Sint Servaeslegende – Hendrik van Veldeke
De Servaaslegende
Boek I
Voor het verhaal over Sint Servaas begint, wordt er eerst een aantal christelijke ideeën verteld. Hieruit blijkt dat God degene die zijn leer aanhangen, begrijpen en navolgen (10 geboden) in hun werken, een grote eer bewijst. De heilige Sint Servaas was zo iemand die helemaal leefde volgens Gods wil. Hij was een oprechte bisschop uit dezelfde familie waar Maria (en later dus Jezus) uit voort kwam. Hij werd geboren in Armenië, waar hij al jong faam verwierf door de vele goede werken die hij volbracht. Hij had God lief en verafschuwde ieder aards bezit. Hij was een zuivere christen. God verzocht hem om van Armenië naar Jeruzalem, Syrië te trekken. Ook daar viel hij op door zijn onberispelijk bestaan en goede werken. Hij werd gevraagd zich tot priester te laten wijden, wat hij uiteindelijk deed.
Op een dag stuurde God een engel naar Sint Servaas om hem duidelijk te maken dat hij naar Gallië moet gaan om bisschop te worden. Zo trok hij naar Tongeren, een rijk, uitgestrekt bisdom die het al zeven jaar zonder bisschop had moeten stellen. De vorige bisschop had een banvloek uitgesproken over zijn staf toen hij stierf om te voorkomen dat een kwaad iemand aan de macht kwam. Toen Sint Servaas aankwam in Tongeren, was er net een groot beraad in een kerk over wie nu eindelijk de volgende bisschop moest worden. Op het moment dat Sint Servaas binnentrad verscheen boven hem een schitterende engel die de staf aan Sint Servaas gaf. Sint Servaas gaf toen een toespraak (hij verkondigde Gods woord) in het Grieks, maar door een wonder verstond iedereen hem in deze kerk.
Na deze spetterende ontvangst ging het voorspoedig met Sint Servaas, hij bestuurde zijn bisdom geestelijk goed. Opnieuw verrichtte hij wonderen: hij genas zieken en bezetenen.
Na een tijdje verleidde de duivel de mensen in Tongeren tot zonden. Hij stookte de bewoners listig op zich tegen Sint Servaas te keren en ze begonnen hem te haten. Ze zetten hem de stad uit.
Op dat moment kwam de Engel opnieuw naar Sint Servaas en droeg hem op naar Maastricht te gaan. Hier bouwde hij een kapelletje naast de kerk en trok zich hier in alle rust terug om te bidden tot God.
Op een zeker moment vertelde God aan Sint Servaas dat Hij een wraakactie zal gaan uitvoeren op de zondige bewoners van Tongeren en elders: Atilla, koning der Hunnen, was met een groot leger in aantocht.
Als reactie hierop organiseerde Sint Servaas een bijeenkomst van alle bisschoppen uit Gallië om hen te waarschuwen. Ze besloten een afgezand te sturen naar het graf van Sint Petrus in Rome om genade te smeken. Petrus zou Gods woede misschien kunnen afkoelen. De bisschoppen besloten dat Sint Servaas de geschikte man is voor deze opdracht, en hij begon aan de lange tocht.
Als voorwaarde stelt hij wel dat eerst de boosaardige bisschop Effrata van Agrippina (Keulen) bestreden moet worden, omdat hij bang is dat Effrata zijn slechte werken ten uitvoer brengt tijdens Sint Servaas’ afwezigheid. Hij vertok dus eerst naar Keulen met een aantal gezellen.
Aangekomen in Keulen werd Sint Servaas warm onthaald en Effrata werd verdreven. Tijdens een mis wordt de goede Sint Severinus tot opvolger benoemd.
Sint Servaas zette zijn tocht naar Rome voort en terwijl hij een tussenstop in Metz (bisschop: Sint Auctor) hield smeet de duivel een grote balk naar beneden. Door een wonder bleef Sint Servaas ongedeerd maar het altaar brak in tweeën. Sint Servaas stak zijn vinger in zijn mond en veegde het speeksel langs de breuk. God toonde zijn genade en beloonde Sint Servaas’ eeuwige trouw aan God door het altaar weer tot één geheel te maken. Sint Servaas verliet Metz en als vrienden gingen de twee bisschoppen uit elkaar.
Op Aswoensdag kwam Sint Servaas in Rome aan. Voor de Sint Pieterskerk knielde Sint Servaas en bad tot Sint Petrus, maar zijn gebeden werden niet verhoord. Sint Servaas werd verschrikkelijk droevig en begon te weeklagen. Hierop stuurde God Sint Petrus naar hem toe en deze vertelde hem dat God zich nu eenmaal wil wreken op de zondaars. Petrus gaf tenslotte wel een sleutel (de Servatiussleutel) aan Sint Servaas, uit liefde voor hem en als beloning voor diens inspanningen. Met deze sleutel kon hij iedere ziel binden en ontbinden. Petrus gebood hem terug te keren naar Gallië en met name naar Tongeren, om hen hetgeen hij had vernomen te verkondigen. Petrus waarschuwde wel dat Sint Servaas tijdens zijn terugreis gevangen genomen zou worden door de Hunnen.
Inderdaad gebeurde dit en Sint Servaas werd door de brute Hunnen gemarteld. Maar terwijl hij in het donker geboeid lag, liet God een wonder geschieden: er verscheen een helder licht over Sint Servaas vanuit de hemel. De Hunnen waren diep onder de indruk, lieten zich zegenen door Sint Servaas en bevrijdden hem.
Onderweg gebeurde er opnieuw een wonder. Sint Servaas werd door vermoeidheid en hitte overmand en viel naast de weg in een diepe slaap. God zond daarop een enorme adelaar: een vleugel beschermde Sint Servaas voor de sterke zon, de andere vleugel zorgde al wapperend voor verkoeling. De Hunnen troffen hem zo aan en brachten hem vol ongeloof naar hun koning: Atilla. Atilla liet zich toen bekeren en omdopen door Sint Servaas. Echter, vlak na het vertrek van Sint Servaas vervielen de Hunnen weer in het heidense geloof.
Aangekomen in het bisdom van Spiers kreeg Sint Servaas een enorme dorst en terwijl hij tot God bad en een kruis in de dorre aarde tekende, ontstond daar plots een zuivere waterbron. Het water bleek bijzondere krachten te hebben en zou veel mensen genezen.
Sint Servaas reisde toen verder naar Worms waar hij eervol werd onthaalt en veel vrienden ontmoette, o.a. de bisschop van Metz, Sint Auctor.
Daarna vertrok hij naar Keulen, waar hij midden in de nacht aankwam. Hij besloot de rest van de nacht door de brengen in een schuur net buiten de stad waar hij opnieuw ook vol overgave bad tot God. Deze plek werd later geheiligd. Terwijl hij in de schuur lag verscheen er een gouden zuil om hem heen die reikte van de aarde tot de hemel. Op het begin zag alleen Sint Severinus deze zuil, maar later werd deze voor iedereen zichtbaar nadat ze genoeg tot God gebeden en hun zonden beleden hadden.
Hierna vertrok Sint Servaas naar Triers, waar hij het volk de raad gaf boete te doen voor hun zonden en misdaden.
Daarna toog hij naar Metz waar hij een plechtige mis opvoer voor alle vorsten van Frankrijk. Tijdens deze mis gebeurde opnieuw een wonder: zijn gelaat werd verlicht door de Heilige Geest. Hierna raadde hij ook hier iedereen aan om tot God om genade te smeken. Toen kwam Sint Servaas enkele mensen tegen uit Tongeren, zijn bisdom waar hij was verdreven. Deze mensen staken spijtbetuigingen op hem af en smeekten hem terug te keren naar Tongeren, waar veel mensen nu in angst leefden.
Sint Servaas keerde inderdaad terug naar Tongeren en kreeg een groots onthaal in het bisdom waar hij nog steeds geestelijk leider van was. Hier vertelde hij dat het bisdom gedoemd is en dat de inwoners zullen straffen voor hun zonden, want Gods wil geschiede. Hij vertelde voorts dat hij de bewoners wèl kan helpen ze op de goede weg te leiden en liet vervolgens de sleutel van Sint Petrus zien waarmee hij kan binden en ontbinden. Vervolgens kondigde Sint Servaas aan dat hij Tongeren definitief zou gaan verlaten. Ondanks het enorme geweeklaag van het volk vertrok Sint Servaas toch naar Maastricht. Aangezien de stad verwoest ging worden en hij toch de belangrijke stoffelijke resten (relikwieën) van de vorige bisschoppen wilde sparen, nam hij deze mee op reis. Voor hij vertrok richtte hij nog een smeekbede voor de bewoners van Tongeren tot God om hun zielen toch nog in zijn heerlijkheid op te nemen. Er volgde een dramatisch afscheid.
Onderweg raakte Sint Servaas ernstig vermoeid en hij stopte om te rusten. Precies waar hij wilde gaan zitten kwam de grond omhoog.
Aangekomen in Maastricht bouwde Sint Servaas een crypte in de kerk voor de resten van de bisschoppen.
Korte tijd later liet een engel hem weten dat zijn einde naderde. In gezelschap van vele vrienden en kennissen steeg zijn ziel ten hemel en er verscheen een helder licht. Zeven dagen na zijn dood (zeven is het getal van de volmaaktheid) werd Sint Servaas ten grave gedragen. Vele mensen op zoek naar genade bezochten zijn graf en daar vonden ook vele wonderen (genezingen) plaats.
Boek I eindigt met een eerbetuiging van Van Veldeke aan Sint Servaas en God.
Boek II
Al snel na de voorgaande gebeurtenissen trokken de Hunnen door het land en richtten grote schade aan. De steden Keulen, Tongeren, Metz (de Sint Stefanuskerk werd behouden, omdat Jezus persoonlijk de vlammen neersloeg om het bloed van Stefanus te redden dat in de kerk bewaard werd gehouden), Reims en alles ertussen werden met de grond gelijk gemaakt.
De verwoestingen gingen door totdat de Hunnen bij Troyes aankwamen. Op het moment dat ze de stad binnentraden werd het in de stad pikkedonker en de Hunnen dropen af (dankzij de gebeden van Sint Lupus, bisschop van Troyes). Van hieruit viel het leger uiteen en verspreid trokken de Hunnen verder en richtten verdere verwoestingen aan. Alleen Maastricht bleef gespaard, waar Sint Servaas begraven lag. Hoewel de Hunnen het plan hadden zo de hele wereld door te trekken, vond God het wel welletjes en een gigantisch Frans leger sloeg de Hunnen neer, Attila komt om.
Het christendom was inmiddels ernstig verzwakt in Gallië, vooral Tongeren was er slecht aan toe. Op een gegeven moment kreeg God medelijden met het geweeklaag. Veel mensen uit Tongeren trokken naar het graf van Sint Servaas in Maastricht om tot hem te bidden. Dit gebeurde op 13 mei, Sint Servaasdag. Tijdens deze gebeden van de menigte liet God een wonder geschieden: een fel licht scheen door het dak van de Servaaskerk. God zond hierna vreugde, vrede en genade naar de aarde. De duivel beviel dit niet en uit woede smeet hij het dak van de kerk naar beneden. Hoewel het lang duurde voor er een nieuw dak was, viel er geen regen of sneeuw in de kerk door Gods hulp.
Het duurde lang voordat het bisdom Tongeren een nieuwe bisschop kreeg, maar uiteindelijk werd tijdens een bijeenkomst in Orléans besloten dat Agricolaüs de opvolger werd en dat de bisschopszetel verplaatst werd naar Maastricht.
Twee latere bisschoppen waren Sint Monulfus en Sint Gondulfus.
Vele jaren later werd Servaas uit zijn graf verheven (=elevatio). Dit ging als volgt. Karel de Grote had met veel succes een krijgstocht tegen de heidenen ondernomen en door Gods en Servaas’ hulp wonnen ze zelfs een onmogelijke strijd. Karel de Grote gebood de mensen vervolgens massaal naar Maastricht te trekken om Servaas te eren en te verheven. Een bisschop in Parijs, Willegisus, kreeg een visioen dat het lichaam van Servaas helemaal niet in Maastricht ligt.
Sint Hubertus van Maastricht gaf hierop opdracht aan het volk om boete te doen opdat God hen raad zou kunnen geven. De elevatio werd in de vroege middeleeuwen beschouwd als een heiligverklaring. Toen de sarcofaag geopend werd tijdens een massale bijeenkomst geopend werd, bleek deze inderdaad leeg. De mensen begonnen te weeklagen, ze wisten niet dat Sint Monulfus hem vroeger al had verheven en overgedragen (na de elevatio werd een lichaam elders weer ter aarde gedragen). Ze waren in de veronderstelling dat ze bestolen waren. Op Gods ingeven vonden de Maastrichtenaren het ware graf van Servaas toch nog en ze begonnen daar te bidden tot God. Zodra ze het graf openden steeg er een bijzonder aangename, zoete geur op (geurwonder). In het graf troffen ze naast het lichaam van Sint Servaas een gouden kruis, een monile (soort sieraad), de bisschopsstaf, de sleutel van Paulus en andere kostbaarheden aan. Toen ze zijn gezicht blootlegde, geschiedde wederom een wonder: het gelaat van Servaas begon te schitteren. Toen ze het lichaam uit het graf wilden tillen, werd deze gloeiend heet en zo werden ze gedwongen het te laten liggen. Mensen begonnen te bidden tot God en Hij liet de hitte verdwijnen, en aldus werd Servaas verheven. Karel de Grote was zeer verheugd hiermee en gaf later met Pasen een hofdag in Maastricht ter ere van Servaas. Hier geschiedde opnieuw een aantal wonderen (o.a. genezingen).
Vanaf nu vertelt het verhaal enkele los van elkaar staande wonderen rondom Sint Servaas, de verhalen hebben onderling dus geen relatie.
Het eerste wonder gebeurde toen de Vikingen later het land binnenvielen en van plan waren de Servaaskerk te vernietigen. Servaas liet dit mislukken: de Vikingen konden zich niet meer bewegen nadat ze de kerk hadden aangestoken en velen kwamen in hun eigen vlammen om.
De zoon van Karel de Grote, Lodewijk, organiseerde later een hofdag in Keulen. Ook de hertog van Saksen, Hendrik, was aanwezig. Hendrik was een goede vriend van Lodewijk. Hendrik kreeg als vriendschapsbetuiging van Lodewijk het land Lotharingen en Hendrik trok naar Maastricht om het van hieruit te besturen. Toen hij erachter kwam dat zich hier ook het graf van Sint Servaas bevond, wilde hij hem tot patroonheilige kiezen. Hiervoor had hij wel Servaas’ stola en staf nodig, die hij op slimme manier in zijn bezit kreeg. Hij stichtte ter ere van Servaas een schitterend abdij in Quedlinburg.
Hendrik stierf en zijn zoon Otto I nam de leiding over. Ook hij deed dit op perfecte wijze, Otto zou later zelfs keizer worden van het Romeinse Rijk. Otto I liet het lichaam van Sint Servaas overbrengen naar Quedlinburg om hem te eren, en tijdens het vervoer van dit lichaam geschiedden onderweg allemaal wonderen. Toen de Maastrichtenaren erachter kwamen waren zij zeer verdrietig en zij besloten het lichaam achterna te reizen om het terug te nemen naar Maastricht. Dat zij hierin slaagden zagen zij als een teken van God. Weer geschiedden er wonderen.
Vele jaren later verloor Sint Servaas een landgoed aan de Moezel, en oprechte vrienden besloten Servaas relieken daarheen te brengen. Er voltrok zich weer een wonder: de rovers gaven zich over en smeekten om genade.
Ook rekende Servaas af met een stel kinderen die op een van zijn landgoederen druiven stalen: hij liet ze vastkleven aan de wijnstokken. De ouders smeekten om genade en Servaas bevrijdde de kinderen en troostte de ouders.
Toen later een goede hertog, Gijsbrecht genaamd, heer van Lotharingen, een muur wilde bouwen om de Servaaskerk, verscheen Servaas in zijn slaap bij hem en hij vertelde dat hij dit niet moest doen omdat de kerk toch niet verwoest zou worden.
De vrouw van de goede hertog stal later een prachtige stof uit de schatkamer van de Servaaskerk en maakte er een schitterende jurk van. Op Servaasdag (toen ze de jurk voor het eerst droeg) werd ze in de kerk overmand door een slaap en hierin redde Servaas haar van de dood. Toen ze wakker werd, biechtte ze alles op en ze smeekt om genade. Als verzoening schonk Gijsbrecht een groot landgoed aan Servaas.
Later woonde er in de stad Hoei (een stad waarin alle belasting naar Sint Servaas ging) iemand die weigerde belasting te betalen. Hij werd geveld door een ernstige ziekte, kreeg spijt en besloot boete te doen. Lichamelijk kon hij niet meer worden genezen maar zijn ziel werd gered.
Een ander verhaal is dat keizer Hendrik III besloot een prachtig borstbeeld van Servaas te laten maken om hem te eren. De goudsmeden kregen de ogen echter niet recht in het gezicht en toen de keizer dit zag smeet hij hen uit woede in de kerkers. Hendrik kreeg toen echter een visioen waarin Servaas hem liet zien dat hij daadwerkelijk scheel is en dat het dus een waarheidsgetrouw beeld was. De goudsmeden werden door Hendrik III bevrijd.
Servaas kwam er omstreeks die tijd ook achter dat een van zijn kerken verwaarloosd werd: er kwam zelden iemand naar de wijdingsfeesten. Tijdens het jaarlijkse wijdingsfeest van deze kerk (wederom slecht bezocht) kwamen plotseling twee vrouwen onder het bloed binnen. Ze vertelden dat terwijl ze aan het spinnen waren een draad brak, waar bloed uit spoot. De mensen beseften dat dit door hun zonden kwam en gingen voortaan wel naar de wijdingsfeesten.
Een ander wonder overkwam een ridder uit Brabant die een onrechtvaardig, slecht leven leidde. Als straf werd hij getroffen door een beroerte en stierf. Tijdens zijn begrafenis kwam hij echter tot grote schrik van de menigte weer bij, en hij vertelde dat hij door Servaas was gered uit de verschrikkelijke hel. Hij kreeg te horen dat hij nog zeven jaar te leven had en in deze jaren beterde hij zijn leven en boette hij voor zijn zonden. (Servaas heeft hem waarschijnlijk gered omdat deze ridder een naamgenoot van hem was; het was namelijk traditie voor heiligen om hun naamgenoten bij te staan, ongeacht ze een goed of slecht leven hadden geleid).
Een ander wonder gebeurde in de stad Nijvel, waar een goede, gehoorzame non leefde. Haar broer echter was een grote zondaar en hechtte geen enkel geloof aan God. Op een dag stierf hij en zijn zus was bang dat hij in de hel was gekomen. Tijdens een van haar gebeden verscheen haar broer op wonderlijke wijze en hij vertelde haar dat hij, terwijl hij werd afgevoerd naar de hel, een prachtige burcht zag liggen. Deze was van Sint Servaas en Servaas redt hem van de hel. Dit deed hij omdat de broer drie keer Servaas’ graf had bezocht en daar had gebeden, het enige goede wat de slechte broer zijn hele leven had gedaan. De broer raadde zijn zus aan Sint Servaas nog meer te eren en verdween.
Van Veldeke sluit het verhaal af met een eerbetoon aan Sint Servaas.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Heeft iemand hier een samenvatting van?
13 jaar geleden
Antwoorden