Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

De hond met de blauwe tong door Jan Wolkers

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
Boekcover De hond met de blauwe tong
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 3513 woorden
  • 19 maart 2002
  • 79 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
79 keer beoordeeld

Boekcover De hond met de blauwe tong
Shadow
De hond met de blauwe tong door Jan Wolkers
Shadow
ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
I Beschrijvingsopdracht
Motivatie van de keuze
De schrijver van ‘de hond met de blauwe tong’ geniet grote bekendheid in Nederland. Zijn werk is erkend als belangrijke en invloedrijke literatuur. Ook staat Jan Wolkers bekend als baanbrekend en grensverleggend. Hij schuwt geen enkel taboe. Het leek mij juist daarom aardig om eens een boek van Jan Wolkers te lezen. Het is eens iets anders. Mijn keuze viel op ‘de hond met de blauwe tong’ omdat ik dit boek thuis in de boekenkast aantrof. Persoonlijke reactie Het boek leest zeer makkelijk. Er behoeft geen enkele moeite gedaan te worden om het te lezen; het gaat als vanzelf. Het boek draait om de relatie van vader en zoon, maar er blijven veel dingen onduidelijk over deze relatie. Dat vond ik boeiend aan het boek; Proberen erachter te komen wat de druifveren van vader en zoon zijn. Het is moeilijk, maar wel intigrerend, om te ontdekken waarom de hoofdpersonen zo doen. Ook is het boek zo geschreven dat het moeilijk is relevante zaken van irrelevante zaken te scheiden. Dit is soms wel jammer, het wordt daardoor moeilijk om de hoofdpersonen te doorgronden. Je weet namelijk niet welke gebeurtenissen wel en welke niet belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de karakters. Het boek zet je ook voor verrassingen. De hoofdpersonen doen constant onverwachte dingen. Zo is de zoon soms labiel, soms zelfverzekerd, bij vlagen vreemd. De vader is meestal een tiran, maar kent zo zijn (onverwachte) aardige momenten. Al met al vond ik het een zeer boeiend boek, omdat het tot denken over de hoofdpersonen zet. De schrijfstijl vond ik wel aardig, soms werd deze namelijk een beetje langdradig. De schrijver verviel dan in details.
Samenvatting van de inhoud Het boek is opgedeeld in 5 hoofdstukken. Hoofdstuk 1: De achtste plaag. Dit hoofdstuk speelt zich af toen de ikfiguur nog jong was. Het speelt rond Pasen en omdat zijn vader gelovig is wordt dat uitgebreid gevierd. Er wordt een konijn geslacht en er wordt uitgebreid ontbeten. De ikfiguur staat die ochtend het eerste op en hij gaat dan naar de kippen toe om eieren te halen. Als hij bij de kippen komt ziet hij een kip die net een ei heeft gelegd, en het gat waar het ei uit is gekomen is nog open en de ikfiguur steekt zijn p*k in het gat waarna de kip dood neervalt. Later op de dag ging het gezin nog naar de kerk maar de ikfiguur wilde dat helemaal niet omdat hij niet zo gelovig is maar zijn vader wil wel dat hij meegaat en dan ontstaat er ruzie. Hoofdstuk 2: De tweede dood. In dit hoofdstuk, dat ook in de kindertijd van de ikfiguur plaatsvindt, komt er (tijdens de mobilisatie) een officier in het huis van de ikpersoon. De officier wekt veel nieuwsgierigheid onder de jonge kinderen maar de vader van de ikpersoon vindt het maar een profiteur, omdat hij alleen maar op de bank zit en alles opeet. Hoofdstuk 3: De hond met de blauwe tong. Hoofdstuk 3 begint met een paar woorden die de ikpersoon in de tijd zegt waarin hij leeft maar verder is hoofdstuk 3 een grote flashback (met hier en daar een herinnering) over de vader van de ikfiguur. Hierin beschrijft hij in het begin hoe hij zijn vader haat en zelfs dat hij dood moet. Ook gaat een groot deel van hoofdstuk 3 over dat zijn vader een bloemist met pech hielp door hem thuis te brengen. Ook wordt in dit hoofdstuk de titel uitgelegd en die slaat op een zwerfhond die van de kou een blauwe tong had. Hoofdstuk 4: de wet op het kleinbedrijf. In dit hoofdstuk is er een nieuw belangrijk personage en dat is meneer Savijn. Meneer Savijn is een man (die een beetje prettig gestoord is) die een klein bedrijfje wil beginnen en dat niet mag van de wet omdat hij daar vergunningen voor moet hebben en die heeft hij niet. Hij maakt daarvan een verhaal maar omdat hij strenge zussen heeft (die op hem passen) geeft hij het verhaal aan de ikfiguur maar die raakt het kwijt doordat zijn vader het afpakt. Jaren later komt meneer Savijn weer bij de ikfiguur en na lang praten komt meneer Savijn erop dat hij wel wil poseren (naakt) voor de ikpersoon die inmiddels kunstenaar is. Eerst tekent de ikpersoon Savijn alleen maar later richten ze ook een clubje op en gaat de ikpersoon samen met 2 jonge vrouwen meneer Savijn natekenen. Leendert, een vriend van de ikpersoon en een student Theologie, vind meneer Savijn maar vies en lelijk en vind het slijm dat van hem afdruipt tijdens het poseren maar vies en zegt dat tegen Savijn en ze krijgen ruzie en dan loopt Savijn de deur uit en binnen horen ze een klap en dan is meneer Savijn overreden door een tram (zijn hersens liggen verspreidt over de rails). Hoofdstuk 5: Wespen. Dit laatste hoofdstuk speelt weer in de jeugd van de ikpersoon en in dit hoofdstuk gaan de ikpersoon en zijn vader een dagje vissen, de ikpersoon die over de sloot springt waar ze aan het vissen zijn vind een dooie vogel maar die zit vol met wespen dus wordt de visdag bruut verstoord en besluiten de ikpersoon en de vader maar naar huis te gaan. Bron; www.samenvattingen.nl Ander werk van de schrijver De werken van Jan Wolkers: 1961 Serpentina's Petticoat
1962 Kort Amerikaans
1963 Gesponnen suiker
1963 Een roos van vlees
1964 De hond met de blauwe tong
1965 Terug naar Oegstgeest
1967 Horrible Tango
1969 Turks fruit
1971 Groeten van Rottumerplaat
1971 Werkkleding
1974 De walgvogel
1975 Dominee met strooien hoed
1977 De kus
1979 De doodshoofdvlinder
1980 De perzik van onsterfelijkheid
1981 Brandende liefde
1982 De junival
1983 Gifsla
1984 De onverbiddelijke tijd
1988 Kunstfruit en andere verhalen
1989 Jeugd jaagt voorbij
1991 Tarzan in Arles

1991 Wat wij zien en horen
1994 Rembrandt in Rommeldam
1995 Zwarte Bevrijding
1995 Winterbeelden
1996 Icarus en de vliegende tering
1997 Mondriaan op Mauritius
1998 Terug naar Jan Wolkers
1998 Het kruipend gedeelte des aardbodems
1999 Omringd door zee
1999 De spiegel van Rembrandt
2000 Het vroege werk
2000 Jaargetijden : gedichten
2000 Een cilinder vol zeegeruis
2001 De weerspiegeling Biografie "We hebben alle moderne Nederlandse schrijvers op voorraad - ook Jan." Deze advertentie van een noordelijke boekhandel in het begin van de jaren zeventig geeft aan dat Jan Wolkers ooit een fenomeen was: je hoefde alleen maar z'n voornaam te noemen en de oplettende lezertjes wisten wie je bedoelde. Er was maar één 'Jan' in Nederland en dat was Wolkers - de man die samen met Gerard Reve en die andere Jan (Cremer) de Nederlandse literatuur definitief bevrijdde van z'n seksuele moffelangsten. Een kut was gewoon een kut bij hem, en als je velletje tussen je rits zat dan deed je pik pijn. Jan Hendrik Wolkers wordt op 26 oktober 1925 geboren in Oegstgeest - de plaats die hij later zou vereeuwigen in het aangrijpende Terug naar Oegstgeest (1965). Hij is het derde kind in een streng gereformeerd gezin dat uit dertien personen bestaat: elf kinderen, een stille moeder en een dominerende vader. Zijn oudere broer, Gerrit Johannes, is de enige die tegen de strenge vader durft te protesteren en daarom de bewondering van Wolkers wekt. Gerrit overlijdt in augustus 1944 aan difterie. Wolkers is geen briljante leerling. Hij studeert in 1938 af aan de MULO en gaat aan het werk in zijn vaders kruidenierswinkel - ook al vanwege de dreigende crisisjaren. Later vervult hij allerlei baantjes zoals tuinman en dierenverzorger aan de Leidse Universiteit, voordat hij zijn werkelijke passie kan volgen: tekenen en schilderen. In oktober 1940 begint hij op de avondtekenschool in Leiden, maar de opleiding wordt onderbroken doordat hij moet onderduiken. Na de oorlog gaat hij naar de Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam en trouwt hij met Sibylle, de vrouw die bevriend was met Hans Warren en beschreven is in diens Geheim dagboek. Hoewel Wolkers al langer schrijft, heeft de beeldende kunst in deze eerste vormende jaren zijn voorkeur. Het duurt lang voordat hij succesvol is, voornamelijk vanwege zijn 'andere' kunstopvattingen: in 1956 krijgt hij de Sint-Lucas medaille voor het beeld 'Jongen met haan'. In ditzelfde jaar wordt hij gevraagd om het watersnoodmonument in Kruiningen te maken - zijn eerste belangrijke opdracht. In 1957 krijgt hij een beurs om stage te lopen bij Zadkine in Parijs. In deze stad begint hij serieus verhalen te schrijven. Het zou nog vier jaar duren voordat hij met de verhalenbundel Serpentina's petticoat (1961) debuteert. Aanvankelijk vindt de kritiek dat hij nogal in de voetsporen loopt van Hermans en Reve met zijn goed vertelde, zeer gestructureerde verhalen over waarin hij afrekent met zijn orthodox-calvinistische jeugd. Aan de andere kant is zijn geluid nieuw en verfrissend en wordt hij al snel het boegbeeld van een nieuwe generatie, zoals Jack Kerouac dat vier jaar eerder in de Verenigde Staten werd. Vooral zijn roman Terug naar Oegstgeest uit 1965 kan gezien worden als de klassieke generatieconflict-roman. In het boek blikt hij terug op het onverbiddelijke geloof en de bijbehorende cultuur van zijn ouders (wiens winkel door de crisis van de jaren dertig ten onder gaat) en stelt er zijn eigen waardepatroon tegenover, die - indachtig de tijdgeest - als 'de verbeelding aan de macht' kan worden gekenschetst - hoewel 'heb respect voor natuur en mens' ook redelijk past. In een interview met het Het Parool uit 2000 rekent Wolkers overigens af met het beeld van de strenge vader, zoals dat in de loop der tijd is ontstaan: ""Er zijn wel mensen die het beeld hebben: die Wolkers haatte zijn vader, maar dat is een misverstand, een mythe waar kennelijk behoefte aan bestaat. Ik heb enorme ruzies met hem gehad, maar dat heb je altijd als twee van die naturen botsen. Tegelijkertijd bewonderde ik hem. Dat is niet iets wat later is gekomen, dat had ik toen al. Zoals hij uit de bijbel voorlas, zijn liefde voor de natuur, zijn oprechtheid en eerlijkheid. Gereformeerden zijn natuurlijk over het algemeen geslepen zakenlui, maar bij hem speelde financieel gewin geen enkele rol." Wolkers' persoonlijke mythe heeft vooral te maken met de dood van zijn broer en de schuldgevoelens die dit heeft opgewekt. In al zijn werk is het verzet tegen de dood aanwezig - in de seksualiteit natuurlijk, maar ook in de grote liefde voor de natuur, die alles overwint. Groeten uit Rottumerplaat kan gelezen worden als een grote belijdenis van dit geloof in de kracht van de natuur. Ook op een ander niveau speelt dit in Wolkers' werk: door te leven en te laten leven en je ten volle te ontplooien, kun je je ontworstelen aan de negatieve druk van het geloof en de samenleving. Het probleem zit hem niet in de natuur - ook de natuur in de mens - maar in mens en maatschappij. "De mens is een zielig geval," zegt de hoofdpersoon in Kort Amerikaans. "Als er alleen dieren bestonden zou je in God kunnen geloven. De mens verpest alles." Opvallend aan het werk van Wolkers is vooral zijn taalgebruik die zeer bijbels en af en toe zeer 'ronkend' is. Zoals Kees Fens in Doorluchtig glas uit 1997 schrijft: "Alles is daar in Oegstgeest in zijn jeugd begonnen en de oorsprong van zijn hele taal ligt in de Statenbijbel, waaruit thuis twee keer per dag werd voorgelezen. Er is geen groter propagandist van de bijbel dan Jan Wolkers." Volgens Fens zijn veel van Wolkers hoofdpersonen 'slachtoffer van de verbeelding'. Hun angsten en schuldgevoelens worden opgewekt door hun onstuimige fantasie. Zo is de ik-figuur in Terug naar Oegstgeest ervan overtuigd dat zijn dieroffers iets te maken hebben met de concentratiekampen, en dat zijn broer stierf omdat hij zijn foto's voor die zwarte dag verbrandde. Ook in Horrible Tango (1967) en Turks Fruit (1969) speelt dit bijna Bijbelse schuldbesef een grote rol. Laatstgenoemde roman is zonder meer Wolkers' bekendste boek, grotendeels veroorzaakt door de verfilming ervan in 1973 door Paul Verhoeven, met hoofdrollen van Monique van der Ven en Rutger Hauer. De film is een van de grootse kassuccessen van de Nederlandse film, maar zal niet zonder slag of stoot voorbij gaan. Hier en daar probeert de plaatselijke politici de vertoning zelfs tegen te houden. Ook andere Wolkers-romans werden verfilmd, zoals Kort Amerikaans in 1979 en Brandende liefde in 1983 en Terug naar Oegstgeest in 1987. De relatie tussen Wolkers en zijn critici wordt in de jaren zeventig steeds gecompliceerder. Zijn hele literaire leven lang zo'n beetje stuurt hij literaire prijzen terug, beginnend met de Novelleprijs van de Gemeente Amsterdam voor Serpentina's Petticoat die hij in 1966 terugstuurt vanwege de acties tegen provo's. Maar in de jaren zeventig begint hij zich ook steeds meer af te keren van de literaire kritiek, die hem beschuldigen van "populistische bootwerkers-seksualiteit" (Carel Peeters) en "de vrouw als lustobject" (Wam de Moor). Een hardnekkiger bezwaar is dat Wolkers zich herhaalt. Als Wolkers in 1982 de Constatijn Huygensprijs krijgt toebedeeld voor zijn gehele literaire oeuvre, weigert hij deze dan ook opnieuw, vanwege de rancune en de slordigheid van de Nederlandse literaire kritiek. Om dezelfde reden weigert hij in 1988 de P.C. Hoofdprijs. In 1980 verhuist Wolkers naar Texel, na drie decennia Amsterdam. Het blijkt een vruchtbare stap: in de jaren tachtig verschijnt de ene na de andere roman of verhalenbundel: van De perzik van onsterfelijkheid uit 1980 tot Jeugd jaagt voorbij uit 1989. In de jaren negentig droogt die productie enigszins op en maakt plaats voor meer beschouwelijk werk, zoals de essaybundel Mondriaan op Mauritius uit 1997 en de boekenweekessay Zwarte Bevrijding uit 1995. Over Rembrandt in Rommeldam schreef Hans de Hartog Jager in NRC Handelsblad: "Of hij nu schrijft over door hem gekoesterde personen als Marten Toonder, Rembrandt, de anatoom Hans Landsmeer en Vincent van Gogh, of over onderwerpen waar hij wat ambivalenter tegenover staat - hij blijft de gaven van de goede essayist bezitten. Alleen al door zijn manier van schrijven weet hij de lezer nieuwsgierig te maken naar het onderwerp, zelfs al brandt hij het tot de grond toe af." In de jaren negentig keert Wolkers ook weer als beeldhouwer veelvuldig terug in de publieke belangstelling. Een groot aantal van deze beeldhouwwerken wordt vernield: het Auschwitzmonument in Amsterdam (gebroken spiegels met het opschrift 'Voorgoed kan op die plaats de hemel niet meer ongeschonden weerspiegeld worden'), het glaskunstwerk 'Vrouwen in verzet' in Oegstgeest (1998) en 'De Berg van Licht' in de Literatuurwijk van Almere-Stad (1999). Alle kunstwerken worden hersteld. Bron; www.schrijversnet.nl II Verdiepingsopdracht
Gewekte verwachting
Ik verwachtte voor het lezen een ‘ander soort’ boek aan te treffen, daar het een boek van Jan Wolkers is. De titel gaf mij geen aanwijzing, aangezien ik verwachtte dat de titel niet te letterlijk genomen moest worden. Het boek heeft geen tekst op de achterkant, dus ook daaraan kon ik geen informatie ontlenen. Ik stond dus totaal onbevangen voor het lezen.
Open Plekken / spanningsboog De spanningsboog in het verhaal is ongetwijfeld hoe het afloopt tussen de ik-figuur en zijn vader. Zij leven constant op gespannen voet met elkaar, en leveren een stille strijd. De hoofdpersoon gaat daarom ook vreemde dingen doen, als het ware om zijn vader stilletjes te provoceren. Zou het ooit goed komen tussen hen, of blijft het ruzie, dat is de spanning in het hele verhaal. Ook heerst er constant een gespannen sfeer in het huis vanwege de tirannieke vader. Er zijn enkele open plekken in het boek. - Waarom komt niemand in opstand tegen de onredelijke vader? Moeder blijft hem constant steunen. Alleen zijn broer durft af en toe zijn mond open te doen, maar dan nog met terughoudendheid en angst. - De hoofdrolspeler en zijn broer voeren vreemde seksuele handelingen uit, waarom? De ik-figuur heeft in het begin van het boek geslachtgemeenschap met nota bene een kip, en later spelen de jongens ‘vunzige spelletjes’ met hun jongere zusjes. Waarom zei dit doen blijft volstrekt onduidelijk. Ook blijft onduidelijk wat dit voor functie in het boek heeft, en of het de ik-figuur beinvloedt in zijn latere leven. - Waarom laat de ik-figuur zich in met de vreemde Savijn? Hij bespot hem, maar ergens helpt hij hem toch door hem te accepteren en te laten poseren. Ook hier blijft onduidelijk waarom. Perspectief Het verhaal is geschreven in het ik-perspectief. De verteller is dus niet alwetend, hij weet net zoveel als de hoofdrolspeler. Daardoor blijven veel van de gedachten van anderen onduidelijk. Ook de hoofdrolspeler laat niet veel over zichzelf los. Flashbacks Het boek is eigenlijk een grote flashback. Het bestaat geheel uit tijdsprongen. De verschillende hoofdstukken volgen elkaar niet chronologisch op. De schrijver verteld passages uit zijn leven in een willekeurige volgorde. Zo horen we eerder dat hij zijn vader een vreslijke man vindt (terugkijkend op zijn leven), en gaan we later begrijpen waarom, als we de flashbakc naar vroeger tijden lezen., toen de ik-figuur nog een jongen was. Uitstellen van informatie Er wordt constant informatie uitgesteld. Door de willekeurige (qua tijdsvolgorde) flashbacks komen we van een aantal dingen pas later in het boek te weten waarom het gebeurd, terwijl we eerder in het boek lezen dát het gebeurd. Dit houdt het verhaal spannend, je wilt constant weten waarom dingen gebeuren. III Evaluatie
Uiteindelijke persoonlijke reactie
Ik vind het boek zeer de moeite waard. Ik heb door het maken van de opdracht niet echt een ander zicht op het boek gekregen; ik vind het boek nog steeds zeer de moeite waard. De mysteries in het boek zijn zeer intigrerend, en zetten aan tot verder lezen. Ook blijft het boek na lezen geruime tijd hangen, omdat je aan het eind de hoofdpersonen nog steeds niet helemaal begrijpt. De schrijfstijl staat mij wel aan, al beschrijft de schrijver soms erg veel details uit de omgeving. Onderwerp Het onderwerp van het boek is ongetwijfeld de slechte relatie van de ik-figuur met zijn vader. Het boek draait erom hoe de ik-figuur er mee omgaat, hoe de vader en de andere gezinsleden ermee omgaan, en hoe het van invloed is op zijn latere leven. De hoofdpersoon heeft nooit echt van zijn vader kunnen houden, omdat de vader (zeker in zijn ogen) zo’n tiran is. Een deelonderwerp zou religie kunnen zijn. De vader is zeer streng religieus. Zijn sterke geloof zou aan kunnen zetten tot zijn grote drang naar orde, tucht en netheid. Alles moet naar zijn regels, net als bij de kerk.
Gebeurtenissen Het is in dit boek moeilijk te zeggen welke gebeurtenissen bepalend zijn voor de ontwikkeling van de ik-figuur. De ruzies, woede-aanvallen en straffen van zijn vader zijn zeker belangrijk voor het verhaal, maar welke gebeurtenissen nu de meeste invloed hebben laat de schrijver in het midden. Het verhaal draait ook niet zozeer om de gebeurtenissen, maar om de karakters. Personages De ik-figuur: Tamelijk zonderling, en angstig figuur, althans in zijn jeugd. In het verhaal lijkt het alsof hij totaal geen vrienden heeft, en of hij alleen leeft onder het juk van zijn vader. In zijn broertje ziet hij een bondgenoot, in de strijd tegen zijn vader. Zijn jeugd lijkt niet erg gelukkig. Later in het verhaal ontwikkeld hij zich toch tot een onafhankelijk en stabiel persoon. Hij heeft een relatie, vrieden, een atelier. Ook woont hij samen met zijn vriendin. Het is met hem, ondanks zijn onderdrukte jeugd, toch nog goedgekomen. De ik-figuur is in staat grapjes te maken, iets wat in zijn jeugd ondenkbaar lijkt. Als hij weer wat ouder is en zijn vader gaat dood, is hij wel tevreden over zijn eigen leven, maar hij kijkt terug op zijn vader als een door en door slechte man. De vader; Streng, religieus, hardhandig. De vader leidt het gezin als een tiran. Hij bepaalt wat er gebeurt en niemand anders. Als er gebeden moet worden zal er gebeden worden, anders zwaait er wat. De andere gezinsleden zien hem zelden vrolijk, of gelukkig. Hij gaat helemaal op in zijn geloof in de kerk. Toch blijkt liefde voor zijn vrouw. Dit lijkt enigszins onverwacht, daar hij op het eerste gezicht overkomt als hard, koel, en liefdeloos. Savijn; Zonderling, prettig gestoord. Savijn staat constant onder bewaking van zijn twee gemene zusters, die hem als achterlijk en gevaarlijk zien. Ze controleren hem voortdurend. Ook komt hij geregeld bij een psycholoog. Savijn is het interessantste personage in het boek. Hij leeft in zijn eigen wereld. Ook al is hij gelovig, hij is het tegenbeeld van de vader van de Ik-figuur. Savijn is alles wat de vader verafschuwt. Daarom voelt de ik-figuur zich waarschijnlijk tot Savijn aangetrokken. Opbouw Het boek is opgedeeld in 5 hoofdstukken en die zijn niet allemaal chronologisch achter elkaar verteld. Het boek bestaat uit frases uit zijn verleden, die samen een beeld vormen van de ontwikkeling van de ik-figuur. Taalgebruik Het taalgebruik is direct. Alles wordt duidelijk bij de naam genoemd. Het taalgebruik is zeer eenvoudig te volgen, en bevat amper moeilijke woorden. Het is echter soms wel erg beschrijvend, maar op het moment dat de lezen dreigt af te dwalen door de vele details, komt de schrijver weer met een verrassende wending en zit je weer helemaal in het boek. Eindoordeel Ik ben tevreden over de door mij uitgevoerde opdracht. Ik heb door het maken van de opdracht enkele dingen duidelijker begrepen, maar vele ook niet. Ik begrijp nu veel beter waarom de ik-figuur zich aangetrokken voelt tot Savijn, wat zeer belangrijk is voor het boek. Het boek, en daarmee ook schrijver Jan Wolkers, is mij zeer goed bevallen. Ik kan het iedereen aanraden, en ben zeker van plan om in de toekomst meer boeken van Jan Wolkers te gaan lezen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De hond met de blauwe tong door Jan Wolkers"