Moeder en zoon door Gerard Reve

Beoordeling 8.4
Foto van Cees
Boekcover Moeder en zoon
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 6390 woorden
  • 8 september 2005
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 8.4
38 keer beoordeeld

Boekcover Moeder en zoon
Shadow
Moeder en zoon door Gerard Reve
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Gebruikte editie De eerste druk van deze roman verscheen in augustus 1980 bij de uitgeverij Manteau te Amsterdam/Antwerpen. De tweede druk kwam uit in februari 1981. Van deze druk werd gebruik gemaakt bij dit boekverslag. Het is een lichtblauwe uitgave (een symbolische kleur, want Maria heeft de kleur blauw ) en op de voorkant staan naam en titel in zwarte letters. Het boek telt maar liefst 293 bladzijden, maar het is gedrukt met een ruime bladspiegel, wat het vlot lezen wel bevordert. Genre “Moeder en zoon” is niet echt een “gewone” roman. Je kunt het boek wellicht rangschikken onder de zogenaamde “bekentenisliteratuur”. In zijn proloog geeft Reve aan waarover het boek gaat: het verklaart zijn overgang van het communisme naar de leer van de Rooms-katholieke kerk. Maar het is geen droge opsomming van hoe iemand het ware geloof gevonden heeft. “Moeder en zoon” heeft toch ook wel kenmerken van een roman. Zeker is dit het geval in de hoofdstukken waarin de schooltijd wordt beschreven en waarin de homofiele gevoelens van de schrijver voor zijn partners en fantasieën uitdrukkelijk naar voren komen. Hij is daarbij niet kinderachtig in het geven van details in homo-erotische passages. Het boek kan dan ook eveneens tot de homoliteratuur gerekend worden, zoals trouwens het meeste werk van de auteur. (vgl. Wolf, Lieve Jongens, Een circusjongen etc)
Geschikt voor… Het boek is eigenlijk alleen maar geschikt voor lezers die geïnteresseerd zijn in het thema “Godsdienst”, anders lijkt het me onmogelijk de spanningsboog bij het lezen vast te houden. Maar het is natuurlijk heel goed mogelijk om een aantal boeken met dit interessante thema op de literatuurlijst te zetten. Er zijn heel wat lezenswaardige boeken met betrekking tot de diverse geloofsrichtingen. In de protestantse hoek zijn dat Maarten ’t Hart, Jan Wolkers, Jan Siebelink, Robert Haasnoot en recent Gertjan van Dijk. (“De openbaring aan Hendrik Vis”) In de Joodse hoek is Leon de Winter vaak met het geloofsthema bezig, alsmede bijvoorbeeld Marga Minco. Zo kan een aantal boeken met dit thema leiden tot een leuk gespreksonderwerp op het mondeling Nederlands van een protestantse of Rooms-katholieke en zeker interconfessionele school. In dit boek geeft Reve een uiteenzetting waarom hij van de communistische leer van zijn opvoeding overstapt op de z.i. veel warmere leer van de Katholieke Kerk. Wat traditioneel katholieke lezers zal tegenstaan, is de seksueel getinte manier waarop Reve omgaat met bijvoorbeeld Maria. Toch is zij voor hem het belangrijkste personage in de Rooms-katholieke leer, maar door seks met haar te fantaseren zullen katholieke lezers misschien wel afhaken. Ook behoort het boek tot de homoliteratuur en niet iedereen is daarvan gecharmeerd. Kortom, het is een nogal discutabel boek dat lezers vraagt met een goed onderscheidingsvermogen. De roman is m.i. geschikt voor eindexamenkandidaten van havo en vwo. Opdracht Reve draagt het boek op aan enerzijds Maria, Medeverlosseres en anderzijds aan Matroos Vos (de homofiele partner van Reve) Structuur en verhaalopbouw Het boek heeft een proloog, zesentwintig hoofdstukken en een epiloog. In de proloog geeft
Reve de reden van de uitgave van het boek aan, nl. de beschrijving hoe hij tot het Rooms-katholieke geloof gekomen is. Daarna wordt in de zesentwintig hoofdstukken die ontwikkeling beschreven. In de epiloog stelt Reve nog een theologische vraag aan professor Hemelsoet. De periode die beschreven wordt, strekt zich uit over een kleine dertig jaar: nl. van de lagere schoolleeftijd (hoofdstuk 1) tot het katholiek worden van Reve in de jaren zestig. Maar the point of view is vele jaren later. In hoofdstuk 22 wordt gesproken over “thans, ruim zeventien jaren, later”. De volgorde van de gebeurtenissen wordt niet strikt chronologisch beschreven. Soms wordt heel veel aandacht en tekst gewijd aan een bepaalde dag: zo gaan hoofdstuk 9 tot en met 18 over één en dezelfde zondag, waarop Gerard de schuilkerk bezoekt, homoseksuele seksuele contacten heeften zijn Matroos voor de tweede keer ontmoet. In andere hoofdstukken wordt enorm veel tijd samengevat, waardoor de vertelling versneld wordt. Perspectief Reve vertelt zijn autobiografische verhaal in de ikvorm. Hij vertelt vanuit het heden naar het verleden en hij is dus een achteraf verteller (vison par derrière) Daardoor kan hij commentaar geven op zijn beschrijving. Dat gebeurt dus ook regelmatig in de o.t.t. In hoofdstuk 2 wordt bijvoorbeeld becommentarieerd wat er in hoofdstuk 1 is opgeschreven. Ook de partner Matroos Vos bemoeit zich dan met de inhoud van het verhaal. Een enkele keer spreekt Reve de lezers ook rechtstreeks aan, waardoor hij meer de functie van een commentaarverteller krijgt, maar in de meeste hoofdstukken is de ikverteller toch de schrijver Reve, die ongeveer 12 à 13 jaar na zijn toetreding tot de Roomse kerk (in 1966) zijn verantwoording daarvoor aflegt. Het boek is uitgegeven in 1980 en zal derhalve kort ervoor op papier zijn gezet. Titelverklaring In de “Moeder & zoon” symboliek is de verklaring voor de titel af te leiden. De Rooms-katholieke kerk wordt de Moederkerk genoemd. Bovendien worden de rituele lakens uitgedeeld door de Moeder Gods, Maria. Tot beide elementen voelt Reve zich aangetrokken. Hij is de Zoon die zich wendt tot de Moederkerk. Maria is natuurlijk ook als een Moeder voor hem, immers zij is degene die zich meldt als medeverlosseres voor de zonden van de wereld. Zij is de voorspraak van de mensen bij God.
Stijl van de schrijver De stijl van de schrijver Reve is goed herkenbaar. Het woordgebruik is enigszins archaïstisch. Typisch voor Reve is o.a. het gebruik van woorden als “thans”, “gevoelde”, “zoude”. Ook gebruikt hij veel ouderwetse termen voor bepaalde woorden. Het taalgebruik lijkt daarmee wel enigszins bijbels te zijn. Hoewel er veel seksueel (lees: homofiele) getinte passages in de roman voorkomen, gebruikt hij daarbij veelvuldig ouderwetse benamingen als “roede” en “mannelijk lid”. In die beschrijvingen van seksuele handelingen is hij niet modern grof, maar hij verhult aan de andere kant weinig. Ook maakt hij vaak ellenlange zinnen, met veel tussenzinnen. Die zouden bij een andere schrijver gemakkelijk ontsporen, maar bij Reve gebeurt dat niet. Een ander typisch kenmerk is de reviaans humor, die af en toe zwartgallig aandoet, maar toch ook weer veel ernstige zaken relativeert. Op bepaalde momenten steekt hij de draak met vertegenwoordigers van de Moederkerk: zo bekritiseert hij het alcoholgebruik van priester Lambert. Als voorbeeld van de typische. reviaanse stil mag een zin op blz. 178 dienen: “De waarheid van het dictum, volgens hetwelk elk dier na de paring bedroefd is, had ik bij al mijn daden van ontucht als onaanvechtbaar ervaren, maar thans, terwijl ik, bovenop Otto liggend, zijn lichaam in de liefdesgreep omstrengeld bleef houden, en mij, met mijn gehele jachthoorn nog steeds in zijn warme vossenhol bevond, gevoelde ik niet de gewone afkeer, noch het verlangen mij zo spoedig mogelijk van de aanraking van zijn huid en van zijn gezelschap, als van een bezoedeling, te ontdoen.” (Dit zijn 82 woorden in één zin) De zin zou nog mooier worden als je hem zou horen voorlezen met de diepe, galmende stem van de auteur zelf. Het is wel vreemd dat Reve in dit boek een heel moderne spelling toepast bij woorden als: “proklamaatsie, democraties, lyriese, imitaatsie lederen bank, implicaatsie, rhetories , ekspedietsie“ Opmerkelijk want deze moderne spellingsvarianten passen toch eigenlijk helemaal niet in het ouderwetse, maar stijlvolle Nederlands van de schrijver. Thematiek Het is natuurlijk duidelijk dat de thematiek van het boek ligt in de doelstelling van de roman. Reve wil aan zijn lezers verantwoording afleggen waarom hij overgegaan is van het communistische principe dat zijn ouders aanhingen naar de toch wat vreemde religie voor intellectuele personen van het Rooms-katholicisme. Dat is het grote thema van dit boek. Hij is afkomstig uit een communistisch gezin, gaat naar een openbare school, het gymnasium waar hoogleraar Presser geschiedenis geeft volgens een marxistische levensbeschouwing, maar hij voelt zich van jongs af aan aangetrokken tot de symbolen en de rituelen van de Rooms-katholieke kerk. In het eerste hoofdstuk wordt dat gesymboliseerd in het verzamelen van de achtergebleven versierselen in de kerstbomen. Hij ontmoet daarbij een katholiek jongetje, dat arm is, maar zich veel gelukkiger lijkt te voelen dan hijzelf die uit een beter milieu afkomstig is. En dat is ook wel een doorlopende verhaaldraad: hij ervaart dat de Rooms-katholieken gelukkiger leven, meer ontspannen overkomen, het leven moet nemen zoals het is, de priester Lambert S. is helemaal niet zo dogmatisch en houdt ook wel van een flinke neut. Dit is allemaal in tegenstelling tot het starre dogmatische milieu van de communisten waaruit Reve zelf afkomstig is. Bovendien heeft de Rooms-katholieke kerk de beschikking over de figuur van Maria, de Moeder Gods die de medeverlosseres is van de zonden van de mensen en de voorspraak bij God. Hij is erg gecharmeerd van Maria. Hoewel het een profane scène is, laat hij dit blijken door zijn geslachtsdeel voor het Mariabeeld te ontbloten. Enkele jaren later heeft in twee achtereenvolgende nachten een seksuele droom over Maria. Hij fantaseert er zelfs bij dat ze de tweede nacht bevrucht kan zijn geworden. In ieder geval weet hij na de droom zeker, dat hij opnieuw geboren is. Verder is hij erg gesteld op symbolen en rituelen die in de katholieke kerk veel meer voorkomen dan bij andere geloofsuitingen. Er zit iets magisch in het geloof. Toch is het belangrijkste argument in het gesprek met professor Hemelsoet dat hij gewoon bij de kerk wil horen. Dat is voor de professor ook voldoende om de intreding goed te keuren. Niettemin gaat Reve in zijn werk (bijvoorbeeld in “Nader tot U”) voor katholieke begrippen vrij profaan te werk, wat hem op een rechtszaak met een aanklacht voor godslastering komt te staan. Toch doet de rechter enkele jaren later het enige wat hij kan doen op dergelijke aanklachten in literair werk: hij spreekt Reve vrij. Des te opmerkelijker is het dat Reve in die jaren wel officieel toestemming krijgt om tot de Moederkerk toe te treden. De overgang naar de Rooms-katholieke kerk wordt gekoppeld aan de homoseksuele liefde die Reve koestert voor kleine jongetjes. Hij belooft zelfs na een literaire lezing een school dat hij katholiek zal worden als de puberjongen die hij op een station zijn visitekaartje geeft en die hij in zijn fantasie Matroos noemt, weer in zijn leven terugkeert. Zo verbindt Reve zijn overgang naar de Moederkerk aan zijn homofiele geaardheid. De herenliefde is dan zeker het tweede belangrijke thema in dit boek. In de herenliefde kan hij fantaseren op een bijna sprookjesachtige wijze: Matroos en de jongen die op het orgel pompte in de kerk bij Lambert S. zijn in zijn sprookje liefdesbroeders. Matroos blijkt ook in zijn omgeving altijd Matroos genoemd te worden: er is dus ook in de herenliefde ook iets magisch, net als in de roomse kerk. Maar enigszins pervers is zijn houding in de herenliefde ten opzichte van Otto van D. Met hem speelt hij min of meer een machtsspel dat naar een SM-relatie neigt. Het is meteen ook de meest expliciet beschreven homoseksuele seksscène. Aan de andere kant moet gezegd worden dat zelfs de heftigste scènes in vrij kuise bewoordingen worden weergegeven: hij noemt de dingen niet zo expliciet bij hun naam als bijvoorbeeld Jan Wolkers die in dezelfde jaren zijn meest opzienbarende boeken (bijv. Turks Fruit) schrijft. Motieven die Reve verder in dit boek hanteert, zijn - seksualiteit (in vrij veel passages en fantasieën) - het schoolmotief (hij beschrijft zijn lagere schooltijd en zijn gymnasiumtijd) - alcoholgebruik (er wordt vrij veel genuttigd) - schaamte voor een groot aantal dingen (het betreden van een katholieke kerk, schaamte voor zijn kunstbroeders, schaamte voor zijn dood, schaamte voor zijn afkomst) Samenvatting van de inhoud van “Moeder en Zoon”. Proloog Hoe kan een intelligent mens zich tot het katholicisme bekeren? Nooit heeft Reve daar tot nu toe een bevredigend antwoord op kunnen geven. Het boek hoopt er een antwoord op te geven. De hoofdstukken 1 t/m 26 Reve groeit op in een communistisch gezin en er werd thuis nooit kerstmis gevierd. De kerstboom vindt hij echter een prachtig voorwerp. Ook op zijn openbare school is er geen kerstboom met de feestdagen, maar een sympathieke onderwijzer Van Kuylenburg vertelt vlak voor de kerstvakantie wel over Jezus. Reve haalde ook altijd van de kerstbomen die ze na Nieuwjaar voor de bomenverbranding verzamelden de achtergebleven versierselen (kaarsen, ballen, slingers) van de bomen. Twintig jaar later gaat Reve naar de buurt terug: uit zijn lagere school komen twee ordebroeders naar buiten. De orde heeft zich in het oude schoolgebouw gevestigd. Reve wordt binnengevraagd door een oude buurvrouw. Zij vertelt wie er allemaal zijn doodgegaan en hoe de kloosterorde in de school gekomen is. Je kunt een afspraak maken om het gebouw te bezichtigen. Reve doet dat, maar gaat uiteindelijk het gebouw toch niet binnen. Matroos Vos reageert opgetogen op hoofdstuk 1. Maar Reve twijfelt eraan of hij alles goed beschreven heeft. Hij wil nog iets schrijver over meester Van Kuylenburg. De onderwijzer vraagt namelijk of hij een keer langs mag komen. Reve is dan heel bang dat er iets over hem gezegd zal worden, maar de meester blijkt mee te willen met een delegatie van arbeiders naar het communistische Rusland. Maar er is nooit wat van gekomen. Ook moet hij nog wat rechtzetten over de kerstbomenjacht: hij had de bomen niet alleen verzameld, maar hij had zich aangesloten bij een bende van het jongetje Nikie. Bij Nikie thuis zijn ze wel katholiek en arm, maar ze lijken veel gelukkiger dan bij Reve thuis. Waarom is dat zo? In zijn droom ligt hij geknield voor het jongetje met zijn hoofd in diens kruis. In het derde hoofdstuk beschrijft Reve zijn tijd op het Vossiusgymnasium in Amsterdam: hij noemt eerst een aantal onbekwame docenten. Ze vinden zich veel te goed om op school lessen te geven. Er zijn er eigenlijk maar een paar op school die heel goed kunnen doceren. Zo geniet hij van de lessen van zijn leraar Nederlands, Binnendijk, en van geschiedenis van Jacques Presser. Hij is de schrijver van “De Nacht der Girondijnen” en andere geschiedenispublicaties en doceert zijn vak geschiedenis volgens een marxistische levensbeschouwing. Deze erkent de religie niet als een uiting van de menselijke geest. De leraar Presser vertelt tijdens zijn lessen ook over de Egyptische godsdienst en Reve raakt gefascineerd door de godin Isis. Wanneer Presser in de klas een anekdote vertelt dat bij de laatste volkstelling slechts één persoon had aangegeven nog maanaanbidder te zijn, raakt Gerard helemaal van slag. In zijn verwarring werpt hij vogelveren op een vuurtje en mompelt de naam van Isis. In de jaren zestig ziet Reve tijdens een Boekenmarkt in De Bijenkorf zijn oud-leraar terug. Reve is dan inmiddels bekeerd tot het Rooms-katholieke geloof. Daarom ontwijkt hij zijn leraar geschiedenis, want op dat moment schaamt hij zich voor zijn overgang. Presser zou dat als een nederlaag van het gezond verstand beschouwen. Wanneer Reve 41 jaar oud is, geeft hij een literaire lezing op een school in de stad R. De lezing is een groot succes. Reve roemt de sfeer op school tussen leerlingen en leerkrachten. Toch voelt Reve zich later in de trein niet zo lekker: hij houdt ook een hele beschouwing over het openbaar vervoer. Wanneer hij op het punt staat te vertrekken met de trein, valt zijn oog op een luchtig geklede jongen van een jaar of veertien, die op het perron een karweitje doet. Als hij naar de ietwat hoerig uitziende jongen lacht, krijgt hij een spontane glimlach terug. Reve is nog in staat hem nog een visitekaartje toe te stoppen. Als het tussen hen beiden iets kan worden, belooft hij toe te treden tot de Rooms-katholieke kerk. In de jaren vijftig begint de belangstelling voor het katholieke geloof zich bij Reve te ontwikkelen. Een geloof dat ondanks de lelijke katholieke kunstuitingen zich zo ontwikkelt, moet wel iets verkondigen met een bepaalde kracht. Reve neemt zich voor aan een priester te vragen hoe het komt dat hij zich ervoor schaamt katholiek te willen worden, maar in plaats van deze vraag te uiten, laat hij een boer. Daarna doet hij demografisch onderzoek door enkele kerken te bezoeken. Hij ziet allemaal gewone mensen, maar ook een heleboel mooie jongens met wie hij allerlei seksuele fantasieën heeft. Zijn conclusie is dat het bij het katholieke geloof blijkbaar altijd om de inhoud gaat en dat de verpakking eigenlijk maar een beetje duf is. Reve denkt in hoofdstuk 7 na over de dogma’s van de katholieke kerk. Hij vindt ze eigenlijk helemaal niet bijzonder. Sterker nog, hij herkent dogma’s die hij eigenlijk altijd al in zijn dagelijkse heeft onderschreven. In feite was hij dus altijd al een soort katholiek in zijn binnenste geweest. Wat zullen de mensen over zijn bekering zeggen
De schrijver onderschrijft de leerstellingen van de kerk, maar hij weet niet zeker dat hij ze begrijpt zoals ze bedoeld zijn. Je kunt de leerstellingen letterlijk nemen, allegorisch of symbolisch. Een allegorische betekenis van Bijbelse zaken is niet zo moeilijk weer te geven. Zo vindt hij de Wonderbare Spijziging een allegorisch verhaal: Jezus geeft zijn lichaam (het Brood) en geest (de Vissen) aan de Mensheid (menigte). De protestante opvatting van een of andere “luldominee” dat alle mensen op dat moment restanten van hun voedsel bij elkaar legden en zo voldoende eten hadden om iedereen te voeden, vindt hij een belediging voor de essentie van het geloof. Jezus was niet een of andere wereldverbeteraar, zoals sommige willen beweren. Dergelijke opvattingen halen het wonderlijke aspect van een geloof af. Net zo belachelijk is de opvatting dat de Slang in het paradijs letterlijk heeft gesproken en wel Hebreeuws, zoals sommige protestante theologen wel hebben beweerd. Reve wil graag weten wat de kerk zelf met allerlei leerstellingen bedoelt en hij neemt zich voor een “godgeleerde paap” te raadplegen. Die gelegenheid doet zich vrij snel voor. Reve heeft een gesprek met de hoofdredacteur van Vrij Nederland. Hij leeft intussen in grote armoede met zijn eerste homofiele partner Wimie en steelt af en toe boodschappen bij Albert Hein om wat te eten te hebben. Ze praten over de vergoeding die Reve zal krijgen voor het leveren van boekbesprekingen. Hij krijgt in feite maar een grijpstuiver, want je moest maar blij zijn als je voor Vrij Nederland zou mogen werken. Smedts, de hoofdredacteur weet wel een priester, ene Lambert S., die hem misschien verder met zijn vragen kan helpen. Verder ergert Gerard zich aan de man die zich leuk vindt door een anekdote te vertellen over een priester die uit de orde stapt en met een vrouw trouwt. Reve snapt niet wat daaraan zo leuk is. Zelf gaat Smedts scheiden van zijn vrouw, omdat ze eigenlijk onder valse voorwendselen als joodse tot de Rooms-katholieke kerk is toegetreden. Aan het einde van dit hoofdstuk (9) weet Reve eigenlijk niet meer of hij wel tot die kerk van Smedts wil behoren. Onderweg naar de afspraak met de priester Lambert denkt Reve na waarom hij zich eigenlijk wil bekeren. Hij is kort ervoor zijn moeder kwijtgeraakt en nu bekeert hij zich tot de Moederkerk en bovendien wordt die kerk de facto geleid door een Moeder Gods. Bij Smedts ontmoet hij een meisje dat over het geloof filosofeert. Daarna vertrekken ze naar het kerkgebouw, waar hij van een vriendelijke meneer een kale stoel krijgt aangewezen. Het blijkt de stoel te zijn waarop ooit Joost van den Vondel heeft plaatsgenomen. Hij is eigenlijk eerst teleurgesteld dat hij geen mooie plaats krijgt. Maar vanaf zijn plaats bovenin ziet Reve naast het orgel een jongen die de luchtpomp van het orgel bedient. Natuurlijk krijgt hij daarbij meteen seksuele fantasieën. Dan komt Lambert S. die de zegen in het Latijn uitspreekt. Tijdens de dienst denkt hij aan een homofiele sekspartner van hem, Otto van D. Deze heeft (van huis uit katholiek) juist de Moederkerk verlaten en is een oosterse godsdienst gaan aanhangen. Van Matroos, zoals hij de jongen noemt, die hij het visitekaartje heeft gegeven, heeft hij niets meer vernomen. De essentie van de preek van Lambert S. ontgaat hem door al zijn mijmeringen. Na afloop drinken ze koffie en wordt hij aan de priester voorgesteld. Deze vraagt aan hem waarom hij katholiek wil worden. Maar Gerard is op dat moment meer geïnteresseerd in de jongen die lucht in het orgel pompte. Hij gaat op die zondag terug naar huis: zijn vriend Wimie is bij een jongen van wie hij vioolles heeft. Hij kijkt eens naar zijn woning: het is niet meer dan een krot met uit de gracht opgeviste meubels. Hij vindt de zondagmiddag verschrikkelijk: wat zal hij gaan doen? Hij zal Otto van D. opbellen. Maar voordat hij naar Otto zal bellen, masturbeert hij en denkt hij aan de twee jongens op wie hij in zijn fantasie verliefd is: Matroos en de orgeljongen.(die hij gemakshalve even Martijn heeft genoemd) Hij fantaseert dat ze liefdesbroertjes zijn. In die fantasie straffen ze Otto, omdat die aan hun lichaam heeft gezeten. Gerard belt Otto en zegt dat hij langs zal komen, omdat hij op de lijst van verdachte personen bij de politie staat. Otto zegt dat hij geen tijd heeft, maar al snel wordt duidelijk dat er een strenge meester-slaafverhouding tussen die twee is. Gerard zegt dat hij eraan komt. Onderweg komt hij een stel leuke jongens tegen: hij denkt dat één ervan Matroos is. Reve belt aan bij Otto die eerst niet open wil doen, maar Reve dwingt hem ertoe. Hij ziet dat Otto de kleren van Matroos aan heeft en zich dus ook enigszins hoerig heeft aangekleed. Het appartement van Otto is heel luxe ingericht: Otto heeft een niet onbemiddelde vader. Hij legt Otto in de slaapkamer over de knie, knijpt hem in zijn billen en begint hem te ondervragen hoe hij aan die mooie broek komt. Hij bluft en gist dat Otto met andere jongens seks heeft. Otto geeft toe dat hij de broek gekregen heeft van Tonio een Spaanse jongen. Die leende steeds maar geld van hem en nu heeft hij de broek daarvoor in de plaats gekregen. De seksuele fantasie van Reve wordt sterker: hij zegt dat er in de haven een heleboel Zuid-Amerikaanse matrozen zijn die heel graag voor veel geld seks met de blonde Otto zullen willen. Reve zal geld voor de seksuele handelingen afdwingen en zich als een soort pooier gedragen. Otto kan dan snel zijn geld terugverdienen. Eerst brengt hij Otto op zijn seksuele hoogtepunt, waarna hij zelf ook een orgasme krijgt. Maar het geld dat Gerard voor Otto zal vragen, zal de slaaf niet krijgen: het zal bestemd zijn voor Matroos, aan wie Reve denkt als hij klaarkomt.. In het volgende hoofdstuk gaat Reve nog steeds door met Otto te berijden als een paard. Otto smeekt om het niet meer te doen en er is vrijwel sprake van verkrachting. Reve maakt Otto duidelijk dat het geld dat hij in de haven als hoer zou verdienen zou besteden aan Matroos. Hij denkt ook na over de kletspraat in bed die hij nu met mannen heeft: vroeger was de seks heel direct en nu komen er meer woorden in het spel. Heeft een en ander met zijn stijgende belangstelling voor religie te maken? Dan keert hij terug naar zijn eigen woning waar Wimie nog steeds niet is teruggekeerd. Hij begint met glazen rode wijn te drinken. Op een bepaald moment wordt er gebeld: als hij naar beneden kijkt, ziet hij dat Matroos voor de deur staat. Hij kan z’n ogen niet geloven. Inderdaad is het de veertienjarige jongen die zich Joop noemt en die hij ooit op het station heeft ontmoet, die nu naar boven komt. Gerard is helemaal van slag: de belofte is uitgekomen. De jongen is meegereden met vrienden uit Rotterdam. Matroos vertelt dat hij al eerder aan de deur geweest is. Het blijkt dat de jongen door andere mensen ook vaak met matroos wordt aangesproken. Maar hij is nog te jong om te varen. Hij moet vrij snel weer vertrekken. Reve vraagt hem zijn adres op te schrijven, maar Joop geeft aan dat hij beter naar het adres van zijn vriend Daan kan schrijven. Nadat Matroos vertrokken is, arriveert Wimie. Deze Wimie schiet de keuken in om het eten klaar te maken. Reve herinnert zich zijn jaren geleden gedane belofte dat hij Rooms-katholiek zou worden als hij “iets” zou krijgen met Matroos. Hij opent weer een nieuwe fles wijn en Wimie vraagt of hij ook een gebakken eitje wil. Als hij weer wegloopt verbergt Reve de fles wijn achter een stapel Bijbels. Wimie vraagt of er nog bezoek geweest is, bijvoorbeeld van de pastoor. Was het niet een jonge pastoor? Gerard doet net of de pastoor geweest is en hoort in zijn binnenste de haan kraaien (hij verloochent hier immers zijn geliefde). Reve gaat er niet op in, maar zegt wel dat hij van plan is katholiek te worden. In het volgende hoofdstuk wordt de bewuste zondag verlaten en mijmert Reve over het katholiek worden. Zo kent hij een schrijver die ook katholiek wilde worden, maar er tenslotte van heeft afgezien. Deze Onno Z. schrok enorm van de bedragen die de kerk wilde hebben. Hij trekt zich dan met een flauw smoesje terug. Reve vindt het allemaal bizar: de Kerk wilde Onno Z. hebben, maar die trok zich terug en Reve wil naar de Kerk en die twijfelt of ze de homo wel zullen aannemen.
[noot van de samensteller: in de figuur van Onno Z. valt de schrijver Simon Vestdijk te herkennen; op deze manier neemt Reve wraak op de schrijver die zich vernietigend over het werk van Reve had uitgelaten] Matroos heeft een bizar handschrift. Reve doet aan getallensymboliek en kijkt of de achternaam van Joop (Schafthuizen) overeenkomsten heeft met zijn eigen naam. Hoe hij ook met de namen goochelt, hij ziet geen overeenkomsten. Hij vindt zich op dat moment eigenlijk maar een oud wijf. Hij krijgt spijt van zijn voorgenomen idee om tot de kerk toe te treden. Toch gaat hij naar zijn afspraak met priester Lambert S. Deze heeft een eenvoudige woning, maar Reve voelt zich er wel heel veilig. Ze drinken cognac en onder invloed van de drank praten ze over het katholieke geloof. Lambert vraagt Gerard waarom hij zo graag katholiek wil worden. Het gaat helemaal niet om het bewuste papiertje, maar het gaat veel meer of je je bij een bepaalde kerk voelt aangesloten. Toch wil Gerard graag officieel toetreden. Er moet een reden zijn dat hij bij de katholieken wil horen en niet bijvoorbeeld bij het joodse geloof. Hij gaat samen met Lambert S. later naar de kapel van “Onze Lieve Vrouwe ter Nood” in Heiloo. Als Lambert nog wat tekeningen bestudeert, loopt Gerard naar het altaar van Maria en haalt zijn geslachtdeel voor haar aangezicht te voorschijn, maar na wat gewriemel bergt hij zijn “liefdesdeel” weer weg onder het mompelen van “Neemt u mij niet kwalijk”. Hij vraagt Haar hem van de alcohol te verlossen. Op een terras tegenover de kapel drinken ze samen koffie. Reve geeft zijn opvatting over de personages in het geloof. Hij ziet weinig in de persoon van de Vader, en van de Zoon (een zenuwlijder) en van de Heilige Geest. Maar de Moeder is het symbool van de Kerk voor hem. Desgevraagd zegt Lambert dat hij meer op heeft met de Geest. Gerard vraagt zich af waarom hij in de kapel zo gehandeld heeft: het was geen oneerbare seks. Waarom heeft hij minder met Jezus? Hij stelde de zoon altijd voor als een ongeveer 28-jarige jonge man en dat beschouwde hij als een geïdealiseerde versie van hem zelf. Het zichzelf bevredigen voor het beeld van Maria zal Reve nog twee keer (in Noord-Frankrijk) doen. Deze dubbele masturbatie beschouwt hij als een wederzijdse manier van bevrediging. Ook op een andere manier is er sprake van een seksuele relatie met Maria. Een jaar later heeft hij in twee opeenvolgende nachten een droom, waarin hij met Maria de liefde bedrijft (ze is dan nog heel jong) Ze verkeerde in haar “onveilige dagen “en hij vraagt zich af of er toen geen bevruchting heeft plaatsgevonden? Moest het twee keer gebeuren, omdat Maria de eerste nacht een voorbehoedmiddel gebruikt had en een tweede kans wilde? Hij beschouwt de droom in ieder geval als een opnieuw geboren worden van hemzelf: hij was mens geworden. (dus opnieuw de identificatie met Jezus) [noot van de samensteller : dit hoofdstuk is toch wel typisch Reviaans en doet denken aan de passages in “Nader tot U”, waarin Reve God als een ezel beschrijft met wie hij seksuele handelingen verricht. Reve werd door een gedeelte van het Rooms-katholieke publiek voor de rechter gedaagd, die hem echter later van de beschuldiging vrijsprak Echt traditioneel katholieken zullen om dit soort passages betreuren dat de schrijver Reve tot de Rooms-katholieke kerk is toegetreden, wat op zich best voor te stellen is.] Maar het duurt toch nog even voordat Reve tot de kerk toetreedt. In 1963 heeft hij flink wat geld verdiend met o.a. “Op weg naar het einde” en hij besluit een huisje in Friesland te kopen. Daar breekt een periode van somber tobben en veel alcoholgebruik aan. Moet Reve niet een nieuwe wereldgodsdienst stichten? Maar wat zou je moeten verzinnen? Dat valt niet mee. Je kunt dus maar beter rooms worden. Hij heeft ook nog een nieuwe taak, want zijn nieuwe boek moet af voordat hij aan de drank ten onder gaat en de Dood hem zal komen verlossen uit zijn ellende.. Het nieuwe boek is “Nader tot U”. Terwijl Reve in Nederland onder vuur ligt vanwege de godslastering in “Nader tot U”, zegt Lambert S. dat hij er eindelijk eens werk van wil maken. Even begrijpt Reve niet waarvan hij werk wil maken, maar dan geeft Lambert aan dat het van de toetreding tot de kerk is. Hij heeft een aantal formulieren bij zich, die hij voor Reve invult. Deze voelt zich toch niet zo op zijn gemak bij die handelingen. Hij vraagt ook of hij niet te veel drinkt en hij vraagt aan Lambert of God ook drinkt. “Mateloos veel”, antwoordt de priester. In het op één na laatste hoofdstuk zegt Lambert eerst dat de toetreding voorlopig even niet kan plaatsvinden (Reve vermoedt dat het om zijn geruchtmakende proces gaat of om zijn homofilie, maar een paar maanden later belt Lambert hem om te zeggen dat er een gesprek moet komen tussen Reve en een roomse theoloog Professor Hemelsoet. Die afspraak wordt door een alcoholische bui bijna vergeten, maar uiteindelijk komt Gerard hem toch na. Het is een avond waarbij opnieuw de drank rijkelijk vloeit en Hemelsoet Gerard aan de tand voelt over zijn roomse opvattingen. Het beste argument is eigenlijk dat Reve gewoon bij de kerk wil horen. Als hij dan nog aangeeft dat je de Bijbel op zijn hoogtepunten moet beoordelen (net als bij een gewone schrijver), vindt Hemelsoet dat hij geslaagd is. Epiloog? Reve geeft aan dat met het voorgaande hoofdstuk het boek voltooid is. De doop heeft hij niet willen beschrijven, omdat hij het de meest vernederende ervaring uit zijn leven vond. Hij eindigt met de vraag die hij op de examenavond aan Hemelsoet had gesteld. “God en de Zoon zijn toch één”, wie was er dan zo bang in de hof van Getsemane: was het dan niet God die aan zijn eigen bestaan twijfelde? Recensies Op de site van Literom zijn nog diverse recensies over “Moeder en zoon” te lezen. In het algemeen bewonderen de recensenten het schrijverstalent van Reve, al zijn sommige zijn ouderwetse werkwoordsvormen (zoude) wel een beetje zat aan het worden. Anderen zijn het zo langzamerhand wel beu steeds over de homo-erotische scènes te lezen, die namelijk ook in het voorgaande werk veelvuldig te lezen waren. Maar de teneur van de meeste recensies over het boek is toch wel positief. Het is een veel onvattende roman, die gekleurd wordt door de humor van Gerard Reve. Enkele recensenten noemen de fraaie beschrijvingen over de schooltijd, de kritiek op de kunstbroeders, de kritiek op de hoofdredacteur van Vrij Nederland Smedts als kunststukjes van zijn schrijverschap. Over de schrijver Gerard Reve Gerard Reve werd in 1923 geboren in Amsterdam. Hij debuteerde in 1946 met de aangrijpende novelle De ondergang van de familie Boslowits in het tijdschrift ‘Criterium’. Zijn in 1947 bij uitgeverij De Bezige Bij verschenen romandebuut De avonden – het enige werk ooit, waarvoor hij de exploitatierechten voor de duur van het auteursrecht zou afstaan – riep sterk uiteenlopende reacties op. Met de novelle Werther Nieland die in 1949 verscheen in Geert van Oorschots reeks ‘De vrije bladen’, begon een langdurige verstandhouding tussen de schrijver en de uitgever, die, compleet met zakelijke en vriendschappelijke breuk én het herstel daarvan, zou duren tot Van Oorschots dood in 1987. Tijdens zijn huwelijk met de dichteres Hanny Michaelis, van 1948 tot 1959, verbleef Reve met enige regelmaat in Engeland. In 1956 publiceerde hij de rechtstreeks in het Engels geschreven bundel “The acrobat and other stories” maar voor het overige bevond Reve zich literair in een impasse. Wel maakte hij in die tijd zowel zijn ontwikkeling naar het rooms-katholicisme als naar een openlijke beleving van zijn homoseksualiteit door. In 1957 trad hij toe tot de redactie van het een jaar tevoren door Van Oorschot opgerichte tijdschrift ‘Tirade’. Gaandeweg zijn redacteurschap, dat tien jaar zou duren, kwam zijn productie weer op gang: in 1961 verscheen “Tien vrolijke verhalen”, in 1963 “Vier wintervertellingen”, de geautoriseerde vertaling door Michaelis van “The acrobat and other stories”. Met “Op weg naar het einde”, de bundeling van zes in ‘Tirade’ voorgepubliceerde ‘reisbrieven’ waarin religie en homoseksualiteit elkaar vinden in het zogenaamde ‘revisme’, brak Reve door naar het grote publiek. ‘Brief uit het huis genaamd “Het Gras”, opgenomen in het tweede brievenboek, “Nader tot U “(1966) verwekte een schandaal. Reve werd vervolgd wegens godslastering maar na een slepend proces in 1968 door de Hoge Raad van alle aanklachten vrijgesproken. In 1969 ontving Reve de P.C.Hooftprijs, Nederlands belangrijkste literaire (toen nog staats-) prijs voor letterkunde. Dat najaar verwekte (het tv-verslag van) een huldiging in de Amsterdamse Heilig Hartkerk opschudding, niet in de laatste plaats omdat hij de kerk arm in arm met zijn toenmalige liefdesvriend Willem van Albada (‘Teigetje’) binnenschreed, waardoor de bijeenkomst tevens de indruk wekte van een kerkelijke huwelijksinzegening. Beide gebeurtenissen in dat jaar symboliseerden zowel de algemene waardering voor zijn schrijverschap als de sterk toegenomen maatschappelijke acceptatie van het verschijnsel homoseksualiteit, waarvan hij zich een voorvechter op de eerste rang had getoond. Hoewel Reve ook nadien een fijne neus bleef tonen voor publiciteit, trok hij zich niettemin grotendeels daaruit terug. Omstreeks 1970 verbrak hij de zakelijke en vriendschappelijke band met Geert van Oorschot. In diezelfde tijd verwierf hij een lapje grond in een afgelegen vallei in Zuid-Frankrijk en bouwde daar een ‘kazemat’ (echo’s hiervan zijn terug te vinden in “Een eigen huis” uit 1979). In de vijf volgende jaren veranderde zijn privé-leven aanzienlijk; eerst door het aangaan van een ménage à trois met een vriend van Van Albada, Henk van Manen, en na een breuk met deze beiden enkele jaren later het aantreden, in 1975, van Joop Schafthuizen, die zijn levenspartner zou worden en blijven. Achteraf bezien kan Reves literaire productie tot 1976, door een steeds verdere verfijning en versmalling van het ‘revisme’, vermoedelijk het best worden omschreven als ‘camp’. Hieronder vallen de bij uitgeverij Athenaeum–Polak & Van Gennep verschenen boeken “De taal der liefde”(1972), “Lieve jongens”, “Het zingend hart” (gedichten, 1973), “Het lieve leven” (1974) en, na een volgende overstap naar uitgeverij Elsevier, “Ik had hem lief” (1975) en “Een circusjongen” (1975). Het werk uit deze periode leek een kentering in de waardering te veroorzaken. Reve werd ondermeer een teveel aan in strakgespannen fluwelen broeken gestoken jongemannen verweten, alsook dat hij ‘in herhaling’ verviel, wat hem de tegenwerping ‘Wie moet ik anders herhalen?’ ontlokte. De onverhulde eerlijkheid in de ‘romans’ “Oud en eenzaam” (1978) en “Moeder en Zoon” (1980) wekte echter weer alom bewondering. Dit zal hebben bijgedragen tot de opdracht van de stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek (CPNB) om voor 1981 het Boekenweekgeschenk te schrijven. Het script werd evenwel afgekeurd omdat het te seksueel expliciet werd bevonden. Mede door de ophef die dit veroorzaakte, werd “De vierde man” als reguliere uitgave een doorslaand succes. Hierop volgden bij Elsevier nog de roman “Wolf” (1983) en “Roomse heisa” (1985), een verslag over het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Nederland. Toen bekend werd dat Elsevier zijn literaire activiteiten overhevelde naar een andere uitgeverij waarvan hij niet gediend was, stapte Reve over naar uitgeverij Veen, waar sindsdien op drie uitzonderingen na zijn overige werk zou verschijnen. In verschillende bewoordingen heeft Reve in de loop der jaren meer dan eens gezegd dat Geert van Oorschot geen man was op wie men kwaad kon blijven. Na een voorzichtig contactherstel tussen beide mannen in 1979 kwam het zelfs tot drie nieuwe uitgaven bij Van Oorschot, “Brieven aan Josine M.” (1981), “Brieven aan Ludo P.” (1986) en, in het jaar van Van Oorschots dood, “Verzamelde gedichten” (1987). In het begin van de jaren ’90 verlieten Reve en Schafthuizen Frankrijk en vestigden zich in België, waar zij nog altijd wonen. Reve zou, naast een aantal andere brievenboeken en gelegenheidsuitgaven, nog drie romans publiceren: Bezorgde Ouders (1988), Het boek van violet en dood (1996) en ten slotte Het hijgend hert (1998). In laatstgenoemd jaar werd een aanvang gemaakt met de publicatie van een Verzameld werk-uitgave, die zes delen dundruk zou omvatten. Ten slotte keerde de schrijver, met medeneming van de uitgaverechten op al zijn boeken, terug bij De Bezige Bij, waar hij ooit met De avonden was gedebuteerd. Daarmee was zijn gehele œuvre eindelijk weer verenigd. Wel vervulde hij nog een lang door hemzelf en de opvolgers van Geert van Oorschot gekoesterde wens door het sluiten van een overeenkomst voor de uitgave van de integrale briefwisseling tussen Van Oorschot en hemzelf, die de periode 1951–1987 omspant. De verschijning bij Van Oorschot van dit lijvige boekwerk (ruim 800 bladzijden) op 26 augustus 2005 zal Reve helaas niet meer bewust meemaken. Omstreeks 2003 kreeg de ziekte van Alzheimer, waarvan de eerste tekenen zich kort tevoren bij hem hadden geopenbaard, hem steeds vaster in haar greep. Liefdevol thuis verzorgd door Joop Schafthuizen zo lang het nog kon, verblijft Reve inmiddels in een verzorgingstehuis in de buurt van zijn huis. En hoewel de vergetelheid hem intussen heeft overmeesterd, eet en drinkt hij met smaak en heeft hij het daar naar zijn zin, niet in de laatste plaats dankzij Joop Schafthuizen, die hem daar iedere dag bezoekt. De belangrijkste werken van Reve zijn: De avonden. Een winterverhaal (1947) ; Werther Nieland (1949) De ondergang van de familie Boslowits (1950) ; The acrobat and other stories (Engels) (1956) Tien vrolijke verhalen (1961) ; Op weg naar het einde (1963) ; Nader tot U (1966) De taal der liefde (1972); Lieve jongens (1972) ; Een circusjongen (1974) ; Oud en eenzaam (1978) Moeder en zoon (1980) ; De taal der liefde/Lieve jongens (1980) ; De vierde man (1981) Bezorgde ouders (1988) ; Het boek van violet en dood (1996)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Moeder en zoon door Gerard Reve"

Ook geschreven door Cees