De overlevende door Ed. Hoornik

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
Boekcover De overlevende
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 6322 woorden
  • 14 april 2003
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer7.8
24 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Ed. Hoornik
Genre
Psychologische roman
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1968
Geschikt voor
bovenbouw vwo
Punten
2 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands

Boekcover De overlevende
Shadow
De overlevende door Ed. Hoornik
Shadow
Motto:

Geen genade. Men hakt naar rechts en naar links, en wordt niet zat. Men eet het vlees op van zijn eigen arm. Jessaja 9:19

A. Samenvatting:

1. Het Hotel.
Het hoofdstuk begint met een beeld van de dood: Een gestorven blad dwarrelt eerst op een stenen vrouwenbeeld, valt daarna op de grond in de schaduw: 'waar dode dingen horen'. Desondanks is het geen herfst. Kuyll is met vakantie in een zonnig Spaans badplaatsje, in een hotel. In de tuin hoort hij stemmen: van de mannen die hem daarstraks nog betrapt hadden in het gebouw aan de overkant, van waaruit hij zijn eigen kamer eens had willen bekijken. De schele portier met de ijzeren ring vol sleutels had tegen hem geknipoogd: die zou best eens een aanbrenger kunnen zijn. Kuyll was buitengewoon bang geweest. Het gebouw was het spiegelbeeld van dit gebouw: alleen veel donkerder, het lag in de schaduw. Geheel leeg en onbewoond. 'Niets beweegt. De stilte van na de dood.' Plotseling voelt hij zich bespied. Hij kijkt angstig naar de overkant en krijgt de absurde gewaarwording dat hij zichzelf had bespied, 'dat hij daar zo-even zelf had gestaan, achter een van die ramen....met lege ogen deze kant uit starend'. Beneden prik t een tuinman in blauwe overall een blad aan de punt van zijn stok, nadat een eerste poging was mislukt. Hotel 'Dos Mundos' (Twee werelden). In verlichte letters was deze naam tot in de verre omtrek te zien. Het hotel lag nu verlaten: de Amerikanen hadden een atoombom verloren in de zee. Uit angst waren alle gasten vertrokken. Men verklaarde hem (aldus de portier, 'de Schele') voor gek dat hij nog naar het strand durfde te gaan.

De verkiezingen: wat doen de partijen voor jongeren?

Volg ons op TikTok
2. Laura.
Kuyll gaat naar de verlaten eetzaal, alleen voor hem is er gedekt. Hij gaat niet bij de tuindeur zitten omdat de vorige avond de gehele tijd een hond door het raam naar hem had gestaard, en niet tegenover de spiegelwand: 'waar hij de eerste dag had gezeten, aanvankelijk behagen scheppend in zijn roodverbrand hoofd, maar al gauw gehinderd door een gevoel van eenzaamheid', en ook niet in het midden waar je 'helemaal verloren in de ruimte zit en nooit weet wat er achter je rug gebeurt'. Weer voelt hij zich bespied door het personeel. Hij wordt getroffen door een gravure, waarop de toreador in een stierengevecht de zwaargewonde stier niet de genadestoot in het voorhoofd geeft, maar tussen de horens door zijn hand op het voorhoofd legt, en hem genade verleend: het leven. 'Jezus', zegt Kuyll, als dat mogelijk is, dan bestaat God ook. 'Het is duidelijk, dat als de torero het gewild zou hebben, hij er met een steek een eind aan had kunnen maken, maar in plaats daarvan heeft hij, hoewel er ook bij hem niet de minste twijfel kan bestaan over de schuld en over de rechtvaardigheid van h et vonnis, het zwaard weggeworpen en vraagt hij kwijtschelding van verdere straffen'. (Aan de president op de tribune.) Kuyll verstart van schrik als hij een schreeuw achter zich hoort. Het blijkt een papegaai die door de gevluchte bewoners achter was gel a ten in huis en door de hoteleigenaar maar in de eetzaal gezet was. Hij kiest een tafel uit, maar de ober had er al opgerekend dat hij daar plaats zou nemen. Hij voelt zich gemanipuleerd, bedreigd door de obers. Het in net alsof hij weer in het kamp zit. Hij besluit de brief aan Liesbeth vanavond nog te schrijven: 'Het is niet goed het contact met de andere wereld te verliezen'. De gerant - 'op wie 1ijkt hij toch?'- staat onbeweeglijk als een beeld bij het buffet voor zich uit te staren. De papegaai schijn t ingeslapen, maar als Kuyll z'n vingers in de lucht beweegt wordt hij wakker, en roept driemaal duidelijk: 'Laura'.
3. Een brief.
Terug op zijn kamer zit hij op de rand van z'n bed te staten. Het dek is 'Model' opengeslagen. 'Laura, ik ken geen Laura', denkt hij. Hij begint te zweten, doet de verwarming uit en knoopt z'n jasje los. Een knoop zit los. Hij overwint zijn tegenzin en begint te schrijven aan Liesbeth. Maar staat dan plotseling op, het papiertje pakkend waarop hij in het vliegtuig een notitie heeft gemaakt. 'Meisje (20): ouders direct na aankomst in kamp vergast; broertje (Marc, 8) clandestien (?) bij haar in barak.' Hij schrapt 'meisje' door, schrijft er 'Laura' boven en voegt eraan toe: 'smokkelt briefje aan haar verloofde in mannenkamp. Schoenenmaat 38'. Haastig schuift hij de papiertjes in zijn blocnote, schichtig alsof hij ergens bang voor is. (In kamp schreef hij 'Laura' illegaal briefjes, stuurde haar schoenen.). Dan schrijft hij verder en doet verslag van een ervaring, op weg in de hitte n aar het strand. 'Op een gegeven moment, toen ik de zee hoorde, zag ik mezelf lopen, een eigenaardige gewaarwording ( ... ) en waardoor het is alsof je twee keer bestaat en die gelukkig altijd maar kort duurt. Nu, met die zon erbij werd het ondraaglijk. Ik realiseerde me dat ik daar midden op die weg, waar nergens een plekje schaduw was niet bewusteloos mocht raken en daarom bleef ik staan, of beter gezegd, bleven we staan, en toen liet hij me in een flits de poort zien waardoor we moesten binnenrukken en hoorde ik de zwepen knallen en met uitgestrekte armen holde ik het strand op, waar ik in de schaduw van een rots neerviel en uitgeput bleef liggen'. Kuyll was lang blijven liggen. Op de terugweg, zo schrijft hij, overviel hem de angst dat hij bestraft zou worden door de kampoudsten (de hotelleiding) voor het lange wegblijven. Misschien was alles geëvacueerd: 'Alles op een hoop in de gang, je weet hoe ruw ze altijd optreden, boeken die hier verboden zijn, open en bloot, papieren allemaal door elkaar en het kleine briefje van L. , het enige wat ik van haar heb en dat ik door alles heen heb weten te redden, voorgoed verdwenen. En dan het allerergste: stel dat ze me daar (op het strand) gesignaleerd hebben, of anders heeft een van die loopjongens, die met hun lieve smoeltjes overal mogen komen, me wel gezien en het om een wit voetje te halen haastig overbrieft aan de Schele - dan ben ik natuurlijk meteen gedoodverfd als spion, de geheime politie erbij, verhoren, martelingen... Je K.'
4. De barak.
Kuyll wordt wakker van het gesis van de cv, maar meent de locomotief gehoord te hebben met de veewagens vol joden bij Dachau. Hij denkt: maat 38 voor de schoenen van L. en begint zich automatisch te krabben. Hij gaat op een stoel staan en kijkt door de kieren van de blin d en naar buiten (hij had ze gesloten) De stenen vrouw kan hij niet zien staan. Hij wast zich en scheert zich niet, bij het aankleden verliest hij de knoop die loszat. Met z'n neus op de grond naar de knoop zoekend krijgt hij een hevige niesaanval: 'zou iemand een grap met hem uithalen?' Als hij overeind komt is het over. 'Het is alsof er in dat hoofd iets mis is'. Godweet is vannacht die bom ontploft en is de hele boel hier besmet, maar hij beseft dat het diep in zijn schedel zit allemaal. Dan ziet hij een glimmend dier: op de grond hij wil het doodtrappen, maar ontdekt nog juist dat het de knoop is. Hij gaat naar buiten via de stenen vrouw, dan achter door de keuken weg door het leverancierspoortje. De huizen buiten zijn geblindeerd en/of van dikke tralies voorzien. Het lijkt Kuyll uitgesloten dat de mensen hierachter de opdracht hadden om de gasten te bespieden'. Geluidloos sluipt hij over de straat. Ziet een dood vogeltje liggen, op de achterbank van een gedeukte Mercedes (de lichten nog aan) Een speelgoedautootje. Verderop verrijst somber en dreigend het skelet van een flatgebouw in aanbouw. Associatie: de 'Baustelle'. Hij gaat erheen, stapt over rails en bossen brandnetels heen, in de richting van de lage, groene barak, waar naar hij vermoedt, de gereedschappen worden bewaard en waar 'daar is hij zeker van: net zo'n kamertje moet het zijn als hij had toen hij als tijdschrijver in het bouwcommando werkte.' Hij grist er een bruin hemd van een spijker, stoot de deur van de barak open en staat in het kamertje. Voorlopig is hij veilig'.
5. Het Revier.
(Dit hoofdstuk is een deel van een boek dat Kuyll aan het schrijven is; in de vorm van een brief (aan Laura) die in Dachau door de 'electricien' naar het vrouwenverblijf gesmokkeld wordt, geschreven in de barak op de 'Baustelle'.) Inhoud van de brief: 'Lieve Laura, ik ben weer terug op de Baustelle.' De ik-figuur in deze brief verhaalt: hij was ziek geweest, lang en had het geluk in het revier gesmokkeld te zijn. Met twee anderen lag hij in bed. De ellende aldaar wordt beschreven, het lijden, het sterven, de zelfmoord van z'n buurman met het spiegeltje dat hij met hem had geruild voor een blokje margarine. Gerard, een bevriende Franse verpleger, zorgde ervoor dat hij aan de selectie (n.l. voor de gaskamers) ontkwam door hem te verbergen in een stapel lijken. Hij viel er echter in slaap en kon, reeds op transport naar de verbrandingsovens, ternauwernood de wagen waarop hij was neergesmeten afkomen . Vijftig medegevangenen waren 'geselecteerd'. In zijn plaats dus een ander. Voor het eerst sinds lang lag hij die nacht alleen in bed. Schuldgevoel. Zijn buurman had voor hem het brood achtergelaten: niet meer nodig. Kijkend naar de vlammen uit het crematorium at hij het op. Hij wilde wat drinken, maar de nachtwaker schopt e hem de wasplaats uit. In de hoogspanningskabels hing het lijk van een ontsnapte 'geselecteerde': hij kreeg de akelige gedachte dat de vrachtwagen nu slechts 49 (ipv de gebruikelijk 50) naar de gaskamers had gebracht: 'Ik prees mezelf gelukkig dat ze niet teruggekomen waren om het getal weer vol te maken'. Later stierf Gerard aan vlektyfus. Er was vooral ook angst: niet voor de dood. 'Het was de angst dat ik niet bestond of liever, dat ik alleen bestond als reflex, zoiets als die deur in dat spiegeltje' (Hij gebruikte het spiegeltje om de deur van de barak in de gaten te houden in het revier) Hij kreeg het briefje van Laura, waarin zij om schoenen (maat 38) vroeg. Hij had gedacht dat zij en het kind Mark, dat ze binnen had gesmokkeld, reeds dood zouden zijn . Hij moest grienen als een kind. 'Als mij op dat moment iemand had gevraagd of ik in God geloofde, zou ik zonder enige aarzeling ja hebben gezegd, terwijl Hij toch nergens zo afwezig was als juist hier'. Kuyll drinkt (te veel) cognac, hij verlangt naar In vrouw. Hij voelt iets van triomf. Zonder de gebruikelijke angsttoestanden heeft hij aan zijn verhaal geschreven, in die barak, waar hij In hakenkruis in de tafel had gegrift. Hij moest denken aan wat hij op de heenweg had gezien, dingen die op de een of andere manier met Laura te maken hadden gehad: dood vogeltje, auto, wasserij (van het hotel.) (Laura werkte in de wasserij in het kamp) Het had geleken of In ander die brief aan Laura had zitten schrijven. Hij denkt na over de hoofdpersoon: hij zelf. Hij herinnert zich nog hoe in het kamp naar het verboden terrein was gelopen waar uitzicht op het vrouwen- kamp was. Voorwendend z'n veter vast te maken of In knoop te zoeken zocht hij Laura, half gek van verlangen en angst. Waarom dat niet geschreven ? Hij wilde zichzelf, schuldig, geen heldendaden laten verrichten. Maar ook omdat als hij daar heeft gestaan, er een dode gestaan heeft, niet Kuyll zelf dus. En dan: wat is die daad vergeleken bij de heldenmoed van Laura om dat jochie clandestien bij zich te houden? Kuyll besluit het hoofdstuk, waarin hij te zielig wordt voorgesteld opnieuw te schrijven. 'Lieve Laura, 'Nu je eindelijk zekerheid hebt dat je ouders onmiddellijk na aankomst zijn vergast, begrijp ik hoe je eraan toe bent. Maar in godsnaam geef he t niet op!' Kuyll schaamt zich ervoor dat hij in de brief aan Laura niets bemoedigends naar haar toe had geschreven, alleen maar egoistisch over eigen ellende. Kuyll stelt zich voor hoe Laura hier op In dag zal zitten, een knoop aan zijn jasje zettend met haar geschoren hoofd. De inmiddels lege cognacfles gooit hij exact in de prullenmand. 'Sneller en energieker dan anders loopt hij de trappen af; af en toe slaat hij zelfs een trede over.
6. Irmgard.
Kuyll merkt dat er uiteindelijk nog iemand in het hotel woont, nota bene in de kamer naast hem. Het is Irmgard Seligbach, Duitse, hoofdverpleegster in een psychiatrische inrichting, die hier elk jaar komt. Kuyll vraagt zich af of zij niet de ss-vrouw uit Dachau is, die erg gesteld was op Mark (Een soort speelgoed voor haar) en hem vertroetelde. Kuyll maakt avances, hij verlangt naar erotiek.
7. De doodsengel.
In zijn kamer wacht Kuyll of Irmgard zou komen. Hij droomt van seks, maar tegelijkertijd van wraak, haar te slaan, te ranselen. Hij heeft zich opgedoft. Hij verzint een smoes, haar de afgevallen knoop laten aanhaaien. Hij wacht echter en voert het plan niet uit. Hij denkt hoe hij zal martelen om haar ertoe te bewegen te bekennen dat zij de 'Rode Irmgard' was die samen met de kamparts de selecties verrichtte. Hij durft niet, bang dat zij de directie zou roepen om hem te beschuldigen van oneerbare voorstellen en haar nu zelf had beschuldigd nu, om zijn gezicht te redden en zich te wreken daar zij zou hebben geweigerd. Hij gaat de pas herschreven brief, opnieuw herschreven, aan Laura nog eens lezen. Hij schrijft dat hij zich haar gezicht niet meer kan herinneren, wel de massa van uitgemergelden temidden van wie zij leefde, bang. Die angst probeert hij nu uit haar 'weg te praten'. 'Begrijp je nu dat ik je geen verhaaltje vertel als ik zeg dat wij, die geleerd hebben te sterven , voorbestemd zijn te overleven?' Laura had, als Joodse, echter minder kansen dan hij. Hij schrijft: 'Het ware beter geweest als Mark, haar broertje, gelijk met de ouders was vergast.Komt hij de verschrikkingen ooit nog te boven? Hij heult openlijk met de vijand: met de 'engel des doods, Irmgard'. die erotische smerigheid wil met het jong. Irmgard had altijd die vreselijke herdershond. Ze bracht graag zelf de dodelijke injecties met fenol toe, liever niet die onpersoonlijke gaskamers. Geen wreedheid zonder tederheid; de hand die doodt wil ook strelen. In de bankwerkerij hebben ze een autootje voor Mark genaakt. Onze elektricien brengt het tegelijk met de schoenen, die ik nu eindelijk heb georganiseerd. Je K." Zo moet het ongeveer geweest zijn, denkt Kuyl, dat briefje dat ik geschreven heb. Is het mijn schuld wat er gebeurd is ? (Kuyll was niet-Jood: het vergassen van niet-Joden was op een gegeven moment stopgezet. Laura was wel Joods. Schuldgevoel)
8. El indulto. (de genade).
Met Irmgard wandelt hij langs het strand. Het was hem opgevallen hoe goed ze met honden overweg kon. Ze was liefhebber van vissen, ze hield aquaria. Ze had een hekel aan die gemene stierengevechten. Kuyll suggereert haar dat zij ss-vrouw is geweest, ze begrijpt z'n toespelingen (nog) niet.) Kuyll verdedigt het stierengevecht: de stier wordt niet altijd gedood, al kun je hem in religieuze zin zien als symbool van het kwaad, soms wordt hem genade geschonken: verwijzing naar de prent in de eetzaa1. Irmgard belooft het prentje voorhem te stelen: zou Kuyll volgens haar toch niet zelf durven. De stier blijft dan, hoewel zwaargewond, toch leven. Er komt een zigeunerjongetje langs dat van Irmgard een zakje snoep krijgt. Ze vluchten voor een onweer. Kuyll denkt dat Irmgard de transistorradio heeft vergeten en gaat terug. Later blijkt Irmgard (naar ze zegt) het ding tegen de regen in haar tas gestopt te hebben. Kuyll over de stier: 'wat ik mij afvraag is, wat dat begrip indulto (genade) eigenlijk voorstelt. De stier is terug op de ranch. Gras, water, schaduw. Zijn zwaar geworden pens. Zijn nutteloze hoorns. Dode plekken in zijn huid. Angstdromen. Zichzelf bevlekkend tegen een hek of een boom. Een eenling, een overlevende. Genade is niet meer dan een kwijtschelding van verdere straffen. de schuld blijft, die kan niemand van ons afnemen.' Mogelijk ontdekt hij dan dat de arena ondanks alles, toch de plek is geweest waar hij zijn hoogste vervulling heeft gevonden. Hij heeft iets ervaren wat eigenlijk niet te ervaren is: de dood.'.
9. De droom.
Met koorts ligt Kuyll in bed. Hij heeft een angstdroom. Hij is ss'er en doet samen met Irmgard de ronde in het vrouwenkamp. Irmgard schopt vrouwen, Kuyll roept de hond die hen beet terug, hij zegt tegen Irmgard dat ze spataderen had. (Kuyll in Spanje had er wat opgemerkt bij de Duitse.) Ze trekt haar rok omhoog om dit tegen te spreken, Kuyll grijpt haar tussen de benen. Hij pest haar. Hij ontmoet er een kapo: de Schele, die zijn vrouw wil bezoeken , maar Kuyll weigert het hem. (Op z'n schouder zat een opgezette papegaai). Kuyll wil hem in een opwelling doodschieten, maar volstaat met een zweepslag. Irmgard zoekt Mark, die ze wil doden. Kuyll denkt te weten waar hij is, maar zegt niets. Onder het bed van de blo koudste vindt ze hem, gekleed in een broekje slechts, net als het zigeunerjongetje. Het jongetje verandert in een stiertje, Irmgard in een torero: haar uniformjasje is de rode doek. De wedstrijd eindigt: doodmoe en gewond blijft Mark staan. Irmgard. kijkt naar de president op de tribune: de hoteldirecteur. Deze wijst genade af en Irmgard. injecteert (zo dik als een breinaald, die spuit) Mark sterft. Daarna nodigt Irmgard hem uit tot een potje 'naaien' in een opslagplaats vol bont, mink. 'We gaan naaien op het mink van joden'.
10. De selectie.
Wakker geworden uit zijn droom had Kuyll uren liggen beven en het ene tabletje na het andere geslikt tot hij in een droomloze slaap was gevallen, een gezonde ditmaal. Wakker geworden en na een heet bad, gevolg door een koude douche voelt hij zich een ander mens. Hij wil nu haast maken met het verhaal: de ware toedracht over Dachau opschrijven: 'Is dat eenmaal gebeurd, dan zal hij misschien ook de andere problemen de baas kunnen, dan bestaat zelfs de mogelijkheid dat hij een streep kan zetten onder zijn verleden; hij zal teruggaan naar Liesbeth en met de normale ongemakken, eigen aan zijn leeftijd, opnieuw beginnen. (Tot nog toe had hij zich jonger gekleed dan hij was.) Irmgard komt binnenrennen met het bericht dat ze de b om eindelijk hadden gevonden: die was hij zowat vergeten. Ze is gebeten door de papegaai, in haar vinger. Irmgard zegt dat ze die radio gewoon in haar mandje had. Kuyll vraagt zich af waarom ze zou liegen. Hij zegt dat hij denkt dat ze de ss-vrouw is. Briesend en snuivend staat ze achter hem en stompt hem in de nek: 'Ik heb nooit, hoort u, nooit.." In het tot een grimas vertrokken gezicht trillen de mondhoeken. Tranen schieten in haar ogen. 'Ik heb de dingen alleen maar een beetje door de war gehaald,' zegt Kuyll. Hij vertelt hoe een meisje in het vliegtuig, met haar kleine broertje, hem hadden doen denken aan Laura en Mark. Ze probeerde namelijk het jongetje zijn angst weg te praten voor de luchtzakken waarin het vliegtuig steeds terecht kwam. Zo deed Laura in het kamp hetzelfde bij Mark. Kuyll wil het licht aandoen, bang als hij is voor de schemering, maar hij durft het Irmgard niet voor te stellen, en eigenlijk durft hij ook niet goed op te staan. Hij heeft het gevoel dat uit het Gebladerte in de tuin ogen naar hem kijken en vingers op hem gericht zijn. Kuyll vervolgt: 'Ik was haar laatste hoop. Ik schreef een brief die ondanks alle mooie woorden niet kon verhullen dat ik ook geen oplossing wist; Laura vertelde Mark dat de gaskamer zoiets als het paradijs w as, waar zijn ouders waren en alles goed was: veel eten en drinken. De jongen geloofde het. Bij een selectie door kamparts Schulz werd Mark door de arts aangewezen om twee mensen ter selectie aan te wijzen: hij wees op Laura en op zichzelf en ze werden af gevoerd. Dat was Kuyll in verhaalvorm aan het gieten: zo moest het gebeurd zijn.
11. Het feest.
Tijdens een feest, n.a.v. het vinden van de bom en het terugkeren van de andere hotelgasten worden Irmgard en Kuyll als helden gezien. Kuyll weet dat hij helemaal niet moedig was door te blijven, maar toen ze hem allemaal kwamen complimenteren had hij het 'gevoel gekregen dat hij die hulde op de een of andere manier ook werkelijk had verdiend. 'De wond is nu dicht en voorgoed', een 'mijlpaal'. Hij herinnert zich hoe hij bij de bevrijding uit het kamp met een soldaat gevoetbald had met het afgehakte hoofd van een kampbeul. Bij nader inzien had Irmgard geen enkele gelijkenis met de ss-vrouw uit het kamp. 'Het is zelfs zeer de vraag of die er wel ooit is geweest. Wat overgebleven is, is een leegte in zijn borst. Verre van plezierig, maar ach, denkt Kuyll, wie weet hoe gauw dat gat zich zal vullen met nieuwe verlangens, nieuwe ervaringen. Nu al proberen zijn vingers het ritme van de muziek op het tafelt, mee te tikken , het valt niet mee, maar ze zullen het leren."
B. Bespreking:

B1. Personages

1. Kuyll
K. lijdt aan een kz-syndroom. (kampsyndroom) Dit syndroom uit zich bij hem in allerlei angsten, schuldgevoelens en eenzaamheid. Door zijn contactstoornissen is zijn huwelijk met zijn vrouw Liesbeth niet goed. Kuyll is naar een zonnig Spaans badplaatsje gereisd, zogenaamd om een boek te schrijven over Laura, het meisje dat hij achtergelaten heeft met Mark, een jongetje dat de bescherming van Laura genoot, in het vernietigingskamp Dachau. Het verhaal speelt zich af aan het einde van de jaren veertig. In werkelijkheid is Kuyll bezig om het verleden voortdurend over te doen en het contact met Laura op de een of andere manier te herstellen door zijn ontmoetingen met haar te reconstrueren. Die reconstructie zou plaatshebben middels het boek dat hij aan het schrijven is. Hij schrijft echter niet op wat er precies allemaal historisch gebeurd is, maar wat hij vond dat er gebeurd zou moeten zijn. In de oorlog had bij haar een briefje geschreven vol met zelf- beklag. In het boek herschrijft hij dat briefje diverse malen, net zolang totdat hij er bemoedigende dingen in heeft gezet. Zo meent hij zijn schuldgevoel: hij laf en overlevend, zij moedig en Joods en dus dood- te kunnen overwinnen. In feite bedriegt hij zich zelf.
Op momenten dat hij terugdenkt aan Dachau bekruipen hem angsten en depressies, en zelfs fysieke nerveuze reacties: krabben (tegen het ongedierte in het kamp) en niezen (kampstof). Aan het einde van het verhaal, als zijn brief aan Laura (en niet aan Liesbeth, wat hij zich wel steeds voornam) is voltooid en hij erotische ervaringen heeft gehad met een hotelgast Irmgard, die hij zag als de 'engel des doods' uit het kamp, dan meent hij eindelijk weer innerlijke rust te hebben gevonden en weer deel te kunnen hebben aan het leven. Dat is echter een misvatting. Als hij deze positieve gevoelens voor het eerst koestert, is hij halfbezopen van grote hoeveelheden champagne en nog steeds onder invloed van het kamp: de oorzaak van zijn alcoholisme.
Kenschetsend voor de situatie aan het einde van het boek: Kuyll beleeft zijn optimistische momenten in een volle zaal met feestende mensen: want de verloren Amerikaanse Atoombom is uit zee gevist, maar Kuyll is toch geheel geïsoleerd van de feestgangers en zit er alleen. Alleen de lezer beseft dat, en de lezer anno 1978 (het jaar waarin het boek is gepubliceerd) weet ook hoe het staat met de atoomdreiging. Een tragisch, open einde. De overlevende leeft niet maar is en blijft 'overlevende'.
2. Irmgard Geligbach
Irmgard Gelichbach is een b-verpleegkundige uit Duitsland, die elk jaar in hotel Dos Mundos logeert. Vanaf het eerste moment meent Kuyll in haar een SS-vrouw te herkennen uit Dachau, de zogenaamde 'Engel des Doods'. Hij versiert haar, maar laat duidelijk blijken dat hij haar haat en verdenkt. De erotische aantrekkingskracht levert hem het zoveelste schuldgevoel op. Naar bed gaat hij waarschijnlijk niet met haar. Het perspectief ligt geheel bij Kuyll, het wordt niet duidelijk of zij het nu was of niet. (Onbetrouwbaar perspectief)
3. Liesbeth
Liesbeth is de vrouw van Kuyll, en komt alleen voor in het verhaal als de persoon aan wie Kuyll steeds maar brieven wil schrijven. Dachau staat echter tussen hem en zijn vrouw: de reconstructie van de gebeurtenissen met Laura hebben de voorrang boven alles. Het KZ-syndroom zorgt er zodoende voor dat Kuyll niet in staat is liefde te geven of te ontvangen. Dachau beheerst zijn leven.
4. Laura
Het is volstrekt onduidelijk of Laura echt bestaan heeft of niet. Wellicht heeft hij haar gezien en bewonderd omdat zij zich ontfermde in het k.z. over het kleine jongetje Mark, dat zij het vrouwenverblijf binnensmokkelde. Wel schijnt hij, als enige bewijs aan haar, een briefje van Laura te hebben met daarop het verzoek om hem naast het speelgoedautootje voor Mark ook een paar schoenen maat 38 voor haar te versieren. Hij is ontevreden over een briefje vol zelfbeklag aan haar. Laura, en zijn houding t.o.v. haar en het feit dat zij, Jodin en heldin dood is en hij niet-Jood en laf en feitelijk dood (hij was n.l. al geselecteerd, maar wist zich in een stapel lijken te verbergen), vormt de bron van zijn knagend schuldgevoel. Dat Laura wellicht een hersenspinsel is wordt versterkt door het gegeven dat een stenen vrouwsbeeld in de tuin van het hotel hem bij voortduring associeert met Laura. Zij is misschien meer het symbool van de vermoorde onschuld, terwijl hij het levende bewijs van schuld is. Hij verzint in zijn boek een dramatisch en heldhaftig einde voor Laura en haar beschermeling. Hij heeft bovendien schuldgevoelens t.o.v. haar omdat zij de zuivere maagd is, die hij lichamelijk begeerde. De 'engel des doods' begeerde hij, de wezenlijk slechte, eveneens en hij betastte haar niet alleen in zijn dromen, maar ook in werkelijkheid. (Op het strand)
Thema en motieven

De poging van een K.Z.-syndroom patiënt om het verleden te integreren in het huidige leven om weer normaal verder te kunnen leven. Het mislukken daarvan.
Het K.Z.-syndroom uit zich in eenzaamheid
De verhouding met wie hij liefheeft, Liesbeth, is niet naar wens. Het huwelijk is verstoord. Maar met Irmgard die hij eigenlijk haat, komt hij tot een seksuele relatie. Zij gaat wel in op zijn (lage) dierlijke driften. Zijn contactgestoordheid, mede ingegeven door paranoïde angsten, leidt tot zelfgezochte eenzaamheid. Alleen in het hotel, in het begin alleen in de eetzaal, aan het einde van het boek in een volle feestzaal, nochtans alleen en op zichzelf teruggeworpen. Ziijn contactarmoede is mede veroorzaakt door een volledig vernietigd zelfrespect. Hij houdt niet van zichzelf en kan zodoende ook anderen niet beminnen. Dachau heeft hem zijn zelfrespect afgenomen, doordat hij -als geselecteerde- eigenlijk dood moest zijn. (Net als de stier in het stierengevecht)
Het KZ-syndroom uit zich in achtervolgingswaan en andere angsten
Doordat Kuyll in feite schizofreen is (hij is Dachauhaftling en vrij burger tegelijkertijd), lopen verleden en heden bij hem totaal door elkaar heen. Het geringste roept bij hem associaties op aan het concentratiekamp. Voorbeelden van paranoia:
· Hotel 'Dos Mundos' (let op de symboliek in de naam) is op een gegeven moment het revier, de ziekenbarak van kamp Dachau. De schele portier met zijn sleutelbos is een aanbrengen in dienst van de S.S, Kuyll durft niet in het midden van de zaal te zitten uit vrees dat er achter zijn rug gevaar dreigt. Hij voelt zich bespied door het personeel en door vermeende aanbrengers uit het lege gebouw aan de overkant: daarom heeft hij voortdurend de blinden dicht.
· Kuyll schrikt zich te pletter van onverwachte geluiden: b.v. als de papegaai opeens begint te schreeuwen. ('Laura, Laura') De hotelleiding is de groep kampoudsten. Als Kuyll een hele tijd op het strand heeft gelegen (hoofdst. 3) na een van zijn visoenen, is hij bang om terug te gaan uit angst voor s.s.-represailles.
· Buiten het hotel (op s.s.-terrein dus) loopt hij niet, maar hij sluipt; hij verlaat het hotel als een dief in de nacht via een dienstuitgang.
· Voorbeelden van wilde associaties :
· Het gesis van de cv-ketel in het hotel wordt de stoomtrein vol Joden bij Dachau.
· Als hij denkt aan het kamp krijgt hij fysieke reacties: krabben tegen het kampongedierte en niezen
· Hij mist een knoop aan zijn jas: in Dachau ook. Hij hoopte toen dat Laura die er nog ooit voor hem zou aanzetten als een lieve huisvrouw; hij hoopt dat Irmgard te verleiden is met een knoopaannaaiscène: - als hij de knoop op de grond laat vallen en rondkruipt moet hij onwillekeurig niezen (kampstof); als hij hem dan ziet liggen is zijn eerste neiging het te zien als kampongedierte en wil hij het beest doodtrappen. (hoofdstuk 4).
· Kuyll meent in iedereen mensen te herkennen uit het verleden. De gerant van het hotel staat onbeweeglijk als een beeld op wacht: 'Op wie lijkt hij toch? Zo ook met Irmgard, zo ook met het stenen beeld (Laura), zo ook met het zigeunerjongetje op het strand (Mark); zo ook met het meisje en het jongetje in het vliegtuig naar Spanje. In het vliegtuig is het jongetje bang, maar het meisje (evenzeer vol angst voor de voortdurend luchtzakken ) is in staat de eigen angst te overwinnen en het gevaar voor het jongetje te bedwingen door het voorwerp van angst: het vliegtuig, tot reden van vreugd te maken: ze speelt met het jochie met een vliegtuigje. Zo laat Kuyll in zijn verslag over Laura Laura het jongetje wijsmaken dat het vuur uit het crematorium de eerste stap is op weg naar een soort luilekkerland, zodanig dat het jongetje als hij voor de keuze gesteld wordt iemand te kiezen voor de 'selectie' (ter vergassing) hij zichzelf en Laura aanwijst. (Verzinsel van Kuyll )
· Voer het Hotel Mundos staat een barak: bouwkeet van het in aanbouw zijnde flatgebouw. De keet wordt gevangenenbarak, namelijk die waarin Kuyll in het kamp stiekem een soort dagboek bijhield, en het is in de barak bij het hotelterrein, dat Kuyll in staat blijkt zijn Laura-episode te schrijven: geheel tot rust gekomen en vrij van de gebruikelijke angsten als hij terugdenkt aan Dachau! Kuyll beseft iets, maar zie hiervoor het hoofdstukje 'Stier'.
· De in aanbouwzijnde flats zijn de gevreesde 'Baustelle in blok D.
· De wasserij in het hotel is de wasserij waarin Laura altijd werkte.
· Irmgard houdt van kleine kinderen (Ze geeft het zigeunerjongetje een zak snoep. Ook houdt ze van honden. In D. was Irmgard pedofiel. Ze gaf Mark bijvoorbeeld een fluwelen prinsenpakje en Irmgard had altijd een vervaarlijke hond.bij zich. In het kamp had I. een merkwaardig soort 'tederheid'; de gaskamers vond ze 'wreed' en onpersoonlijk, liever gaf ze zelf de dodelijke hartinjecties met Fenol. Irmgard in Spanje zegt dat ze een vreselijke hekel heeft aan die wrede stierengevechten. Zie verder opmerkingen hierover in het hoofdstukje : 'Stier'.
· Als Kuyll op weg naar de bouwkeet, een Mercedes ziet staan, dan associeert hij deze onmiddellijk met het autootje voor Mark dat arbeiders in D. voor hem hadden gedraaid in de werkplaats.
· Op de achterbank ligt een dode vogel. Vogels associeert Kuyll steeds met het bange vogeltje Mark: de papegaai in het hotel, waarvan Kuyll zo schrikt als hij begint te schreeuwen, is eveneens Mark. Mark was alleen gelaten in D. Laura had hem het kamp ingesmokkeld. Toen de bewoners van het Spaanse dorp halsoverkop gevlucht waren uit angst voor de verloren atoombom, haalde de gerant hem binnen. Het beest roept: 'Laura, Laura'.
· De dekens van zijn hotelbed zijn 'model' opengeslagen: kampvoorschrift.
· In het vliegtuig schreef Kuyll op kleine briefjes notities voor zijn Laura-boek. Deze kleine briefjes stop hij schichtig in zijn kladblok: angst. In het kamp schreef hij ook op kleine snippers, en gebruikte daarbij een spiegel om de deur van de ingang in de gaten te houden. Kuyll kan niet tegen spiegels. Spiegels vormen een apart motief. Zie hierna.

B3. Overige thema's en motieven
Schuldgevoel
Het KZ-syndroom van Kuyl uit zich tevens in schuldgevoel. Kern ervan is de onschuld van Laura en Mark die moesten sterven en het feit dat Kuyll overleefde. Het feit dat Kuyll leeft heeft tot gevolg dat anderen stierven: bij de selectie werden steeds 50 personen uitgekozen; zo ook de makker van Kuyll, met wie hij het barakkenbed deelde. Kuyll zat in het revier en verstopte zich in een stapel lijken, zodat een ander (zijn bedmaat?) voor hem in de plaats stierf. Zijn buurman liet zelfs het brood 'dat hij nu toch niet meer nodig had' voor Kuyll achter. Kuyll wordt ook verteerd door schuldgevoel, omdat hij heeft gefaald ten opzichte van Laura. In plaats van opwekkende woorden schreef hij haar een briefje vol zelfbeklag. Een van de drijfveren om zijn boek te schrijven is het reconstrueren van dat briefje, en het beter maken: in feit verlangt Kuyl terug naar Dachau, om alles wat hij fout deed over te doen. Dachau had de plek moeten worden van zijn grootste vervulling, maar hij had er alleen maar gefaald.
Ook in Spanje overlaadt Kuyll zich wederom met schuld: hij schrijft niet aan zijn vrouw Liesbeth: wel beloofd. De geschiedenis herhaalt zich. Laura kreeg ook niet het schrijfsel waar ze recht op had. De bewoners van het plaatsje vereren hem als een held omdat hij de 'moed' had kunnen opbrengen om te blijven ondanks de atoomdreiging. Hij bleef echter niet omdat bij een held was: de dood interesseerde hem niet, want in feite was hij als dood. Het feit dat hij genade kreeg, en niet stierf in Dachau, is voorhem niet het kwijtschelden van schuld, maar alleen maar het kwijtschelden van straf. Ook laadt Kuyll zich op met schuld door de engels des doods (Irmgard) te beminnen in zijn dromen, en tot op zekere hoogte ook in werkelijkheid. In het kamp maakte hij zich schuldig aan zinnelijke begeerte naar de 'heilige' Laura.

Stier
Aan de wand in hotel Dos Mundos hangt een gravure van een stierengevecht. De overwonnen stier krijgt genade, hij hoeft niet te sterven. In het verhaal speelt dit als motief een voortdurende rol. Hij vertelt Irmgard dat hij dit prentje wil hebben (zij belooft het voor hem te pikken). Op het strand beschrijft hij in uiterst bloederige en sadistische bewoordingen het gemiddelde stierengevecht: alsof hij ervan genood! Irmgard toont haar afschuw (tot verbazing van Kuyll). Kuyll is feitelijk , net als andere kampgevangenen een stier, en Irmgard is de toreadoor. In zijn droom zelfs letterlijk, terwijl de kleine Mark het stiertje is. Kuyll houdt op het strand bij Irmgard een betoog waarin hij de schuld van de stier verdedigt en de noodzaak van zijn sterven.
De stier vindt in de arena/het kamp zijn grootste vervulling, hij heeft er het recht op zijn dood verdiend, net zoals gezonden in het kamp eerst moesten aftakelen om dood te mogen. Wie, zoals de stier en Kuyll, genade wordt geschonken, is verder nutteloos: hij vlucht met zijn nutteloze horens (dienend om zijn leven te verdedigen) in zelfbevlekking en eenzaamheid. Het ware vuur is eruit, opgebrand.

Dubbelgangersmotief
Kuyll heeft een dubbelganger: de Kuyll uit Dachau is zijn schaduw: - deze staat in het andere gebouw naar hem te spieden. Hoofdstuk II: "Toen liet hij me in een flits de poort zien waardoor we binnen moesten rukken en hoorde ik de zwepen knallen". In feite is Kuyll zichzelf in het kamp voor een gedeelte kwijtgeraakt en is hij op zoek naar zijn oude identiteit. Maar de tragiek is dat hij die nooit meer zal terug vinden. In de barak (de bouwkeet) schrijft hij zonder enige angst.- 'Het was alsof een ander het schreef". Kuyll lijdt aan visioenen en fysieke neurotische niesbuien en krabneigingen, veroorzaakt door zijn andere ik die in Dachau is. Hoofdstuk II, in de brief aan Liesbeth: "Toen (....) op een gegevenmoment, toen ik de zee hoorde zag ik mezelf lopen, een eigenaardige gewaarwording en waardoor het leek alsof je twee keer bestaat en die gelukkig altijd maar kort duurt.

Spiegelmotief
Zijn angst voor spiegels heeft enerzijds iets te maken met zijn angst voor associaties met Dachau (het spiegeltje in de barak waarmee hij de deur in de gaten hield). Anderzijds is het zijn identiteitsprobleem, zich uitend in de angst in de spiegel steeds weer een vreemde te zien. In de spiegel ziet hij zijn angsten en die ander, daar in Dachau. In het kamp had K. reeds het gevoel dat hij niet bestond en alleen handelde uit reflexen zoals de weerkaatsing uit een spiegel. In de eetzaal durft hij niet voor de spiegelwand te gaan zitten. Het hotel heet Dos Mundos: twee -werelden: het spiegelbeeld van dit gebouw staat er naast.

Ruimte
De ruimte in het verhaal speelt een overheersende rol in het boek, in zoverre de geringste voorwerpen bij Kuyll associaties oproepen aan Dachau. De zonnige Spaanse badplaats, gekozen om van zijn depressies af te komen, vormt aan de ene kant een tegenstelling met het zwarte innerlijk van Kuyll, aan de andere kant komt het overeen met de hoofdpersoon. Omdat de Amerikanen een atoombom verloren zouden hebben in het kustwater aldaar was het dorp totaal verlaten en was Kuyll er geheel alleen. Dit stemt overeen met de eenzaamheid van Kuyll. Het is volop zomer, maar het eerste wat wij te horen krijgen over de ruimte in het verhaal is een Herfstblad, dat neerdwarrelt op een dode vrouw, en vandaar op de grond (waar doden thuishoren). De dode vrouw is een stenen beeld en staat voor de Laura uit Dachau. Het is ook een symbool voor zijn onmacht tot liefde.
Voor zijn hotel staat een leeg, donker gebouw. Spiegelbeeld van het hotel, dat Dos Mundos heet, te vertalen als Twee Werelden: de twee waarin Kuyll leeft. In het gebouw heerst 'de stilte van na de dood'. Andere ruimtelijke aspecten: de tegenstelling tussen het feestgedruis op het einde en de leegte in Kuyll.

REACTIES

K.

K.

sorry dat ik jouw moet lastig vallen maar hoe ziet de cover van het boek eruit
vriendelijke groeten kaj

22 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.