uiteindelijk zoekt ze de nieuwe dokter van het gesticht op om zich genezen te laten verklaren. De dokter verklaart haar genezen en Rosalie kan eindelijk een leven in vrijheid beginnen te leven. Wijngaerde wil nog steeds Rosalie verzoenen met haar verleden en dus ook met haar moeder. Wanneer ze samen Rosalies moeder opzoeken, wil die Rosalie niet zien. Voor haar heeft Rosalie nooit bestaan. Rosalie weet niet goed of ze nu opgelucht is of niet.

Motieven

Mishandeling, verwaarlozing.
Je kan hier zowel van fysische als psychische mishandeling spreken. Deze begrippen komen voortdurend terug. Rosalie wordt zowel mishandeld als verwaarloosd toen ze nog bij haar moeder woonde. Ze werd geslagen. Ze kreeg totaal geen liefde van haar moeder. Dit is zeker een vorm van verwaarlozing. De enkele keren dat Rosalie bij haar moeder bleef logeren moest ze in een zeteltje een boekje zitten lezen en mocht ze niet bewegen.

Tijd

Het boek speelt zich af van 1932 tot 1982.
Dit weten we omdat het boek begint met de zin: “Niets vermoedend wurmde Rosalie zich op die herfstdag in het jaar 1932 uit de smalle flessenhals.”
We weten ook dat het boek eindigt in 1982 omdat ze op haar 50ste vrijkomt uit de instelling.

Het verhaal verloopt volledig chronologisch, van haar geboorte tot wanneer ze als vijftigjarige eindelijk op zichzelf kan gaan wonen.
Structuur

Het verhaal is in vijf grote onderdelen verdeeld, waarvan we het eerste als de inleiding en het laatste als het slot kunnen beschouwen. Het tweede, derde en vierde vormen dan het midden.
Elk onderdeel is verdeeld in een aantal hoofdstukken.

1) Een vergeten zaak (Rosalie’s kindertijd) veertien hoofdstukken
2) Onrustbanden (Rosalie’s jeugd) elf hoofdstukken
3) Rixensart (een kort verblijf in een betere omgeving) veertien hoofdstukken
4) Emmeline (een hoofdstuk apart over Emmeline. Dit staat los van de andere delen.) geen hoofdstukken, maar doorlopende tekst
5) De eindeloze weg (Vanaf haar eenentwintigste verlangt ze sterk naar een ander leven, tot wanneer ze vijftig is, en ze eindelijk uit het gesticht kan.) eenentwintig hoofdstukken
Personages

Rosalie:
Rosalie was als kind energiek, speels en nieuwsgierig. Maar na jaren van vernederingen, psychische martelingen, angst en onnoemelijk veel verdriet, verzwakte ze heel wat. Ze was heel introvert geworden en ze leefde met een voortdurende angst. Maar ze was niet gek. Ze had in al die jaren haar pillen steeds uitgespuwd, enkel tegen inspuitingen kon ze niets beginnen. Ze slaagde erin ergens nog een stukje van zichzelf te behouden, ze verbitterde niet helemaal.
Rosalie is heel erg sterk, want ondanks alles wat ze meemaakt blijft zij haar waardigheid, eigenwaarde en zelfrespect behouden, ze blijft menselijk in haar gedachten en raakt niet volledig verbitterd.

Emmeline:
Ze was heel opstandig. Liet zich niet doen. Ze was ook niet echt gek, maar werd, net zoals Rosalie, door haar moeder verstoten. Ze was niet op haar mond gevallen en durfde haar mening zeggen tegen de zusters.
Anna, de moeder van Rosalie:
Anna had veel wrok over haar verleden. Ze wilde aan een betere toekomst werken toen ze zwanger werd van Rosalie. Dit bracht al haar plannen in de war en daardoor kon ze zich niet verzoenen met de komst van Rosalie. Ze heeft nooit voor haar dochter gezorgd als een echte moeder. Toch is Anne geen vrouw zonder gevoelens. Toen ze andere kinderen kreeg (die wel gewenst waren) kon ze wel veel liefde voor hen opbrengen. En ze heeft ook een keer Rosalie uit het gesticht willen halen om terug voor haar te zorgen maar dit lieten de zusters niet toe.
Zuster Verdanda:
Zij is zeer streng. Niemand mag haar tegenspreken of iets doen waar zij haar niet mee akkoord verklaard heeft. Ze weet dat ze alle macht in handen heeft en gebruikt/misbruikt die dan ook te pas en te onpas. Het lijkt alsof zuster Verdanda totaal geen gevoelens heeft/kent.
Wijngaerde, de aalmoezenier:
Hij is een zachtaardige man. Hij wil niet dat mensen met haatgevoelens leven. Hij is zeer vergevingsgezind. “De aalmoezenier denkt een tijd na en zegt dan dat ze niet mag haten, dat haat lelijk maakt …”. “Verzoen! Alleen verzoening kan de wereld van z’n onverbiddelijke hardheid redden, heeft Wijngoerde haar tijdens deze rit gezegd. Denk een aan hoe het er nu aan toegaat met al die haat, waarom zouden wij die eeuwenoude schakel niet verbreken? Dat is wat Wijngaerde wil.” Wijngaerde betekende heel veel voor Rosalie. Hij was een belangrijk persoon in haar leven. Bij hem heeft ze leren praten over haar gevoelens en zo begon ze zich ook weer een stukje beter te voelen.
Lutgart:
Ze is een vrouw van ongeveer vijftig jaar. Ze heeft voor een deel kunnen zorgen dat Rosalie vrijkwam uit de instelling. Later heeft ze Rosalie ook geholpen met de administratie, … toen ze alleen ging wonen. Ze leerden elkaar kennen op een uitstap naar Lourdes. Lutgart was ziekenbegeleidster en kunnen direct goed met elkaar overweg.
“Lutgart Devrindt is een taaie verschijning van Rosalies leeftijd. Onopgemaakt, stevig neergeplant in schoenen die dienen om te werken, niet om te paraderen, draaft zij beredderend en organiserend rond.
Lisette:
Heeft jarenlang samen met Rosalie in de zelfde instelling gezeten. Ze kwamen goed overeen met elkaar. Lisette kwam echter vroeger vrij dan Rosalie. Ze bleef Rosalie echter bezoeken en steunen totdat ze ruzie kregen. Lisette wou Rosalie koppelen maar daar ging Rosalie niet mee akkoord en Lisette vond dat niet vriendelijk van haar na alles wat ze voor Rosalie gedaan had.
“Van Lisette hoeft ze niet langer te komen (die kan nu eenmaal niet tegen haar verlies). Wij hebben alles gedaan voor u, en nu zo ondankbaar. Blijf dan maar bij de gekken. Ik begin te geloven dat gij het ook zijt, zo’n kans! Ge zult ‘daar’ nog stikken.”
Vertelperspectief

De schrijfster is alwetend. Zij vertelt het verhaal in de auctorieel hij/zij - vorm.
Er is een opvallende wisseling van het vertelstandpunt in deel vier, waarin Emmeline, in de ik-vorm aan het woord komt.

Plaats en ruimte

De gebeurtenissen spelen zich op verschillende plaatsen af.
In Brussel: Toen ze nog bij haar moeder woonde.
In Namen: Het eerste gesticht waar Rosalie verbleef. Het was een gesticht voor doofstommen.
In Limburg: Daar logeerde Rosalie bij haar grootouders en beleefde de tijd van haar leven. Ze werd met liefde behandeld.
In Vrieze: Het gesticht waar ze bijna 40 jaar verbleef.
In Rixensart: Daar heeft ze het weer heel wat beter.
In het atelier van mevrouw Stomac: Daar leert ze naaien. Ook daar heeft ze het goed naar haar zin.
In Lourdes: Als ze op reis gingen.
In Leuven: Rosalie ging op bezoek bij Lutgart die een flat had in Leuven.

Stijl

De schrijfster maakt dikwijls gebruik van flashbacks. De beschrijvingen van de gebeurtenissen zijn zeer uitgebreid.

Genre

Een psychologische roman.
Het hoofdpersonage wordt geconfronteerd met de realiteit. Rosalie is onzeker. Zij kan er niets aan dat zij in deze benarde situatie beland is.
Het boek brengt de waarheid over psychiatrische instellingen aan het licht.

Eigen mening

Het boek en vooral het personage van Rosalie hebben me aangesproken.
Het boek zelf en dan ook de schrijfstijl is zo dat het boek je gewoon meesleept. Ook de passages die de behoefte van Rosalie om zelf een gezin of een man te hebben, beschrijven zijn heel begrijpelijk, hierdoor voel je al snel mee met Rosalie.
Het boek wordt af en toe wat langdradig omwille van uitvoerige beschrijvingen, maar is toch zeer vlot te lezen.

Varia

Elisabeth Marain

Elisabeth Marain is geboren te Brugge op 24 mei 1943.
Ze was het vijfde en laatste kind van een kapitein ter lange omvaart.
Elisabeth verhuisde in 1946 naar Antwerpen.
Haar Middelbare schooljaren waren woelig en onrustig. Ze verliet vroegtijdig de school. Later volgde ze cursussen aan de Antwerpse Volkshogeschool in film- en literatuurgeschiedenis en Spaans (begin jaren zestig).
Elisabeth Marain was 24 toen ze trouwde, in 1967. Ze kregen drie kinderen in 1968, 1970 en 1972. Ze gingen op het bedrijf van haar man werken. Na acht jaar huwelijk overleed haar man aan leukemie. Dit was een schokkende ervaring voor Elisabeth.
Ze houdt vanaf haar dertiende een dagboek bij. In haar jeugd schreef ze al gedichten, korte verhalen, en later eenakters, een kinderboek, een roman en een poppenspel, alles onuitgegeven.
Ze debuteerde in 1979 met ‘Het Tranenmeer’

Het is zeer moeilijk iets over Elisabeth Marain te weten te komen. In een autobiografie zegt ze zelf: “Meer hoef ik, denk ik, niet over mijn levensloop te vertellen, wat het al te persoonlijke betreft, dat houd ik voor mezelf, ook al wordt beweerd (in de eerste plaats door mij) dat het zijn neerslag vindt in die vreemdsoortige trilogie Tranenmeer/ Mond van Zand/ Uitgestelde Thuiskomst, waar namen in wisselen maar personages niet. Wat is echt, wat is fictie? Ikzelf weet het niet meer. Maar zo hebben de biografen ook nog wat te doen.”

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.