Alles op de fiets door Rutger Kopland

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
Boekcover Alles op de fiets
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 2754 woorden
  • 13 augustus 2004
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
22 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Rutger Kopland
Genre
Poëzie
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1969
Pagina's
43
Geschikt voor
vwo
Punten
2 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Zin van het bestaan

Boekcover Alles op de fiets
Shadow
Alles op de fiets door Rutger Kopland
Shadow
I. Boekbeschrijving:

R. Kopland, Alles op de fiets. 13e druk, G.A. van Oorschot, Amsterdam, februari 1994.
Er is geen motto of spreuk in de gedichtenbundel.

II. Opbouw:

De gedichtenbundel bestaat niet uit delen of afdelingen. Elk gedicht heeft een titel en staat op een “eigen” bladzijde.

III. Parafrase:

Gedicht 1:

Een moeder
loopt langzaam naar haar kind om
het niet te laten schrikken,
pakt het voorzichtig op om
het niet te beschadigen,
slaat dan keihard.
Ik denk dat dit gedicht gaat over het beeld wat mensen hebben van moeders. Een moeder brengt een kind altijd in veiligheid en beschermt het. De schrijver wil laten zien, dat dit niet altijd en bij iedereen het geval is.
Gedicht 2:
Stap stap naar de vijver
Samen met de strobloemen alles overleeft.
In een karbiesje zilver-
papier en kurkdroog brood.
Voor de vogeltjes.
Anders gaan ze dood.
De strobloemen en de persoon hebben de winter overleefd. De persoon heeft brood bewaard, in zilverpapier, maar het brood is droog geworden, kurkdroog. De strobloemen hebben de winter overleefd, want die kunnen tegen droogte. Hij gaat met de strobloemen naar de vogeltjes om ze te voeren, anders gaan de vogeltjes dood.
Gedicht 3:
De macht van het evangelie
De heer die de deur open deed
en die ik vriendelijk vroeg
om hem dicht te laten,
deed dit niet. Ik sloot
de deur. Eerste waarschuwing.
De heer deed de deur weer open
en toen ik hem vroeg dan ten-
minste zijn mond dicht te doen
deed hij dit niet. Ik sloot
de deur, Tweede waarschuwing.
De heer probeerde weer de deur
open te doen, maar omdat ik er
krachtig tegenaan was gaan staan,
lukte dit niet. Ik hield de deur
dicht. Derde waarschuwing.
De heer ramde de deur toen open
en omdat ik even op zij was gegaan
viel de heer op zijn knieën
voor mijn voeten. Ik sloot
de deur. Vierde waarschuwing.
De heer was grauw en zocht ruzie,
maar toen ik vriendelijk zei dat ik
niet hier maar later vreselijk zou
worden gestraft, vroeg hij vergeving
en verdween door de deur, die ik
voor hem open hield.
De man probeert binnen te komen om het evangelie te verkondigen. Maar kennelijk heeft de ikpersoon daar geen behoefte aan, want hij houdt de deur dicht voor de man, en verzoekt hem vriendelijk, doch dringend om weg te gaan. In de slotstrofe ironiseert Rutger Kopland heel erg. Hij maakt het hiernamaals en de straf van God compleet belachelijk.
Gedicht 4:
Bloemetjes later
mooie bloemen, mooie dood
gesneden bloemen, nog even
leven, nog even langdurig
geduldig gedragen verkleuren.
Altijd, dat is wat ze altijd
zegt. Ze denkt daarbij aan
niets bijzonders, niet aan
afscheid, iets vers of nabijs.
Nee, morgen liggen de weiden
misschien met omgevallen
gras, misschien met bloemen
bedekt. Zo is het altijd:
anders. En ze heeft het
geweten, steeds beter, steeds
vaker, hoe alles hetzelfde
zal blijven, later.
Een persoon denkt na over zijn relatie met zijn vriendin of vrouw. Het is in zijn relatie elke dag anders en hij denkt dat het altijd zo zal blijven. ( dat alles elke dag anders is. ) Hij ergert zich daar een beetje aan, want zijn vriendin weet wel dat het elke dag anders is, maar ze verandert er niets aan.
Gedicht 5:
Een mengsel
Het is wat we zien, zover we
zien, zover we denken te zien,
het is wit in het westen, blauw
in het oosten, het is een
lichtblauw mengsel.
Ik weet niet precies wat er met dit gedicht bedoeld wordt. Het zou kunnen dat het over een relatie gaat. Aan de ene kant willen de personen wel een relatie aan de andere kant willen ze eigenlijk allebei “vrij” zijn. ( wit – blauw, westen – oosten ) Het zit er net tussenin: dus lichtblauw.
IV. Analyse

Gedicht 1:

• Het gedicht bestaat uit 1 strofe. De strofe heeft 5 regels.
• Er is geen rijmschema in dit gedicht. De laatste woorden van een zin rijmen niet op elkaar.
• Assonantie: komt niet duidelijk in het gedicht voor. Alleen in de eerste regel: langzaam – naar – haar
Alliteratie: in regel 1: loopt langzaam
• Het metrum is jambe.
^ - ^ - ^ - ^
Loopt langzaam naar haar kind om
^ - ^ - ^ - ^
het niet te laten schrikken
• Er zit een antimetrie bij de woorden ‘om’ en ‘het’.
Het heeft niet echt een speciaal effect.
• Ja, in de 1e en 3e regel is er sprake van een enjambement. De 1e regel eindigt met ‘om’ en de 3e regel ook met ‘om’.
Het effect is dat je nog even in spanning word gehouden over wat er op die zin zal gaan volgen.
• Er is in dit gedicht geen sprake van beeldspraak.
• In het gedicht is sprake van een understatement: ‘het niet te beschadigen, slaat dan hard’.
Het niet te beschadigen word zacht uitgedrukt.
• Er zitten geen motieven in het gedicht.
Gedicht 2:
• Het gedicht bestaat uit 3 strofen. Elke strofe heeft 2 regels. Strofe één, twee en drie bestaan uit 1 zin en strofe 4 uit 2 zinnen.
• Er is geen sprake van een rijmschema. Niet alle regels rijmen op elkaar. Alleen regel vier en zes rijmen op elkaar. Verder rijmt geen van de zinnen.
• Assonantie: alleen in regel 4: kurkdroog – brood
Alliteratie: in regel 1: samen met de strobloemen
in regel 5: voor de vogeltjes
• Het metrum is jambe.
- ^ - ^ -
Voor de vogeltjes.
- ^ - ^ -
Anders gaan ze dood.
• Er zit een antimetrie bij de woorden ‘vogeltjes’ en ‘anders’
De antimetrie heeft niet een effect.
• Ja, in de 3e regel zit een duidelijk enjambement.
De zin eindigt met ‘zilver-’ en op de volgende regel word de zin afgemaakt met ‘papier en kurkdroog brood’.
Het effect is dat je wilt doorlezen wat er met ‘zilver’ bedoeld wordt.
• Ja, samen met de strobloemen. Strobloemen zijn niet als mensen en eigenlijk kun je dit dus niet met elkaar vergelijken. ( metafoor )
• Er zijn geen stijlfiguren in het gedicht.
• Er zijn geen motieven in het gedicht.
Gedicht 3:
• Het gedicht bestaat uit 5 strofen. De strofen 1 t/m 4 bestaan uit 5 regels, strofe 5 bestaat uit 6 regels.
• Er is in het gedicht geen sprake van een rijmschema.
• Assonantie: ‘De heer deed de deur weer open.’
‘krachtig tegenaan was gaan staan’
Alliteratie: ‘en toen ik hem vroeg dan ten-‘
‘worden gestraft, vroeg hij vergeving’
• Het metrum is jambe.
- ^ - ^ ^ - ^
viel de heer op zijn knieën
- ^ - ^ - ^
voor mijn voeten. Ik sloot
• Er zit een antimetrie bij de woorden op zijn.
Het effect is dat je die woorden rustiger kan lezen.
• In elke strofe komen enjambementen voor. Een paar voorbeelden:
‘deed dit niet. Ik sloot’
‘De heer probeerde weer de deur’
Het effect is dat de spanning in het gedicht blijft.
• Het woord ‘heer’ is in dit gedicht beeldspraak. Je kunt dit woord als 2 dingen opvatten. Ten eerste als de Heer ( God ), maar ook als de heer, de man die langs de deur gaat.
• In dit gedicht is geen sprake van stijlfiguren.
• Motieven in dit gedicht zijn:
1. de heer
2. de deur
Gedicht 4:
• Het gedicht is op gebouwd uit 4 strofen, waarvan elk 4 regels bevat.
• In het gedicht zit geen rijmschema.
• Assonantie: ‘afscheid, iets vers of nabijs’
Alliteratie: ‘geduldig gedragen verkleuren’
• Het metrum is jambe.
- ^ - ^ - ^ -
Mooie bloemen, mooie dood
^ - ^ - ^ ^ - ^
gesneden bloemen, nog even
• Er zit een antimetrie tussen de woorden bloemen en nog in de 2e gescarandeerde regel.
Het effect is dat het net lijkt alsof er even een pauze word ingelast.
• In het hele gedicht komen enjambementen voor. Een paar voorbeelden:
‘gesneden bloemen, nog even’
‘leven, nog even langdurig’
Het effect is dat je het gedicht goed moet lezen om het te snappen
• Ja, een synesthesie in strofe 1, regel 4:
‘geduldig gedragen verkleuren’
Men kan gedragen niet verkleuren.
• Er zit geen stijlfiguur in dit gedicht.
• Bloemen is een motief dat steeds in het gedicht terug komt.
Gedicht 5:
• Het gedicht bestaat uit 1 strofe en die strofe bestaat weer uit 4 regels.
• Het gedicht bevat geen rijmschema.
• Assonantie: dit komt niet in het gedicht voor.
Alliteratie: ‘het is wit in het westen, blauw’
• Het metrum is jambe.
- ^ - ^ - ^ - ^
Het is wat we zien, zover we
- ^ - ^ - ^ - ^
zien, zover we denken te zien,
• Er zit geen antimetrie in het gedicht.
• Het gedicht bevat veel enjambementen:
‘het is wit in het westen, blauw’
’in het oosten, het is een’
Het effect is dat je het gedicht moet doorlezen en vaker moet lezen om het goed te snappen.
• Er is geen sprake van beeldspraak.
• Er is geen sprake van stijlfiguren.
• Motieven in di gedicht zijn:
1. wit
2. blauw
V . Interpretatie

Gedicht 1:

Het gedicht heeft een open einde. De moeder pat het kind op om het te beschermen, maar dan slaat ze het ‘keihard’. Je weet niet waarom ze het kind slaat. De titel is eigenlijk ook het begin van de 1e zin. En heeft dus niet alleen de functie van de titel.
Gedicht 2:
Het gedicht heeft een gesloten einde. De man heeft de winter overleefd samen met de strobloemen. Hij heeft nog oud kurkdroog brood, dit voert hij aan de vogeltjes want anders gaan ze dood. De titel geeft eigenlijk de plaats waar het gedicht zich afspeelt weer. Bij de vogeltjes in de vijver.
Gedicht 3:
Het gedicht heeft een gesloten einde. De man die het evangelie verder wil verkondigen word door de man bij de deur niet het huis ingelaten. Hij moet het huis verlaten, de deur wordt achter hem dicht gedaan. De titel geeft het onderwerp van het gedicht weer.
Gedicht 4:
Het gedicht heeft een open einde. Hoe gaat de man het probleem met zijn vriendin of vrouw oplossen. De man ergert zich aan zijn vriendin of vrouw, omdat het elke dag anders is met haar. De vriendin of vrouw van de man weet dit wel, maar ze verandert er niets aan. De titel geeft aan dat het misschien ooit nog eens zal veranderen in de relatie.
Gedicht 5:
Het gedicht heeft een gesloten einde. De mensen over wie het gedicht gaat weten niet wat ze moeten doen. Wel of geen relatie. Het hangt er nu tussenin, lichtblauw.
VI. Literatuurgeschiedenis

Rutger Kopland, pseudoniem van de op 4 augustus 1934 te Goor geboren Rutger Hendrik van den Hoofdakker, woont in Glimmen. Hij is dichter, psychiater, essayist en emeritus hoogleraar biologische psychiatrie. Kopland woonde van 1941-1946 te Bussum, van 1946-1951 te Assen waar hij het gymnasium volgde. Hij studeerde geneeskunde te Groningen (1951-1959). Hij stopte na zijn studietijd met het schrijven van gedichten, maar pakte de draad in 1964 weer op. Zijn vriend Aad Nuis - bedenker van het pseudoniem 'Kopland' moedigde hem aan tot het publiceren van zijn poëzie.
Kopland kan een van 's lands populairste dichters genoemd worden: zijn bundels beleven herdruk op herdruk en bij de verkiezing van De Dichter des Vaderlands kreeg hij net enige stemmen meer dan Gerrit Komrij - maar Kopland bedankte voor de eer.
Hij schreef poëzierecensies voor het 'Algemeen Dagblad' en was medewerker aan o.a. Tirade', 'Revisor', 'De Gids', 'Dietsche Warande & Belfort'. Rutger Kopland kreeg o.a. de Jan Campertprijs 1970 en de PC Hooftprijs 1988.

Rutger Koplans is wellicht de meest geliefde dichter in het Nederlands taalgebied, en hij is zeker een van de grootsten. Naast vele andere prijzen ontving hij in 1988 de belangrijkste literaire onderscheiding in Nederland, de P.C. Hooftprijs. Zijn poëzie werd in meer dan zeventien talen vertaald. Veel besprekers van zijn inmiddels omvangrijke oeuvre onderscheiden daarin drie fasen: een anekdotische, een ‘kale’, ‘strenge’, en een aanvaardende, ‘wijze’ periode. Ook is hij wel getypeerd als de dichter van het verdwijnen, of anders gezegd van het voortgaan.
In zijn vroegste bundels overheerst een anekdotisch, weemoedig en vaak mildironische verlangen naar het paradijs van een gelukkige jeugd, van een geloof, en een verlangen naar de geborgenheid en warmte van een onachterhaalbaar verleden en ook heden. In dit telkens met uiterste precisie onder woorden gebrachte verlangen, dat zich manifesteert in thema’s als afscheid, weggaan en verlies, zat ook meteen al de paradox opgesloten die Kopland bundel na bundel steeds nadrukkelijker is gaan uitwerken; datgene waarnaar verlangd wordt, het onzegbare wat hij aanwezig probeert te maken in zijn gedichten, bestaat niet (meer), is een illusie, een ‘afgekloven bot’: ‘wat overblijft, volmaakte rest, / volmaakt onbelangrijk.’
Tegelijk met deze steeds onomwondener illusieloosheid, wordt Koplands poëzie objectiever, ‘kaler’, minder anekdotisch en beeldrijk, meerduidige en algemeen-geldender ook. Waarna er vanuit de genadeloze illusieloosheid dan een, wat Herman de Coninck noemde, ‘Gregoriaanse vrede’ in Koplands gedichten komt; de rust van de aanvaarding van de leegte; en ook een verwijding en verruiming van de thematiek. In allerhande variaties gaat het nu over de relatie tussen de werkelijkheid en het beeld daarvan, tussen beweging en stilstand, aanwezigheid en afwezigheid, leven en dood. En over de mens, die wil blijven en weggaan, zijn en niet zijn.Rutger Kopland is een dichter die je op vele manieren kunt lezen. Hij heeft veel lezers omdat hij ‘persoonlijk’ en ‘over emoties’ schrijft. Maar hij doet dat zo complex en dubbelzinnig dat zijn gedichten bij herhaalde lezing steeds raadselachtiger worden. Hij schrijft, zoals Herman de Coninck opmerkte, ‘gedichten waar je heel gemakkelijk inkomt, maar niet meer uit geraakt.’ Kopland is, kortom, naast een aangrijpende dichter een dichter waarin je nooit uitgelezen raakt. Een groot dichter, dus.
VII. Eigen mening

Gedicht 1:

Ik vond dit gedicht echt indrukwekkend. Je leest eerst een soort gewoon ‘verhaaltje’ over een moeder die haar kind oppakt en het wil beschermen. En dan komt er ineens op het laatst een regeltje achteraan: ‘Slaat het dan keihard’.
Dat vond ik erg ingrijpend.
In denk niet dat dit gedicht bedoeld is om ergens op een gebeurtenis voor te lezen, maar dat hier gewoon de rol van de moeder geschetst word zoals die niet altijd is. Ik vond het gedicht wel origineel, omdat je het laatste zinnetje eigenlijk niet aan ziet komen. Je denkt dat het een heel gewoon lief gedicht is.
Ik zou dit gedicht zelf niet hebben willen schrijven, het gedicht eindigt eigenlijk best dramatisch en daar houd ik niet zo van.

Gedicht 2:

Ik vond dit gedicht wel een beetje ontroerend. Het lijkt net alsof de ma het erg moeilijk heeft en dat hij eenzaam is.
Ik denk niet dat dit gedicht goed bruikbaar is om op een bepaalde gebeurtenis voor te lezen, omdat het niet een erg sterke achterliggende gedachte heeft. En niet met een bepaald thema te maken heeft.
Ik vond het gedicht mooi geschreven, omdat je leest dat de man en de strobloemen net de winter hebben overleefd en hij met zijn oude kurkdroge brood de vogeltjes ook nog wil helpen te overleven.
De opbouw van het gedicht vind ik wel minder mooi.
Ik zou dit gedicht niet zelf hebben willen schrijven, want ik vind de opbouw niet mooi. Ook zit er geen rijmschema in en ik zou dat in een gedicht wel toepassen.

Gedicht 3:

Ik vond dit gedicht wel mooi. Er komt wel veel herhaling voor in het gedicht en dat vind ik persoonlijk wat minder.
Het gedicht is denk ik niet bij een bepaalde gebeurtenis bruikbaar, maar misschien wel bij een bijeenkomst van een Jehova gemeente of iets dergelijks.
Ik vond het wel een origineel gedicht. Het eind is precies het tegenover gestelde van het begin. Dat vond ik wel erg grappig aan het gedicht.
Ik zou dit gedicht niet zelf hebben willen schrijven, omdat ik de herhalingen in het gedicht niet mooi vind.
Er zit ook niet veel emotie in het gedicht een daar houd ik juist wel van.

Gedicht 4:

Dit gedicht vond ik erg boeiend. Ik moest wel even nadenken voordat ik echt wist wat er met het gedicht bedoeld werd.
Ik denk niet dat dit gedicht bedoeld is om voor te lezen bij een bepaalde gebeurtenis, maar iemand zou het wel aan zijn vriendin kunnen voordragen. Als hij bijvoorbeeld met hetzelfde probleem als de hoofdpersoon in dit gedicht zit.
Ik vond het gedicht mooi, omdat je er wel even over na moet denken wat de betekenis is van het gedicht.
Ik zou dit gedicht wel zelf hebben willen schrijven, omdat het te maken heeft met de liefde voor je partner en dat vind ik er leuk. Ook vind ik de opbouw van het gedicht goed en het is ook goed verwoord.

Gedicht 5:

Dit gedicht vond ik erg leuk. Om dingen te vergelijken met kleuren. En dan uiteindelijk in het midden van beide kleuren uit te komen ( lichtblauw ).
Het gedicht past niet bij een bepaalde gebeurtenis. Het is gewoon een leuk gedicht om te lezen, maar dus niet om ergens voor te dragen of iets dergelijks.
Ik zou dit gedicht wel zelf hebben willen schrijven, omdat ik het werken met de kleuren in het gedicht erg leuk vind. Wel vond ik het gedicht iets te kort.

REACTIES

J.

J.

leuk gedaaan, maar de eigen mening is een beetje overdreven.

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.