Mei door Herman Gorter

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
Boekcover Mei
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 2334 woorden
  • 2 maart 2011
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
23 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Herman Gorter
Genre
Poëzie
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1889
Pagina's
137
Geschikt voor
vwo
Punten
3 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Zin van het bestaan

Boekcover Mei
Shadow
Mei door Herman Gorter
Shadow
H. Gorter, Mei. Bussum 1969 12e druk [1889]
Opdracht
Er is geen opdracht.
Motto

Er is geen motto.

Titelverklaring

De titel ‘Mei’ refereert naar de naam van de maand en de hoofdpersoon: Mei. Waarschijnlijk is ‘Mei’ gekozen (in plaats van bijvoorbeeld januari) omdat het de eerste echt warme, fijne maand is van het jaar. Het is het echte begin van de lente. Zoals Gorter zei: ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid: ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit, dat ik vaak hoorde voor een zomernacht in een oud stadje, langs de watergracht -’ Mei is het begin van de nieuwe lente, van iets nieuws. Dit wou ook gorter bereiken met zijn gedicht.

Titelgedicht

Er is geen titelgedicht of het hele gedicht is het titelgedicht.

Auteur

(1) Herman (Pans) Gorter (Wormerveer, 26 november 1864 - Sint-Joost-ten-Node, 15 september 1927) was een Nederlands dichter en medeoprichter van de Sociaal-Democratische Partij.

Bibliografie
 1889 - De interpretatione Aeschyli metaphorarum
 1889 - Mei
 1890 - Verzen
 1895 - Spinoza, Ethica
 1897 - De school der poëzie
 1903 - Verzen
 1906 - Een klein heldendicht
 1912 - Pan
 1928 - In memoriam
 1928 - Verzen
 1930 - Liedjes (drie delen)
 1931 - De arbeidersraad
 1934 - Sonnetten
 1935 - De groote dichters

Van l'art pour l'art naar politiek engagement

Aan het eind van de negentiende eeuw ontstaat de literaire beweging van de Tachtigers. Zoals P.C. Hooft met zijn Muiderkring in de zeventiende eeuw na een vernieuwing in de Nederlandse literatuur forceerde en Piet Paaltjens de romantiek een Nederlands gezicht gaf, is de generatie van de Tachtigers verantwoordelijk voor een breuk met de tot dan toe heersende negentiende-eeuwse gezapige ‘predikantenpoëzie’. In 1881 werd in Amsterdam de literaire kring Flanor opgericht. Leden waren onder andere: Willem Kloos, Albert Verwey,Lodewijk van Deyssel, Frederik van Eeden en Jacobus van Looy.

Ook Herman Gorter maakte deel uit van de Tachtigers. Na zijn afstuderen als classicus was hij korte tijd leraar, maar hij wijdde zich na 1895 geheel aan de literatuur en de politiek. In 1889 verscheen zijn klassiek geworden verhalende gedicht Mei, waarvan de beginregel, ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’, tot de bekendste uit de Nederlandse poëzie behoort. Zijn werk kan beschouwd worden als typisch voor wat de Tachtigers voor ogen hadden. Geïnspireerd door de Franse symbolisten, schreef Gorter slechts omwille van de kunst. Deze l'art pour l'art-beweging pleitte voor kunst als een persoonlijke uitingsvorm, met slechts de esthetiek als leidraad, los van alle mogelijke niet-kunstzinnige doelen zoals godsdienst of stichtelijkheid. Bovendien moesten vorm en inhoud in elkaars verlengde staan en onlosmakelijke met elkaar verbonden zijn.

Zie je ik hou van je,
ik vin je zoo lief en zoo licht-
je oogen zijn zoo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.
En je neus en je mond en je haar
en je oogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.
Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.
O ja, ik hou van je,
ik hou zoo vrees'lijk van je,
ik wou het helemaal zeggen -
Maar ik kan het toch niet zeggen.

Het gedicht Zie ik hou van je, een vroeg gedicht van Gorter uit de bundel Verzen [1890], is daar een goed voorbeeld van: het ritme van de verschillende strofen, de stroom van de woorden, ze zijn een uiting van een gedachte die hier en nu wordt opgetekend. En kan een gedicht nog persoonlijker zijn dan wanneer de dichter toegeeft dat hij uiteindelijk niet bij machte is zijn gevoelens te verwoorden? In een later artikel naar aanleiding van de sensitivistische verzen van Gorter beschreef Willem Kloos, de theoreticus onder de Tachtigers, de doelstelling van de Tachtigers treffend als volgt: ‘Kunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’. Niet een boodschap van stichtende aard is het allerhoogste dat de dichter kan bereiken, maar schoonheid.

Toen Gorter op een gegeven moment inzag dat zijn experimenten uitliepen op taalverbrokkeling en onverstaanbaarheid kwam de grote ommekeer in zijn leven: hij ging werken van de Duitse economisch filosoof Karl Marx bestuderen en werd een overtuigd aanhanger van het communisme. Deze nieuwe levenshouding klonk ook door in zijn werk. Zo verwijderde hij zich steeds verder van de oorspronkelijke idealen van de Tachtigers, waar hij eens het schoolvoorbeeld van was.

Gorters politieke activiteiten werden niet als een succes ervaren, gezien de woorden van de linkse politicus Jan Schaper, die nadat Gorter een politieke rede had afgestoken hem de volgende raad gaf: "Herman, ga naar huis en dicht Juni, Juli, Augustus en September".

In de nazomer van 1927, op de terugweg van zijn favoriete vakantieland Zwitserland, overleed Herman Gorter op 62-jarige leeftijd ten gevolge van een aanval van angina pectoris.

Herman Gorter was de zoon van Simon Gorter, in zijn tijd een bekende Nederlandse letterkundige. Herman Gorter studeerde klassieke talen in Amsterdam en promoveerde uiteindelijk op een proefschrift over Aeschylos. Hij heeft aan ‘de Mei’ geschreven van 1886 tot 1889. Zijn lange gedicht ‘de Mei’ is waarschijnlijk het belangrijkste voorbeeld van poëzie van het Nederlands impressionisme.

(2) Gorters werk na de Mei heeft voor de literatuurhistoricus de prettige eigenschap dat het in ten minste twee perioden kan worden ingedeeld: een sensitivistische periode en een socialistisch/ communistische periode. Gorter vereenzelvigt kunst met leven. Hij gebruikt poëzie om tot levensinzichten te komen

Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Herman_Gorter (1) & http://www.scholieren.com/boekverslagen/9944 (2)


Inhoud

De bundel gaat over de nieuwe maand, Mei. Zij is de dochter van de maan en de zon. In het eerste deel komt zij aan in Holland, en valt in slaap tegen de want van een fort. Later ziet zij hoe haar dode zuster, April, wordt weggedragen. Nadat ze de volgende dag wakker is geworden, begint zij haar tocht door het Hollands landschap. Het gedicht is hier vooral gefocust op de natuur. Ze komt uiteindelijk terecht in een weiland, en daar ontmoet ze een vrouw die verdrietig is, maar niet wil vertellen waarom. In het tweede deel wordt Mei verlieft op Balder. Ze gaat op zoek naar hem, en komt zo bij de oppergod Wodan. Zij zijn Balder ook kwijt. Mei vindt Balder later, maar hij zegt dat hij haar geen liefde kan geven. Hij zegt dat hij alleen voor de muziek leeft, dat is zijn ziel en in zijn ziel is hij een God. Mei weet dat er voor haar geen plaats is en zinkt terug naar aarde. Daar, in deel 3, vindt zij de dichter (weer). Hij laat hij haar de stad zien. Ze komen ook de verdrietige vrouw tegen, nu vertelt ze dat het ook Balder was die haar zo verdrietig heeft gemaakt. Mei en de dichter brengen de laatste dagen van haar leven samen door. Dan arriveert de maand, haar zus Juni, en sterft Mei.

Mei heeft maar een maand te leven. Dit is vanaf het begin al bekend en het thema ‘vergankelijkheid’ is dus erg aanwezig in het verhaal. Vooral Mei naast de onsterfelijke god Balder, en het sterven van haar zus, maakt deze vergankelijkheid goed duidelijk.


Herman Gorter

Bij geen ander gaat de vereenzelviging van kunst en leven zo ver als bij Gorter. Hij geeft dit zelf aan, als hij later de betiteling van zijn lyrisch werk, De school der Poëzie, verklaart. Het kwam mij dikwijls voor, zegt hij, ‘of het de Poëzie was, die mij leerde, hoe ik misschien tot beter inzicht en geluk komen kon.’3

In Mei is die gelijkstelling nog minder absoluut. Er wordt nog een geschiedenis in verteld, vanuit een eigen droomwereld, een verhaal over het wedervaren van een gefantaseerde hoofdfiguur en wie haar vergezellen of ontmoeten. ‘Mei is de uitspraak van mijn jeugd, die bij Moeder heerlijk was,’ schrijft hij, vijfendertig jaar later, aan een vertrouwde.4 Maar toch, wij zagen al dat hij geheel in beslag genomen werd door het schrijven en hoe hij mee was gaan leven met het meisje dat hij zelf geschapen had, - hoe teder hij bij haar sterven en haar dood betrokken was.

Ik groef een graf waar golven komen toe-
Dekken het zand en legde haar daar neer,
Daarover zand: de golven komen weer
En dalen weer met lachen of geschrei -
Daar ligt bedolven mijne kleine Mei.p. 131-1

Hij wist ook dat haar dood voor hemzelf het afscheid zijn moest van deze dichttrant. ‘Toen ik Mei schreef, deed ik wat ik kon; ik voelde dat ik iets kinderlijks en iets wèlklinkends kon schrijven. Meer kon ik niet, ik ging mijn leven voorbij, ik zag het niet.’ Dat schrijft hij twee jaar later aan Van Deyssel

Bron: http://www.dbnl.org/tekst/endt001fest01_01/endt001fest01_01_0029.php

Mei is de uitspraak van mijn jeugd, die bij Moeder heerlijk was.') Gorter 'verdween' in zijn Mei, het heeft hem bevangen. Gorter vond zelf maar zes dichters echt goed: Homerus, Aeschylius, Dante Aleghieri, Shakespeare, Milton en Shelley. Hij verheerlijkte kunst en de kunstenaar niet, maar vond een deemoedige houding passen bij poëzie.

Bron: http://www.scholieren.com/boekverslagen/9944

Mei wordt geborden, het is een nieuw begin, maar tegelijkertijd is het begin beperkt. Van te voren staat al vast dat ze over een maand gaat sterven. Dit zorgt ook voor het thema ‘noodlot’. Op het begin is ze nieuwsgierig, maar ze wordt al snel bang. Eenzaamheid is een groot thema in deze bundel.

Blz. 24:
‘Zij was nu bijna bang, nu ze alleen
Gelaten, droeve golven met geween
Zag komen, zoals vrouwen die rondom
Een doodverdronken man gaan – om en om’

Ook als Balder haar heeft afgewezen is ze eenzaam. Later vergezelt de dichter haar.

Een liefde is ook een groot thema. Mei wordt verlieft op Balder, en zoekt hem overal. Ook de huilende vrouw was verliefd geweest op Balder, maar ook haar liefde kon Balder niet beantwoorden. Daarnaast in Mei een heel liefdevol persoon, en is ze ook geliefd door velen.

Belangrijk is, dat er in Mei grote gelijkenissen zijn met een heldendicht. Het verhaal, met de homerische vergelijkingen, maken dit extra duidelijk. Mei vertelt inderdaad over de gedenkwaardige tocht van een hoofdpersonage. Maar anders dan het traditionele epos, is dat hoofdpersonage geen mannelijke oorlogsheld. Hier is de held een meisje. Gorter bezingt haar tocht en haar leven, onder andere door die vele vergelijkingen, lyrisch: dat wil zeggen met veel gevoel en als een individuele uiting van de dichter – die zelf trouwens ook een rol speelt in het verhaal. Mei wordt daarom ook wel een lyrisch epos genoemd. Dat was nieuw toen Gorter Mei, zijn eerste grote werk, schreef. Niet alleen de lente waarover hij vertelt was dus nieuw, maar vooral ook het geluid waarmee hij vertelde.

Blz. 142:
‘De duisternis, werd licht toen zij intrad.
Het was zoals juweel uit een kroonschat
Die uitbeleend wordt in een donkre wijk
En in het huis ligt van een Jood en rijk
Dat duister maakt met gloed en flikkering.
Zo was zij daar, de kamerzoldering
Schemerde en de donkre hoeken grijnsden.’

Vorm

De dichter hanteert een vaste versvorm, namelijk AA – BB. Het taalgebruik is erg plechtig. Er zijn veel homerische vergelijkingen. Het is erg romantisch omschreven.

Blz. 142:
‘De duisternis, werd licht toen zij intrad.
Het was zoals juweel uit een kroonschat
Die uitbeleend wordt in een donkre wijk
En in het huis ligt van een Jood en rijk
Dat duister maakt met gloed en flikkering.
Zo was zij daar, de kamerzoldering
Schemerde en de donkre hoeken grijnsden.’

Poëtica

Opvatting dichter: zie ‘inhoud’ en ‘schrijver’.

Romantisch. L’art pour l’art. Hij ging helemaal in zijn werk op. In dit geval ook letterlijk, hij komt zelfs in het gedicht voor. Dit maakt het dus ook gelijk een persoonlijk werk.

Het thema van het gedicht

‘Gorters werk na de Mei heeft voor de literatuurhistoricus de prettige eigenschap dat het in ten minste twee perioden kan worden ingedeeld: een sensitivistische periode waarin de dichter sterke emoties en zintuigelijke waarnemingen in taalklank en -ritme probeerde vast te leggen en een socialistisch/communistische periode, waarin hij schreef over zijn vizioenen van een socialistische heilstaat

(..)

Balder: symbool voor het eeuwige

Mei: mooie, aardse, zinnelijke en dus voorbijgaande = impressionisme

( impressionisme is immers kunst van het momentane)

Mei: misschien symbool nieuwe kunst: jong, mooi en fris en dus ook voorbijgaand

Mei en Balder kunnen dus geen vereniging aangaan: tijdelijke en eeuwige zaken kunnen niet met elkaar verbonden worden.’

http://users.telenet.be/koertvandevelde/theorie/ler5Dleesv3.htm

Mei gaat dus over het meisje en de maand Mei. Mei ervaart de vergankelijkheid van haar leven. Het gaat misschien over het leven zelf: op het begin is alles nog mooi en schoon. Mei is bang maar ook nieuwsgierig. Later, (in het tweede deel) ervaart Mei de verliefdheid en de onbezonnenheid, dit kan de pubertijd weerspiegelen. In het laatste deel is Mei oud en heeft meer dingen ervaren. Ze kijkt terug op haar leven. Mei is serieuzer geworden en is nu opgegroeid. Ze overnacht in de stad, ze heeft een soort vriend gemaakt (de dichter). Ze neemt nu een soort van deel aan de maatschappij

Een ander thema is het Hollands landschap. Mei komt dus aan in Nederland en verkent het Nederlands landschap. In het eerste deel ziet zij vooral de idyllische duinen en akkers. Zij ziet koeien en boeren, molens en beekjes. Later, in het derde deel, ziet zij juist de stad.

Zoals eerder gezegd is vergankelijkheid wellicht ook een thema. Mei weet vanaf het begin al dat ze dood gaat. Balder is juist voor eeuwig. De indruk van de schoonheid van Mei is echter voor eeuwig. De vergankelijkheid wordt ook nog benadrukt door de dood van haar zuster April.

Een ander vaak voorkomend verschijnsel is de moederliefde, maar dit zal ik niet snel een thema noemen omdat het er te weinig voor terugkomt. Op het begin gaat het erom hoe de zon(?) zijn(?) liefste dochter weg ziet varen. De zon kan er niet meer bij, maar probeert Mei te troosten met zijn daglicht. In de avond is de maan (en de nachturen) er voor gezelschap. Ook als Balder haar heeft laten zitten troost de maan haar.

Eenzaamheid komt ook vaak terug in het boek. Mei zelf is eenzaam, vooral op het begin. Haar zuster gaat dan nog eens dood en haar ouders en andere zusters zijn ver weg. Balder is ook eenzaam, en hij maakt Mei nog meer eenzaam. De dichter is ook eenzaam.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.