Lijmen / Het been door Willem Elsschot

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
Boekcover Lijmen / Het been
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 5820 woorden
  • 23 maart 2004
  • 364 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
364 keer beoordeeld

Boekcover Lijmen / Het been
Shadow
Lijmen / Het been door Willem Elsschot
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
A. Het voorwerk 1. Primaire gegevens: De titel van het boek is Lijmen/ Het been en is geschreven door Willem Elsschot, het pseudoniem van Alfons De Ridder. Lijmen is voor het eerst verschenen in 1924 en Het been verscheen in 1938. Ik heb de editie uit 1994 gebruikt van uitgeverij Em. Querido, waarin naast de boeken ook de inleiding bij de eerste druk van het been door Menno ter Braak en een recensie van S. Vestdijk zijn opgenomen. Het boek Lijmen heeft 149 bladzijdes en is verdeeld in 13 hoofdstukken die een titel hebben, maar geen nummer. Het been heeft 15 hoofdstukken met ook alleen een titel en in totaal zijn het 62 bladzijdes. 2. Verantwoording van de keuze: Ik heb dit boek gekozen om verschillende redenen. Op de literatuurlijst stond Willem Elsschot bovenaan, dus ik heb als eerste gekeken of er boeken van hem in de bibliotheek stonden. Verder wist ik dat van dit boek een film gemaakt was, die onlangs op de televisie uitgezonden is. Ik dacht dat het boek dan wel een goed boek moest zijn, want men maakt niet van het eerste boek dat men tegenkomt een film.
3. Verwachtingen vooraf: Op de kaft staat weinig over de inhoud van het boek. Er staat alleen dat het boek tot de essentiële boeken van de Nederlandse literatuur behoort en dat het bovendien tot de geestigste boeken behoort die er ooit geschreven zijn. Het boek zal dus wel grappig zijn en goed geschreven. Door het lezen van de titel weet je nog niet veel. Het boek heeft iets met lijmen te maken en een been. Er zal wel een verband tussen die twee zijn, maar ik heb geen idee welk verband. Op de eerste bladzijde maken we kennis met twee personen. De ikpersoon en meneer Laarmans. Ze zitten samen in een café en zijn kennissen van elkaar. Ze hebben elkaar al lang niet gezien en Laarmans is in die tijd nogal veranderd. Het boek gaat waarschijnlijk over ‘ik’ en Laarmans en wat er gebeurd is in de tijd dat ze elkaar niet gezien hebben. Ik denk dat ze ook nog oude herinneringen gaan ophalen, zodat de lezer te weten komt hoe ze elkaar hebben leren kennen. 4. Eerste reactie achteraf: Ik vond het een boeiend boek en het werd nergens saai. Er gebeurde vrij veel in het boek, maar het was allemaal logisch. Ik had nergens het idee dat ik een stuk gemist had of dat een gebeurtenis abrupt afgebroken was. Het boek was zowel geloofwaardig als ongeloofwaardig. Het was ongeloofwaardig dat mensen het Wereldtijdschrift kochten, zelfs vrij veel exemplaren, zonder goed te informeren en ook dat meneer Boorman een rechtszaak begon om mevrouw Lauwereyssen het geld aan te laten nemen. De personen daarentegen waren wel geloofwaardig en ook de manier waarop ze handelden. De mensen hadden in werkelijkheid kunnen bestaan. 5. De auteur en zijn wereldbeeld: Willem Elsschot baseerde zijn boeken op zijn eigen leven. Er zitten dus veel autobiografische elementen in zijn boeken. Zowel zijn leven als zakenman als zijn persoonlijke leven zien we vaak terug. Ook baseerde hij verschillende personen op mensen uit zijn omgeving. Hij wil met zijn werken de hardheid van de zakenwereld laten zien, maar ook de persoonlijke kant van de mensen die daar in verblijven. B. Korte samenvatting van de inhoud 1. Hoofdpersoon: Frans Laarmans is de hoofdpersoon. Hij gaat werken bij het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen, wat is opgericht door Ch. A. Boorman. Hij leert Laarmans de kunst van het lijmen, zodat hij Boorman kan opvolgen. Eén van de firma’s die worden gelijmd is de firma Lauwereyssen, die keukenliften maakt. Mevrouw Lauwereyssen, het hoofd van de zaak, bestelt honderdduizend exemplaren van het tijdschrift. De neef van Frans, Jan Laarmans, speelt ook een rol in het verhaal. Hij is een pastoor en zorgt er uiteindelijk voor dat Boorman van zijn schuldgevoelens afkomt. 2. Opsomming van de gebeurtenissen: In het boek Lijmen zit de ikpersoon in een café en ontmoet daar Laarmans. Hij nodigt de ikpersoon thuis uit en vertelt hoe hij veranderd is sinds hij Boorman heeft leren kennen. Hij bood Laarmans een baan aan als secretaris voor het Algemeen Wereldtijdschrift. Hij gaat veel meer verdienen, maar hij moet z’n naam veranderen in Teixeira de Mattos. Hij gaat in het kantoor werken, maar als hij daar een blunder begaat, moet hij meegaan om het ‘lijmen’ te leren. Na een mislukte lijmpoging komen Boorman en Laarmans bij de firma Lauwereyssen, waar keukenliften worden gemaakt. Mevrouw Lauwereyssen vertelt hen over de firma en over haar been, waar ze veel last van heeft. De volgende dag worden er foto’s gemaakt en bestelt mevrouw 100.000 exemplaren van het tijdschrift. Eigenlijk willen ze daarna minder exemplaren, maar dat kan volgens Boorman niet meer. Dan weigeren ze om de zending aan te nemen, maar het lukt Laarmans om de tijdschriften toch kwijt te raken en voortaan zal hij het geld komen incasseren. De laatste termijn mag Laarmans zelf houden, maar hij wil deze aan de firma schenken. Mevrouw Lauwereyssen wil daar echter niets van weten. Boorman kan met een gerust hart afscheid nemen en begint een zaak in hoestpillen. Laarmans heeft al tien jaar de leiding over het tijdschrift en vraag de ikfiguur of hij secretaris wil worden, maar dat vindt de man niets en hij rent weg. In het Been komen Laarmans en de ikfiguur elkaar weer tegen. Laarmans nodigt de man uit in zijn huis om te vertellen wat er de laatste tijd met hem gebeurd is. Hij vertelt dat Boorman’s vrouw was overleden en dat Boorman op bezoek was bij Laarmans. Ze liepen samen over de markt en Boorman liep een vrouw omver, namelijk mevrouw Lauwereyssen. Boorman voelt zich schuldig als hij ziet dat zij een houten been heeft. Hij denkt dat hij daar schuldig aan is en weet niet wat hij kan doen. Samen met Laarmans gaat hij naar diens neef Jan, die pastoor is en hij vertelt het verhaal, maar zonder namen te noemen. Jan raadt hem aan het geld terug te geven. Boorman wil dat doen d.m.v. een rekenfout, zodat het lijkt dat hij teveel gerekend heeft. Mevrouw Lauwereyssen krijgt dan nu het verschil terug, maar dat wil ze helemaal niet. Boorman sleept haar dan voor de rechter om het geld te betalen, maar de zaak wordt door de rechter geschrapt. Boorman heeft dan nog steeds het geld. Als hij hoort dat de firma verkocht gaat worden, wil hij het oud papier, nog 90.000 tijdschriften, opkopen. Hij wordt echter van de veiling verwijderd, omdat hij zo’n hoog bod doet. Hij belandt in een inrichting, maar Jan Laarmans ziet kans hem daaruit te krijgen. Als Jan het hele verhaal hoort, vertelt hij dat hij mevrouw Lauwereyssen kent en zorgt hij ervoor dat het geld toch bij haar terechtkomt. Door deze gebeurtenissen wil Laarmans stoppen met het tijdschrift. Hij laat het weer aan Boorman over en krijgt zelf een baan in de scheepsbouw, waarvoor hij met iemand moest trouwen.
3. Opvallende passages: De eerste, opvallende passage staat op bladzijde 61 t/m 65. Hierin legt Boorman aan Laarmans uit wat het Wereldtijdschrift eigenlijk is, hoe het gemaakt wordt en wie de klanten zijn. Deze passage is belangrijk, want hierin komt Laarmans, maar ook de lezer, te weten dat het allemaal nep is en dat Boorman eigenlijk maar een oplichter is. In ieder tijdschrift staan dezelfde artikelen, alleen met andere namen en net iets andere zinnen. Laarmans snapt dat hij medeplichtig wordt aan oplichterij, maar hij wil zijn werk gewoon blijven doen. De tweede passage die ik opvallend vond, was degene waarin mevrouw Lauwereyssen weigert om het geld aan te nemen. Ze wil absoluut niets met het geld te maken hebben. Ik vind dat zowel Boorman als mevrouw Lauwereyssen in die passage onbegrijpelijk reageren. Mevrouw krijgt veel geld aangeboden, maar dat wil ze niet hebben. Dat verbaast me, want het gaat niet goed met de firma en echt rijk is ze niet. Ik kan me wel voorstellen dat ze niets met Boorman te maken wil hebben, maar het is toch wel een hoop geld. Ze denkt er niet eens over na of ze het geld toch niet wil hebben. Ook Boorman reageert raar. Als mevrouw het geld niet wil, zegt hij dat ook hij niets met het geld te maken heeft. Als ze het dan nog niet wil hebben, besluit hij zelfs om het besluit van mevrouw Lauwereyssen aan te gaan vechten bij de rechtbank. Dat vind ik wel een beetje raar. Als zij het geld toch absoluut niet wil, houdt hij het toch lekker zelf. Dan kan hij er iets leuks mee doen. Het enige probleem is, is dat zijn geweten dan niet gesust wordt. Maar ja, omdat ze het niet wil aannemen, gebeurt dat nu ook niet. Ik vind het helemaal raar dat hij dan ook nog naar de rechtbank wil. Als ze er al een rechtzaak van willen maken, heeft hij weinig kans om te winnen. Ik denk dat hij vooral voor Jan-met-de-korte-achternaam zal staan in de rechtbank. C. De verdieping 1. Perspectief: Er zijn twee ik-vertellers, de ikfiguur waarover weinig wordt verteld en Laarmans. Er wordt met de gebeurtenissen mee verteld. 2. Personen: Er wordt vrij veel verteld over het uiterlijk van Laarmans. Eerst was hij een man met lang haar en een baard en kleedde hij zich niet erg netjes. Hij rookte pijpen en hij droeg vaak een knuppel met zich mee. Als hij secretaris wordt, scheert hij z’n baard eraf en laat zijn haar knippen. Ook schaft hij pakken aan om te dragen. Hij heeft nog wel een klein snorretje. De pijp en de knuppel keren niet meer terug in het verhaal. Hij is ongeveer dertig jaar oud en hij schrijft verzen. Laarmans heeft een zwakke persoonlijkheid, want hij doet alles wat hem opgedragen wordt, zonder enig commentaar te leveren. Alleen aan het einde van het boek het Been besluit hij zelfstandig om te stoppen met het werk voor het tijdschrift. Hij vindt het eigenlijk wel vervelend om mensen op te lichten en hij heeft ook medelijden met mevrouw Lauwereyssen, maar hij gaat er gewoon mee door. Boorman is een sluwe zakenman, die vooral in het begin geen medelijden had met de mensen, die gelijmd waren. Pas als zijn vrouw overlijdt en hij ziet dat mevrouw Lauwereyssen een houten been heeft, begint zijn geweten hem parten te spelen. Als hij zijn geweten gesust heeft, gaat hij weer gewoon verder met het tijdschrift en het oplichten van mensen. Hij is ongeveer vijftig jaar oud, aan het begin van het verhaal. Hij is een kleine man, die er stevig uitziet en volgens Laarmans leek “op Beethoven, althans op het gipsen masker dat boven op de meeste piano’s hangt.” Vooral Boorman heeft een conflict met zichzelf. Hij voelt zich heel erg schuldig over wat hij mevrouw Lauwereyssen heeft aangedaan en probeer op alle mogelijke manieren om haar het geld aan te laten nemen. Dan heeft hij ook zijn geweten gerustgesteld. Laarmans zit hier wel een beetje mee, want Boorman probeert het zo te vertellen dat Laarmans zich ook schuldig gaat voelen. Hij wil dat helemaal niet en krijgt dan een beetje een conflict met Boorman. Die erkent uiteindelijk toch dat het zijn probleem is en dat hij Laarmans niet in zijn schuld moet betrekken. Laarmans maakt zeker een ontwikkeling door. Hij verandert van een strijder tot een nette zakenman. Hij gaat steeds meer op Boorman lijken. Hij verandert ook van baan. Eerst is hij een typer, daarna wordt hij secretaris bij het Wereldtijdschrift en wordt hij ‘lijmer’ en later gaat hij werken als correspondent op een scheepswerf. Boorman maakt ook een zekere ontwikkeling door. Eerst is hij een harde zakenman, dan krijgt hij medelijden met iemand die hij bedrogen heeft, maar daarna wordt hij toch weer de zakenman. 3. Tijd: De verhalen spelen zich in dezelfde tijd af als de boeken geschreven zijn, dus in de jaren ’20 en ’30 van de negentiende eeuw. Er zit tien jaar tussen de tijd dat Laarmans Boorman ontmoette en tussen de tijd dat Laarmans het verhaal aan de ikfiguur vertelde. Er zitten ook enkele jaren tussen die ontmoeting en de tweede ontmoeting van Laarmans en de ikfiguur. Het verhaal wordt niet chronologisch verteld, maar het bestaat eigenlijk uit twee grote flashbacks. Laarmans is daarin de verteller en hij vertelt alles chronologisch. Er wordt niet veel verteld over de tijdstippen van de dag waarop iets plaatsvindt; alleen dat Laarmans en Boorman elkaar ’s avonds in een café treffen. Het is wel logisch dat ze elkaar dan tegenkomen, want de meeste mensen gaan ’s avonds naar het café. Het is redelijk laat al, bijna tegen sluitingstijd. Misschien is dat wel symbolisch, want Laarmans sluit een periode in zijn leven af door de ontmoeting met Boorman. 4. Ruimte: Het verhaal speelt zich af in Brussel; de belangrijkste ruimtes zijn: verschillende cafés, het kantoor van Boorman en de smederij van Lauwereyssen. In de cafés komen Boorman en Laarmans elkaar tegen en ook Laarmans en de ikfiguur. Die ontmoetingen zijn belangrijk voor het verhaal. Er wordt niet veel specifieks over de cafés gezegd, maar het is logisch dat er een bar en wat tafels en stoelen aanwezig waren. Het waren volgens mij vrij normale cafés. Het kantoor van Boorman wordt erg duidelijk beschreven. Bij de inrijpoort hing een grote koperen plaat waar opstond: Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen; opgericht in 1864 Directeur-generaal: Ch. A. Boorman. In de hal kwamen vijf deuren uit. Op iedere deur zat een koperen plaat die aanduidde wat er achter de deur zat, namelijk directie, administratie, redactie, kas en museum van Inlandse en Uitheemse Voortbrengselen. In het museum stonden allerlei dingen, waaronder een borstbeeld van Koning Leopold II, een piano, een tafel met allerlei spullen en nog veel meer troep. Ook stond er een buffet met flessen en kruiken in allerlei kleuren en vormen. Aan de muur hingen allerlei spreuken aan de wand, zowel in het Nederlands als in het Frans. De smederij was aan de rue de Flandre. Op het uithangbord voor het vervallen huis stond: Pierre Lauwereyssen Forgeron. Fabrique d’ascenseurs. De loods waarin werd gewerkt, was rokerig en met een glazen dak. In het midden lag een hoop ijzer en daaromheen stonden smeden, bankwerkers, draaiers en monteurs. In een klein kantoortje met een wenteltrap stond een schrijftafel met veel boeken en papieren erop. Ook stond er een oude, kapotte leuningstoel met een hoge rug. Er komt gesuggereerde ruimte in het verhaal voor, maar dat heeft weinig invloed op het verhaal. Laarmans moet namelijk zeggen als er mensen naar het kantoor komen dat Boorman en de rest van het personeel in een conferentie in Rijssel zijn. Het kantoor van Boorman bestaat voor een groot gedeelte uit symboliek. Aan de ene kant is het een net kantoor, vol elektrische snufjes, maar aan de andere kant is het ook een opbergplaats voor oude rommel, ondergebracht in het museum. Ook lijkt het een fatsoenlijk kantoor te zijn, terwijl er eigenlijk bijna niemand komt en het een praktijk is voor oplichterij. Dat zou je niet zeggen als je daar in de hal stond. Ook in de smederij van Lauwereyssen zijn tegenstellingheden aanwezig. Zo is het nogal rommelig en lijkt het alsof men weinig geld heeft, maar er werken wel tien mensen en ze kunnen 100.000 exemplaren van het Wereldtijdschrift kopen. Ook staan er op het uithangbord alleen de naam van meneer Lauwereyssen, terwijl mevrouw eigenlijk belangrijker is, want zij is het hoofd van de zaak.
5. Motieven: In het boek komen de volgende motieven voor:  Hebzucht. Laarmans wil graag meer geld gaan verdienen en ook Boorman heeft graag geld. Dat ze daarbij mensen moeten oplichten, vinden ze in het begin niet zo erg. Boorman probeert ook uit elke situatie geld te halen, bijvoorbeeld bij het overlijden van zijn schoonzuster. Hij denkt meer aan de lijkwagen, die ook ambulance is, dan aan de dode.  Onverwachte ontmoetingen. Er zijn meerdere onverwachte ontmoetingen, die allemaal belangrijk zijn. Laarmans leert Boorman zo kennen; de ikfiguur komt Laarmans twee keer tegen, waarna Laarmans hem zijn levensverhaal vertelt; ze twee lijmers komen per toeval langs de smederij van Lauwereyssen en Boorman loopt per toeval mevrouw Lauwereyssen omver.  Laarmans kijkt tegen Boorman op en wil eigenlijk net zoals hij zijn. Hij is daar het hele boek mee bezig en probeert zoveel mogelijk zoals Boorman te handelen. Als echter blijkt dat Boorman ook een zwakke kant heeft, besluit hij toch om weer zichzelf te worden. 6. Grondmotief of thema: Het grondmotief van het boek Lijmen is weer te geven met een uitspraak van Plautus: Homo homini lupus, het ene mens is voor het andere mens een wolf. Boorman en Laarmans verdienen allebei geld door zwakkere mensen uit te buiten. Als ze succes willen hebben, moeten ze eruit zien als zakenmannen en hard zijn voor hun slachtoffers. Hoewel ze eruit zien als nette, fatsoenlijke mannen, toch zijn ze oplichters. Ook het Wereldtijdschrift en het kantoor zien eruit alsof het allemaal erg netjes is, maar uiteindelijk blijkt het een luchtspiegeling te zijn, waar slechts narigheid van komt. Het grondmotief van het boek het Been is schuld. Boorman heeft mevrouw Lauwereyssen opgelicht, maar als hij merkt dat ze het niet goed heeft en dat ze zelfs een houten been heeft, voelt Boorman zich schuldig over wat hij gedaan heeft. Hij probeert alles weer goed te maken en wil haar geld geven, maar mevrouw Lauwereyssen wijst dat af. Hierdoor blijft Boorman met zijn schuld zitten. Ook Laarmans voelt zich schuldig over het oplichten van de mensen. Daarom besluit hij om toch maar te stoppen met het werk bij het tijdschrift en vindt een ander baantje, waarbij hij geen mensen oplicht. 7. Spanning: De verteller houdt geen belangrijke informatie achter, die het spannend maakt. Hij vertelt alles, maar hij vertelt het in chronologische volgorde, dus je weet niet meteen in het begin wat er allemaal gebeurd is. Er is weinig verschil in het tempo van vertellen. Er zijn geen vooruitwijzingen in het boek. De conflicten lopen uiteindelijk allemaal goed af. Er komt niet echt veel spanning voor in het verhaal, maar omdat je niet weet of mevrouw Lauwereyssen het geld wel of niet aan wil nemen, moet je toch verder lezen. Je blijft hierdoor wel met het verhaal bezig. 8. Perspectief: Het verhaal wordt door twee vertellers verteld. De ikfiguur maakt weinig van de handelingen mee, hij geeft alleen een klein inleidinkje over de hoofdverteller. Dat is Laarmans. Hij doet echt mee met de handelingen. Geen van beide vertellers zijn alwetend. Beide vertellers zijn wel betrouwbaar. Waarschijnlijk zal Laarmans sommige dingen mooier hebben gemaakt, omdat hij Boorman geweldig vond, maar ik denk niet dat hij Boorman geïdealiseerd heeft. 9. Titelverklaring: Het eerste boek, Lijmen, gaat over de manier waarop Boorman zijn tijdschrift aan de mensen slijt. Hij noemt het aanprijzen van het tijdschrift en uiteindelijk een order plaatsen, lijmen. Boorman lijmt ook Laarmans om als secretaris te komen werken. Hij zegt dat het werk goed verdient en dat het een goede baan is. Ook de ikfiguur wordt bijna gelijmd door Laarmans, die probeert een nieuwe secretaris te krijgen, maar het lukt hem niet om de ikfiguur zover te krijgen. De titel van het Been slaat op het been van mevrouw Lauwereyssen. Als Boorman merkt dat het been geamputeerd is en dat ze nu een houten been heeft, begint hij zich schuldig te voelen. Hij vraagt zich af of het been ook geamputeerd zou zijn, als hij Lauwereyssen niet gelijmd had. Door dat been komen de schuldgevoelens van Boorman naar boven.
10. Structuur: Het verhaal begint ab ovo en het verhaal heeft een open einde. Er zijn geen vooruitwijzingen in de tekst maar wel terugverwijzingen. Het verhaal is eigenlijk een grote flashback, dus de terugverwijzingen zijn zeker wel functioneel. 11. Genre: Allebei de boeken behoren tot de nieuwe zakelijkheid, ook wel het neorealisme genoemd. Deze stroming werd vooral beïnvloed door het kubisme in de schilderkunst. Er wordt vooral veel met abstracte vormen gewerkt en de werkelijkheid wordt vereenvoudigd afgebeeld. Ook schrijvers voelden zich tot deze benadering van de werkelijkheid aangesproken. De taal werd op een zakelijke manier benaderd en het werk speelt zich vooral af in de grote stad. Er werden minder gevoelsuitbarstingen gebruikt, zoals bij het expressionisme wel het geval was. Het taalgebruik werd zakelijker en soberder. Op bladzijde 27 staat bijvoorbeeld: “ik word op ‘t ogenblik van uit Gent verneukt door een kerel, die Korthals heet en die ’t lijk van mijn schoonzuster in bezit heeft.” Hier staat duidelijk wat de man precies bedoelt, zonder dat er gebruik wordt gemaakt van een eufemisme om het minder akelig te laten klinken. Er is weinig ruimte voor gevoelens en dat is duidelijk te merken op bladzijde 14: “’t Is jammer,’ sprak Boorman, mijn blik volgend, die een laatste groet bracht aan de scherven [van Laarmans’ pijp], ‘maar het moest.” Laarmans moet zijn pijp vermorzelen, omdat die niet bij het uiterlijk van de nette zakenman past. Boorman ziet er niet naar om dat de pijp belangrijk voor Laarmans was. Er worden alleen strikt noodzakelijke details gegeven. Bij de beschrijving van de smederij van de firma Lauwereyssen is dat goed te merken. Op bladzijde 89 staat er: “Het was een smokerige loods met glazen dak. In een hoek stonden een paar smeden, die een leven maakten als een laatste oordeel; in ’t midden lag een voorraad hoek- en plaatijzer op de vloer, terwijl zes of zeven bankwerkers, draaiers en monteurs zich tegen de muren een plaats hadden uitgekozen.” Meer wordt er niet verteld over de smederij; alleen nog over het kantoor. Er wordt niets gezegd over hoe de smeden eruit zagen of wat ze precies aan het doen waren en hoe het er rook en welke tegels er op de grond lagen enzovoorts. Die gegevens zijn niet van belang. Wat wel van belang is, is het aantal mensen dat er werkt; hoe meer mensen hoe rijker; en het is wel belangrijk om iets te weten over het interieur, maar het wordt niet tot in de kleinste details verteld. In de nieuwe zakelijkheid werd het taalgebruik soberder en zakelijker. Dat is vooral te merken aan de spreuken die in het kantoor van Boorman hangen. Voorbeelden van spreuken op bladzijde 21: “Bondigheid in zaken
Is zeker niet te laken” “Houd niemand van zijn werk, Hetzij patroon of klerk.” Er komt ook veel zakelijk taalgebruik voor. Bijvoorbeeld op bladzijde 85: “Het is u ongetwijfeld bekend dat het Ministerie van Nijverheid ten zeerste verontrust is door de nakende crisis in de meubelfabrikatie.” Ook op bladzijde 95 wordt zakelijk taalgebruik gebruikt: “Meteen kreeg zij een passer en een duimstok uit haar rommel, nam een paar maten, en begon op de tafel iets uit te rekenen. ‘Dupont wil een bulb-hoek gebruiken,’ (..) ‘Dupont is mal. Kijk maar. Geen kwestie van een bulb-hoek. Dat U-ijzer geeft een viervoudige zekerheid en dat is voldoende.” Veel verhalen speelden zich af in grote steden. Zo ook dit verhaal, want op bladzijde 31 staat: “Brussel hier. Klaar met Gent?” Op bladzijde 60 staat ook nog: “En dan Rijssel, en niet Luik, Gent of Antwerpen, want sommigen zouden aan ’t telefoneren kunnen gaan, of ’t misschien wel in hun hoofd krijgen mij even na te rijden.” Er worden in de verhalen geen kleine steden genoemd. Alleen de grote steden die hierboven staan. Er is ook een kenmerk van het expressionisme terug te vinden in deze werken. Zo zijn de personages in een expressionistisch roman nogal eens ziek, lelijk, ongelukkig zwak of onaangenaam. Ook mevrouw Lauwereyssen is ziek, zoals staat op bladzijde 92: “Na een bekommerde blik op de mestvaalt voor haar op de tafel, bukte zij moeizaam, stroopte haar linkerkous af en vertoonde een hobbelig, gezwollen been als van een drenkeling, dat met een bruin goedje was ingesmeerd.” D. Relatie tussen tekst en auteur Elsschot, Willem Pseudoniem. van Alfons Jozef de Ridder, Vlaams prozaschrijver en dichter (Antwerpen 7.5.1882-ald. 31.5.1960). Groeide op in Antwerpen waar hij, na enkele jaren atheneum, werd opgeleid aan het Hoger Handelsgesticht. Daarna werkzaam op kantoren in Parijs (1907), Rotterdam (1908-1910) en Brussel. Hij stond aan het hoofd van een eigen reclamebureau. Zijn belangstelling voor literatuur, al in zijn schooltijd ontstaan, blijkt o.m. uit het feit dat hij in 1901 deel uitmaakte van de jongerengroep rondom het blad De Alvoorder. Ook gedurende zijn actief bestaan als zakenman bleef hij schrijven. Er ontstond een aantal werken met een eigen, onmiddellijk te herkennen cachet, waarin achter de laconieke en wrange humor een sterke bewogenheid schuilgaat. Het is alsof de hardheid van het menselijke lot en van de wereld, zoals hij dit uit de praktijk had leren kennen, hierin wordt afgereageerd. Zijn romans, die zich gewoonlijk in de zakenwereld of in het huiselijk milieu afspelen, zijn meestal door eigen belevingen geïnspireerd. Maar deze zijn gesublimeerd tot een unieke vormgeving in een geconcentreerde stijl waarmee in de verte slechts de humor te vergelijken is uit het latere werk van Gijsen of Brulez. Uit het werk spreekt zijn medegevoel met de kleine man, zijn gebondenheid aan het eigen gezin en een grote verering voor de moeder en de toegewijde vrouw. Dit gevoel ligt verscholen achter een laconieke constatering van de werkelijkheid. Reeds in zijn Parijse en Rotterdamse periode schreef hij enkele gedichten; ze werden bewaard door zijn vriend Ary Delen en in Forum gepubliceerd. Wonderlijk genoeg sloten ze aan bij de literaire stijl van `dertig'. Als Verzen van vroeger werden ze in 1934 gebundeld, later uitgebreid en herdrukt als Verzen (1943). Even onafhankelijk van de heersende literaire mode als de gedichten van 1908 was ook de in 1910 geschreven en in 1913 gepubliceerde roman Villa des Roses. Herinneringen uit zijn Parijse tijd vormen de achtergrond van deze geschiedenis van gefrustreerde levens in een pension. Pas in 1921 publiceerde hij weer twee romans: Een ontgoocheling (geschreven in 1914) behandelt het dubbele fiasco van een burgerman wiens zoontje op school mislukt (zoals Elsschot op het atheneum, zij het minder catastrofaal), en die zelf wordt uitgerangeerd als voorzitter van een kaartclub. De verlossing behandelt de noodlottige vete tussen twee keiharde karakters: een winkelier-vrijdenker en een dorpspastoor, met als triest naspel het verdere leven van de bigotte dochter die voor de zonden van haar vader wil boeten. Met Lijmen (1924) beginnen de ik-romans, waarin de schrijver zich vertoont in de gedaante van de schuchtere, in de grond fatsoenlijke Frans Laarmans, met als zijn alter-ego de doorgewinterde zakenman Boorman. Hoewel de literaire waarde van Lijmen tegenwoordig niet meer wordt betwijfeld, was de weerklank ten tijde van de publicatie gering. Lange tijd deed de auteur niet meer van zich horen, totdat hij tien jaar later op instigatie van Greshoff tot nieuw werk kwam. Vooral door de invloed van het tijdschrift Forum kreeg hij van toen af de waardering die hij verdiende. Met Kaas (1933) herleefde de verteller Laarmans als de eenvoudige handelscorrespondent die zich een agentuur laat aanleunen. De roman is een kostelijke persiflage op de snobistische, maar in wezen zo beperkte bon-vivants die de zakenwereld bevolken, de vriendenkring van Schoonbeke. Een jaar later volgde Tsjip, waarin Laarmans' dochter (evenals die van Elsschot) na veel hindernissen trouwt met een Poolse jongen. Laarmans kan zijn geluk niet op als dan zijn kleinzoon, die hij `Tsjip' noemt, komt logeren. Pensioen (1937) verhaalt op wrange wijze de misplaatste liefde van een moeder voor haar krijgsgevangen zoon die, ironie van Elsschot, in den vreemde aan griep sterft, waarna verwikkelingen volgen rond een pensioentje tussen haar en de ongehuwde moeder van haar kleinkind. Het aan Menno ter Braak opgedragen Het been (1938) sluit aan bij Lijmen, zoals De leeuwentemmer (1940) een vervolg genoemd kan worden op Tsjip. In de novelle Het tankschip (1942) zien we hoe het uitbreken van WOII rijkdom brengt aan een commercieel aangelegde zwager van Laarmans. Met de novelle Het dwaallicht (tijdens de oorlog geschreven, in 1946 uitgegeven) besloot de auteur zijn literaire werk, dat ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag in 1957 werd bijeengebracht in het Verzameld Werk, en dat sindsdien enkele malen werd herdrukt. Elsschot werd o.a. onderscheiden met de Driejaarlijkse staatsprijs voor het proza (1948) en de Constantijn Huygensprijs (1951). In bijna alle boeken die Elsschot schreef, zijn autobiografische elementen verwerkt. Ook in Lijmen/het Been zijn deze elementen terug te vinden. Zowel Boorman als Laarmans zij afsplitsingen van Elsschot zelf. Boorman is zijn zakelijke kant, terwijl Laarmans meer zijn gevoelige kant benadrukt. Bij het schrijven van de twee boeken werd hij geïnspireerd door de periode kort vóór WOI, toen hij in Brussel samen met zijn vriend Jules Valenpint een tijdschrift uitgaf, namelijk 'La Revue Générale Illustrée'. Dit tijdschrift, dat geen abonnees telde, was nauwelijks meer dan een advertentiefuik. Zo geven ook Boorman en Laarmans, een eigen blad uit, het 'Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen', dat ondanks de welsprekende naam alleen bedoeld is om zakenlui van hun geld af te helpen. Dat daarbij ook de weduwe Lauwereyssen de dupe wordt, geeft aan het geestige boek een tragische ondertoon. In het Been slaat dezelfde weduwe echter schitterend terug, zodat zelfs de krachtige Boorman in een crisis belandt. Elsschot heeft net als de hoofdpersonen van het boek in Brussel gewoond en daar ook gewerkt. Net als Laarmans schrijft hij ook verzen. E. Relatie tussen tekst en context De periode waarin het boek geschreven is, ligt in het interbellum, de tijd tussen de twee wereldoorlogen. In de literatuur wordt vaak teruggekeken op de Eerste Wereldoorlog. In de verhalen lees je hier echter zeer weinig over. Het gaat alleen even over een decoratie die in het knoopsgat van Laarmans zat. De ikfiguur dacht eerst dat het decoratie was, maar Laarmans zegt dat het niet zo is. Waarschijnlijk zal het een eerbetoon zijn geweest voor de dapperheid van Laarmans tijdens de oorlog, maar er staat nergens dat dit een feit is. Er wordt ook niets gezegd over de crisis in de jaren na 1929, terwijl ‘het Been’ toch daarna geschreven is. Ook over andere politieke zaken zoals Hitler in Duitsland en het Plan van Dawes, allebei belangrijk voor de politiek en de wereld, wordt niets gezegd. Het wereldje waarin alles zich afspeelt, is maar heel klein. Het lijkt alsof er bijna geen nieuws van buiten tot de hoofdpersonen doordringt. In de schilderkunst en de literatuur verandert er veel. Er ontstaan een nieuwe visie op de kunst, die getypeerd wordt met het woord ‘modern’. Er ontstaan allerlei nieuwe stromingen in de kunst, zoals dadaïsme, surrealisme en expressionisme. De laatste stroming was een reactie op het naturalisme en het impressionisme. In het expressionisme ging het erom het eigen innerlijk uit te drukken. Duitse expressionisten gingen op zoek naar een nieuwe mens, die afkeer had van het burgerlijke, met zijn heilige huisjes en vaste gewoonten. De mens moest intens leven. Gevoelens moesten heftig zijn en zo direct mogelijk uitgedrukt, vaak in korte zinnen zonder duidelijke samenhang. Gedichten maakten een verbrokkelde indruk, met woorden als pistoolschoten en een ritme dat snelheid suggereerde. De beeldspraak werd vaak ontleend aan het leven in de grote stad, waarbij het opgeroepen beeld belangrijker was dan een logisch geheel. Het werd dus heel anders geschreven dan in de periode voor deze tijd. In de verhalen vind je een paar kenmerken van het expressionisme terug, maar ook die van de nieuwe zakelijkheid, een stroming die ook wel het neorealisme wordt genoemd. De taal en de werkelijkheid werden meer van een zakelijke kant bekeken. Veel werken uit het neorealisme spelen zich af in de grote stad. Voor de beschrijving van die steden waren nieuwe verteltechnieken nodig. Het moest zakelijker en soberder, zonder onnodige versieringen.
F. De verwerking 2. De normen en waarden van de hoofdfiguur, Frans Laarmans: Frans hecht veel waarde aan de woorden en het gedrag van Boorman en hij laat zich hier ook door beïnvloeden. Laarmans let er wel op hoe hij zich kleedt en gedraagt, maar hij mag toch wel op een cursus om zijn normen en waarden te veranderen. Hij vindt het namelijk niet zo’n probleem dat hij mensen omkoopt. Hij heeft wel een beetje schuldgevoelens, maar niet zoveel dat hij ogenblikkelijk stopt met zijn baantje. Hij vindt het belangrijker om geld te verdienen dan om zich te bekommeren om zijn slachtoffers. Datgene staat tegenover mijn normen en waarden. Ik vind het ook belangrijk om iets te verdienen, maar dat hoeft niet ten koste te gaan van andere mensen. Als ik zou merken dat ik iemand schade berokken door mijn gedrag, zou ik me daar schuldig over voelen en proberen om het weer goed te maken. Laarmans zou dat niet doen. Ik denk dat hij stilletjes van het toneel zou verdwijnen. G. Eindoordeel Het onderwerp Ik vond het een interessant onderwerp, maar het was niet heel erg herkenbaar. Er zijn natuurlijk meer mensen die oplichterij plegen, ook nu nog, maar ik ben er nog nooit mee in aanraking gekomen. Naar aanleiding van berichten in het journaal en dergelijke had ik er wel eens over nagedacht, maar dit boek heeft me toch aan het denken gezet. Het onderwerp had absoluut voldoende diepgang en ik zou weinig informatie weggelaten hebben. Er zijn veel boeken en films die over het onderwerp gaan en daarvan heb ik er wel een paar gelezen en gezien. De gebeurtenissen In de verhalen waren de gebeurtenissen het belangrijkste. Het aantal gebeurtenissen was wel goed en de meeste waren wel interessant. Sommige waren geloofwaardig, terwijl andere juist ongeloofwaardig waren. Er vonden niet echt schokkende gebeurtenissen plaats en de gebeurtenissen riepen ook niet echt gevoelens bij me op. Ik vond alleen dat Boorman in ‘het Been’ nogal kinderachtig deed. Toch vond ik de afloop wel grappig, zeker bij het boek Lijmen. De personen Alle personen kwamen levensecht over, alleen weet ik niet zeker of er meer mensen zijn die zo handelen zoals Laarmans. Ik kon me daarom niet echt inleven in Laarmans en ik herkende ook geen eigenschappen van hem in mezelf. Hij heeft mijn gedrag niet beïnvloed. Als ik de auteur was geweest, had ik hem waarschijnlijk meer zelf laten doen en had hij minder naar Boorman geluisterd. De opbouw Het verhaal was makkelijk te lezen, alleen was het jammer dan de Franse stukjes niet vertaald waren. Ik had geen zin om steeds mijn woordenboek te pakken, dus heb ik er maar een beetje over heen gelezen. Er waren geen delen die ik saai vond en alle delen met spanning kwamen op het juiste moment.
Het taalgebruik Het taalgebruik was niet erg moeilijk al waren er soms wel lange zinnen. De gebeurtenissen waren op een heldere manier geschreven, dus alles was goed te volgen. Er kwamen wel redelijk wat dialogen voor, maar ze waren op een heldere manier beschreven. H. Lijst van geraadpleegde bronnen Elsschot, W.; Lijmen/Het been; Met de inleiding bij de eerste druk van Het been door Menno ter Braak en een recensie van S. Vestdijk; Amsterdam 1994. Daarbij heb ik geraadpleegd:  Coenen, L.; Kox T.; Noot B.; Literatuur zonder grenzen, Literatuur voor de tweede fase, 1e druk, Amsterdam 1998, bladzijdes 23 t/m 47 en 223 t/m 242. De volgende websites: www.dbnl.org
http://home.concepts.nl/~corn_856/lijmen.html
http://huiswerk.scholieren.com/uittreksels/view.php3?id=1245
http://major-minor.civ.utwente.nl/uittreksels/default.asp?uittrekselid=175
www.schrijversnet.nl
Boekverslagen van de volgende websites: www.boekverslag.nl
www.collegenet.nl
www.studentsonly.nl

REACTIES

A.

A.

bij het kopje 'tijd' staat dat het speelt in de jaren '20 en '30 van de negentiende eeuw. Dat moet natuurlijk twintigste eeuw zijn.

19 jaar geleden

H.

H.

bij de tijd zit er een fout, er zit geen 10 jaar maar 20 jaar tussen de ontmoeting van Boorman met Laarmans en de ontmoeting van Laarman met de ik-persoon.

8 jaar geleden

6.

6.

Het verhaal begint zeker niet vanaf het begin, zou ik zeggen. Laarmans vertelt immers in beide boeken alles wat er al is gebeurd, en dan gaat het verhaal niet echt meer verder. Dus ik zou zeggen dat het juist na de zaak is, post rem.

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Lijmen / Het been door Willem Elsschot"