De Amsterdammers blijken bedrogen te zijn, want in het schip zit een groep soldaten die van binnenuit de poort gaan proberen te veroveren, om zo de rest van het leger binnen te krijgen. De voorhoede vindt een plaats in het klooster om af te wachten tot de actie kan beginnen. Onbewust van het dreigende gevaar maken de Amsterdammers zich klaar om kerst te vieren. Derde bedrijf
In het slot van de Aemstels staan Gijsbreght en zijn vrouw Badeloch op het punt om naar de kerk te gaan. Zijn vrouw is echter in slaap gevallen. In haar droom wordt ze bezocht door haar nicht Machteld van Velsen en krijgt ze de boodschap dat de stad verloren is en dat ze de stad moeten verlaten. Gijsbreght moet echter wel eerst bisschop Gozewijn en Machtelds dochter Klaeris redden. Gijsbreghts ongeloof wordt gelijk gestraft als Peter komt binnen hollen en verwart begint te vertellen dat de stad is overrompeld door vijanden. Gijsbreght maakt zich direct klaar om zich te gaan verdedigen met al zijn andere adellijke bondgenoten. Vierde bedrijf
Gozewijn van Aemstel, de uit zijn ambt ontzette bisschop van Utrecht, spoort de nonnen aan te vluchten, zelf wil hij blijven om te sterven als martelaar. Klaeris van Velsen weigert te vluchten. Ze wordt in haar besluit gesteund door de andere nonnen die ook het klooster niet willen verlaten. Terwijl Gijsbreght probeert hen te redden, nadert de vijand. Het enige wat Gijsbreght nu nog kan doen is de kloosterpoort van af het dak proberen te verdedigen, alleen dit zal zoals blijkt tevergeefs zijn. Arend van Aemstel is op bevel van Gijsbreght teruggekeerd om het gezin van Gijsbreght te beschermen. Arend heeft voor de van Aemstels geen positieve mededelingen. Tijdens het bloedige gevecht in de Nieuwe Kerk zijn Gijsbreghts broer, proost Willem, en zijn zus Kristijn vermoord. De Dam en daarmee het stadhuis, is door de vijand veroverd. Arend kan Badeloch echter niet vertellen of Gijsbreght nog in leven is. De vrouw van Gijsbreght is heel blij als ze de stem van Gijsbreght bij de poort hoort, omdat ze had gedacht hem nooit weer te zien. Vijfde bedrijf
Gijsbreght vertelt over de hopeloze strijd om het stadhuis, Waar hij uit heeft weten te ontkomen om Gozewijn en Klaeris als nog in veiligheid te brengen. Ook dit was een tevergeefse poging. De hele stad staat in brand en het enige toevluchtsoord is nu nog het slot van de Aemstels. Alsof het allemaal niet erg genoeg is, komt er een bode verslag doen van de gruwelen die hij in het klooster heeft gezien. Alle nonnen en Gozewijn zijn door Witte van Haamstede vermoord. Hij dringt aan om nog een laatste poging te doen de aanstormende vijand tegen te houden, via een uitval uit de burcht. Bij de slotbrug wordt nu hevig gevochten, Arend wordt gewond binnen gedragen en sterft. De heer van Vooren komt nu de overgave van het slot eisen, omdat volgens hem verder vechten nu absoluut geen zin meer heeft, Gijsbreght weigert in te gaan op zijn eis. Nu de vijand op het punt staat het slot te bestormen wil Gijsbreght zijn familie en weerlozen per schip wegsturen. Zijn echtgenote weigert dit, hierdoor ontstaat een hevige discussie, waarbij ook de kinderen bestrokken zijn. Als Gijsbreght in razernij naar buiten wil stormen, geeft Badeloch toe. Ze wil vertrekken na een laatste gebed van de deken. Plots verschijnt de aartsengel Rafaël. De aartsengel draagt Gijsbreght op om Amsterdam om Gods wil te verlaten. Hij zegt Gijsbreght dat Amsterdam in latere eeuwen schitterend zal herrijzen. Gijsbreght kalmeert en onderwerpt zich aan Gods opdracht en hij verlaat de stad om op Gods bevel in Pruissen een nieuwe stad te stichten Onderzoek van de verhaaltechniek
Perspectief
Van een perspectief is in dit verhaal niet echt sprake. Je bekijkt het verhaal als een buitenstaander, als iemand die in het publiek zit. Eigenlijk een beetje alwetend omdat de toeschouwers dingen eerder te weten komen dan de personen in het verhaal. Tijd Het verhaal speelt zich af in 1304, tijdens de belegering van Amsterdam . De tijdsduur is ongeveer 15 uur, zoals aangegeven in het ‘Kort begrijp’: “Het treurspel begint na middag te drie uren, en eindigt in de morgenstond.” Het verhaal loop geheel chronologisch. Met een toneelstuk zou het ook een stuk moeilijker zijn om dat niet zo te doen, omdat je dan eigenlijk steeds de tijd moet aangeven. Er zijn wel een soort van flashbacks, hoewel je die niet echt zo zou kunnen noemen: namelijk als verschillende personen dingen vertellen die gebeurd zijn. Personen - Gijsbreght van Aemstel - Willebrord: vader van het Kathuizers klooster - Arend van Aemstel: Gijsbreghts broer - Vosmeer: de spion - Willem van Egmont: Veldheer - Diedrick van Haerlem: Maerschalk - Badeloch: vrouw van Aemstel - Gozewijn van Aemstel: bisschop van Utrecht - Klaeris van Velzen: abdis - Rafaël: een aartsengel
Joost van den Vondel is een van Nederlands grootste auteurs. Hij werd geboren in Keulen ( 17-11-1587) en stierf in Amsterdam ( 5-2-1679) De doopsgezinde ouders van Vondel vluchtten uit schrik voor de Contrareformatie weg uit Antwerpen en vestigden zich na een verblijf in Duitsland in 1597 in Amsterdam. Daar nam Vondel na zijn huwelijk met Maria de Wolff de kousenhandel van zijn vader over. Vondel kwam toen al snel in aanraking met de Amsterdamse literaire wereld. In 1606 trad hij toe tot de rederijkerskamer Het wit Lavendel
In 1610 schreef Vondel zijn eerste toneelstuk, "Het pascha ofte de verlossinge Israels Egypten"De bijbelse stof die aan de basis van dit werk ligt, zou een groot deel van Vondels latere werken blijven beheersen. Andere inspiratiebronnen waren de politieke actualiteiten en de literatuur van de klassieke oudheid. De lyriek van Vondel bestaat onder meer uit hekelende gelegenheidsgedichten. Zo schreef hij tijdens het twaalfjarig bestand onder andere het "Geuzevesper"als protest tegen de terechtstelling van Johan van Oldenbarnevelt. Tegen de godsdienstige onderdrukking door Maurits schreef hij onder andere "Decretum horrible". Dit was voor Vondel een persoonlijke zaak. Hij zou dan ook omstreeks 1640 toetreden tot het katholicisme. Ook in zijn werk was rond 1632 een keerpunt merkbaar. Hij schreef minder hekeldichten en produceerde enkele autobiografisch geïnspireerde gedichten. Bijvoorbeeld "Kinderlijck" en "Lijckklaght aan het vrouwenkoor
Ook de toneelspelen die Vondel schreef na 1632, kwamen steeds dichter bij het Katholicisme te staan. Deze verschuiving blijkt duidelijk uit zijn toneelstuk "Gijsbreght van Aemstel". Absolute hoogtepunten uit zijn oeuvre zijn toneelspelen "Lucifer" en "Adam in Ballingschap". In zijn toneelwerk probeerde hij zijn theoretische opvattingen over drama te verwerken. Zo zijn de stukken uit de laatste twintig jaar van zijn leven toegespitst op het ten tonele brengen van dramatische gemoedsveranderingen. Onder meer in "Adonias"ging dit duidelijk samen met Vondels persoonlijke gemoedstoestand. Hij ging de laatste jaren van zijn leven gebukt onder het faillissement van zijn kousenhandel en de sterfgevallen in zijn familie. Joost van den Vondel zijn Gijsbreght van Aemstel
Ruim drie eeuwen lang is de Gijsbreght van Aemstel van Joost van den Vondel het meest populaire Nederlandse toneelstuk geweest. Vanaf 1641 tot 1968 werd de tragedie over de ondergang van de stad Amsterdam bijna ieder jaar omstreeks de nieuwjaarswisseling in de Amsterdamse stadsschouwburg opgevoerd. Na het einde van deze toneeltraditie verdween het stuk niet definitief. In 1988 en 1991 werd het stuk in een nieuw jasje gestoken. Met de première van Gijsbreght van Aemstel werd op 3 januari 1638 de Amsterdamse Schouwburg geopend. Het theater dat gebouwd was in Italiaansclassicistische trant was ontworpen door Jacob van Campen. De nieuwe Schouwburg zou het centrum van een bloeiende cultuur worden. De band met het stadsbestuur was nauw. Het gebouw was gefinancierd door twee grote stedelijke sociale instellingen, het Weeshuis en het Oude-Mannen- en Vrouwenhuis. Uit Vondels Voorspel blijkt dat Vondel afgevaardigden van deze instellingen verwachtte onder zijn publiek. Vondels tragedie speelde zich af tijdens de kerstnacht in het katholieke Amsterdam van 1300 en had oorspronkelijk op tweede kerstdag 1637 de schouwburg moeten openen. Op 16 oktober was de tekst klaar om gedrukt te worden bij Willem Jansz Blaeu, maar door klachten van de gereformeerde predikanten, in hun ogen was elke toneelopvoering uit den boze, werd zowel de première als de inwijding van de Schouwburg een week verschoven. Gijsbreght van Aemstel was in 1638 voor het Amsterdamse publiek een bekend historisch personage. Men kende hem als een van de medestanders van Gerard van Velsen, die in 1296 de Hollandse graaf Floris de vijfde had gedood, en als degene die daarna door de partijgenoten van de graaf uit het toen nog kleine Amsterdam was verdreven.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden