Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Jeptha (of Offerbelofte) door Joost van den Vondel

Beoordeling 8.8
Foto van Cees
Boekcover Jeptha (of Offerbelofte)
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 3749 woorden
  • 6 maart 2006
  • 120 keer beoordeeld
Cijfer 8.8
120 keer beoordeeld

Boekcover Jeptha (of Offerbelofte)
Shadow
Jeptha (of Offerbelofte) door Joost van den Vondel
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Gebruikte editie Joost van den Vondel schreef deze bijbelse tragedie in 1659. Voor dit boekverslag is er gebruik gemaakt van de uitgave in Klassiek Letterkundig Pantheon (Uitgeverij Thieme –Zutphen) door N.C.H.Wijngaards verzorgd. Deze editie is van 1966. Integrale tekst op internet De volledige tekst van de uitgave van Jephta is beschikbaar op het internet. De tekst wordt integraal weergegeven met aantekeningen. Klik op onderstaande link. DBNL Joost van den Vondel Genre "Jephta" is een zogenaamde bijbelse tragedie. Dat wil zeggen dat het toneelstuk de vorm heeft van een klassieke tragedie en de inhoud van een bijbelse geschiedenis. Voor Joost van den Vondel was dit genre de hoogste vorm van toneelschrijverij. In de literatuurperiode na de Renaissance is er namelijk sprake van een leerontwikkeling voor tragediedichters. Zij doorliepen normaal gesproken de volgende stadia: 1. translatio: het vertalen van de klassieke tragedieschrijvers om er zelf van te leren

2. imitatio: het nabootsen van de klassieke tragedieschrijvers door een soortgelijke prestatie te leveren
3. aemulatio: overtreffen of voorbijstreven van de klassieke tragedieschrijvers. Voor Van den Vondel was dat Bijbelse stof omwerken in de vorm van een klassieke tragedie. Klassieke tragedie De klassieke tragedie is een toneelstuk waarin de mens het in zijn hoogmoed (Grieks: hubris) opneemt tegen een hogere macht (een God, het Noodlot) en die strijd natuurlijk per definitie verliest. De hoofdpersoon moet het onderspit delven, wordt gedood, pleegt zelfmoord of gaat geestelijk ten onder. De klassieke vorm De klassieke tragedie heeft een aantal belangrijke kenmerken. I De opbouw is altijd in vijf vaste bedrijven die alle een naam hebben
1. Expositie: de personages worden voorgesteld
2. Intrige: het verhaal waarover het gaat, ontwikkelt zich
3. Climax : de weg naar het hoogtepunt van de handeling: de spanning stijgt. 4. Catastrofe: het noodlot voltrekt zich
5. Peripetie: de plotselinge omslag van het verhaal; meestal breekt het inzicht bij de hoofdfiguur door. II Er is sprake van de drie begrippen eenheid van tijd, plaats en handeling. 1. Eenheid van tijd: het gebeuren speel zich af binnen 24 uur. 2. Eenheid van plaats: er is slechts sprake van één decor
3. Eenheid van handeling: het gaat in het toneelstuk slechts om één thema: er worden geen zaken behandeld die niets met het hoofdthema te maken hebben. III Aan het einde van de eerste vier bedrijven treedt er een koorzang (= rei) op. Deze rei vervult de functie van de ideale toeschouwer, d.w.z. zij verwoordt wat de toeschouwer had moeten zien in het bedrijf dat zojuist gespeeld is en zij bereidt de toeschouwer voor op het komende bedrijf. IV Na afloop is er sprake van een zogenaamde "katharsis" bij de ideale toeschouwer. Deze "zuivering" treedt op, wanneer de toeschouwer wat leert van de aangeboden stof. V Een klassieke tragedie is eigenlijk een heel statisch toneelstuk: "men praat en staat". Er wordt alleen verteld wat er elders is gebeurd (in verband met de eenheid van plaats). Er zijn vaak bodes nodig om die gebeurtenissen te vertellen. Daardoor zijn opvoeringen van deze klassieke tragedies in de oorspronkelijke vorm voor de moderne toeschouwer vaak niet "te pruimen". Moderne regisseurs bewerken deze tragedies vrijwel altijd in een modern jasje.
De bijbelse inhoud van Jephta De stof voor de bijbelse tragedie "Jephta" is ontleend aan het Oude Testament in het Boek Richteren 11 vers 28-40. Jephta is één van de richters van het volk van Israël. In de strijd tegen de Ammonieten doet hij aan God een zogenaamde offerbelofte. Dat wordt zijn morele ondergang. Toen werd Jefta gegrepen door de geest van de HEER. Hij trok door heel Gilead en Manasse, ging daarna weer terug naar Mispa in Gilead en trok van daar op tegen de Ammonieten. 30 Hij beloofde de HEER: 'Als u de Ammonieten aan mij uitlevert, 31 dan zal het eerste dat me bij mijn behouden thuiskomst tegemoet komt voor u zijn; dat zal ik als brandoffer aan u opdragen.' 32 Toen trok hij op tegen de Ammonieten en bond de strijd met hen aan, en de HEER leverde ze aan hem uit. 33 Jefta sloeg hen terug van Aroër tot Minnit en Abel-Keramim en nam daarbij niet minder dan twintig steden in. Zo bracht hij een zware nederlaag toe aan de Ammonieten, die het hoofd moesten buigen voor de Israëlieten. 34 Toen Jefta terugkwam in zijn woonplaats Mispa, werd hij met reidansen en trommelspel verwelkomd. Zijn dochter ging voorop. Zij was zijn enige kind, andere zonen of dochters had hij niet. 35 Meteen toen hij haar zag scheurde hij zijn kleren en riep uit: 'Ach mijn kind, dat jij me deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die me in het ongeluk stort! Ik heb de HEER een gelofte gedaan en daar kan ik niet op terugkomen.'
36 'U hebt de HEER een gelofte gedaan, vader,' antwoordde ze. 'Nu hij u gewroken heeft op uw vijanden, de Ammonieten, moet u met mij doen zoals u hebt beloofd. 37 Maar dit wil ik nog vragen: gun me voordat u uw gelofte ten uitvoer brengt nog twee maanden tijd, zodat ik met mijn vriendinnen de bergen in kan trekken om erover te treuren dat ik nooit iemands vrouw zal zijn.' 38 'Goed,' zei Jefta, en hij liet haar voor twee maanden de bergen in gaan om met haar vriendinnen om haar maagdelijkheid te treuren. 39 Toen die twee maanden voorbij waren keerde ze naar haar vader terug, en hij bracht zijn gelofte ten uitvoer. Nooit had ze met een man geslapen. Sindsdien is het in Israël de gewoonte 40 dat de jonge meisjes elk jaar vier dagen lang rouwklagen om Jefta’s dochter. De volledige uitgave van het stuk 1. De uitgave begint met een gedicht aan Mevrouw Anna van Hooren. Het toneelstuk wordt aan haar opgedragen. Anna van Hooren is hier een soort maecenas (kunstbeschermer) Zij was namelijk de vrouw van de burgemeester van Amsterdam en zij had er bij haar echtgenoot voor gezorgd dat Vondel een erebaantje kreeg bij de stad, zodat hij zich in levensonderhoud kon voorzien. 2. Berecht; een soort voorwoord van Joost van den Vondel over de tragedie Vondel legt in 200 regels uit waar het stuk overgaat en hoe het geïnterpreteerd moet worden. Hij geeft een verklaring voor het ombouwen van zijn verhaal ter wille van de eenheid van tijd en vertelt over de karaktertrekken van de personages. Hij verklaart de vastberadenheid van Jefta, de gehoorzaamheid van Ifis en de wanhoop bij haar moeder. 3. Inhoud: Heel kort schetst Vondel in 20 regels de inhoud van het stuk. 4. Spreeckenden personaedjen: de lijst van optredende personages
5. Jephta of Offerbelofte: de weergave van de vijf bedrijven in 1978 versregels van steeds twaalfvoetige jamben. (een afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen) 6. Aanhangsel: beschrijving door J. Vos van hoe het toneelstuk werd opgevoerd in 1662
De personages in het stuk - Jefta, (protagonist) landvoogd, rechter en veldheer - Ifis, Jefta’s dochter - Filopaie, Jefta’s echtgenoot - Hofmeester, eerste raadsman - Slotvoogd - Hofpriester - Wetgeleerde - Rei van Maagden De samenvatting van de inhoud van de tragedie (r. 1-1978) Bedrijf I (r. 1- 418): expositie: de situatie wordt geschetst. De hofmeester vertelt de vrouw van Jefta, Filopaie, dat de dappere veldheer binnen korte tijd zal thuiskomen. Filopaie antwoordt dat ze vaak tegenslagen heeft gehad de laatste tijd, maar dat er nu twee prettige dingen staan te gebeuren. Haar dochter komt thuis vanuit het hooggebergte en Jefta zal ook zegevierend van de strijd thuiskomen. Hij heeft deze keer de stam van Efraim verslagen. De hofmeester zegt dat ze wat gematigd moet zijn in de blijdschap maar ook in de vreugde. Filopaie zegt dat hij daarin gelijk heeft en dat het haar bevreemd heeft dat Jefta niet zo blij was toen hij twee maanden geleden van de gewonnen oorlog tegen de Ammonieten terugkeerde en zijn dochter hem als eerste tegemoet kwam. Ze had dat toen heel vreemd gevonden. Filopaie zegt dat haar dochter twee maanden weggeweest is met haar Rei van maagden en dat ze juist vandaag zal terugkeren. Ze roemt haar dochter Ifis die als een bloem zo mooi is en menig mannenhart op hol kan doen slaan. De hofmeester beaamt de schoonheid van Ifis. Maar bloemen kunnen ook beschadigd worden, bijvoorbeeld door een storm. Die opmerking wekt de argwaan van Filopaie. Is je soms iets slechts bekend? Dan kondigt de hofmeester de komst van de slotvoogd aan die de dapperheid van Jefta bezingt. Hij vertelt meteen hoe Jefta de tegenstanders verslagen heeft. De hoogmoed van de tegenstander is op die manier ten val gekomen. Filopaie is van mening dat God daarvoor gedankt moet worden. Ze vraagt zich af wie ze het eerst zal moeten ontvangen: haar man of haar dochter? De hofmeester raadt haar aan Jefta te ontvangen. Hij zal zorg dragen voor Ifis. Op deze manier sturen ze Filopaie eigenlijk weg van het hof: ze kunnen haar niet gebruiken bij de dingen die staan te gebeuren. Immers, hij is op de hoogte van de belofte die Jefta twee maanden geleden heeft gedaan. Om de vijand te verslaan heeft hij een belofte aan God gedaan. Het eerste wat uit zijn huis zou komen, zou hij als brandoffer schenken aan God. Dat was zijn dochter Ifis geweest. Het verschrikkelijke nieuws heeft hij voor zijn vrouw echter verborgen gehouden. Het eerste bedrijf eindigt (traditiegetrouw in de klassieke tragedie) met een Rei van Maagden, die met een zang en tegenzang God lof toezwaaien. Ze komen trots terug, omdat Jefta de tegenstanders heeft verslagen en vermelden dat God hem daarbij geholpen heeft. De heidenen zijn overwonnen en Ifis is blij dat ze als het offerlam mag dienen. Ze doet dat om aan haar vader en aan God gehoorzaam te zijn. Bedrijf II (r. 419-784): intrige: datgene wat er aan de hand is, wordt duidelijk. Ifis spreekt de hofmeester aan en vraagt waar iedereen is. Zij is twee maanden weggegaan om haar maagdelijkheid te bewenen: zij zal namelijk als gevolg van de offerbelofte van haar vader als een maagd moeten sterven. De hofmeester zegt dat haar moeder Jefta aan het verwelkomen is. Ifis betreurt dit: ze heeft zich in de twee maanden in het hooggebergte met de dood verzoend, maar ze zou nog wel graag afscheid willen nemen van haar moeder. De hofmeester raadt haar aan dit verzoek aan haar vader te doen, want hij zal het wel willen inwilligen. Hij kan zijn dochter bijna niets weigeren. Hij heeft haar toch ook de twee maanden uitstel van het offer toegestaan. Dan komt Jefta thuis: hij heeft met opzet zijn vrouw die hem met de slotvoogd tegemoet kwam rijden, ontlopen en hij beklaagt zich dat hij zijn enig kind (en erfgenaam) zal moeten offeren. Hoe stil is het vandaag aan het hof nu hij terugkeert, vergeleken met twee maanden geleden toen men zijn thuiskomst luid vierde en zijn dochter Ifis hem tegemoet was gekomen?. Hoe stom is zijn offerbelofte toen niet geweest? Zijn dochter verwelkomt hem echter zeer hartelijk: ze is blij dat haar vader ongedeerd uit de strijd te voorschijn is gekomen en ze vertelt dat ze zich twee maanden lang op haar dood heeft voorbereid. Jefta zegt dat hij nooit bang is voor de vijand, maar dat zijn hart nu erg bezwaard is. Hij weet immers wat hem te wachten staat: het brandoffer van zijn dochter. Hij had zich beter moeten realiseren wat er kon gebeuren: hij had een kalf of een rund moeten offeren en niet zijn enige dochter. Ifis (die nota bene moet worden geofferd) spreekt haar vader troostend toe: "Het is niet uw schuld, vader. Uw hof wordt alom gewaardeerd. Bovendien iedereen zal moeten sterven: jong of oud." Ze vindt het zelfs een eer om op deze wijze te sterven. Ze is er helemaal klaar voor. De Rei van Maagden besluit ook het tweede bedrijf: zij roept aartsvader Jozef aan: "Zouden uw haren u niet te berge rijzen, als u van een dergelijk offer zou horen? Dit kan toch eigenlijk nooit Gods bedoeling zijn geweest. Kom, aartsvader Jozef, en redt uw onschuldige nicht". Bedrijf III (r. 785-1422): climax: Jefta is niet van zijn idee af te brengen Jefta polst bij de hofmeester of zijn vrouw iets vermoedt van het aanstaande offer. De hofmeester geeft aan dat hij heel omzichtig te werk is gegaan, want vrouwen hebben een neus voor zulke dingen. De bedoeling van Jefta is dat zijn vrouw wegblijft tot na het offer. Jefta vertelt aan de hofmeester wat Ifis allemaal gezegd heeft: ze is klaar voor de dood. De hofmeester roemt opnieuw de daadkracht van Jefta in de strijd, maar deze antwoordt dat hij toch eigenlijk in een moment van onbezonnenheid zijn belofte heeft gedaan. De hofmeester zegt dat dit achteraf bekeken inderdaad zo is maar ook dat dit een gemakkelijke redenering is. Hij geeft echter ook aan dat Jefta nog de kans heeft om te kiezen: hij kan nog steeds besluiten een ander dier te offeren in plaats van zijn dochter. Jefta vindt dat hij de belofte niet kan breken: hij heeft de strijd tegen de Ammonieten juist gewonnen door het doen van de belofte. "Maar heb je er ooit aan gedacht dat het wel eens je dochter zou kunnen zijn, die je moest offeren.", vraagt de hofmeester. "Nee, natuurlijk niet", antwoordt Jefta. Hij had gehoopt dat het een kalfje was geweest. De hofmeester geeft Jefta nu het advies te rade te gaan bij de priester; dat is immers de man die de wet van God op aarde naleeft. Mocht de priester iets anders adviseren, dan is de schuldgedachte bij Jefta weggenomen. Vervolgens komen de hofpriester en de wetgeleerde op het toneel. Ze weten van de situatie af en adviseren Jefta het snode plan op te geven. Dit kan nooit de bedoeling van God zijn. Jefta geeft als voorbeeld dat ook Abraham van God zijn zoon Isaac moest offeren. "Dat is waar", zegt de priester, "maar toen Hij zag dat Abraham gehoorzaam was, verhoedde God de dood op zijn zoon." Hij is verder van mening dat het niet goed is om je kind te offeren. "Je moet Gods wet in redelijkheid navolgen. Het doden van je kind is ook in strijd met de tien geboden, waarin staat dat je niet mag doden. Kortom, het offeren van je kind is een onverstandig besluit." Jefta geeft aan dat hij niet tegen Gods belofte mag ingaan en hij neemt alle schuld van het offer op zich. Jefta gaat daarna weg en de hofpriester vertelt aan de hofmeester wat er tussen hen besproken is. De priester is ook van mening dat het offer de positie van de godsdienst geen goed zal doen. Hij vraagt aan de hofmeester verder hoe Ifis onder de hele situatie is en deze geeft als antwoord dat Ifis zich heel sterk toont. Ze zal het offer zelfs ondergaan in bruidskleding en niet in rouwkleren. De hofpriester legt zich er dan bij neer. De hofmeester wordt nog aangesproken door de Rei van Maagden die heel graag wil bewerkstelligen dat Ifis haar moeder nog een keer kan spreken. De hofmeester antwoordt dat Jefta dat niet wil,omdat de toestand aan het hof dan alleen maar erger wordt: vrouwen gedragen zich op zo’n moment zo onvoorspelbaar. Het uitstel van het offer zou op dit moment alleen nog maar meer ellende veroorzaken. De Rei van Maagden besluit het derde bedrijf met een verwijzing naar een andere geschiedenis van het Oude Testament, toen de moeder van Mozes in de Egyptische slavernij ook geen uitweg meer zag en haar kind in een biezen mandje te vondeling legde. De Egyptische prinses ontfermde zich toen over Mozes. Dat was natuurlijk de hand van God. De Rei blikt ook vooruit naar het volgende bedrijf: hoe zal de moeder van Ifis reageren als haar ter ore komt dat haar dochter is geofferd? Bedrijf IV (r.1423-1694): catastrofe: de fatale handeling voltrekt zich. Het vierde bedrijf opent met een korte monoloog van Ifis, die naar de dood verlangt. Ze heeft zich er goed op voorbereid. De hofpriester ervaart dat zij reeds één van ziel is met God. Jefta beklaagt zich: Ifis zal reeds naar de aartsvaders gaan, terwijl hij met een schuldgevoel achter op aarde blijft. Ifis probeert die zorgelijke gedachte bij Jefta weg te halen. Ze geeft hem ook aan dat hij het voorbeeld van Abraham moet volgen. Jefta verzucht dat er een engel uit de hemel moge neerdalen om hem te behoeden voor de moord op zijn dochter. De hofmeester vraagt hem het zwaard aan hem te geven, opdat Ifis niet zal schrikken. Op het moment dat het offer zal geschieden, krijgt hij dan het zwaard terug. Ifis zegt eigenlijk dat hij nu een beetje voort moet maken, want ze is er immers klaar voor. "Hier heb ik de offerbus waar de as in kan rusten en die u kunt laten zien aan mijn moeder als ze weer terugkeert van het leger." Dan vraagt de hofpriester Ifis te knielen en de zegen te ontvangen. Binnen korte tijd zal ze herenigd worden met haar Schepper. De Rei van Maagden besluit het vierde bedrijf. Ze bewonderen de moed van de maagd die zich gehoorzaam toont aan haar vader. Deze maagd is dapperder dan de man die legers overwint. Daarna wordt de bijbelse geschiedenis van Isaac en Abraham naar voren gebracht, waarbij God op het allerlaatste moment verhinderde dat Abraham zijn zoon slachtte. De tegenzang beaamt dat, maar nu betreft het een maagd die ter dood zal worden gebracht en die later altijd als voorbeeld van gehoorzaamheid zal dienen.
Bedrijf V (r.1695- 1978): peripetie: de plotselinge omslag: bij Jefta breekt het inzicht (te laat) door. Het laatste bedrijf opent met een monoloog van Jefta. Hij verafschuwt zichzelf: de dochtermoordenaar; geen dier zal ooit zijn eigen kinderen ombrengen en hij heeft het wel gedaan. Hij ziet de geest van Ifis al om zich heen zweven. De hofpriester geeft fijntjes aan dat berouw na de zonde volgt. Jefta ziet in dat het heel dom is wat hij heeft gedaan en werpt zich voor de voeten van de hofpriester. Deze geeft aan dat hij niet zo moet wanhopen. Ook de moordenaar van Abel (Kaïn) kreeg tenslotte van God vergiffenis. Hij raadt Jefta aan naar de hogepriester in Silo te gaan en daar boete te doen voor zijn zondige daad. Jefta vraagt of hij niet eerst zijn echtgenote moet opwachten, maar de priester antwoordt dat hij beter met die situatie kan omgaan als Jefta al weg is. Dan komt de hofmeester aan die aangeeft dat er twee paarden op komst zijn (Filopaie en de slotvoogd). Hij zegt dat Jefta nu echt haast moet maken om weg te komen. Jefta vertrekt. Filopaie komt op en vraagt meteen naar haar kind. De hofpriester en de hofmeester proberen haar te kalmeren, maar ze is buiten zinnen. Dan vertellen ze haar dat Ifis dood is. Filopaie beweent haar dochter. Ze ziet de offerbus waarin de asresten van Ifis zitten. Ze zal haar rouwkleren aantrekken. De hofpriester heeft het laatste woord: hij vertelt dat Jefta naar de hogepriester in Silo is gereisd om vergiffenis voor zijn daad te vragen. Hij vertelt er ook bij dat iedereen zich moet spiegelen aan de geschiedenis van Jefta en niet zo roekeloos beloftes moet doen. Elk jaar zal een rei van Maagden vier dagen lang de maagdelijke staat van Ifis moeten bewenen. Dat zal dan tot troost zijn van het ongeluk dat Filopaie ten deel is gevallen. Daarmee komt het einde, want in de klassieke tragedie komt een reizang nooit aan het einde van het laatste bedrijf. "Jephta" beoordeeld naar de klassieke eisen
1. De eenheid van tijd: hieraan voldoet het stuk, want het begint bij zonsopgang en het eindigt bij zonsondergang. Maar Vondel moest wel een ingreep in de tijd doen. Het doen van de offerbelofte is twee maanden eerder gedaan en Ifis is twee maanden in het hooggebergte geweest om haar maagdelijkheid te bewenen. Zowel Jefta (van een nieuwe strijd tegen Efraïm) als Ifis komen nu op dezelfde dag terug. 2. De eenheid van plaats is het paleis te Masfe. Alle gebeurtenissen spelen zich hier af. Er zijn (zoals het hoort) geen decorwisselingen. 3. De eenheid van handeling: alles draait om het afleggen van de offerbelofte en het voltrekken ervan. Hoezeer Jefta ook twijfelt en raadslieden hem anders adviseren, hij gaat toch onverzettelijk door het offer van zijn dochter te brengen. 4. Daarmee voldoet hij aan de eis van de klassieke protagonist: in strijd komen met God en daardoor zijn liefste aardse bezit moeten opofferen. Tegen beter weten in gaat Jefta door met het voltrekken van zijn offerbelofte en hij ziet pas in het vijfde bedrijf in dat dit verkeerd is geweest. Dit is dan ook tegelijkertijd het thema van het toneelstuk. 5. Aan het einde van de eerste vier bedrijven is er een Reizang van Maagden. Met Zang en tegenzang legt zij de relatie met andere bijbelse verhalen (vooral Abraham en Isaac; Abraham moest ook zijn zoon offeren, maar op het laatste moment voorkwam God dat) 6. De opbouw in vijf bedrijven met de klassieke functies is ook geheel volgens de gangbare regels van de tragedie. 7. Kortom, klassieke vorm en bijbelse inhoud. Met "Jephta of offerbelofte" heeft Joost van den Vondel zijn "aemulatio" bereikt. Over de schrijver Vondel werd geboren in 1587 in Keulen waarheen zijn uit Antwerpen afkomstige doopsgezinde ouders vluchtten voor de Contrareformatie. In 1597 vestigden zij zich in Amsterdam. Vondel verdiende zijn brood in de kousenhandel die hij van zijn vader had overgenomen. Na de dood van prins Maurits in 1625 schreef Joost van den Vondel het treurspel Palamedes. De controverse rond Johan van Oldenbarneveldt en prins Maurits was de aanleiding. Vondel moest voor het werk terechtstaan. De forse boete van 300 gulden is door Albert C. Burgh betaald. In 1641 ging Joost van den Vondel over tot de Rooms-katholieke Kerk, wat hem veelal niet in dank werd afgenomen in de hoofdstad van de Republiek waar het calvinisme de staatsreligie was.Na de faling (faillissement) van de kousenzaak in de Warmoesstraat werd hij Suppoost bij de Bank van Lening, waar hij in 1668 gepensioneerd werd. Hij werd lid van de Brabantse rederijkerskamer "Het Wit Lavendel". Tijdens zijn carrière als kousenmaker begon hij, als bewonderaar van Seneca, en later de Griekse klassieken, zelf drama's te schrijven. Zijn toneelwerk Het Pascha ofte de Verlossing Israels uit Egypten [1] (1610) Hiërusalem verwoest [2] (1620) Palamedes of Vermoorde Onnooselheijd [3] (1625) De Amsteldamse Hecuba [4] (1626) Jozef of Sofompaneas (1635) Gijsbrecht van Aemstel (1637) Maeghden (1639) Gebroeders (1640) Joseph in Dothan (1640) Joseph in Egypten (1640) Peter en Pauwels (1641) Maria Stuart of Gemartelde Majesteit (1646) Leeuwendalers, lantspel (1647) Salomon (1648) Lucifer [5] (1654) Salmoneus (1657) Jeptha of Offerbelofte (1659) David in Ballingschap (1660) David hersteld (1660) Samson of Heilige wraak (1660) Adonias of Rampsalighe kroonzucht (1661) Batavische gebroeders of Onderdruckte vryheit (1663) Faëton of Reuckeloze stoutheit (1663) Adam in Ballingschap of Aller treurspelen Treurspel (1664) Zunchin of Ondergang der Sineesche heerschappije (1667) Noah of Ondergang der eerste wereld (1667)

REACTIES

T.

T.

Kunnen de docenten Nederlands niet wat doen tegen saaie boeken uit de 17de eeuw lezen. Het is tijdverdoening en ik leer er niks van.

13 jaar geleden

L.

L.

Kun je er ook het onderwerp en de thematiek bijzetten? En misschien iets over de tijd? Dan heb ik er meer aan.. Vind het namelijk moeilijk om dat te bepalen bij sommige boeken. Dankjewel alvast

13 jaar geleden

P.

P.

Heeyy schatjes echt een super leuk boek. #zinin #deluizenmoeder #pedofilie #nazie

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Cees