Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Heren van de thee door Hella S. Haasse

Beoordeling 6
Foto van een scholier
Boekcover Heren van de thee
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 4923 woorden
  • 1 april 2011
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 6
13 keer beoordeeld

Boekcover Heren van de thee
Shadow

Heren van de thee vertelt het levensverhaal van Rudolf Kerkhoven en Jenny Roosegaarde Bisschop. Eind negentiende eeuw trouwt Jenny na enige aarzeling met Rudolf en komt zij te wonen op de afgelegen thee-onderneming Gamboeng in de Preanger op Java. In het decor van de indrukwekkende mysterieuze natuur en tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de koloniale p…

Heren van de thee vertelt het levensverhaal van Rudolf Kerkhoven en Jenny Roosegaarde Bisschop. Eind negentiende eeuw trouwt Jenny na enige aarzeling met Rudolf en komt zij te…

Heren van de thee vertelt het levensverhaal van Rudolf Kerkhoven en Jenny Roosegaarde Bisschop. Eind negentiende eeuw trouwt Jenny na enige aarzeling met Rudolf en komt zij te wonen op de afgelegen thee-onderneming Gamboeng in de Preanger op Java. In het decor van de indrukwekkende mysterieuze natuur en tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de koloniale politiek, leven we mee met de autocratische ondernemer Rudolf en zijn langzaam verbitterd rakende echtgenote. Hella S. Haasse baseerde zich op een waargebeurd verhaal.

Heren van de thee door Hella S. Haasse
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Heren van de thee
Hella S. Haassen
Groningen, 2004, Wolters-Noordhoff
Rick I.
Atheneum 6
31 maart ‘11
NED 11


Samenvatting
Gamboeng, de eerste dag 1 januari 1973:
De eenentwintigjarige Rudolf Kerkhoven studeert af als chemisch technoloog en reist naar Indië om op Gamboeng een theeplantage te beginnen. Een half jaar daarvoor had hij met zijn vader deze plek bezocht om te bekijken of het een geschikte plantage is om thee te verbouwen. De plaatselijke bevolking reageert bij aankomst positief op zijn aanwezigheid en Rudolf begint dan ook direct enthousiast aan zijn werkzaamheden.

Taferelen van voorbereiding 1869-1873:

Zoals gebruikelijk in de familie, gaat Rudolf naar Nederland om te studeren. Hij neemt zijn intrek in een kosthuis in Delft en studeert technologie. Zijn jongere broer, Julius, gaat in Deventer naar school. De overige familieleden verblijven nog in Indië. Op een dag krijgt Rudolf een brief van zijn vader. Hij schrijft dat hij een stuk land heeft kunnen pachten en is van plan een theeplantage te beginnen. Rudolf besluit na zijn studie weer naar Indië terug te gaan om zijn vader op de plantage Ardjasari te helpen. Vóór zijn vertrek naar Indië bezoekt hij oom Willem van der Hucht. Rudolf wordt koel ontvangen, maar al snel raken oom en neef aan de praat. Oom Willem heeft aan Rudolfs vader advies over het runnen van de plantage gegeven. Hij vertelt Rudolf over de moeilijkheden die zijn vader nog tegemoet kan zien en raadt hem aan om in Indië contact op te nemen met oom Eduard.

Na het afstuderen krijgt Rudolf niet de uitnodiging die hij van zijn vader verwacht. Wel adviseert zijn vader hem te gaan werken als vrijwilliger bij De Atlas, een fabriek van stoom- en andere werktuigen. Het werk bevalt hem goed en hij kan het goed met zijn collega's vinden. Toch heeft Rudolf heimwee naar Indië. Zijn enthousiasme wordt aangewakkerd door de komst van zijn jongere broer August, die in Nederland gaat studeren. Rudolf boekt een reis op de Telanak en vertrekt richting Java. Aan boord verveelt hij zich en Rudolf is dan ook opgelucht als het schip eindelijk aankomt. Hij wordt ontvangen door Joseph van Santen, de man van zijn zwangere zus Bertha. Hij is teleurgesteld als Joseph hem vertelt dat hij nog niet naar zijn ouders kan afreizen. Hij heeft ze immers al vijf jaar niet meer gezien. De doorreis had ruim van tevoren geregeld moeten worden. Bovendien vindt Joseph dat Rudolf niet zonder begeleiding kan reizen. Na enkele dagen wordt een geschikte begeleider gevonden; Adriaan Holle. De reis naar de Preanger van Rudolfs ouders wordt onderbroken door een bezoekje aan de theeplantage van Adriaan. In de fabriek van de plantage maakt Rudolf kennis met zijn oom Eduard en met Karel, de broer van Adriaan.

De volgende dag reizen Rudolf en oom Eduard af naar de theeplantage van oom Eduard, Sinagar. Tijdens deze reis leert Rudolf paardrijden: een onmisbare vaardigheid in Indië. Kort na aankomst op de plantage wordt de reis van Rudolf naar de Preanger snel geregeld. Oom Eduard adviseert Rudolf zich in het schieten te bekwamen, zodat hij zich kan verdedigen als hij door een wild dier wordt aangevallen.

Bij aankomst blijkt dat Rudolfs hulp op Ardjasari niet nodig is. Rudolf krijgt de kans om zich te bewijzen als zijn ouders naar Batavia gaan om Bertha bij te staan bij haar bevalling. Hij beheert dan korte tijd de theeplantage van zijn vader. Als oom Eduard zijn kinderen naar Nederland brengt, mag Rudolf een tijdje de plantage Sinagar beheren. Ondanks dat Rudolf diverse problemen tegenkomt, weet hij deze problemen op een creatieve wijze het hoofd te bieden. Bij terugkomst schenkt oom Eduard hem het paard Odaliske, waar Rudolf zeer op gesteld is geraakt. Rudolf keert terug naar Ardjasari, maar wordt bij aankomst onaangenaam verrast. Zijn vader heeft inmiddels een nieuwe werknemer aangesteld en zodoende is Rudolf weer werkloos. Bovendien heeft Cateau, een andere zus van Rudolf, zich met de landsadvocaat Joan Henny verloofd.

De ontginning 1873-1876:
Rudolf begint enthousiast met het verwijderen van de koffieplanten op zijn plantage, Gamboeng. Hij legt een proeftuin aan voor theeplanten. Ondanks dat hij opnieuw tegen allerlei problemen aanloopt, is Rudolf niet ontevreden. Hij weet indruk te maken op zijn personeel, als hij een tijger met één trefzeker schot tussen de ogen doodt. Rudolf is teleurgesteld dat zijn ouders hem nog steeds niet zijn komen opzoeken. Bovendien had hij verwacht dat zijn vader hem, als oudste zoon, om advies zou vragen omtrent de problemen met de plantage Ardjasari. Deze problemen blijken indirect ook gevolgen voor Rudolf te hebben. Vader Kerkhoven kan Rudolf geen financiële steun meer bieden. Rudolf besluit een andere geldschieter te zoeken. Zijn zwager kan hem niet helpen en ook verzoeken bij diverse handelsondernemingen worden afgewezen. Enkele weken later krijgt Rudolf het bericht dat zijn zus in het kraambed is gestorven. Opnieuw vertrekken zijn ouders naar Batavia en neemt Rudolf het beheer van hun plantage over. Bertha's kinderen worden intussen ondergebracht bij Cateau en haar man Joan Henny. Als Rudolfs ouders weer terugkeren, hebben ze eindelijk goed nieuws: Joseph van Santen is alsnog bereid financiële steun te bieden voor Rudolfs plantage. Kort daarna krijgt Rudolf officieel de erfpacht van Gamboeng. Eindelijk lijkt het geluk Rudolf toe te lachen. Desondanks voelt hij zich erg eenzaam. Hij verlangt naar vrouwelijk gezelschap, maar hij ziet af van een huwelijk met een Indische vrouw. Van zijn ouders krijgt Rudolf het verzoek naar de familie Henny in Batavia te gaan.

Het paar 1876-1879:
Cateau wordt bij de verzorging van Bertha's kinderen door de zeventienjarige Jenny geholpen. Rudolf is op slag verliefd als hij Jenny ziet. Voorzichtig informeert hij bij zijn zus naar Jenny's familie. Jenny is de middelste van drie dochters van dhr. Roosegaarde Bisschop, vice-president van het hooggerechtshof. Cateau nodigt de familie Roosegaarde Bisschop uit voor een diner. Rudolf is betoverd door Jenny's schoonheid, maar hij heeft nog niet de moed om haar aan te spreken. Na het diner spreken Rudolf en Joan Henny over de kinderen. Joan Henny heeft liever dat de kinderen weer weg gaan, maar ze mogen nog een tijdje blijven. Kort voor zijn terugkeer naar Gamboeng krijgt Rudolf eindelijk de kans om Jenny te spreken. Hij vraagt of ze met hem wil corresponderen. Jenny is bang dat haar vader geen toestemming zal geven, maar Cateau komt met een oplossing. Rudolf moet zijn brieven aan zus Cateau richten, zodat Jenny ze kan bekijken. Jenny schrijft haar reactie op Rudolfs brieven in haar dagboek, die Cateau vervolgens weer leest. Cateau schrijft dan op haar beurt weer naar Rudolf.

Een half jaar later ontmoeten Rudolf en Jenny elkaar weer. De vonk slaat opnieuw over. Rudolf besluit zijn vader over te halen om van Jenny's vader toestemming voor een huwelijk te verkrijgen. Het verzoek wordt echter afgewezen omdat Jenny nog te jong is. Rudolf is ontroostbaar. Het werk op Gamboeng kan hem niet meer boeien. Rudolf besluit een nieuwe woning op de plantage te bouwen. Het ontwerpen van zijn droomhuis biedt hem weer enige troost. In zijn brieven aan Cateau beschrijft hij zijn vorderingen. Op verzoek van Rudolf brengt vader Kerkhoven opnieuw een bezoek aan Jenny's vader. Deze keer krijgt Rudolf wel toestemming voor het huwelijk en korte tijd later bezoekt Jenny de plantage Gamboeng. Ze is echter teleurgesteld als ze het woonhuis ziet, waarvan ze zich meer had voorgesteld.


Het gezin 1879-1907:
Als gevolg van de aanhoudende droogte, mislukt de theeoogst. Desondanks is Rudolf gelukkig. Hij is inmiddels enkele maanden getrouwd en zijn vrouw is zwanger. In augustus van dat jaar wordt hun eerste zoon geboren. Hij wordt naar zijn vader genoemd, maar wordt doorgaans Baasje genoemd. Rudolfs ouders keren terug naar Nederland. Ook Joseph van Santen vertrekt met twee van zijn drie kinderen naar Nederland. Rudolf verwacht dat, nu zijn ouders repatriëren, hij het beheer over Ardjasari over moet nemen. Vader heeft echter broer August aangesteld als administrateur. Opnieuw is Rudolf teleurgesteld; hij is weer niet betrokken geweest bij een beslissing van zijn vader.

In 1880 worden de veekuddes geteisterd door een uitgebreide veepest-epidemie. Rudolf windt zich enorm op over het feit dat de overheid onvoldoende ingrijpt. Ondanks zijn inspanningen om de overheid op andere gedachten te brengen, wordt ook zíjn kudde door de epidemie aangetast. Rudolf brengt een onaangekondigd bezoek aan de plantage Ardjasari. Tot zijn spijt moet hij concluderen dat zijn broer de plantage verwaarloost. Rudolfs goed bedoelde adviezen worden echter afgewezen.

Jenny is inmiddels zwanger van haar tweede kind. De zwangerschap verloopt moeizaam. Ze voelt zich niet gelukkig en vraagt zich af of zij wel op Gamboeng wil blijven. Na een zwangerschap van zeven maanden wordt hun dochtertje geboren. Helaas sterft zij al na enkele uren.

In 1891 brengt oom Eduard een bezoek aan Gamboeng. Rudolf spreekt met hem over de situatie op de plantage Ardjasari. Oom Eduard begrijpt het probleem. Hij vertelt Rudolf dat August verliefd is op Marie, Jenny's zus. Jenny heeft gemengde gevoelens over een eventuele verloving van haar zus met August. De verloving van August en Marie is tevens onderwerp van gesprek bij het bezoek van de familie Henny aan Gamboeng. Volgens Cateau kan de relatie beter verbroken worden, want het stel heeft regelmatig ruzie. Rudolf verneemt van Joan Henny dat zijn vader een fabriek in Amsterdam wil opzetten. Weer heeft zijn vader hem niet bij een beslissing betrokken.

Aan het eind van 1891 bevalt Jenny van een tweede zoon, genaamd Eduard Silvester. Er lijkt een gelukkige periode aan te breken voor Rudolf. Helaas is deze maar van korte duur. Rudolf krijgt het bericht dat Jenny's vader is overleden. Het paar haast zich naar Batavia om Jenny's moeder bij te staan. Op verzoek van August vraagt Rudolf aan Marie hoe het met de verloving staat. Marie reageert woedend. Ze vindt Rudolf bemoeizuchtig en ze is absoluut niet van plan een leven als 'broedkip' te leiden, zoals Jenny.

In 1883 vinden een aantal vulkaanuitbarstingen plaats. De plantage van Rudolf blijft echter bespaard. Kort daarna bevalt Jenny van hun derde zoon, genaamd Emile. Jenny wordt steeds depressiever. Ze verlangt naar ontspanning, maar Rudolf geeft daar niets om. Jenny is blij als Marie hen vanuit Nederland een bezoek komt brengen. Marie heeft de verloving met August verbroken, omdat hij haar beloften deed, die hij niet nakwam. Een verzoening met August is uitgesloten. Daarnaast blijkt Marie wroeging te hebben. Ze heeft jarenlang een lustremmend poeder in haar vaders koffie gedaan, om te voorkomen dat haar moeder wéér zwanger zou raken. Daarbij heeft ze niet geweten dat het middel een hartstilstand kan veroorzaken.

Rudolf is bezorgd. Er is op het eiland arbeidsonrust ontstaan. De Indische bevolking is ontevreden over de behandeling door de landeigenaren. Rudolf vraagt advies aan Karel Holle, die meer over de Indische bevolking weet. Hij is van mening dat Rudolf meer voor zijn personeel moet doen, maar Rudolf vindt dat hij zijn handen al vol heeft aan zijn kinderen.

In april 1887 wordt de vierde zoon van het gezin Kerkhoven geboren. Hij wordt Karel Felix genoemd. In 1888 bevalt Jenny van een dochtertje, genaamd Bertha. Twee jaar later sterft Rudolfs vader. In zijn wilsbeschikking waardeert hij de werkzaamheden van August hoger dan die van Rudolf. Jenny neemt haar twee oudste zoons mee naar Nederland. Ze zullen daar gaan studeren en ze kunnen bij de familie Henny wonen.

Enkele jaren later besluit Rudolf een kwart van de aandelen in Ardjasari van zijn familie over te nemen. Hij neemt contact op met zijn zwager, Joan Henny, om de waarde te laten taxeren. De waarde valt zodanig hoog uit, dat Rudolf besluit ervan af te zien. Teleurgesteld probeert hij een hoger salaris te krijgen en een weduwenpensioen voor zijn vrouw. Dit wordt hem wel toegekend. De overname van de plantage Ardjasari blijft echter een probleem. Rudolf legt de oorzaak bij Joan Henny, die op zijn beurt (in het belang van de twee zoons) alle contacten met Rudolf verbreekt. Rudolf legt zich hier niet bij neer en haalt zijn twee zoons uit het gezin van Cateau. Hij begint een nieuwe onderneming op de hoogvlakte van Pengalengan. Hij ziet grote kansen voor deze nieuwe onderneming en hij droomt van rijkdom.


In 1901 vindt er een reünie plaats van de families Roosegaarde en Kerkhoven bij Jenny's moeder in Apeldoorn. Rudolfs verblijf in Nederland maakt hem niet gelukkig. Hij heeft heimwee naar Indië. Bovendien wordt hij er door zijn familie van beschuldigd zijn broers Julius en August negatieve adviezen te hebben gegeven.

Drie jaar later keert Rudolf jr., inmiddels Ru genoemd, terug uit Nederland. Hij wordt enthousiast ontvangen door zijn familie en de vele personeelsleden op de plantage Gamboeng. In 1905 trouwt Rudolfs zoon Eduard met Madeleine Lambrechtsen. Het gezin Kerhoven woont de bruiloft, die in Nederland plaatsvindt, bij. Madeleine's familie spreekt Rudolf aan over zijn conflict met Joan Henny. Ze vinden dat het onredelijk is om te zeggen dat zijn zoons zelfs geen hand naar hem uit mogen steken. Rudolf is onvermurwbaar en blijft bij zijn standpunt. Hij keert snel weer terug naar Indië. Jenny blijft met Bertha achter. Ze is zelfs aanwezig bij de geboorte van haar eerste kleinkind. Op de foto, gemaakt in de kraamkamer van Madeleine, is te zien dat Jenny erg oud is geworden. Ze lijdt aan een zenuwziekte en heeft depressieve buien. Bij terugkomst in Indië verslechtert haar situatie. Niet lang daarna overlijdt ze aan een hartstilstand . Jenny wordt bij het graf van haar overleden dochtertje begraven.

Gamboeng, de laatste dag 1 februari 1918:
Rudolf woont sinds een jaar met zijn dochter in Bandoeng. Hij voelt dat hij oud en ziek wordt. Hij wil dan ook nog één keer de plantage Gamboeng bezoeken. Rudolf vraagt zich af of hij Jenny misschien verwaarloosd heeft. Van haar zus Marie heeft hij begrepen, dat ze geen hartstocht heeft gekend. Hij denkt aan zijn vader, die graag op Ardjasari begraven had willen worden. Als Rudolf bij de plantage Gamboeng aankomt, vertelt hij zijn dochter dat hij op zijn eigen plantage begraven wil worden.

http://www.boekverslag.nl/Verslag/Heren+van+de+thee/


Onderwerp, thema en titelverklaring
De titel wijst op de karakterisering van de theeplanters in de Preanger. De Kerkhovens en Holles waren “heren” in elke betekenis van het woord. Zij waren beschaafd, gewichtig en aanzienlijk, maar ook autoritair. Bovendien kun je uit de titel opmaken dat het voornamelijk een mannenberoep was. Het thema is dat de man zich tekort voelt gedaan door zijn ouders en dat hij zijn vrouw tekort doet en tot besef komt dat zijn enige echte liefde zijn plantage was. Je kunt dit ook vertalen als eenzaamheid. Ook Jenny vereenzaamt, wanneer ze gescheiden slaapt van Rudolf. Ook de liefde is hier een thema: Rudolf wil liever veel geld verdienen dan goed voor zijn vrouw zorgen, zijn vrouw pleegt op den duur zelfmoord, wat waarschijnlijk een gevolg hiervan is. Als je kijkt naar motieven, dan kun je stellen dat het boek herhaaldelijk terugsloeg op het pad vol duisternis dat het oerwoud in liep, wat waarschijnlijk voor het lot van Jenny staat. De tijd en ruimte zijn heel erg typerend voor de schrijfster, want net zoals het boek Oeroeg van haar speelt het zich af in Zuid-Oost Azië, in de tijd dat Nederlanders nog grond bezaten daar, omdat ze rijker waren. Wat betreft de schrijfwijze was het wel te verwachten dat zij gekozen heeft voor een uitgebreide beschrijving, wat het verhaal duidelijker kan maken, maar ook langdradig.


Passage
De passage vanaf bladzijde 212 waarbij Rudolf merkt dat Jenny zo anders is geworden naar haar terugkomst leek mij toen een belangrijke wending in het verhaal. Hij realiseerde toen dat zijn vrouw niet meer was waarmee hij was getrouwd en dat alles veranderde, hij ging nadenken over zijn leven. Hij merkte dat hij de keuze voor zijn bedrijf had gemaakt en niet voor zijn familie, wat hij pas na de zelfmoord van Jenny realiseerde.


Mening
Het verhaal was leuk en kon mijn aandacht erbij houden, ondanks de Soedanese woorden. Daarentegen zit er compleet geen humor in het boek, wat voor mij meestal een positieve invloed op een boek heeft. Het eerste hoofdstuk is aanvankelijk een beetje verwarrend, omdat het met een flash-foward begint. Daarna komt het verhaal vloeiend op gang, met enkele authentieke documenten; brieffragmenten van Rudolf, delen uit Jenny’s dagboek, brieven van andere familieleden en een stuk uit de memoires van Carmen Erdbrink-Bosscha. Dit alles was voor mij vernieuwend om de omstandigheden vanuit verschillende standpunten belicht te krijgen. Als dit niet gebeurt ben je namelijk snel geneigd om de gedachtegangen en acties van de hoofdpersoon als ‘goed’ en normaal te beschouwen, wat vanzelfsprekend niet zo hoeft te zijn. Door de sfeerbeschrijvingen die tot het kleinste detail beschreven zijn, krijg je het gevoel het tafereel ook daadwerkelijk voor je te zien. Wel veroorzaakte dit af en toe langdradigheid Het boek is wel enigszins onoverzichtelijk door de vele personen die beschreven worden, plus het feit dat velen ook nog dezelfde naam hebben. Echter is het ook een treurig verhaal wanneer Rudolf afscheid neemt van zijn geliefde Gamboeng, wat ook de laatste episode is van het boek. “Hij steunde op de stok die hij sinds enig tijd bij het lopen niet meer kon missen. Het dof knagende gevoel in zijn onderlichaam was geen pijn – nog niet. Hij wist dat het hem nooit meer zou verlaten, dat iets (hij kende de naam van zijn kwaal niet), hem van binnen opvrat, uitholde. De grens van zijn bestaan was in zicht gekomen. Dit zou zijn laatste bezoek aan Gamboeng zijn.”



Recensies
Hoe hoog is de ideale theestruik; Documentaire roman van Hella Haase
Vrijdag 21 februari 1992 door REINJAN MULDER

Heren van de thee is een roman, schrijft Hella Haasse aan het slot van haar nieuwe, volgende week te verschijnen boek, maar dat wil niet zeggen dat het fictie is. De personages hebben werkelijk geleefd, hun belevenissen hebben werkelijk plaats gevonden, en ook de interpretatie van de karakters en de gebeurtenissen berust op bestaande brieven en andere documenten. De brieven en documenten waar Hella Haasse voor haar boek gebruik van heeft gemaakt, zijn afkomstig uit het "Indisch thee- en familie-archief', een nalatenschap van een groepje Nederlanders uit de omgeving van Deventer dat in de negentiende eeuw naar Nederlands-Indië trok om daar de thee- en kina-cultuur tot ontwikkeling te brengen.

De kolonisten van weleer treden nu, samen met hun nakomelingen en aanverwanten, op als personages in Haasses boek. Wat hun belevenissen, ondanks de schijn van het tegendeel, tot een roman heeft gemaakt, is de grondige bewerking die op het archiefmateriaal moet zijn toegepast. Uit de vele documenten die Hella Haasse ter beschikking stonden, moet ze een zeer beperkte keuze hebben gemaakt, die voor een historicus waarschijnlijk onverantwoord zou zijn geweest. In Heren van de thee komen weliswaar nog brieven voor, en stukjes dagboek, maar de tekst bestaat voor een groot deel uit fraai gestileerde beschrijvingen in de derde persoon. Haasse gaat in dit opzicht aanzienlijk verder dan in sommige van haar laatste boeken, zoals Mevrouw Bentinck en Schaduwbeeld.

In haar nawoord zegt Hella Haasse de nadruk te hebben willen leggen op de individuele lotgevallen van haar personages. Dat neemt niet weg dat ik me Heren van de thee waarschijnlijk vooral zal blijven herinneren als een boek dat een verbluffend scherp beeld geeft van het verbouwen van thee aan het eind van de negentiende eeuw. Het is bijna niet te geloven hoeveel je na het lezen weet over de vele theesoorten die honderd jaar geleden op Java werden gekweekt, over de wereldmarkt waar de Chinese, groene thee het moest opnemen tegen de zwartgeblakerde souchon en pecco, over het warm en koud inpakken van de gedroogde theeblaadjes, en over de efficiency van de verschillende manieren van thee plukken. Hoe hoog moeten theestruiken zijn om een optimale oogst te leveren? Hoe groot de blaadjes voor er geplukt mag worden? Hoeveel plukken per jaar zijn er mogelijk? Hoe maak je een optimale indeling in percelen? En hoeveel verantwoordelijkheid geef je aan de inlandse plukkers? Wie Heren van de thee heeft gelezen heeft op elke vraag een antwoord.

Interessanter nog dan de informatie over de theecultuur is echter het beeld dat het boek geeft van de verschuivende verhoudingen tussen kolonisten, inlanders en de in Nederland achtergebleven familieleden. Hella Haasse laat zien hoe de kolonisten zich steeds meer belemmerd voelen door hun achterban, vooral wanneer die ongevraagd met adviezen komt over de beste bebouwings- en bewerkingsmethode. Aan de ene kant moeten ze het thuisfront tevreden stellen, aan de andere kant krijgen ze te maken met een afkalvende gehoorzaamheid bij de inlanders. Het gehate cultuurstelsel loopt in de tijd waarin de roman speelt op zijn einde en er wordt druk gediscussieerd over de vraag hoe een planter zijn werkkrachten op vrijwillige basis tot grote prestaties kan brengen.

Het is fascinerend om te zien hoe sterk na enkele jaren de politieke en culturele kleur binnen een familieclan kan verschillen. In het boek komt een plantagebeheerder voor die zich aan de inlandse, islamitische bevolking wil aanpassen. Hij kleedt en voedt zich zo veel mogelijk als zijn arbeiders. Er is een democraat, die zijn mensen laat snoeien en plukken naar eigen inzicht. En er is iemand die gelooft in een krachtig centraal gezag, dat met behulp van Chinese tussenpersonen wordt gehandhaafd.

Oerwoud


In deze baaierd van opinies heeft Hella Haasse één van de heren van de thee naar voren gehaald. Hij is de zoon van een jurist die op latere leeftijd naar Indië is gegaan en hij is onmiskenbaar de hoofdpersoon van het boek. Via een paar flashbacks volgt Haasse hem van zijn 21ste jaar, wanneer hij nog in Delft technologie studeert, tot en met het moment dat hij voorgoed vertrekt van de theeplantage die hij op jonge leeftijd heeft opgericht. Wat eens een onherbergzaam stuk oerwoud was, heeft hij veranderd in een welvarend bedrijf.

Het aardige van Haasses manier van schrijven is dat het karakter van deze hoofdpersoon pas geleidelijk duidelijk wordt, en dan nog voornamelijk indirect, via de reacties van zijn omgeving. Tijdens zijn studie krijgt hij bijvoorbeeld het verwijt hard te zijn, en gierig, wat hij meteen ontkent. Hij oefent alleen maar een houding die later nodig zal zijn om zich in de kolonie te kunnen handhaven. “Gaf hij nu toe aan de uit zijn aard en omstandigheden voortvloeiende neiging tot gemoedelijkheid, dan zou hij later misschien niet in staat zijn het noodzakelijke overwicht op te brengen.”

Aan veel in Heren van de thee is te merken dat het boek door een geroutineerde romanschrijfster is geschreven. Hella Haasse heeft voor een vorm gekozen die dwingt tot doorlezen. Er is een snelle afwisseling van stijlen en decors en er is bijna geen voorkennis nodig om het verhaal te kunnen volgen.

Bewust moet Haasse ook de intriges hebben uitgekozen die het boek nu zijn spanning geven. De belangrijkste hiervan is wel de afgunst die geleidelijk ontstaat tussen de hoofdpersoon en zijn broer. De eerste heeft zijn onderneming van de grond af aan moeten opbouwen, en moet daarna toezien hoe zijn jongere broer zonder veel inspanning de plantage van zijn vader kan overnemen.

Wat de vader bij zijn keuze precies heeft bewogen blijft onduidelijk. Haasse kiest opzettelijk niet voor de ene of de andere interpretatie. Ze laat zien dat er ook bij het bestuderen van de stukken onopgeloste vragen kunnen blijven en dat niemand zal weten wie van de partijen gelijk heeft. Het beeld dat zij schetst is dat van een aantal mensen met goede bedoelingen die het desondanks niet met elkaar eens kunnen worden.

Een intrige van heel andere aard is het afbrokkelend huwelijksgeluk van de hoofdpersoon en zijn vrouw. Opvallend voor een roman die in 1992 verschijnt is dat dit alles zeer kies wordt beschreven. Haasse heeft de personages (en hun nakomelingen) waarschijnlijk willen beschermen tegen een al te opdringerige kijk vanuit de twintigste eeuw. Misschien ook vond ze er bijna niets over in haar bronnen en schoot haar fantasie te kort. Ik kan me voorstellen dat de diepste menselijke roerselen destijds minder uitvoerig aan het papier werden toevertrouwd dan nu.

Dat dergelijke roerselen er wel degelijk zijn geweest blijkt nu alleen uit enkele zeer summiere zinnetjes tegen het eind van het boek. We lezen daar dat Rudolfs vrouw zich niet had kunnen schikken in de "klimop-rol' die van haar verwacht werd. En even verderop staat nog eens cryptisch dat ze "de weelde van de hartstocht' niet heeft gekend. En daar blijft het dan bij.

Zo kalm en vastberaden als het boek begint, zo nerveus en verbrokkeld eindigt het. Haasse geeft in de laatste vijftig bladzijden een aantal fragmenten waaruit blijkt dat de verschillende personages uit de roman wat minder uit één stuk gebouwd zijn geweest dan je aanvankelijk zou denken. Deze latere fragmenten zijn over het algemeen zeer "dicht' geschreven. Er staat veel informatie op een klein oppervlak. Ze ademen grote haast, alsof de schrijfster op het laatste moment nog vond dat ze er bij moesten, maar geen zin had om ze nog eens rustig uit te werken.

Ik vind dat geen bezwaar. Het boek wordt er alleen maar gevarieerder door. De enige vraag die ik na lezing van het boek had was hoe het uiteindelijk verder is gegaan met de plantage. Ik neem aan dat de archieven die Hella Haasse heeft geraadpleegd over de huidige staat niets meer zeggen. Maar zoveel bladzijden met politieke en sociale discussies over het optimale stelsel scheppen een verplichting.



Zou er nog een keer een vervolg inzitten?
In het bed van Bosscha
Een heer van Hella Haasse
Vrijdag 7 juli 2006 door Ben Knapen
Hella Haasse: Heren van de thee. Querido, 302 blz. €12,50

Het is eigenlijk een ouderwets boek al is het pas een jaar of vijftien oud: Heren van de Thee. Het kabbelt, is niet zo rijk aan diepzinnige gedachten en het leert dat familieleden het elkaar soms een leven lang knap lastig kunnen maken. En verder is het beladen met de intrigerende onwezenlijkheid van al die deftige heren en dames in het grote Indië.

Een eeuw oud ongeveer is de villa die K.A.R. Bosscha (1865-1929) liet bouwen op de theeplantage van Malabar, zo’n veertig kilometer onder Bandung op Java en op een hoogte van bijna 1.500 meter. Kom je de villa binnen dan schrik je je in eerste instantie wild – alles staat hier in de zitkamer en in de eetkamer alsof de laatste Nederlander hier een halve eeuw geleden de deur achter zich heeft dichtgetrokken en er verder nooit meer iets is gebeurd. De schuifdeuren, de lampenkap met franje, het parket, de stoelen, het velours, de tafel, het servies, de piano, de open haard, het Maggi-houdertje – alsof je op bezoek bent bij grootmoeder, lang, heel lang geleden.

Dit is geen truc van gewiekste uitbaters. Indonesiërs hebben de neiging alles te laten zoals het is, niet omdat ze belangstelling voor het verleden koesteren maar gewoon omdat het er staat en het nog werkt. Je kunt er ook slapen – in Bosscha’s kamer of in die van zijn eventuele gast en je krijgt ontbijt in de eetkamer – een simpel, eerlijk ontbijt met geroosterd brood en een gekookt eitje. Of natuurlijk rijst en mie voor de locals.

Ze hebben inmiddels ook een stuk of vijftien kamers achter de villa bijgebouwd, want de theeplantages zijn een heerlijk toevluchtsoord voor Indonesiërs die de hitte van Bandung of Jakarta willen ontvluchten. Op deze hoogte is het niet zo bloedheet en ’s avonds kan zelfs de kachel aan. Je kunt er dagenlang fantastisch wandelen en fietsen, watervallen, bergkammen, Nederlandse huisjes en thee, eindeloos veel thee. Eigendom nu van de staat.


Begin jaren negentig van de 19de eeuw begon de hoofdfiguur uit Heren van de thee, Rudolf Kerkhoven, met de ontginning van dit gebied. Zijn eigen plantage was een stuk verderop, maar daar is nu minder te zien. K.A.R. Bosscha kreeg een aanbeveling om bij Kerkhoven te komen werken als administrateur. ‘Een veelbelovende jongeman’, heette dat bij Hella Haasse. Minpuntje was alleen dat hij een klompvoet had.

Bosscha deed het goed, kreeg aandelen van de plantage en hij bleef alleen, ongetrouwd. Rudolf Kerkhoven heeft nog wel eens geprobeerd Bosscha daar weg te krijgen ten gunste van zijn eigen zoon, maar dat ging niet meer en bovendien – Bosscha werd er op handen gedragen. Hella Haasse: ‘Van zijn winsten besteedde Kar grote bedragen aan sociale en culturele voorzieningen voor de streek.’

Dat klopt – al wandelend kom je mooie Hollandse arbeiderswoninkjes tegen, iets grotere huizen voor opzichters, en villa’s voor de hoofdopzichters. Er is een voetbalveld, een school.

Een rustige wandeling voert naar het graf van K.A.R. Bosscha. Hoge zuilen dragen een afdak dat lijkt op een grote tropenhelm. Er liggen bloemen op het graf – dat is meestal zo. Javanen uit de buurt kennen hem nog uit de overlevering en als ze ergens mee zitten, bespreken ze het graag nog even met Meneer Bosscha.

Wat een bizar leven! Iedere avond die open haard aan alsof je thuis in Delft was. En dan ’s ochtends vroeg op en de tropen van Java weer in – op je eentje, drie decennia lang.


Beoordeling recensies

De recensies komen best overeen. Ze spreken beiden met lof over het boek, de schrijfwijze en het verhaal. Echter gaat recensie twee in op het aspect waar Haassen het verhaal vandaan haalt en recensie een gaat meer in op het verhaal zelf. Achtergrondinformatie is leuk om te weten, maar recensie een gaat dieper in op het verhaal, waardoor deze mijn voorkeur heeft, ook omdat het een beargumentatie geeft van de lof die het boek toekomt.


Bevindingen
Wij hebben al eerder voor een leeskring een boek moeten lezen van Hella S. Haassen en dat sprak me erg aan. Sleuteloog was vergeleken met dit boek een zware pil. Deze leest daarbij prettig weg, alhoewel het door de termen en namen soms minder interessant wordt. Dit boek is wel echt geschreven zoals we ook geleerd hadden bij de literatuurlessen over Haassen, namelijk een historische roman, beschreven via brieven.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Heren van de thee door Hella S. Haasse"