Laatste schooldag door Jan Siebelink

Beoordeling 8.1
Foto van Cees
Boekcover Laatste schooldag
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 3693 woorden
  • 4 februari 2005
  • 161 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
161 keer beoordeeld

Boekcover Laatste schooldag
Shadow
Laatste schooldag door Jan Siebelink
Shadow
Eerste druk: mei 1994 Gebruikte uitgave: vierde druk, augustus 1994 Uitgeverij: Meulenhoff Amsterdam Aantal bladzijden: 216 blz. Omslag: overwegend geel met in het midden van de pagina een aquarelachtige afbeelding van een boom op de voorgrond en een huis op de achtergrond. Genre: Bundeling van elf eerder verschenen verhalen, (in tijdschriften en in jubileumuitgaven) waarin het gemeenschappelijke element de school, het Willem de Zwijger College te E. (dat op de Veluwe ligt) is. Het is overigens een niet bestaande school, al kan de school wel doorgaan voor een gemiddelde school met zijn problematiek. Het eerste verhaal werd al in 1986 gepubliceerd en het meest recente verhaal dateert van 1992. De verhalen dragen allemaal een titel. Titelverklaring Laatste schooldag is een mooie benaming voor de bundel. Voor de meeste leerlingen is de laatste schooldag een heerlijk fenomeen: daarna lekker vakantie op vakantie. Maar er komen in deze schoolroman echter nauwelijks leerlingen voor: het gaat in de verhalen om de docenten op de school en hun eigenlijk armzalige bestaan. De dagelijkse treurige problematiek van de leraren druipt in de verhalen van de bladzijden af:
"als je geen orde kunt houden voor een klas met leerlingen, ben je nergens." Je wordt niet serieus genomen. Andere problemen zijn het verschil in opleiding tussen de diverse docenten: bij de fusies die in de afgelopen jaren ontstonden werden de lager opgeleide mavo-docenten toch nogal eens met de nek aangezien door de beter opgeleide docenten die van de universiteit kwamen. In veel gevallen betekenen de perikelen van de docenten meteen het einde aan hun schoolloopbaan. In die betekenis is de titel van de bundel wel goed gekozen als overkoepelende titel van de bundel. Bovendien heet het eerste verhaal ook 'Laatste schooldag'. Kritiek en waardering In de recensie van Trouw d.d. 11 mei 1994 noemt de onbekende recensent Laatste schooldag heel herkenbaar. De schrijver is zelf in het onderwijs werkzaam en met oog voor details in de beschrijvingen van bijvoorbeeld de docentenkamer, komt dat dus ook naar voren. Hij geeft aan dat docenten onderling net zo wreed zijn als de leerlingen onder elkaar. Siebelinks visie op de scholengemeenschap wordt indringend weergegeven. Hans Warren vindt in zijn recensie van 27 mei 1994 in de Provinciale Zeeuwsche Courant dat Siebelink een kans mist. Er is nu teveel sprake van een beperkt domein, een reservaat van docenten en dat had hij beter kunnen beschrijven door ook over leerlingen te schrijven. Zijn boek zou minder eenzijdig zijn uitgevallen. Het onderwijs van Siebelink wordt toch voornamelijk door sukkels bevolkt. De enige die het overleeft, is in het laatste verhaal Oskar Kristelijn, een succesvol leraar die echter inziet dat er meer in het leven is, dan de school. Hij gaat de bloemenwereld in. Gelijk heeft hij, vindt Warren, die van mening is dat er meer is dan in de wereld van Siebelink beschreven wordt. Arjen Peters schrijft op 3 juni 1994 in De Volkskrant dat de vergelijking van Siebelink met de schrijver Theo Thijsen op de achterflaptekst te ver gaat. Thijssen had veel meer oog voor de leerling. Elsbeth Etty noemt in het NRC van 8 juli 1994 ook al het gebrek aan leerlingen in de bundel een gemis. Haar conclusie is hard en duidelijk: En hoewel het boek, zo valt te reconstrueren, in de jaren zeventig en tachtig speelt, ademt het de sfeer van de jaren vijftig. Seks is altijd meteen overspel en streng verboden. Vrouwen, althans onafhankelijke vrouwen zoals de conrectrix, de gymnastieklerares en de bibliothecaresse, zijn zonder uitzondering gevaarlijke verleidsters die de brave leerkrachten van het andere geslacht in bed proberen te krijgen om zo hun carrière te vernietigen. Bordewijks Bint was in al zijn gechargeerdheid tijdloos: tot in het einde der dagen zullen leerlingen en docenten zich ermee kunnen identificeren of er op zijn minst herkenningspunten in aantreffen. Siebelinks verhalen zijn nu al gedateerd. Doorlopende lijn in de kritieken is toch wel dat Siebelink een kans heeft laten liggen om de leerlingen niet in de verhalen te betrekken, waardoor de neerslachtigheid die in het onderwijs in de tachtiger de boventoon voerde, teveel nadruk krijgt.
Samenvatting van de elf verhalen in de bundel Laatste schooldag (blz. 7-18) Bobby Kolvoort, een al wat oudere biologieleraar op het Willem de Zwijger College, heeft zijn oog laten vallen op een eindexamenleerling, Mark Lukkien. Bobby vindt hem erg aantrekkelijk en probeert hem te ‘veroveren’. Het verhaal wordt verteld door een – overigens anonieme – collega van Bobby. Deze collega probeert Bobby goed in de gaten te houden. Hij vermijdt het onderwerp Mark Lukkien niet in zijn gesprekken met Bobby.. Op een dag ziet hij Bobby en Mark in de duinen: waarschijnlijk probeert Bobby Mark te verleiden door hem 'bijles te geven'. Niet lang daarna is het de laatste schooldag van het jaar. Mark heeft zijn diploma gehaald en zal de school verlaten. Wanneer iedereen de geslaagde eindexamenkandidaten feliciteert, probeert Bobby Mark een bloemetje te geven. Mark besteedt echter geen aandacht aan zijn leraar biologie, omdat hij in de ban van zijn vriendin is. De verteller ziet hoe de situatie in elkaar zit en realiseert zich dat dit kan leiden tot een vervelende situatie voor Bobby. Maar Mark ziet niet dat Bobby hem de bloemen wil geven; die blijft alleen achter in de hal. De ochtend van Waterloo (blz. 19-33) Een pas benoemde docent Peter heeft contact met Henk Resink die vreselijk populair doet. Resink kan echter volgens de andere docenten geen orde houden en dan tel je eigenlijk niet mee. De conrectrix Jenny Groen waarschuwt Peter voor hem en probeert en passant Peter te verleiden. Deze trapt daar niet in. Het gaat met Henk Resink in de klas steeds slechter (zo wordt hij door leerlingen in zijn lokaal opgesloten, waar de nieuwkomer Peter wel gezag uitstraalt en in een tel dat lokaal open krijgt). Hij wordt tenslotte door Jenny Groen van zijn lessen ontheven. Op zijn afscheidsfeestje heeft Henk al zijn beulen uitgenodigd. Hij krijgt van het personeel een verstelbare tuinstoel. Hij gaat erin zitten en zet kruisjes achter de namen van de collega’s die aanwezig zijn op zijn feestje. Een dag later blijkt Resink dood te zijn: is het zelfmoord of een hartaanval? Een evenwichtig bestaan (blz. 34-52) Ernst Greve, een net afgestudeerd Neerlandicus, wordt benoemd op het Willem de Zwijger. Hij is blij want zijn favoriete schrijver Eric Wille geeft daar ook les. Natuurlijk ontmoeten beiden elkaar. Dat is niet naar de zin van conrector Minkman die hem waarschuwt voor Wille. Je moet de man maar zoveel mogelijk mijden is zijn advies. Bij het jubileum blijken Minkman en Wille een rol in het cabaret te spelen, maar er komt een passage in voor die niet zo gunstig is voor Wille. Die passage gaat eruit. Op het jubileumbuffet met het Curatorium wordt Wille opnieuw door Minkman benaderd en beledigd. Hij grijpt nu stevig in en slaat Minkman neer: een rib in zijn long. In het volgende schooljaar is Wille ontslagen. Ernst vraagt of hij dan in die cursus mag lesgeven in het lokaal van Wille, maar die raadt hem dat af, omdat er anders een definitieve afstand komt tussen hem en de andere docenten. Museumplein (blz. 53-69) De net benoemde tekenleraar Sander Diemont doet het boven verwachting erg goed. Hij heeft een weliswaar vluchtig maar goed contact met de rector. Op een dag ziet hij de rector met Dorien Kraats, een lerares Nederlands, hand in hand op het Museumplein stappen. Op een feestje maakt iemand een opmerking over het feit dat de rector weer met Dorien praat. Sander praat zijn mond voorbij en het verhaal van het Museumplein komt bij Minkman. Het curatorium wordt ingelicht. Sander besluit een en ander tegen de rector te vertellen. Die vindt het jammer dat Sander niet gezien heeft dat zijn vrouw er ook bij was. De rector vertelt hem dat er volgend jaar voldoende uren voor Sander zijn. Hij legt hem uit hoe bepaalde dingen werken:
“Geef mensen een vijand en je hebt geen kind aan ze. Op zulke momenten van verwarring blijf ik doorwerken en druk ik er de fusie met de mavo-scholen door.” Het onbereikbare Kanaän (blz. 70-87) Bouman, een oud-Mavoleraar, is door de fusie op het Willem de Zwijger gekomen. Hij voelt zich daardoor zeer vereerd. Zijn zoon doet eindexamen VWO en het is de gewoonte dat de collega's dan 's avonds langs komen op het feest. Bouman moet van alles in huis halen. Dat doet hij ook en er komen veel collega's. Ze blijven echter maar kort en later op de avond loopt Bouman langs het huis van een andere collega die ook een geslaagde zoon heeft. Daar blijken ze een groot feest te hebben. Hij loopt via de tuin, waar hij gezien wordt door zijn zoon, terwijl hij zich achter de struiken verborgen houdt. Teleurgesteld gaat Bouman weer naar huis. Bij thuiskomst van zijn zoon komt deze toch nog even de slaapkamer binnen. Met een half oog (blz. 88-137: het langste verhaal) Onno Rijnstra heeft aan het begin van dit verhaal een glaucoom. Hij mag niet meer werken, hoewel hij dat juist graag wil: zijn vader heeft ook heel lang een uitkering gehad. Toch krijgt hij een vervanger: een mooie meid die het goed doet. Intussen bezoekt hij zelf zijn oom die in een inrichting zit en van de Nederlandse regering torenhoge bedragen eist vanwege het feit dat hij een goudmijn heeft ontdekt in Nederlands-Indië. Hij is de bezitter ervan. Rijnstra wordt steeds meer uitgerangeerd, maar wil toch een aantal lessen geven. Dat mag wel maar het plan mislukt. Intussen wordt hij door de bedrijfsarts naar het Riagg gestuurd en wordt hij door een psychiater behandeld. Zijn oom sterft en hij wordt de enige erfgenaam. Hij boekt een reis naar Indonesië. Als hij in het vliegtuig stapt, ziet hij ook uit zijn andere oog niets meer. De blinde wordt door een stewardess naar zijn stoel geleid. Intercom (blz. 138-150) De ongetrouwde conciërge Bennie Peters heeft het er moeilijk mee dat er een nieuwe conciërge bijgekomen is, die hem de baas probeert te spelen. Vooral datgene wat hij vroeger zo goed deed, door de Intercom omroepen, gaat hem steeds slechter af wanneer de andere erbij is. Intussen is hij verantwoordelijk voor het zendingsgeld dat in de klassen wordt opgehaald. Naarmate hij zich steeds slechter gaat voelen op school, neemt hij steeds meer geld weg. De conrector Minkman is verantwoordelijk voor de zendingsgelden. Op een dag moet Peters met de billen bloot. Hij is betrapt. Hij loopt onder het strenge oog van de rector het Willem de Zwijger College uit. Weg met het precaire evenwicht waarin al die docenten zich bewegen. Ziekteverlof (blz. 151-160) Stellingwerf, als docent verbonden aan het Willem de Zwijger College, laat op een dag zijn leerlingen iets eerder uit het lokaal los. Ze zijn namelijk klaar met het maken van een proefwerk. Conrector Minkman roept hem hiervoor op het matje. Later komen er steeds meer klachten van ouders over Stellingwerf binnen: bijvoorbeeld over het te laat starten van de les of het eerder beëindigen. Wanneer hij een gesprek heeft met een jonge conrector, is het duidelijk dat hij gezocht wordt. Een ouder dreigt zelfs een klacht in te dienen wegens 'mishandeling'. Opnieuw wordt hij door de conrector ontboden. Stellingwerf zegt in zijn reactie dat hij de betreffende jongen alleen maar bij zijn arm heeft gepakt. De situatie in school wordt verweven in een situatie waarin Stellingwerf altijd met zijn hond wandelt. Op een dag wil de hond na een wandeling niet meer de auto in. Stellingwerf rijdt een stukje met de auto weg en de hond rent achter hem aan. Dan staat er een man langs de kant. Stellingwerf stopt om te vragen of hij de man kan helpen; hij moet immers ook nog de hond in de auto zien te krijgen. Deze man beschuldigt Stellingwerf ervan dat deze de hond in het bos wilde achter laten, en maakt hem duidelijk dat dit hij dit niet mag doen. Er is een vergelijking te maken tussen het optreden van deze man en de jonge conrector die hem ook van allerlei oneigenlijke dingen beschuldigt. Stellingwerf probeert de man te overtuigen dat dit zeker niet de bedoeling was, maar de man gelooft hem niet. Hierop geeft Stellingwerf de man een zet, waarna deze van zijn fiets valt. Stellingwerf kan niet meer ophouden en begint de man te trappen. Zijn blik was nog nooit zo vief, zo menselijk geweest.
Fraude (blz. 160-168) De rector maakt de envelop met opgaven van Frans meerkeuze VWO eindexamen open om de antwoorden op het examen te kunnen doorspelen aan Yvonne, het meisje met wie hij sinds enkele maanden een seksuele relatie heeft. Hij is zelf vrij goed in Frans en maakt binnen een uurtje alle 50 vragen. Hij geeft Yvonne tijdens het examen het blaadje met de goede antwoorden Yvonne heeft hem intussen meegedeeld dat ze de relatie wil beëindigen, omdat ze nu een vriendje heeft. Verdwaasd gaat hij naar de stationsrestauratie het café waar ze elkaar meestal ontmoetten. Hij ziet haar wel, maar dan wordt hij opgepakt. Pas achtenveertig jaar oud is de finale voor hem begonnen. Afscheidsdiner (blz. 168-175) Coen den Duin, verbonden aan het Willem de Zwijger College, gaat op een dag een snelwegrestuarant binnen. Daar herinnert hij zich een gebeurtenis: in ditzelfde restaurant werd er ooit een afscheidsdiner georganiseerd voor zijn goede collega Prins. Hij had verwacht dat het een leuke avond zou worden. Toen echter bekend werd dat elke collega gevraagd kon worden om te speechen, kregen de meeste van zijn collega’s het toch benauwd. Die bereidden wel hun ‘speech’ voor in de hoop dat ze niet aan de beurt zouden komen. Den Duin was op school niet echt populair. Nadat een aantal mensen een korte speech gehouden hadden, stond hij op om zijn verhaal te houden. Hem werd echter door het hoofd van de afdeling onderwijs te kennen gegeven dat hij maar beter kon gaan zitten, omdat hij al genoeg ellende op school had veroorzaakt. Hij werd woedend en gaf de man een klein zetje. Deze viel met stoel en al achterover. Coen ging weer naar huis en dacht aan de verrassingen die hem nog zullen wachten in de toekomst. Ereprijs Oscar Kristelijn is een waar talent: alles wat hij aanpakt lukt. Hij wordt al direct na zijn benoeming gewaardeerd door iedereen. Ook vrouwen voelen voor hem. Op feestjes wordt hij door hoog gewaardeerde collega's uitgenodigd, zijn oordeel wordt gevraagd, vrouwen proberen hem in bed te krijgen. Zijn studie Frans doctoraal gaat ook steeds beter: hij slaagt meteen. Op zijn deur komt Drs. Kristelijn te staan. Hij blijft populair. Hij heeft zelfs een kortstondige relatie met een vrouwelijk bestuurslid dat verkikkerd op hem is. Hij wordt echter ook steeds egoïstischer . Hij gaat niet meer naar de kerk, hij bekommert zich niet om onderwijsacties. Het is een leven dat hem steeds meer gaat tegenstaan. Op een dag besluit hij met zijn vrouw een bloemenzaak te beginnen. Ook die loopt als een trein. Collega's komen bloemen bij hem kopen. Eigenlijk zijn ze jaloers op hem. Hij is de man die het onderwijs vaarwel durfde te zeggen. Het verhaal werd ooit geschreven ter gelegenheid van het jubileum van de school (het Marnix College te Ede) waar Siebelink als leraar Frans werkte. De schoolleiding vond het verhaal te negatief voor het onderwijs.
Algemene thematiek De meeste verhalen kenmerken zich door een droevige afloop. - ontslagen leraren, - afgekeurde docenten, - verkeerd aflopende verliefdheden, - een stelende conciërge, - een rector die fraude pleegt en er een relatie met een eindexamenleerling op na houdt, - de ex-Mavoleraar die min of meer wordt gediscrimineerd door zijn 'hogere collega’s', - de fusie in het onderwijs met de problemen die het gevolg ervan zijn, Kortom, het onderwijs als slagveld, waarin de meeste hoofdfiguren zowel meester als slachtoffer zijn. Over het leven en het werk van de schrijver Siebelink: informatie van hemzelf
De bron van onderstaande gegevens is de website Jansiebelink Op 13 februari 1938 geboren te Velp, in de Hertogstraat 15. "Na een jaar verhuisden mijn ouders naar Bergweg 17, waar mijn vader een kleine bloemisterij begonnen was. Ik groeide op in een godsdienstig ‘zwaar’ milieu. Mijn vader, na een hemels visioen, had zich aangesloten bij een streng orthodoxe groepering. Omdat hij de christelijke school te licht bevond, bezocht ik de Openbare Lagere school 1, aan de Jan Luykenlaan. Kinderen uit dit protestantse middenstandsmilieu behoorden het verder te schoppen dan hun ouders. Via de ulo kwam ik op de kweekschool, werd onderwijzer in Laag-Soeren, en studeerde in mijn vrije tijd Franse taal- en letterkunde. Tijdens die studie kwam ik in aanraking met de Franse auteur van Nederlandse afkomst J.-K. Huysmans. Zijn decadente roman 'A rebours' maakte door zijn verblindende stijl, religieuze preoccupatie en verheerlijking van het kwaad een verpletterende indruk op mij. Ik heb het boek vertaald onder de titel 'Tegen de keer'. Op de avond van de dag dat ik de vertaling inleverde, schreef ik in de huiskamer van mijn moeder, op de plaats waar mijn vader was overleden, mijn eerste verhaal: ‘Witte chrysanten’. Daarin wordt op subtiele wijze door de zoon wraak genomen op de bloemenwinkelier die de vader had vernederd. Met vier andere verhalen vormde dit mijn debuut Nachtschade (1975). Het boek viel op omdat het door zijn zwartromantische motieven als verval, dood, religie, afstand nam van het anekdotische realisme dat toen in de Nederlandse letteren heerste. Voor zover ik een bewuste bedoeling had, wilde ik een naadloze verbinding tot stand brengen tussen het Hollandse realisme en de Franse literatuur uit het 19e-eeuwse fin-de-siècle. Over Nachtschade schreef Jan Geurt Gaarlandt in Vrij Nederland: "Als er zoiets bestaat als een volmaakt verhaal, dan is dat 'Witte Chrysanten'." Een aantal nauwelijks opvallende gebeurtenissen en feiten uit de werkelijkheid door de verbeelding en de betovering van de stijl tot iets groots transformeren – dàt is voor mij literatuur. In mijn romans en verhalen gaat het altijd om gewone mensen, maar door intens licht op hen te laten vallen, komen ze los van de werkelijkheid en worden tot raadselachtige personages. Literatuur hoort mensen bijzonder te maken. In dat oerverhaal ‘Witte chrysanten’ zitten reeds alle motieven die ik later in mijn grote romans 'De herfst zal schitterend zijn' (1980), 'En joeg de vossen door het staande koren' (1982), 'De overkant van de rivier' (1990), zal uitwerken. Geleidelijk aan werd duidelijk wat die steeds terugkerende motieven waren: de kwekerij die steeds meer het beeld zou worden van het verloren paradijs, het duistere geloof van de vader dat, hoe exact en liefdevol beschreven, nooit begrepen zal worden, het middelbaar onderwijs, de sociale rangorde in een ogenschijnlijk genivelleerde samenleving en bovenal de jeugdjaren in het land van herkomst: Velp en omstreken. In de loop der jaren behield ik van de decadente thematiek alleen de verfijnde waarneming en mijn gevoel voor een broeierige atmosfeer over. Het leven op een school staat al centraal in mijn eerste roman 'Een lust voor het oog' (1977). Ik verwierf mij er een plaats mee naast Bordewijk die mij inspireerde bij de naamgeving van de personages. De ontwikkeling van het schoolthema (van Mammoetwet tot en met studiehuis) is ook interessant omdat zij mijn groei aangeeft van gekwelde dandy (in Een lust voor het oog) tot bezonnen commentator en scherp waarnemer (in Laatste schooldag, 1994). Hoezeer ik mijn persoonlijk stempel heb gedrukt op mijn onderwerp, is te zien in Pijn is genot (1992), waarin wielrenners als Erik Breukink en Johan van der Velde als devote avonturiers worden neergezet. Bijna een reeks zelfportretten. Vanaf mijn eerste boek is het altijd mijn wens geweest om als mannelijk auteur een klassieke romanheldin te scheppen. De wereldreizen in mijn jongste jeugd gingen allemaal naar ‘de overkant van de rivier’, naar Lathum en Duiven, geboorteplaatsen van mijn ouders en voorouders. 'In De overkant van de rivier', die bijna een eeuw omspant, beschrijf ik het leven van een sterke vrouw, van Hanna Innemee. Zij, eenvoudig boerenmeisje, komt terecht in een situatie die het uiterste van haar vergt. Ze slaagt erin het hoofd boven water te houden. De criticus van de Haagse Post, Jaap Goedegebuure schreef: "Deze Hanna heeft weet van de 'aaneenschakeling der dingen'. Dit is Siebelinks beste boek tot nu toe, met intens geschreven hoogtepunten".(31 maart 1990). In de roman Vera maak ik opnieuw een vrouw tot hoofdfiguur. Nu is het een Haagse, uit de gegoede middenklasse. Opnieuw een krachtige vrouw. Ik geloof dat de vrouw sterker is dan de man, dat zij een groter reservoir aan kracht bezit dan de man om de wereld aan te kunnnen. Ik denk ook, – ik besef dat mijn bewering gewaagd is – dat vooral mannelijke auteurs in staat zijn om onuitwisbare vrouwenfiguren te scheppen. In de literatuur zijn er vele voorbeelden: Madame Bovary van Flaubert, Eline Vere van Couperus, Ina Damman van Vestdijk. waarom zouden mannen dat beter kunnen? Misschien omdat zij meer oog hebben voor het raadsel van de vrouw. Een vrouwelijk auteur wil haar heldin helemaal transparant maken. Een mannelijk auteur zal het raadsel heel willen laten. De criticus Arjen Peters schreef in de Volkskrant (21 februari 1997) over mijn Vera: "Op de laatste bladzij van zijn boek laat Siebelink haar achter op het terras van het Kijkduinse koffiehuis “Klein Seinpost”, waar je de zee kunt ruiken. Reis daarheen en je kunt haar zien zitten, een vrouw, een moeder van een kind, die al haar hele leven had ervaren dat haar aantrekkelijkheid vooral schuilt in haar onaanraakbaarheid. Die maakt haar mooi en tragisch (…) Jan Siebelink heeft een droomvrouw geschapen. Bijna 300 bladzijden lees je over haar en je hebt niet eens in de gaten dat hij kunst maakt. Maar je gelooft hem. Dat is de kunst." Toen ik Vera af had, en mijn boek had ingeleverd bij mijn uitgever ben ik zelf naar Kijkduin gegaan en ben het terras van Klein Seinpost opgelopen. Ik was er zeker van dat ik Vera daar zou aantreffen. Ik was op haar verliefd geworden. Na Vera verschenen nog bij Meulenhoff o.a. 'Mijn leven met Tikker' (1999) en 'Engelen van het Duister' (2001). Zie voor informatie hierover elders op deze site. Toen rezen er problemen bij mijn uitgever. Vele auteurs vertrokken. Ik ging naar De Bezige Bij, waar ik mij direct thuis voelde en waar inmiddels een historische roman over Margaretha van Parma 'Margaretha' (2002) en 'Eerlijke mannen op de fiets' (2002) zijn verschenen. Intussen heb ik een kleinzoon: Kaj, een kleindochter: Hanne en op 6 augustus 2004 is Teun geboren.

REACTIES

L.

L.

ik vind het wel goed hoor als ik een cijfer aan een docent mocht geven had ik je een tien gegeven

19 jaar geleden

S.

S.

HAHA, dit is mijn leraar geweest, nu van mijn zusje. LOL groeten oude leermeester.

13 jaar geleden

V.

V.

In de samenvatting van hs1 (laatste schooldag) staat dat het verhaal wordt verteld door een ''anonieme collega'' van Bobby.
In dit hoofdstuk staat (al op de eerste bladzijde) dat de verteller bevriend was met Henk Resink. Zoals je in hs was dit Peter van Ofwegen.
1-0 voor de leerling >:-]

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Laatste schooldag door Jan Siebelink"

Ook geschreven door Cees