Geschreven door: Willem
Samengesteld door: Hubert Slings
Samenvatting
Tijdens de hofdag van koning Nobel beklagen alle dieren zich over Reinaert. Isengrijn, de wolf, beklaagde zich als eerste. Reinaert had volgens Isengrijn zijn vrouw verkracht en zijn kinderen bepist, waardoor twee van hen stekeblind zijn geworden. Courtois, het bekakte hondje, beschuldigde Reinaert ervan dat hij tijdens een koude winter zijn enige worst gestolen had, waarop Tibeert die beschuldiging weerspreekt dat hij, Tibeert, die worst van en molenaar gestolen had. Pancer, de bever, beklaagde zich over hoe Reinaert Cuwaert, de haas, tot kapelaan zou opleiden; Pancer had hem nog net van de dood kunnen redden.
Isengrijn drong erop aan dat Reinaert ter dood moest worden gebracht, waarop Grimbeert, de das, een pleidooi hield voor zijn oom: Isengrijn was ook niet braaf en bovendien was Reinaert een kluizenaar geworden. Volgens Grimbeert droeg Reinaert een haren boetekleed en raakte geen vlees meer aan. Terwijl Grimbeert zijn pleidooi hield, naderde een droevige stoet. Op de lijkbaar lag de dode kip Coppe, de dochter van Cantecleer, de haan. Cantecleer vertelde hoe Reinaert hem had beetgenomen: de vos verzekerde hem dat hij het wereldse leven vaarwel gezegd had, voorgoed. Cantecleer ging in goed vertrouwen met zijn kinderen buiten de bescherming van het Hoenderhof gaan wandelen, waarna Reinaert zich stortte op de kippen. Cantecleer had nog maar vier van zijn vijftien kinderen over.
De koning was woedend en stuurde hij Bruun, de beer, naar de burcht van Reinaert: Maupertuus, het sterkste kasteel van de vos. Reinaert was van adellijke komaf, waardoor hij het recht had om drie keer gedagvaardigd te worden om bij de berechting aanwezig te zijn. Na een lange tocht kwam Bruun bij het kasteel en eiste dat Reinaert met hem mee zou gaan. Dat zou Reinaert graag doen als hij niet zoveel gegeten had van ‘een vreemde, onbekende spijs’ (vers 558), namelijk honingraten. Reinaert vertelde Bruun dat er nog honing te vinden was op het erf van boer Lamfroit. Deze honing zat in een gespleten boom, opengehouden door wiggen. Wanneer Bruun zijn poten en kop in de gespleten boom stak, sloeg Reinaert de wiggen eruit, waardoor Bruun als een rat in de val zat. Reinaert maakte een spottend gebaar, waardoor Lamfroit werd gewaarschuwd. Met alle dorpelingen die hij maar kon optrommelen, gewapend met bezems, vlegels, harken en stokken begonnen ze de beer ongenadig af te straffen. Ook Lamfroits vrouw Julocke en de koster waren erbij. Bruun wist te ontsnappen, maar Lamfroit gaf hem nog zo’n harde dreun dat Bruun tussen een groepje vrouwen belandde, waardoor er vijf in de rivier vielen. Alle aandacht was op de vrouwen gericht, waardoor Bruun zwemmend het hazenpad kon kiezen. Toen hij een eind verder aan land ging, werd hij door Reinaert bespot. Schuivend op zijn achterwerk en rollend, zijn voorpoten is hij door het geweld hal verloren, weer hij het hof van koning Nobel te bereiken.
Ook Tibeert liep in de val, terwijl hij de reputatie had wijs en voorzichtig te zijn. Reinaert beloofde dat hij de volgende dag mee zou gaan, waar Tibeert geen bezwaar tegen had. Reinaert stelt voor dat Tibeert blijft eten en slapen. Reinaert beweert dat hij een plek kent waar het stikt van de vette muizen, Tibeert zal een lekkere maaltijd voorgeschoten krijgen. Aangekomen bij de schuur van de pastoor, waar de muizen zouden zijn, raakt komt Tibeert vast te zitten in een strik, die Reinaert twee dagen van te voren had gezet. Tibeert maakte zo’n kabaal dat de bewoners van het huis gewekt werden en gingen Tibeert te lijf. Ze probeerden Tibeert om zeep te helpen, maar Tibeert wist nog net te ontkomen, nadat de pastoor zijn geslachtsdelen had verwond.
Als ook Tibeert het hof van de koning bereikt, is alleen Grimbeert nog over om een derde en een laatste keer te dagen. Hij overtuigde Reinaert van de noodzaak om mee te gaan: dit was immers zijn laatste kans. Reinaert nam afscheid van zijn vrouw en kinderen en ging op weg. Tijdens de reis biechtte hij op huichelachtige wijze zijn streken op, om zijn geweten te zuiveren. Hij toonde berouw, beloofde wetenschap en vroeg of Grimbeert hem zijn zonden kon kwijtschelden en de lekenbiecht kon afnemen. Grimbeert brak een twijgje af, en gaf zijn oom veertig stokslagen, om boete te doen, en daarna nam Grimbeert de lekenbiecht af.
Aan het hof werd Reinaert van alle kanten beschuldigd. De koning is overtuigd en veroordeelt de vos tot ophanging. Grimbeert en Reinaerts naaste verwanten wilden de terechtstelling niet bijwonen en gingen weg. Reinaert doet een schuldbekentenis, die hij in scène heeft gezet, en komt met iets anders op de proppen. Hij vertelt de koning over een aanslag die Bruun, Isengrijn en Tibeert samen met zijn vader op de koning hadden gepland. Ze zouden van plan zijn om de koning uit de weg te ruimen en de beer koning te maken. Het plan zou worden betaald met de schat van koning Ermerike, die door Reinaerts vader gevonden was. Reinaert maakte de koning wijs dat hij de schat gevonden had en op ergens anders begraven had om het snode plan te verijdelen. De koning wilde meer weten over de schat, die zich volgens Reinaert bij de bron Kriekeputte in het bos Hulsterloo bevindt. In ruil daarvoor zou koning Nobel Reinaerts zonden kwijtschelden. Bruun en Isengrijn worden gevangen genomen. Reinaert wil op pelgrimstocht naar Rome om de paus om vergiffenis te vragen, daarna zal hij de koning naar de schat leiden. Ook zegt hij dat hij wel een tas en een paar schoenen kan gebruiken. De tas wordt gemaakt van een stuk huid van Bruun, de schoenen worden gemaakt van het vel van Isengrijns voorpoten en Hersints (Isengrijns vrouw) achterpoten. Voordat de vos op reis gaat, wil hij eerst nog even naar huis. Cuwaert en Belijn, de ram, zullen hem daarbij vergezellen, omdat zij ‘zulke oprechte dieren zijn’. Reinaert vraagt of Cuwaert nog even mee naar binnen gaat om afscheid te nemen en zijn kinderen te troosten. Ze waren amper binnen en de vos beet de kop van Cuwaert af. Reinaert zei tegen zijn vrouw dat de haas een zoenoffer van de koning was, omdat hij hem als eerste beschuldigde. Samen smulde ze van de haas. Reinaert stopte deze kop in de tas en zei tegen Belijn dat in de tas een belangrijke brief voor de koning zat. Aan het hof gaf Nobel zijn klerk Botsaert de opdracht om de tas te openen. De koning brulde het uit van woede toen hij merkte hoe bedrogen en bespot hij was. Op aanraden van Firapeel, de luipaard, werden Bruun en Isengrijn in ere hersteld. Belijn en Reinaert werden vogelvrij verklaard, al was de vos al met zijn gezin naar de veilige wildernis vertrokken.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden