Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Oeroeg door Hella S. Haasse

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
Boekcover Oeroeg
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 3e klas vwo | 2839 woorden
  • 5 november 2014
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
3 keer beoordeeld

Boekcover Oeroeg
Shadow

Oeroeg was mijn vriend. Zo begint het beroemde prozadebuut van Hella Haasse, dat in 1948 als Boekenweekgeschenk verscheen en inmiddels in elf talen is vertaald. Het is het aangrijpende verhaal van de vriendschap tussen een Indonesische jongen en de zoon van een Nederlandse administrateur in het Nederlands-Indië van voor de Tweede Wereldoorlog. Geleidelijk groeien…

Oeroeg was mijn vriend. Zo begint het beroemde prozadebuut van Hella Haasse, dat in 1948 als Boekenweekgeschenk verscheen en inmiddels in elf talen is vertaald. Het is het aangrijp…

Oeroeg was mijn vriend. Zo begint het beroemde prozadebuut van Hella Haasse, dat in 1948 als Boekenweekgeschenk verscheen en inmiddels in elf talen is vertaald. Het is het aangrijpende verhaal van de vriendschap tussen een Indonesische jongen en de zoon van een Nederlandse administrateur in het Nederlands-Indië van voor de Tweede Wereldoorlog. Geleidelijk groeien de twee jongens uit elkaar. Wanneer de ik-figuur, de Nederlandse jongen, na een studie uit Delft terugkeert in het Indië dat nog net geen Indonesië is geworden, blijkt hun verwijdering te zijn uitgegroeid tot een kloof. Oeroeg heeft gekozen: voor zijn volk en tegen de Nederlanders, dus ook tegen zijn vriend. Vertwijfeld vraagt de ik zich af of hij voorgoed een vreemde zal zijn in het land van zijn geboorte.

Oeroeg door Hella S. Haasse
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

Voorwoord

 

Ik heb dit boek gekozen, omdat het genre (Nederlands-Indië, vriendschap) me aansprak. Ik vind de vroegere verhouding tussen Nederland en Indië erg interessant, met name door het taboe wat er nu in Nederland is. Je hoort er nauwelijks iets over, dus ik wist er niet zoveel van, ook doordat ik er nog geen boek over had gelezen, en vond het leuk om er wat van te leren. Ik heb het ook gekozen doordat mijn moeder me het aanraadde. Ze vond dat het een boek was dat ik wel gelezen zou moeten hebben. Zij vond het een mooi geschreven, leerzaam boek. 

Ik had niet zoveel verwachten, doordat ik, zoals ik al zei, niet zoveel over dit type genre wist. Ook staat er geen korte inleidingtekst op de achterkant van het boek. Ik verwachtte alleen dat het boek in een nogal ouderwetse stijl geschreven was, omdat het oorspronkelijk uit het jaar 1948 komt. Mijn moeder had me al gedeeltelijk verteld waar het boek globaal over ging en ik wist dus al wie de hoofdpersonen waren en waar het zich afspeelde. 

Samenvatting

 

Het verhaal gaat over het leven, wat zich met name in Indië afspeelt, van een jongen (de ik-figuur, je komt niet achter zijn naam). De jongen woont in Nederlands-Indië op de onderneming van zijn vader en groeit samen op met een Indische jongen genaamd Oeroeg. In hun kindertijd spelen ze vaak samen en ze zijn gek op avonturen. De ik-figuur heeft niet door dat Oeroeg een rang lager staat dan hij, daar komt hij op latere leeftijd pas achter als anderen hem gaan plagen.

Als de jongen zes jaar wordt, vinden zijn ouders dat hij goed Nederlands moet kunnen spreken en krijgt hij thuis les van een leraar. Oeroeg blijft steeds dichtbij de jongen tijdens de jongens’ lessen.

Op een avond besluiten de ouders van het jongentje samen met gasten naar een meer te rijden. De vader van Oeroeg moet ook mee. Eenmaal in het meer, stort het vlot in elkaar en valt de jongen in het water. Oeroegs vader probeert hem te redden, en komt daarbij zelf om het leven. De jongen wordt wel gered. Door de dood van Oeroegs vader moet Oeroegs familie verhuizen. Behalve Oeroeg, omdat hij zo goed bevriend is met de jongen. Samen met de jongen reizen ze elke dag naar school in de stad Soekaboemi.

Een poos later gaan de ouders van de jongen scheiden. Zijn moeder vertrekt naar het buitenland en de jongen zelf moet samen met Oeroeg in Soekaboemi in een pension gaan wonen. De eigenaresse heet Lida, die erg gehecht aan de jongens, en met name Oeroeg, raakt. Ze merkt dat Oeroeg het goed op school doet en biedt hem een opleiding aan.

De jongen vertrekt naar een internaat in Batavia, en een tijdje later komt ook Oeroeg. Lida kon zijn wilde gedrag niet meer in controle houden, maar blijft Oeroegs pleegmoeder.

De jongens op het internaat behandelen Oeroeg als een inlander (hij wordt gepest), en daardoor gaat Oeroeg naar een andere school waar meer inlanders op zitten. Hij voelt zich daar meer thuis en krijgt een nieuwe vriend. De vriendschap tussen de jongen en Oeroeg drijft steeds verder uit elkaar.

Oeroeg gaat medicijnen studeren en interesseert zich steeds meer in politiek. Als de jongen en Oeroeg elkaar ontmoeten, keert Oeroeg zich tegen hem en andere Nederlanders.

De jongen vertrekt naar Nederland en gaat studeren. Het contact met Oeroeg en Lida verwaterd. In die periode overlijdt ook zijn vader.

Na de opleiding van de jongen vertrekt hij terug naar Indië. Hij ontmoet een inlander die erg op Oeroeg lijkt in het oerwoud, maar hij beveelt hem te vertrekken. De lange vriendschap is niet meer terug te vinden.    

Analyse

 

De titel van het boek is Oeroeg, en heet zo omdat de beste vriend van de hoofdpersoon zo heet.

Het boek is in de ik-vertelsituatie geschreven, in de verleden tijd, omdat het een verslag is van een oudere man die terugkijkt op zijn jeugd. (Blz. 5) ‘Oeroeg was mijn vriend.’

Oeroeg en de ik-persoon vormen samen één hoofdpersoon. Ze vullen elkaar aan en hebben een hechte vriendschap. Naarmate ze ouder worden, groeien ze uit elkaar en gaat Oeroeg zich tegen de ik-persoon keren.

De ik-figuur is een jongen dat zijn hele jeugd in Nederlands-Indië doorbracht. Je komt niet achter zijn naam. Ook wordt hij niet goed beschreven, alleen dat hij lang en slungelig wordt naarmate hij ouder wordt en dat hij de zoon van  administrateur van een onderneming is. En dat hij sproeten heeft. Hij schrijft een verslag over hoe hij zijn jeugd met Oeroeg heeft beleefd, dus over zijn beste vriend Oeroeg kom je veel meer te weten. Hij was de oudste zoon van de mandoer van de theeplantage. Oeroeg scheen volwassener dan de ik-persoon, door zijn gespierd magere lichaam. Ook beschreef de ik-figuur hem met grote ogen en een goedgevormde mond. Oeroeg was een verlegen, nogal rustige jongen in zijn kindertijd.

De tijd in het boek is niet-chronologisch, want de ik-figuur kijkt eerst vanuit zijn oudere leeftijd terug op zijn jeugd. Het boek is een soort verslag van de oudere ik-persoon. Op sommige plekken slaat de auteur een hele tijd over, bijvoorbeeld als de hoofdpersonen ergens heen reizen. Op andere spannende momenten neemt de auteur de tijd. Er is dus sprake van tijdvertragingen en tijdversnellingen.

Het thema van Oeroeg is vriendschap tussen een Nederlandse en Indische jongen. Ze hebben pas op latere leeftijd door dat er duidelijke rangen zijn en daardoor groeit de vriendschap uit elkaar.

Het boek heeft geen echte verhaalopbouw, omdat er geen hoofdstukken zijn.

Het verhaal is in een parallelle ruimte geschreven, omdat spannende gebeurtenissen op lugubere plaatsen gebeuren, bijvoorbeeld als Oeroegs vader omkomt in een eng, mysterieus meer.

Evaluatie

 

Leerzaam

Het was voor mij een leerzaam boek, omdat ik nog niet veel wist over het leven vroeger in Nederlands-Indië en je in dit boek goed komt te weten hoe de verhoudingen tussen de rassen (donker en blank) waren. Het boek geeft een goed beeld over hoe de vriendschappen kapot zijn gegaan door de oorlog tussen Nederland en Indië. Ook kwam je allerlei ouderwetse (vooral Indische) woorden tegen, als djongos [Indische huisbediende], gepotongd [gesneden] en mandoer [leider van een werkploeg].

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

Langdradig

Vanaf het begin af aan merkte ik al gauw op dat de manier van schrijven erg gedetailleerd en uitgeschreven is. Soms nam één zin zowaar een halve bladzij in beslag. Af en toe vond ik het wel vervelend lezen, omdat er zoveel in vertraagd werd. Soms was het door deze schrijfstijl ook moeilijk te begrijpen en moest ik de zin meerdere keren lezen om het te snappen. Bijvoorbeeld zinnen als: (blz. 63) ‘Haar zin voor loyaliteit, haar neiging om door middel van logisch en geduldig betoog tot oplossing van conflicten en misverstanden te komen, wekten bevreemding en wantrouwen, machtsvertoon om prestige te handhaven was haar ten enenmale vreemd.’

 

Realistisch

Het fijne aan Oeroeg vond ik dat het wel realistisch en geloofwaardig geschreven was. De uitgebreide schrijfstijl hielp je, ondanks dat het meestal langdradig was, wel met het creëren van een beeld van hoe het er vroeger in Nederlands-Indië uit had gezien. Hoe de theeplantages eruit zagen, en een deel van de stad, bijvoorbeeld. (Blz. 33) ‘Met gesloten ogen zou ik het landschap aan weerskanten van de ramen kunnen tekenen: de afdalende terrassen van de rijstvelden, de dichtbegroeide, kegelvormige heuvels, die verderop overgingen in blauwe bergkammen, de oogsthuisjes op het veld, de desawoningen tussen de bamboebosjes, van tijd tot tijd een witgepleisterd stationsgebouwtje, waar groepen marktgangers met hun waren stonden te wachten.’

 

Het einde van het boek vind ik een bijzonder fragment, omdat de hoofdpersoon wellicht Oeroeg tegenkomt en hun vriendschap voorbij is. Ik had het niet verwacht, vooral omdat Oeroeg in het boek als een snuggere jongen wordt beschreven en uiteindelijk in een smerige outfit in het oerwoud verschijnt – ik had verwacht dat hij hogerop zou komen. Je komt er niet helemaal achter of het daadwerkelijk Oeroeg was die de hoofdpersoon tegenkomt, dus het is een open einde wat je aan het denken zet. Was het Oeroeg wel? Waar zou Oeroeg zijn als dat hem niet was? Het is slim van de auteur dat ze dit einde heeft gekozen. Ik denk dat ze er voor gekozen heeft om de lezer te laten zien dat een hechte vriendschap tussen blank en donker op de klippen kan lopen door de Nederlands-Indische oorlog en door de duidelijke rangen. Ik vind het bijzonder dat een vriendschap zo uit elkaar kan groeien en dat iemand zich zo tegen je kan gaan keren.  

Ik heb veel geleerd van het boek, bijvoorbeeld dat het vroeger heel anders was tussen de rasverschillen. Nu leven we met iedereen samen en dat heb ik altijd heel gewoon gevonden. Door het boek ben ik me er wel bewuster van geworden dat het nog niet zo lang geleden is dat dat heel anders was.

De hoofdpersoon wordt het best beschreven qua gedachten en gevoelens, waardoor ik me het ook het best in hem kan verplaatsen. Ook doordat ik snap hoe hij zich voelt als hij Oeroeg bijvoorbeeld weer tegenkomt of als Oeroegs vader overlijdt.

Het taalgebruik is nogal ouderwets en erg gedetailleerd. Ook waren de zinnen erg lang. (Blz. 5) ‘Als ik terugdenk aan mijn kindertijd en mijn jongensjaren, verschijnt zonder uitzondering het beeld van Oeroeg in mij, al was mijn herinnering gelijk aan een van die toverplaatjes die we vroeger plachten te kopen, drie voor een dubbeltje: geelachtig glanzende stukjes met lijm bestreken papier, waarover men met een potlood krassen moest, totdat de verborgen voorstelling aan het daglicht kwam’, (blz. 5) ‘Al mag de entourage verschillend zijn, al naarmate de periode die ik me voor de geest roep korter of langer geleden is, altijd zie ik Oeroeg, zowel in de verwilderde tuin van Kebon Djati, als op de roodbruine, aangetrapte modder van sawapaden, diep in het bergland van de Preanger; in de hete wagons van het treintje dat ons dagelijks heen en weer bracht naar de lagere school in Soekaboemi, en later, op het internaat in Batavia, toen we beiden naar de middelbare school gingen.’(Blz. 116) ‘Ben ik voorgoed een vreemde in het land van mijn geboorte, op de grond vanwaar ik niet verplant wil zijn? De tijd zal het leren.’

 

 

 Verwerkingsopdracht: ander einde

(Vanaf bladzijde 113)

 

In de achtergalerij bij Abdullah had ik daar ook aan gedacht – waarom?

Er viel een schaduw naast mij op de grond.

Ik draaide me om, schuw, en deinsde achteruit bij het zien van deze verschijning. De bladeren onder mijn voeten kraakten en ik nam vlug het beeld van de inlander in me op. Hoe hij er stond, machtig en zelfverzekerd. Gehuld in een kakioutfit, haast Amerikaans. Hij lachte niet, geen straaltje vriendelijkheid kwam op me over. Hij zag er angstaanjagend uit. Ik verroerde me niet, hij evenmin. Ik wist niet wat te zeggen. Ik hield me overeind aan een afgebroken boomstronk en moest uitkijken dat ik niet achterover in het meer kukelde. Een onaangenaam, maar toch vertrouwd gevoel bloeide in me op. Ik liet het niet toe. Ik mocht het niet toelaten. En toch schoot het door mijn hoofd. Ik kon het niet meer ontwijken. Ondanks zijn machtige houding, zijn neutrale uitdrukking, merkte ik zijn kalmte en zijn onmiskenbare geslotenheid op. Hij uitte deze typische kenmerken nauwelijks, wilde die vroegere eigenschappen verbergen, maar ik kende hem te goed om ze niet te kunnen zien.

‘Oeroeg’, zei ik, schor.

Zijn ogen knepen zich samen, wellicht vermoedde alleen ik het. Hij staarde me aan, reageerde niet, leek versteend. Zijn houding ontspande niet – integendeel, hij verkrampte zijn nekspieren aan en zijn vingers krulden zich tot een vuist. Hij ademde hevig in en uit, ik kon zijn dwaasheid en verbazing niet kwalijk nemen. Ik was immers net zo verbaasd als hij. Wellicht was het feit pas tot hem doorgedrongen toen ik zijn nam sprak. Ik vroeg me af of het wel werkelijk Oeroeg was. Ik bekeek de statige man van top tot teen en mijn twijfels waren bevestigd. Hij moest Oeroeg zijn.

Zijn ogen knepen zich samen, wellicht vermoedde alleen ik het. Hij staarde me aan, reageerde niet, leek versteend. Zijn houding ontspande niet – integendeel, hij verkrampte zijn nekspieren aan en zijn vingers krulden zich tot een vuist. Hij ademde hevig in en uit, ik kon zijn dwaasheid en verbazing niet kwalijk nemen. Ik was immers net zo verbaasd als hij. Wellicht was het feit pas tot hem doorgedrongen toen ik zijn nam sprak. Ik vroeg me af of het wel werkelijk Oeroeg was. Ik bekeek de statige man van top tot teen en mijn twijfels waren bevestigd. Hij moest Oeroeg zijn.

De bladeren kraakten, niet door één van ons, en we keken alletwee op naar de duisternis om ons heen. We leken allebei opgelucht even te zijn afgeleid van deze plotselinge wederkering.

Een rij inlanders dreef de open plek in, allemaal vergezeld met een enorm pistool, wat ze gretig vastklampten. Ze stelden zich in een nette rij op achter Oeroeg. De linkse hief zijn geweer op mij en de rest volgde.

Ik voelde gek genoeg geen angst bij het gegeven dat er op dit moment vijf geladen geweren op me gericht waren, klaar om me elk moment neer te schieten. Ik zou er niets om geven als ze me zouden doodschieten. Het enige wat me daarbij beknelde was het idee dat Oeroeg me zou zien sterven, zonder een fatsoenlijk gesprek hebben kunnen houden.

Oeroegs ogen glinsterden, hij zoog lucht in zijn longen. Ik verwachtte dat hij ze een seintje zou geven waardoor ze me alle vijf konden afmaken. In plaats daarvan hief hij zijn vlakke hand op. Ik hoorde het langzame neerhalen van de geweren, maar zag de nog steeds zo alerte blikken van de mannen. Ze waren elk moment gereed om bij één onverwachte beweging van mij me neer te kunnen schieten.

Mijn keel was kurkdroog geworden en ik wist niet waar ik naar verlangde. Wilde ik één op één met hem praten? Wilde ik dit oerwoud en Telaga Hideung, het onheilspellende, zwarte meer verlaten? Ik keek op, probeerde iets uit de nietszeggende ogen van Oeroeg te halen, maar het was tevergeefs. Zijn gezicht was op slot gegaan, ik kon er niets meer vanaf lezen. Zijn ogen waren half dichtgeknepen en zijn mond was zich tot een dunne streep gaan vormen. Het viel me plots op dat de jaren bij hem begonnen te tellen en er een aantal rimpels waren gaan vormen rondom zijn mond en ogen. Doordat hij een kakikleurige pet ophad, kon ik niet zien of hij kaal was, of dat hij nog steeds die zwarte bos haren had. Ik verroerde me niet, bekeek behoedzaam alle handlangers van mijn vroegere makker. Ik veronderstelde me dat de persoon voor me dezelfde was als waarmee ik vroeger zoveel lol en trammelant mee heb beleefd. Hoe de tijd elkander zo uit elkaar kon drijven. Hoe de tijd iemand zo kon veranderen.

Oeroegs zucht zweefde door de lucht en verbrak de geconcentreerde stilte, als je de omgevingsgeluiden niet meetelde. Hij sloeg zijn ogen neer, maar wierp ze toen bijna onmiddellijk op mij.

Een angstscheut schoot paniekerig door mij heen en mijn hart begon als een gek te bonzen. De geweren beangstigden mij niet, het was Oeroegs koele, emotieloze blik die me deed huiveren, het voelde alsof iemand met zijn nagels over een schoolbord ging; mijn oren suisden. De handlangers van mijn vroegere vriend verzetten allemaal een dreigende stap naar voren en ik hoorde de klikjes van het laden van de geweren.

Ik zoog zuurstof naar binnen. Het zweet droop van mijn rug en slapen af. Ik verbood mezelf om te vluchten, ik moest en zou de sprekende confrontatie met Oeroeg aangaan. Ik verwachtte dat hij daar ook wel toe in staat was. Dat we na al die tientallen jaren elkander zouden ondervragen en uitpluizen, wellicht weer die verbintenis konden herkennen wat ons vroeger zo dicht bij elkaar heeft gehouden. Onze band zou weer kunnen opleven en samen zouden we een bedrijf kunnen opstarten, een welvarend bedrijf, een pilotenmaatschappij, waarmee we onze kinderdroom konden verwezenlijken. We zouden schitteren in de lucht, alletwee in onze eigen vliegtuigen. We zouden gelukkig kunnen zijn.

Oeroegs hand schoot omhoog, hij knipte in zijn vingers.

Mijn vermoedens waren onjuist. Hij had niet dezelfde gedachtegang als ik. Hier scheidden onze wegen opnieuw. De tijd had hem veranderd in een ander persoon, hij was wreed geworden. Gemeen, harteloos. Zijn leuke, aantrekkelijke uitstraling was als sneeuw voor de zon verdwenen. Ik vroeg me af of Lida nog met hem woonde. Misschien was ze gevlucht voor hem. Was ze bang voor hem geworden, voor zijn harde, koele ogen en zijn machtige houding. Wilde ze hem niet meer als zoon beschouwen. Hij was niet meer de Oeroeg die ik kende. En toch zou hij voor mij altijd mijn beste vriend blijven. Wellicht zagen we elkander eens opnieuw, als voor hem de tijd rijp was. Dan konden we urenlang, zonder enige tijdsgrens praten.

Ik heb het beeld van Oeroeg dat me nog één uitgestreken, neutrale blik waardig gaf voordat hij het onheilspellende oerwoud indook en me bloedend en lijdend op de rottende bladeren liet liggen nooit kunnen verwerken. 

Bronnen

 

http://www.encyclo.nl/begrip/DJONGOS  

http://www.scholieren.com/boekverslag/44809

http://nl.wikipedia.org/wiki/Mandoer

http://www.scholieren.com/boekverslag/57513

 

             

REACTIES

A.

A.

Het einde ken ik niet zoals het in het boek staat (dat ik het gelezen i.i.g.).

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Oeroeg door Hella S. Haasse"