Bibliografische gegevens
Titel: Faustine
Auteur: René Huigen
Uitgeverij: L.J.Veen
Jaar van de eerste druk: 2000
Jaar van de gelezen druk: 2000
Aantal bladzijden: 125
Samenvatting
Het boek begint met een proloog waarin de hoofdpersoon verteld over een boek dat hij heeft gelezen. Het is een verhaal over een veroordeelde drenkeling die aanspoelde op een eiland en verliefd werd op een onbereikbare vrouw. Op een dag zag de drenkeling Faustine vanuit zijn hut naar het strand wandelen. Dit deed ze elke dag en elke dag waren haar bewegingen hetzelfde. Op een dag besloot de drenkeling een gift achter te laten en de daarop volgende dagen weer, maar ze nam het niet mee. Vervolgens probeert hij met haar in contact te komen en loopt hij met haar mee over het strand. Ze zegt nog steeds niks en ziet de drenkeling helemaal niet staan. Op een keer wil hij haar omhelzen, maar grijpt hij in de lucht. Faustine zag hem letterlijk niet staan, omdat zij een projectie was van een videorecorder die op het eiland stond. Na dit verhaal begint het verhaal dat de hoofdpersoon zichzelf verteld.
Op een nazomerse dag zitten de hoofdpersoon en zijn vriend op een terras. Plotseling ziet hij zijn Faustine, die in het echt Moniek Roos heet, voorbij lopen aan de hand van haar vriend. Hij heeft haar negentien jaar geleden voor het laatst gezien. Zonder erbij na te denken roept hij haar naam over het terras, maar ze reageert niet. Later probeert hij haar nog aan te spreken maar ze reageert weer niet. De volgende ochtend vraagt zijn vriend aan hem wie hij wil zijn. Hij zegt dat hij het niet weet en vraagt hem waarom hij dat vraagt. Daarop zegt zijn vriend: 'Je kunt alleen zijn wáár je wilt zijn, als ook weet wíé je wilt zijn, anders heb je er niets te zoeken. Vandaar mijn vraag: "Wie zou je willen zijn, als je zo graag bij Moniek wilt zijn."' Hij zegt weer dat hij het niet weet. Na aandringen van zijn vriend zegt hij dat hij zichzelf wil zijn en zijn vriend begint te lachen en zegt: 'Als je per se jezelf wilt zijn en niets meer te wensen hebt over wíé je zou kunnen zijn, dan zul je ook nooit verlangen ergens anders te zijn dan wáár je nu bént, namelijk hier, in dit appartement.' Om erachter te komen wie de hoofdpersoon wilde zijn, moest hij zich oefenen in de vraag waar hij wilde zijn, dat was de overtuiging van zijn vriend. Het mocht overal zijn, behalve bij Moniek, want bij haar was hij zichzelf niet. Alleen zo zou hij er vervolgens achter komen wat hij nu precies wilde.
Op een dag gaat de hoofdpersoon met zijn vriend mee naar een kunstbeurs. Daar komt hij erachter dat hij daar eerst wel wil zijn, maar later weer niet. Op een gegeven moment gaat de hoofdpersoon allemaal verschillende dingen doen om erachter te komen waar hij wel en niet wil zijn. Hij komt terecht in een bed met een twintig jaar oudere vrouw en hij staat opeens te koken voor een meisje die niet zijn dochter is en haar vriend. Na dit allemaal gedaan te hebben begint hij op een dag te zeggen dat hij niet gelukkig kan zijn zonder Faustine. Dit herhaalt hij elke ochtend. Hij besluit vervolgens om naar zijn oude buurt te gaan. Faustine had vroeger in dezelfde straat gewoond als hij. Hij gaat daar eerst een beetje rondkijken en hij ziet dat de vader en moeder van Moniek nog in hetzelfde huis wonen. Hij besluit om haar moeder op te bellen en te zeggen dat hij een reünie gaat organiseren en dat hij daarvoor oude foto's en dergelijke nodig heeft van Moniek. Ze spreken af dat hij dat aan het einde van de week daar komt ophalen. Hij besluit een nieuw pak te kopen en gaat hiermee op bezoek bij de ouders van Moniek. Als hij daar is doet hij op een gegeven moment zijn jasje uit en voelt zich opeens heel kaal en naakt. Hij vertelt dit later aan zijn vriend. Hij vertelt dat dat er allemaal bij hoort. Pas als je zonder jasje ergens kunt lopen dan ben je wie je wilt zijn en kan je doen wat je wilt.
Toen de hoofdpersoon de moeder had gebeld had hij ook het nummer van Moniek gekregen. Hij begint haar te bellen, maar hij zegt helemaal niks aan de telefoon. Hij belt alleen om haar stem te horen. Dit blijft een tijdje zo doorgaan en hij weet op welke dagen ze naar de sportschool gaat en wanneer haar vriend niet thuis is. Op een gegeven moment begint hij ook dingen voor haar deur neer te leggen net zoals de drenkeling geschenken voor Faustine neerlegde. Op een dag komt hij haar tegen op een terras. Ze had haar moeder gesproken en gehoord van de reünie. Ze hebben een gezellig gesprek op het terras over onder andere de reünie. Ze vraagt wanneer het is en hij zegt dat het nog even duurt. Ze geeft hem haar kaartje en zegt dat hij moet bellen als hij weet wanneer de reünie is. Nu moet hij de reünie wel door laten gaan en hij begint dan ook met voorbereiden. Hij blijft haar nog een tijdje bellen zonder iets te zeggen, omdat het anders opvalt dat het bellen meteen stopt wanneer ze heeft kennisgemaakt met hem.
Als hij zijn vriend weer spreekt voelt hij zich eigenlijk een beetje een oplichter tegenover Moniek, omdat hij zich niet helemaal heeft voorgedaan zoals hij werkelijk is. Zijn vriend stelt hem gerust en zegt dat het niet zo is. Hij besluit om zijn vriend te geloven en organiseert de reünie. De reünie vindt plaats en daar merken de hoofdpersoon en Moniek dat ze een oogje op elkaar hebben. Na de reünie spraken ze steeds vaker af en na een jaar trouwden ze.
Thema en motieven
Thema
Als je achter het hart van een vrouw aanzit, dan ontdek je wie je bent, wie je wilt zijn en waar je wilt zijn.
Motieven
1. Moniek Roos is voor de hoofdpersoon zijn ideale vrouw, maar ze is nog onbereikbaar voor hem. Wanneer hij haar negentien jaar later weer tegenkomt, keurt ze hem geen blik waardig. Dit is het moment waarop zijn vriend aan hem vraagt wie hij wil zijn. Uiteindelijk zegt hij dat hij zichzelf wil zijn, waarop zijn vriend moet lachen. Hij moet zich gaan oefenen in de vraag waar hij wil zijn. Dat mag overal zijn, behalve bij Moniek, want daar is hij zichzelf niet. Dit is het moment waarop de hoofdpersoon begint met na te denken over wie hij is, wie hij wil zijn en waar hij wil zijn.
2. Op een dag bedenkt de hoofdpersoon dat hij niet gelukkig kan zijn zonder Faustine. Hij mag nog niet bij haar zijn. Hij ontdekt dat je de vraag wie je wilt zijn en waar je wilt zijn kan beantwoorden door je af te vragen wie je niet wilt zijn en waar je niet wilt zijn, Zo kom je dichter bij het antwoord en uiteindelijk ook dichter bij de vrouw bij wie je wilt zijn.
Commentaar op het thema
Aan de ene kant ben ik het wel met het thema eens. Vaak als mensen verliefd zijn ontdekken ze bij zichzelf eigenshappen waarvan ze zich niet bewust waren. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je opeens gevoelig bent als het om degene gaat waar je verliefd op bent of dat je sneller boos wordt. Je weer bij jezelf de vriend of vriendin wilt zijn van degene waar je verliefd op bent en dat je de hele dag bij hem of haar wilt zijn.
Aan de andere kant ben ik het niet met het thema eens. Ik denk dat de meeste mensen die verliefd zijn en achter het hart van iemand aanzitten er zich niet zo bewust van zullen zijn dat ze eigenschappen hebben waarvan ze niet wisten dat ze die hadden. De hoofdpersoon is de hele tijd bezig om te bedenken waar en wie hij wil zijn. In het dagelijks leven zijn mensen daar niet zo bewust mee bezig. Ze weten dat ze bij de persoon willen zijn waar ze verliefd op zijn, maar proberen op een hele andere manier in contact te komen dan de manier waarop de hoofdpersoon dat doet. De manier van de hoofdpersoon is ook veel te ingewikkeld, want degene waar je verliefd op bent merkt toch niets van die manier.
Titelverklaring
Het boek begint met een proloog waarin de hoofdpersoon verteld over een boek dat hij heeft gelezen. Het is een verhaal over een veroordeelde drenkeling die aanspoelde op een eiland en verliefd werd op een onbereikbare vrouw. Op een dag zag de drenkeling Faustine vanuit zijn hut naar het strand wandelen. Dit deed ze elke dag en elke dag waren haar bewegingen hetzelfde. Op een dag besloot de drenkeling een gift achter te laten en de daarop volgende dagen weer, maar ze nam het niet mee. Vervolgens probeert hij met haar in contact te komen en loopt hij met haar mee over het strand. Ze zegt nog steeds niks en ziet de drenkeling helemaal niet staan. Op een keer wil hij haar omhelzen, maar grijpt hij in de lucht. Faustine zag hem letterlijk niet staan, omdat zij een projectie was van een videorecorder die op het eiland stond. Na dit verhaal begint het verhaal dat de hoofdpersoon zichzelf vertelt.
Dit is het eerste deel van de samenvatting. Faustine is voor de hoofdpersoon het symbool van de onbereikbare vrouw. In het verhaal van de drenkeling is Faustine een onbereikbare vrouw, waar de drenkeling een liefde voor voelt. De hoofdpersoon is in dit boek bezig om het hart te winnen van zijn Faustine, de voor hem ideale, maar onbereikbare vrouw. De titel van het boek staat dus voor de onbereikbare vrouw, waarvan de hoofdpersoon het hart probeert te winnen.
Structuurelementen
Tijd
Het verhaal is chronologisch verteld. Het verhaal is eigenlijk een grote terugblik tot het einde van het boek. Bij het einde van het boek ben je bij het heden. De verteltijd en de vertelde tijd zijn redelijk gelijk aan elkaar. Dit komt doordat het verhaal verteld wordt vanuit één iemand die alles meemaakt.
Ruimte
De ruimte is in dit boek niet zo belangrijk. Het verhaal speelt zich af rond de plaats waar de hoofdpersoon woont. De plaatsen waar hij verder komt zoals de kunstbeurs en het terras zijn niet belangrijk, maar dienen eigenlijk alleen als een decor voor het verhaal.
Figuren (personages)
De enige personage die je kunt beschrijven uit dit boek is de hoofdpersoon. Dit doordat het verhaal vanuit zijn gezichtspunt is verteld en het hele boek draait om zijn gevoelens en gedachten.
De hoofdpersoon is een open figuur, omdat hij een karakterontwikkeling doormaakt. Zijn gedrag is ook moeilijk te voorspellen.
In het boek heeft de hoofdpersoon bedacht om een reünie te organiseren, zodat hij met Moniek in contact komt. Uiteindelijk gaat hij deze reünie ook echt organiseren. Ik had dat niet verwacht, omdat het hem eigenlijk alleen om Moniek te doen was. Maar nu doet hij toch iets waar andere mensen ook wat aan hebben. Een ander voorbeeld is wanneer hij bij de ouders van Moniek op bezoek gaat voor oude foto's van Moniek. Ik had verwacht dat hij daar heel snel weg zou gaan, omdat hij alleen de foto's nodig had. Maar hij heeft nog een heel gesprek met de moeder van Moniek.
Ik vind het een goede keuze van de auteur om voor een open figuur te kiezen, omdat het verhaal danniet voorspelbaar is. Je weet niet hoe het personage zal gaan reageren op verschillende situaties.
Perspectief
Het verhaal wordt verteld vanuit een subjectief perspectief: het verhaal wordt verteld door een personage.
In het boek is er sprake van een ik-verteller, omdat het hele boek wordt verteld door de hoofdpersoon zelf. De verteller is een vertellend ik. Hij heeft het hele verhaal al meegemaakt en verteld er nu over.
Ik was lichtelijk verbaasd en vervolgde mijn weg van de ene galerie naar de andere galerie. Ik was even stil blijven staan bij een schilderij waarop twee jonge poesjes stonden afgebeeld. Charmant, dacht ik, en ik wilde verder lopen toen iemand mij aansprak. Dit is een stuk uit het verhaal waaruit het heel duidelijk blijkt dat het hier gaat om een ik-verteller. Het gaat hier om de gedachten van de hoofdpersoon. Doordat het in de verleden tijd verteld is weet je dat het gaat over een vertellend ik.
Ik vind het een goed perspectief, omdat je weet dat de hoofdpersoon het zelf heeft meegemaakt en zo goed zijn gedachten en gevoelens kan beschrijven.
Spanning
In het begin van het boek zegt de hoofdpersoon dat hij zijn Faustine weer ziet, Moniek Roos. Ik vroeg me daar al meteen af wie zij was en welke rol zij zou gaan spelen in het leven van de hoofdpersoon. Nadat ik wist dat Moniek de vrouw is waar hij verliefd op is, vroeg ik mezelf af hoe hij haar hart voor zich zou gaat winnen. Ten slot vroeg ik me af of het hem zou lukken om iets met Moniek te krijgen.
De schrijver bouwt de spanning op door eerst de lezer nieuwsgierig te maken en later pas de antwoorden op de vragen te geven. Hij maakt geen gebruik van vooruitwijzingen.
Ik vind dat de schrijver de spanningsopbouw goed heeft neergezet. Door de lezer eerst nieuwsgierig te maken, zorg je ervoor dat hij of zij blijft lezen, totdat het antwoord op de vraag is geweest.
Leesplezier
Ik denk dat dit boek wel voor leesplezier zorgt. Dit mede door het thema en de spanningsopbouw van het boek. Het verhaal is op zo een manier verteld, dat je erachter komt wat de gevoelens en gedachten van de hoofdpersoon precies zijn. Ik vond het erg leuk om te lezen hoe iemand handelt na bepaalde gedachten die bij hem opkwamen.
Informatie over de auteur
René Huigen wordt doorgaans gezien als een van de ex-Maximalen. Nu was het destijds wel zijn idee om een teil rotte vis over het hoofd van Michaël Zeeman tijdens zijn voordracht in Delft leeg te kieperen, maar hij distantieerde zich er onmiddellijk van - naar verluidt waren Pieter Boskma, Koos Dalstra en Arthur Lava degenen die de daad bij het woord voegden. Zoals zovelen die tot een literaire groep of stroming worden gerekend nam ook René Huigen afstand van de Maximalen: "Wat vergeten wordt is dat ik voordien al publiceerde in De Revisor. Ik schrijf poëticale poëzie, het etiket Maximaal is misplaatst. Soms vraag ik me af of mensen die me aldus bestempelen mijn poëzie werkelijk gelezen hebben, of dat ze gewoon maar wat roepen. Je zou me net zo goed een Revisor-dichter kunnen noemen."
René Huigen werd geboren 28 februari 1962 te Alkmaar en bezocht Rijksscholengemeenschap Noord-Kennemerland. Hij kende de zoon van Lucebert en troonde zijn jeugdvriend Joost Zwagerman mee naar het huis van de beroemde dichter in Bergen, wat indruk op hen maakte, hoewel Lucebert slechts "als een schim aan het einde van de gang voorbijschuifelde," en de Maximalen later juist zouden ageren tegen de hermetische poëzie van de Vijftigers. In Amsterdam studeerde René Huigen een aantal jaren Nederlands, maar gaf er toch de voorkeur aan te dichten. Van zijn hand verschenen in de periode 1982 - 1985 enkele dichtbundeltjes in eigen beheer en in beperkte oplagen bij kleine uitgeverijen.
Huigen debuteerde officieel in 1988 met de roman De meter van Napoleon en als dichter in 1989 met de bundel Paleis der ingewanden. Henk Egbers schreef in De stem over De meter van Napoleon: "Huigen is eigenlijk een tamelijk reactionair schrijver die onder het mom van leuke jongen de tochtige open deuren van onze samenleving intrapt. Maar hij doet het heel mooi. 'Geld, seks, geweld, de kerk en het vaderland, eens was alles in de kleverige draden van het web verstrikt geraakt en in een cocon gesponnen, een cocon van hersenspinsel waaruit een nachtvlinder zich ontpopte die pochte ons op de weg naar het licht voor te zullen gaan, maar vergat dat ze een prooi was en voorbestemd om haar schaduw vooruit te werpen over het darmenstelsel waarin onze toekomst besloten lag...' Is dat beeldspraak! (...) René Huigen schrijft en componeert met vaart." En van Paleis der ingewanden vond Egbers: "Ook in zijn poëzie is Huigen sterk in het aanzetten van gedachten en beelden."
Iemand die het minder goed kon waarderen was dichter Bernard Dewulf, die zijn recensie in Trouw begon met op te merken dat "Het tumult dat de Maximalen hebben gevraagd en gekregen, is geluwd. Aan hun gedichten werd nauwelijks aandacht besteed, de stoere taal die de heren in talloze interviews hanteerden leek belangrijker dan wat ze op papier te zeggen hadden. De Nederlandse poëzie zou nooit meer zijn wat ze geweest is, veel zogenaamd 'vervelende' dichters werden naar de schroothoop verwezen. Nu van die Maximalen bundeltjes verschijnen, blijkt wie eigenlijk op die schroothoop thuishoren." Dewulf bespreekt de bundels De Messiaanse kust van Pieter Boskma en Paleis der ingewanden van René Huigen. Hij schrijft: "Huigen maakt het het bontst. Heel vaak heb ik de indruk dat er onverschillig wat neergeschreven staat. Hij laat wel zien dat hij enkele groten heeft ingeademd (bij voorbeeld Lucebert en Kouwenaar), maar wat hij daar voorts mee aanvangt is mij verre van duidelijk. Hij heeft het over poëzie, en hekelt vooral de traditie daarvan. Met humor, beweert de flap," - maar Dewulf zag het niet.
Het was in deze periode dat René Huigen in De Held zijn poëtica helder omschreef aan de hand van zijn ontdekking van het gedicht Autopsychografie van Fernando Pessoa. "Niets mocht in het gedicht meer herinneren aan de particuliere grillen van de schepper. Maar dat bleek allengs niet genoeg te zijn. Niet alleen de dichter en de vele mythen die er rond zijn persoon waren ontstaan wilde ik ontmaskeren, maar ook de dichtkunst zelf. Z'n vooroordelen, z'n dogma's, z'n uitgesleten symboliek. Ja, ik wilde mezelf ontmaskeren. En dat doet me teruggaan naar de ontstaansgeschiedenis van mijn dichterschap, waarbij ik reeds op voorhand een keurslijf had aangetrokken en een masker had opgezet. (...) De dichter veinst de pijn die hij vreest. Het betekende voor mij: vertrouw je eigen gevoelens niet. Hou jezelf niet voor de gek door te denken dat gebladerte poëtischer is dan een hondedrol. Analyseer, vergelijk en onttrek je bevindingen aan de ingewanden der synthese, concludeer dat het in beide gevallen om mest gaat. Haal poëtisch façades neer. Ontmasker!" In zijn latere werk zou René Huigen hier in de kern niet meer vanaf wijken.
Gerrit Komrij begreep goed waar het René Huigen om te doen is en nam uit de bundels Paleis der ingewanden (1989), Terra incognita (1990) en Laatste gedichten (1994) maar liefst zes gedichten van hem op in zijn bloemlezing en besprak later een zijner gedichten in In liefde bloeyende.K. Schippers vertelde niet lang na verschijnen van de herziene bloemlezing in een interview met De Groene in 1996: "Ik las Komrij, en weet je wat ik nou leuk vind? Huigen, René Huigen. Dat is uitgesproken geestig. Ja, die vind ik wel wat."
In de tussentijd waren van René Huigens hand de roman Dood is ook een leven (1992) en de verhalenbundel Hartsoeker verschenen. Alle Lansu noemde hem in Het Parool omwille van eerstgenoemde roman "de ongekroonde koning van de parodistische omkering". Drie jaar later verscheen de roman Tegen de vlakte (1997) waarover Rob van Erkelens in De Groene schreef: "er zijn maar weinig schrijvers die zoveel geestigheid koppelen aan intelligentie als René Huigen."
Commentaar op het boek
Ten eerste vind ik het jammer dat het boek niet is onderverdeeld in verschillende hoofdstukken. Ik vind het dan vaak overzichtelijker om te lezen. Het verhaal is aan een stuk doorgeschreven en alle gebeurtenissen volgen elkaar op. Als je weer iets wilt opzoeken in het boek is het nu vaak moeilijk terug te vinden dan wanneer het in hoofdstukken is verdeeld. Dan weet je nog ongeveer waar het stuk te vinden is die je nodig hebt.
Ten tweede kan ik mij niet echt met de hoofdpersoon identificeren. Zijn gedachten, gevoelens en handelen wijken af van de manier waarop ik zou denken, mij zou voelen en zou handelen. Hij is verliefd op een vrouw en zit haar hart achterna. Alleen doet hij dat op zo een ingewikkelde manier. Hij gaat eerst bij zichzelf bedenken wie en waar hij wil zijn. Pas als hij dat hele proces heeft doorgelopen is hij er klaar voor om in het leven van Moniek te zijn. Als ik verliefd zou zijn op iemand, zou ik gewoon proberen om in contact te komen. Ik zou niet al die moeilijke stappen bij mezelf doornemen. Ik kan het ook niet begrijpen dat er mensen zijn die dat wel zouden doen.
Ten derde vind ik het jammer dat de hoofdpersoon René Huigen heet, net zoals de auteur. In het begin heb je geen idee hoe de hoofdpersoon werkelijk heet. Ik dacht ook dat er geen naam van de hoofdpersoon zou komen. Maar wanneer hij Moniek ontmoet komt zijn naam ter sprake en blijkt er dat de hoofdpersoon René Huigen heet. Ik vond het erg jammer, want het gaf het verhaal een hele andere wending. Het leek meteen alsof het een waargebeurd verhaal was en net alsof er niks meer van de fantasie overbleef. Het is wel leuk als een verhaal realistisch is, maar dat er toch nog iets van de fantasie overblijft.
Aan de andere kant vind ik het goed dat het verhaal in de ik-vorm is geschreven. De verteller heeft het al meegemaakt en verteld het als terugblik. Doordat het in de ik-vorm is geschreven, weet je precies wat de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon zijn en je weet dat ze kloppen, de hoofdpersoon verteld het immers zelf.
Het boek is ook in zekere zin wel realistisch. Er zijn genoeg mensen die achter het hart van een vrouw aanzitten. De een doet het op de ene manier en de ander doet het op een andere manier. Maar waarschijnlijk ontdekt iedereen onbewust toch wel wie en waar je wilt zijn. Het is prettig dat het boek realistisch is, je weet dat je het zelf ook kan meemaken in het dagelijks leven en dat maakt het leuk om te lezen.
Een ander punt aan het boek dat ik leuk gedaan vind is de proloog aan het begin. Het is het verhaal van een veroordeelde schipbreukeling. Hij ontmoet een vrouw die onbereikbaar voor hem is, zij heet Faustine. Het is een goede opening van het boek en het is mooi dat de hoofdpersoon zijn verhaal vergelijkt met het verhaal van de drenkeling. Hij noemt zijn 'onbereikbare' vrouw dan ook niet Moniek maar Faustine. Zoals de schipbreukeling zijn verhaal aan zichzelf vertelde, zo vertelt de hoofdpersoon ook zijn verhaal aan zichzelf.
Al met al zou ik het boek wel aanraden om te lezen. Het verhaal heeft een spannende opbouwen een goede proloog aan het begin, waarmee het boek op een leuke manier wordt geopend. Ook is het verhaal op een prettige, realistische manier geschreven vanuit de ik-vorm die de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon goed weergeeft. Er zijn waarschijnlijk ook mensen die zich wel met de hoofdpersoon kunnen identificeren en voor wie het dus zeker leuk is om te lezen.
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
Hoi Sunnie - wat leuk dat je m'n boek zo aandachtig gelezen hebt en er een samenvatting over hebt geschreven. Ergens schrijf je dat je het jammer vindt dat ik mijzelf als personage opvoer, maar weet je, dat maakt nu dat het onduidelijk blijft of het verhaal realistisch is dan wel totaal verzonnen. Schijn en wezen, feiten of fictie, dichtung oder warheit, daarmee heb ik willen spelen.
dag!
René
22 jaar geleden
Antwoorden