Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Een Hollands drama door Arthur van Schendel

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
Boekcover Een Hollands drama
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 3283 woorden
  • 9 oktober 2003
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
43 keer beoordeeld

Boekcover Een Hollands drama
Shadow
Een Hollands drama door Arthur van Schendel
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Schrijver:Arthur van Schendel
Titel:Een Hollands drama
Druk: onbekend
Uitgever, jaar,plaats: G.A.van Oorschot, 1966,Amsterdam
Jaar van het eerste druk: onbekend
Aantal pagina’s: 189
Motto(opdracht): niet aanwezig
Indeling: het boek bestaat uit 15 hoofdstukken, aangeduid met Arabische cijfers SAMENVATTING VAN DE INHOUD 1
Gerbrand Werendonk vindt bij de boekhouding een oud kasboekje van zijn vader. Bij Gerbrands geboortedag staat de aantekening: ‘een kind als het geboren wordt is zo wit als sneeuw, maar wie wel toeziet bemerkt op de sneeuw een rode vlek, dat is de zonde.’ Hij denkt vrouwenstemmen te horen achter het huis. Dienstbode Stien heeft de stemmen ook gehoord. Zijn broers: Diderik en Frans Werendonk komen thuis. Frans meldt de geboorte van hun neefje Floris Berkenrode.. Werkster Jansje vindt het een slecht voorteken voor Floris. Gerbrand verwacht getuige te zullen zijn bij geboorteaangifte.Berkenrode kan hem niet ontvangen. Bij tweede bezoek blijkt de aangifte al gedaan te zijn, Gerbrand keurt dat af. 2
Berkenrode leent vaak geld bij Gerbrand zonder het terug te geven.Op een dag betrapt Gerbrand hem in Amsterdam in een dronken toestand.Later blijkt het dat hij veel mensen heeft bestolen.Hij zou ook een minnares hebben.Geen goed nieuws voor zijn vrouw – Agnete – een stiefzuster van Gerbrand. Gerbrand weigert hem voor de zoveelste keer geld te lenen. Komt Berkenrode op het station tegen, vertelt het dat hij eens eerlijk over zijn zaken moet zijn. Zijn zwager vlucht en pleegt een zelfmoord in Spa. Hij heeft veel schulden nagelaten. Gerbrand heeft als de oudste besloten dat de familie Werendonk de schulden van Berkenrode zal afbetalen, om de eer van Floris te redden. 3

De familie werkt hard in de winkel. De klanten komen omdat ze weten waarvoor het geld besteed wordt. Diderik gaat trouwen. Floris is onrustig, Frans kalmeert hem door middel van de Damiaatjes (klokken). Floris groeit op als een ongehoorzaam kind, Frans is zacht voor hem, Gerbrand is streng.Floris verzet zich daartegen.Als een klein kind doet hij veel slechte dingen.Met een besef dat het kwaad is. 4
Floris is baldadig en agressief, steelt en liegt. Frans is te toegeeflijk en Gerbrand te streng. Agnete is ziek en tobt met een geloofskwestie: wat is de zonde? Gerbrand denkt aan zijn zwager en realiseert zich dat hij niet alleen moet straffen, maar moet opvoeden. Het gaat niet goed met Floris op de ‘jongeherenschool’. Hij is in zichzelf gekeerd, krijgt weinig aandacht omdat zijn moeder achteruitgaat. Ze sterft uiteindelijk. 5
Floris ziet Agnetes dood als straf voor zijn gedrag. Alle huizen in de straat zien zijn zonde, maar hij kent het kwaad in die huizen, via Jansje en Stien. Jansje zegt dat het kwaad iemands eigen verkiezing is, Stien niet. Floris gelooft Jansje, voelt zich heel eenzaam en doet zijn best niet meer op school etc. Floris praat met Gerbrand na een poging om geld te stelen, hij is streng maar vriendelijk en begripvol. Na een tijd steelt hij van Stien en zij wil hem troosten en helpen. 6
Gedurende een jaar gaat het goed, maar Floris voelt zich schuldig en verantwoordelijk. Stien geeft hem geld voor vakantie, daarna wil hij stelen, maar raakt in paniek en vlucht naar zijn oom Kasper, is niet welkom en biecht het later op aan Jansje. 7
Floris studeert in Amsterdam, het huis raakt in verval en uit zuinigheidsoverwegingen moet Floris weer thuis komen wonen. Hij gaat veel weg en gedraagt zich slecht. Gerbrand wil de politie waarschuwen na Floris’ verdwijning en diefstal van zestig gulden, Stien ‘bekent’, het wordt een schandaal. Floris geeft toe, en wil Gerbrand aanvallen. Jansje zegt dat Floris zielig is. 8
Floris komt weer thuis en is inschikkelijk. Dominee Tuynders helpt hem, maar hij denkt dat hij het kwaad nooit blijvend kan overwinnen, ook al wil hij dat wel. Hij gaat werken bij notaris Wessels, bij een relatie van de notaris ontmoet hij de dienstbode Wijntje. Door liefdevol begrip van haar lijkt de kans op verlossing nu echt aanwezig. 9
Floris heeft last van herinneringen en bange nachten in huis. Wijntje laat zich bepraten door Diderik en Gerbrand om Floris niet meer te zien (ze zou een slechte invloed op hem hebben). 10
Het gaat slecht met Floris. De zoldervloer boven zijn kamer stort in, hij raakt licht gewond. Gerbrand is verzwakt en ziet in dat het fout moet gaan. Floris belandt in de gevangenis wegens diefstal bij de notaris. Hij loopt weg van zijn familie vanwege het huis en de buurt, en wil Wijntje niet zien. 11
Gerbrand probeert Floris te zoeken. De sfeer is vreugdeloos. Buurman Wouters wil helpen, maar dat lukt niet. Gerbrand ziet Frans in een kroegje in Amsterdam geld geven, zogenaamd voor Floris, bedrog volgens Wouters. Gerbrand zoekt Floris in de omgeving, zonder resultaat, en stort uiteindelijk in, ligt dagenlang te ijlen over zonde. 12
Na een jaar komt Wijntje met brieven van Floris. Gerbrand zoekt hem op in Den Haag en neemt hem mee.Floris voelt zich bekeken,wilt niet naar buiten.Volgens Gerbrand moet hij het gewoon doen.De anderen proberen het Floris naar zijn zin te maken,maar hij voelt zich nog steeds schuldig.Hij gaat in de winkel werken. Diderik wilt niet meer bijdragen aan het aflossen van de schuld. 13

Floris herstelt het contact met Wijntje, zij vertelt Gerbrand dat Floris afleiding nodig heeft. Floris gaat met Gerbrand en later met Wijntje naar de wereldtentoonstelling.Het lijkt alsof Floris veranderd is,maar niets is minder waard.Tijdens het werken in de winkel steelt hij weer geld.Ook al loopt hij vol met schuldgevoelens,biecht hij het niet op aan Gerbrand.Hij is bang voor zijn reactie.Wilt stiekem samen met Wijntje emigreren.Omdat ze veel geld nodig hebben, steelt Floris een armband van haar mevrouw Hij vraagt Wijntje naar de waarde ervan. Zij is zeer teleurgesteld in hem. Floris vlucht. 14
Gerbrand valt door kramp van de trap en breekt zijn pols. Floris heeft ‘kramp in zijn binnenste’.Hij leest Bijbel.Gerbrand wantrouwt hem. Floris wil met gestolen geld emigreren, maar het is te weinig.Hij voelt zich vreselijk eenzaam,gaat rondzwerven in de buurt van het huis.Gerbrand wil hem redden en zoekt hem weer. 15
Floris komt ‘s avonds het huis binnen.Wilt weten of hij van zijn schuld verlost kan worden.Blijft niet. Gerbrand zegt dat hij vroeger dezelfde strijd heeft gestreden, en die is nog niet ten einde. Opnieuw worden de onheilspellende vrouwenstemmen op de binnenplaats gehoord. Floris kan ’s winters niet buiten blijven,maar wilt ook weg vanuit het huis.Hij wil nergens anders een woonruimte zoeken. Gerbrand is alleen thuis, ziet Floris lopen, plotseling staat de bovenverdieping in brand. Buiten is door de bovenramen de worsteling tussen Gerbrand en Floris te zien, beiden komen om in het vuur. Structuurelementen: Tijd: Het verhaal speelt zich af tussen 1872 en 1895, laatste kwart 19e eeuw. Het gebeuren begint bij de geboorte van Floris.Het eindigt met zijn dood.Hij was midden twintig. Het verhaal is chronologisch verteld.Herinneringen komen in Hfst.1 en 2 voor.Vanaf hfst.7 wordt het verhaal continu verteld.Er komen veel tijdverdichtingen en weglatingen voor. Plaats: Het verhaal speelt zich af voornamelijk in Haarlem.De stad en de woonplaats van de familie Werendonk is precies beschreven.Ruimte versterkt het droevige verhaal.(Bv.Gerbrand zit met een kaars te rekenen).De binnenkant van het huis is niet beschreven,omdat de gevoelens en de gedachten van de personages aller belangrijkste zijn. PERSONEN: Hoofdpersonen: Gerbrand Werendonk –  geboren in 1835.  Op het moment dat het verhaal verteld wordt,is hij 34 jaar oud.  Heeft drie broers-Kasper,Diderik,Frans;een volle zuster - Petronella en een stiefzuster -Agnete. 1e huwelijk vader: Gerbrand, Kasper, Petronella. Kasper heeft een café in Hoorn,heeft volgens de anderen een slechte pad gekozen. 2e huwelijk vader: Diderik, Frans, Agnete.  Hij is streng.Probeert alle regels van calvinisme na te leven.  Bemoeit zich veel met zijn broers,terwijl ze niet meer zo jong zijn.  Zijn vader is op een geheimzinnige manier omgekomen.Verdronken in de rivier Spaarne.  “Volgens de anderen hadden de Wederdonks de neiging om van de goede pad af te dwalen.”  Ergerde zich eraan als de anderen de regels niet naleefden.  Vond het niet goed dat zijn stiefzuster Agnete een mevrouw werd genoemd.  Tijdens het aflossen van de schuld lette hij nog meer op zijn broers,zuster en haar kind.  Leerde Floris wat er niet mocht.  Sloeg Floris.  Heeft zich in zijn kindertijd ook aan kleine kwade dingen ‘vergrepen’. Was ook zondig.  Maakt beoordelingsfouten t.o.v Floris  Ging steeds meer op zijn vader lijken.  Bleef Floris trouw tot het eind. Diderik Werendonk – Een van de broers van Gerbrand. 27 jaar oud.  “Was een brave jongen.Men kon op hem bouwen.”  “Bleef koud over het lot van zijn naaste bloedverwanten.”  Bleef onder alles kalm.  Had een vriendin.Wilde met haar trouwen.  Werkt mee aan het aflossen van de schuld van Berkenrode,wilt later ermee stoppen.  Keert zich af van Floris. Frans Werendonk – De jongste broer van Gerbrand. 24 jaar oud.  “...steeds onderdanig en gehoorzaam... was toch een kind gebleven.”  Kocht snoep voor zijn zuster  Na halfnegen was hij altijd op de Grote Markt te vinden.  Wist alles van klokken –het was zijn rust.  Zou nooit buiten Haarlem durven gaan.  Had vrees voor alles wat hij niet kende.  “...het was een jongen die niet allen het toezicht behoefde, maar ook de steun van een sterkere.”  Gaat met verkeerde mensen om(volgens Gerbrand).  Zorgde met Agnete mee voor Floris toen hij een klein was.  Leerde zijn neef Floris lopen. Floris – Een zoon van Berkenrode en Agnes Werendonk.  Lijdt aan de neiging tot stelen en liegen.Kan het niet overwinnen.  Leert goed.Maar als hij naar een andere school gaat,gaat het mis.  Begrijpt de norm niet dat van hem verwacht wordt.  Voelt zich heel schuldig ten opzichte van Gerbrand.  Worstelt met het zondebesef.  Heeft twee quasi-vrienden Kolk en Blusser.  Blusser heeft een slecht invloed op hem.  “Weet dingen die voor het kind van tien jaar onbekend zijn.”  De anderen kunnen hem niet helpen,hij keert zich van ze af.  Gerbrand,Frans,Stien en Jansje blijven hem trouw.  Krijgt een ‘verkering’ met Wijntje.  Probeert ‘normaal’ te worden,maar gaat na een tijdje weer stelen en liegen.  Gaat dood uit het ondragelijk geworden zondebesef. De overige personen: Agnete –Moeder van Floris.Na de dood van haar man gaat het steeds slechter mat haar.Ze worstelt met de “zondekwestie”.Na een tijd gaat ze dood. Stien – een dienstbode bij de Werendonks. Jansje –een werkster bij de familie Werendonk.Gaf het meest om Frans.Staat vrij van hen regels.Wilt niet dat Gerbrand Floris terug naar huis laat komen. Wijntje –dienstbode van de notaris.Ze wordt gezien als een mogelijke ‘verlossing’ van de zonden van Floris.Maar uiteindelijk, na zo vaak door Floris bedrogen te zijn,keert ze zich van hem af. Kasper –derde broer van Gerbrand Werendonk.Heeft een slechte pad gekozen.Is verder niet belangrijk in het boek.
PERSPECTIEF EN VERTELLER Het boek is geschreven vanuit een mengvormen een auctoriale en personaal perspectief.Als een lezer heb je de kijk op het gebeuren vanuit meerdere vertelfiguren.Het zijn voornamelijk:Gerbrand en een derde persoon.Er wordt bij de bepaalde gedeeltes van het boek achtergrondinformatie gegeven.Bijvoorbeeld over de dood van Gerbrands vader,dat niet onbelangrijk in het boek is. Verhaalconventie: “Een Hollands Drama” is een zeer realistisch verhaal voor zijn tijd.Toen men nog aan de kerk gebonden was.Doordat het calvinisme een belangrijkste plaats in het leven van de mensen innam,moesten ook de regels ervan strikt nageleefd worden.Ik denk dat er meerde mensen waren die in zulke situatie waren beland als Floris,dat ze beseften dat ze onvergefelijk zondig waren,dat de enige oplossing ervoor een zelfmoord was. Stijl: In het boek komen er veel verouderde woorden voor.De zinsopbouw is ingewikkeld. De gesprekken zijn niet in een vorm van een dialoog weergegeven. BEDOELING Titelverklaring: “Hollands drama” wijst erop dat het boek een droevig verhaal bezit.Namelijk het ondergaan van Gerbrand Werendonk en Floris.”Een drama op zich voorspelt een emotionele samenhang van de gebeurtenissen, wat je als een lezer vaak in het boek aantreft. Hollands slaat terug op het calvinisme, dat aan het einde van 19e eeuw zeer belangrijk was in het leven van de mensen. Thema: Calvinisme.De levenswijze van de mensen werd beïnvloed door deze religieuze stroming. Motieven: Predestinatie – Gerbrands vader ging dood door het onverdraaglijke bewustzijn van de zonde. De vader van Floris ging ook eraan dood, maar hij was meer bang voor de gevolgen. Door de andere mensen weden de Werendonks beschouwd als de mensen met een grote neiging tot het afdwalen.De samenhang van deze feiten,met betrekking tot het boek, geeft aan dat het leven van Floris niet gemakkelijk zou zijn. Noodlot –ongeluk.Heeft met predestinatie te maken.Alle mensen zijn zondig.Wat ze ook doen,komen ze er nooit meer vanaf.Floris beseft goed dat hij zondig is,maar wat hij ook doet,hoe graag hij het wilt “normaal” te zijn,lukt het hem niet.Hij gaat dood.
Leidmotieven: De erfzonde – vormt een samen met predestinatie. Ook met een kenmerk van het calvinisme, dat alle mensen vanaf het begin zondig zijn, dus de zonde van hun voorouders met zich mee dragen. Hoewel de Wederdonks de eer van Floris wilden redden door de schuld van zijn vader af te betalen, blijft hij zondig. Idee: Calvinisme dwong Floris tot een zelfmoord. SCHRIJVER: De Nederlandse schrijver Arthur van Schendel (1874-1946) werd geboren in Batavia in Nederlands Indië. Vader Van Schendel ging in 1879 met pensioen, waarna de familie terugkwam naar Nederland en zich in Haarlem vestigde. Een jaar later overleed vader, waardoor moeder achterbleef met de zorg voor vijf kinderen. Het gezin verhuisde daarna vaak. Arthur van Schendel verliet het gezin in 1891 en ging studeren aan de Amsterdamse Toneelschool. Twee jaar later brak hij deze opleiding af. In 1896 begon hij aan een studie mo-Engels. In 1900 behaalde hij zijn akte. Hij maakte zijn literaire debuut met de roman "Drogon" (1896). Dit boek moet tot de neoromantiek gerekend worden. Van Schendel werd leraar in onder meer Haarlem. In 1902 trouwde hij met Bertha Zimmerman. Zij overleed drie jaar later. In 1908 trouwde Arthur opnieuw en verhuisde naar Ede. Vanwege de gezondheidsproblemen van zijn vrouw verhuisden de Van Schendels in 1920 naar Italië. Arthur van Schendel kwam pas na de oorlog terug naar Nederland. Het hoogtepunt van zijn literaire werk lag in de jaren dertig. "Het fregatschip Johanna Maria" (1930) gaat over zeilmaker Jacob Brouwer die erg gehecht raakt aan het schip waarvan hij de eerste vaart meemaakt. Ook "Een Hollands drama" (1935) wordt tot zijn beste boeken gerekend. Het ging Van Schendel niet zo zeer om de psychologische uitbeelding van de hoofdpersonen. De sociale positie vond Arthur belangrijker. Hij beschreef een droomwereld, waarin weemoed en eenzaamheid een grote rol spelen. In 1947 werd hem postuum de P.C. Hoofdprijs toegekend voor zijn hele oeuvre. Andere belangrijke werken van Arthur van Schendel zijn: "Een zwerver verliefd" (1904), "Jan Compagnie" (1932), "De waterman" (1933), "De rijke man" (1936), "De grauwe vogels" (1937), "De zeven tuinen" (1939) en "De mensenhater" (1941). uit: Nederlandse Literatuur 1900-2000 (deel 1) BEOORDELING: “Een Hollands Drama”was voor mij een van de eerste boeken over het geloof. In het begin begreep ik er niets van. Het interesseerde me totaal niet. Na een paar weken ging ik het voor de tweede keer lezen. Door de bespreking ervan tijdens de lessen Nederlands, leek het verhaal me min of meer helder. Ik ging verder lezen. Toen ik het boek uit had, bleef er een somber gevoel van over. Ik wilde nog tegen Floris roepen:”Jongen, het kan ook anders.”Maar ik weet ook wel dat het voor hem niet anders kon. Door het geloof, doordat hij geloofde dat hij een zonde, een schuld was, kon hij niet op een andere manier gaan denken. Emotie staat in dit boek centraal. Er wordt vaak verteld wat de personen denken, hoe ze zich voelen. Alles heeft met geloof te maken. Door de precieze beschrijving van de relatie tussen Gerbrand en Floris, kon ik met Floris tot zekere hoogte meeleven. Eerst dacht ik dat hij alleen maar alsof deed, dat hij beter wilde worden. Het ging wel een tijdje goed, maar daarna sloeg het weer door. Hij ging weer stelen en liegen. Dat het misschien aangeboren is, daar geloof ik niet zo in. Ik denk meer aan de opvoeding. Gerbrand was te streng en Frans te zacht. Zijn moeder had geen invloed op hem. Nadat Floris rond het huis ging zwerven, geloofde ik dat hij werkelijk beter mens wilde worden. De druk van de eigen zondigheid, die van zijn vader en van de schuld was te groot. Een zelfmoord was de enige oplossing. Aan de ontknoping voorafgaande spanning: temwisselingen van Floris, zijn ideen over het emmigreren, zijn terugkomst; vind ik heel goed weergegeven – je leest vanaf hfst.12 bijna aan een stuk door. Door Floriss tobben met de ‘zondekwestie’, heb je een vermoeden hoe het verhaal afloopt. Wat me tijdens het lezen opviel, was dat de schrijver de gesprekken niet in een vorm van een dialoog weergaf. Het was behoorlijk hinderlijk. De verouderde woorden sluiten heel goed aan bij de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. EXTRA OPDRACHT: Citeer bij elk kenmerk van het calvinisme vijf voorbeelden uit het boek. Kenmerken: 1. Het doel van het leven is werken.  “Een man zit in de duistere kamer onder de olielamp te rekenen...” (blz.1)  “ Hij grendelde de deur weer, keerde terug naar de kamer en ging voort met de rekeningen. Zo zat hij iedere avond allen nadat hij de winkel gesloten had.” (blz.8)  “Hij had veel meer te rekenen dan voorheen, zoveel dat hij pas na middernacht naar bed ging.” (blz.28)  “Hij was zozeer vervuld van de taak alleen,dat hij aan niets anders dacht en niet opmerkte...”(blz.31)  “...dan bleef zij bezig tot het licht werd uitgedaan ondanks de vermoeienis en de hoofdpijn van een rusteloze nacht, en daarna zat zij nog met stopwerk.” (blz.33) 2. Erfzonde,alle mensen zijn vanaf het begin slecht.  “...een rode vlek,dat is de zonde.” (blz.1)  “Waarom moest hij het eerst aan het ergste denken?”(blz.7)  “...dan voelde hij dat er iets drukte op het dak,een last van vele jaren voorheen”(blz.10)  “En onder deze last,gedragen door de ouderen,begon het kind zijn leven.”(blz.26)  “Gerbrand wantrouwde die uitdrukking op het gezicht,hij vermoedde wel dat er gelogen werd,soms wist hij het en hij sloeg.”(blz.41) 3. God ziet alles,weet alles.  “En toch was Gerbrand overtuigd dat er iets geweest was dat hem verteerde,maar dat was een geheim gebleven en niemand kende het dan God allen.”(blz.11)  “Dat is een zegen die de Heer zendt,zei Gerbrand,niet allen voor Agnete en haar man,maar ook voor ons allemaal.Daar moeten we aan denken.” (blz.13)  “...en God weet het...” (blz.184)  “Als het berouw is ,denk er aan dat de Heer in het hart ziet,en als het waar is kan je vertrouwen hebben.”(blz.156)  “Niet de mensen hebben het oordeel,maar de Heer en daar moet je het bij vinden.(blz.151-152) 4. Predestinatie – alles ligt al vast  “God had hem eenmal slecht gemaakt,boordevol van zondigheid...”(blz.159)  “...het werk dat ons van de eerste mens af te dragen is gegeven,is een straf,maar ook een zegen,het houdt ons van veel kwaad af.”(blz.154)  “...geloof hebt dat je verlost zal worden.”(blz.150)  “Ja,zei Stien,je weet nooit langs welke weg de verlossing komt.”(blz.148)  “Het zou vergeven worden,dat was zeker.”(blz.52) 5. Uitverkiezing – zoveel mensen komen in de hemel.Aantal ligt al vast.  “Laten we daarom niemand met stenen werpen en allen doen wat Go van ons verwacht” (blz.25)  “...maar de een is zwakker en doet het kwaad en de ander wordt ervoor behoed.Dat is uitverkiezing.”(blz.150)  “...vonden het plicht bij Werendonk te kopen en daardoor bij te dragen voor de behoeftigen.”(blz.29)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Een Hollands drama door Arthur van Schendel"