Gegevens over de auteur.
Auteur : Rie van Rossum
Titel : Een lied in een vreemd land
Ondertitel : Roman
Plaatsnaam : Kampen, Uitgeverij de Groot-Goudriaan
Jaar van vers. : 1999
Personagers en karakter.
De hoofdpersoon is kleine Niesje, haar leven wordt helemaal soms met een onderbreken gedetailleerd beschreven. Vanaf haar geboorte tot haar sterven.
Maar het boek begint met het verhaal van haar oma dus met een bijpersoon daarna haar moeder, dat is ook een bijpersoon. Tijdens het leven komen er meer mensen bij de bijpersonen zijn zoals de vrouw op ‘Bouwlust’, de enige die zij vertrouwde en die aandacht voor haar had. De bovenmeester waar Niesje zo’n goede vertrouwde band mee had en met de bakker die alleen maar goed voor haar was. En tenslotte ook nog Martha die niet tegen haar op kon en haar eigen gang liet gaan. De oude Niesje had een flat character en Dina ook. Hun eigen kind kon hun allebei niets schelen, ze verwaarloosden het. Dan de vrouw van ‘Bouwlust die heeft ook een flat character en de bovenmeester ook. Martha heeft een round character, eerst was zij een koppige jonge vrouw, ze kon Niesje niet zien of luchten. Later houdt ze veel van haar en is ze bereid om te vergeven wat haar vader gedaan heeft.
Tijd.
Het boek speelt zich hoofdzakelijk af rond de tweede wereld oorlog. Kleine Niesje is ongeveer zeven als haar moeder verdrinkt. Niesje wordt ongeveer zeventien dus is het boek rond 1954 afgelopen. Als Dina verdrinkt is oude Niesje, haar moeder, een vijftiger. Dina verdrinkt negen maanden voor dat de oorlog af is gelopen dus in 1944. Teruggerekend is 1944 – ongeveer 50. Iets voor 1900 is het boek begonnen.
Ruimte.
Het boek speelt zich af in een klein dorp met veel boeren en een burgemeester. Het dorpje moet ergens bij het Utrechtse liggen want de boer van ‘Bouwlust’ deed daar een vrouw op en vroeger reisden ze nog niet zo ver.
Inhoud.
Toen Niesje geboren werd zei de Baker: ‘Je vraagt je af waarvoor je zoiets op de wereld breng’.
Niesje was een broos meisje wat waarschijnlijk de volgende dag niet halen zou. Toch zou Niesje 17 jaar oud worden, en dan zou blijken dat God zelfs met zo’n kromme stok als Niesje nog altijd wel een rechte slag kan doen. Dina, de moeder van Niesje was getrouwd met Harm. Hun huwelijk was geen goed huwelijk. Dina werkte bij de boer van Bouwlust en al het geld wat ze verdiende bewaarde ze in een kous. Harm mocht dat niet weten; Want al het geld wat verdiend werd maakte hij op. Niesje werd geboren. Ze was al even schuw als haar moeder Dina.Dina kon helemaal niet met Niesje omgaan. Ze behandelde haar als een beest. Ze gaf het kind verkeerde voeding en liet het heel lang in bed liggen. Iedereen klaagde dat Niesje er zo slecht uit zag, en zeiden dat als Dina het niet anders ging aanpakken dan zou Niesje binnen een korte tijd dood gaan. De dokter kwam bij Dina en schreef op wat voor eten dat Niesje moest krijgen en vertelde Dina hoe ze met Niesje om moest gaan. Als Dina ging werken dan mocht het kind bij de boerin van Bouwlust in de kamer komen. Zij was de enige die Niesje kon laten glimlachen. Ze zong met Niesje, en dat vond het kind prachtig. Na de herdenkingsdag van het 25-jarig huwelijk bleef de boerin ‘s nachts dood. De boer trof haar toen hij wakker werd levenloos naast zich. Niesje moest naar school. Volgens de juf zou de domme Niesje een blok aan het been worden in een woelige klas, maar zij werd het nimmer voor zover dat zij dat helpen kon. De kinderen op school hadden het niet op Niesje en zodoende werd haar leven er niet plezieriger op. Omdat Dina Niesjes moeder met Jürgen, een Duitser omging bleef ook de deur van Bouwlust voor Dina en haar kind gesloten. Op een avond toen Dina weer naar Jürgen ging is ze jammerlijk verdronken. De plank die nog maar nauwelijks de graskant raakte schoof weg onder haar voet en Dina viel in het vuile water. Niesje ging bij haar grootmoeder Niesje wonen. Het kind was voor grootmoeder een handig hulpje in de huishouding. Het kind kostte bijna niets, want eten deed ze bijna niet. Het was vel over been. In die tijd stierf ook grootvader Matthijs. Hij kon op geen gelegener tijd dood gaan vond grootmoeder. Gelukkig weer een kostganger minder, de knipbeurs reikte nu maar voor twee. Martha kon zeggen wat ze wil, maar hij ging opnieuw trouwen. Martha vond het belachelijk. Het zou een fraaie vertoning zijn in het dorp. Een bruid die twintig jaar jonger was dan de boer. Zelf was Martha zo koel als het maar zijn kon. Ze verkoos zich niet te laten verhandelen, zij kwam er alleen wel. Toen de trouwdag was aangebroken vertrok Martha na een poosje met een ingepakte koffer. ‘Jullie redden het verder wel zonder mij. Je kunt niet alles vergen’. Na een tijd was ‘de nieuwe boerin’ in verwachting: de boer had er nog nooit zo jong uit gezien. Er werd een jongen geboren. Gelukkig, een stamhouder! Niesje was niet zo gelukkig. Zij moest ook trakteren. Ze was veertien jaar geworden en na haar verjaardag mocht ze niet meer naar school had grootmoe gezegd. O, wat zou ze de bovenmeester, met wie ze zo goed kon opschieten en zijn mooie verhalen missen! Zij en de bovenmeester vonden het allebei vreselijk. Toen de bovenmeester het hoorde maakte hij vlug een rapport. Het klopte van geen kanten, maar het zag er wel goed uit. Op een dag kreeg grootmoeder Niesje een brief van haar zus Hilletje. Zij vroeg haar om bij haar in te trekken. Dat stond grootmoeder wel aan, maar waar moest Niesje dan blijven? Ze nam het besluit om voor Niesje en andere verblijfplaats te zoeken en zelf naar Hilletje te gaan. Snel bedacht grootmoeder dat Niesje misschien wel wat voor Baker zou zijn. Ze ging naar Baker toe en verzon een excuus om Niesje bij Baker te brengen in plaats van mee te nemen. Het kon echt niet, want bij Hilletje zat het huis al vol enz. Baker geloofde er echter niet in en wees het af. De kerkenraad zat er ook mee, maar wist niet wat ze moesten doen. Uiteindelijk hoorde de vrouw van een diaken dat de bakker nog een hulpje nodig had en zo is Niesje uiteindelijk bij de Bakker in huis gekomen. Bij de bakker had Niesje het wel naar haar zin. De bakker was wel aardig voor haar, maar zijn vrouw was een zielenpoot. Ze had altijd wel wat te klagen over haar lichaam, maar ook over het werk van Niesje. Op een dag kwam de dokter in huis. Mevrouw was weer niet goed geworden. De dokter zei dat het aanstellerij was en daar was werken het beste medicijn voor, maar als ze nu toch met medicijnen wilde werken moest ze die maar aan Niesje geven. Toen mevrouw dat hoorde dacht ze gelijk dat Niesje een kwaal had en was bang dat het besmettelijk was. De dokter vertelde mevrouw dat Niesje met de dood in haar schoenen liep. De dokter adviseerde de bakker om het kind maar aan de dokter over te laten voordat er narigheid van zou komen. De dokter besloot om Niesje bij Martha van Bouwlust te brengen als Martha dat wilde. Martha nam Niesje in huis. Niesje wilde met Kerstmis de buren uitnodigen, maar Martha wilde er niets van hebben. Ze kende al die mensen niet eens. Maar Niesje had er geen vrede mee. Als ze eraan dacht dat die mensen allemaal in hun dooie eentje op die koude kamers zaten. Uiteindelijk had Martha toegegeven. Voor Niesje werd het een gezellige avond. Martha echter was blij toen de mensen weer naar huis waren en had toen moeite om Niesje naar bed te krijgen. Ze wilde nog wel even de afwas doen en liep met een dienblad naar de keuken. In de keuken overviel haar de kramp. Ze taste naar een steun om niet te vallen, maar de stoel wankelde en Niesjes ogen gingen open, wijder en wijder. En in het openbrekende licht zei een stem: komt het kind weer eens mooi zingen?
Die woorden waren al eerder in Niesjes leven van grote betekenis geweest. De boerin van Bouwlust en de bovenmeester; allebei hadden zij dat ook eens gezegd. De baker had toch ongelijk gekregen. Je vraagt je af, waarvoor je zoiets op de wereld brengt. Zoiets, inderdaad: een mismaakt klein lichaam, nauwelijks een richel onder het witte laken. Waarvoor? Misschien enkel voor de beer, voor de dunne gladde ring aan de hand van het meisje. Voor de koffer, die straks puilend gepakt staat op Martha’s bed. Grootmoeder zal een traan laten, de bovenmeester zal zwijgend het hoofd schudden en de bakker zal zo’n kwade dag hebben, dat hij het zout in het deeg vergeet. Het is bij elkaar niet veel, het is ook maar de aardse rente van een heel klein talent.
Structuur.
Het boek heeft een Ab ovo structuur en heeft acht hoofdstukken. Tussen de hoofdstukken wordt wel eens een periode overgeslagen. Je maakt dan een sprong in de tijd. Het boek is geschreven door een auteur vanuit de alwetende vertelsituatie. Er wordt gezegd hoe bepaalde personen zich voelen en wat ze denken. Je bent toeschouwer en kruipt af en toe in iemand.
Verklaring/ Uitleg van de bedoeling/ achtergrond van het boek
Dit boek is geschreven om het leven van een meisje dat zwakbegaafd is te beschrijven. Rie van Rossum wil dat dit verhaal onder de aandacht gebracht wordt en niet vergeten wordt. Mensen kunnen van zo’n klein dom schepseltje nog heel veel leren.
Thema.
Het thema is een levensgeschiedenis van een mismaakt meisje ongeveer 50 tot 100 jaar geleden.
Verklaring titel.
De titel verwijst naar de hoofdpersoon en tegelijk naar wat de hoofdpersoon doet Zij zingt haar eigen lied, vaak onverstaanbaar en lelijk maar zij zelf is er gelukkig mee.
REACTIES
1 seconde geleden