1. Biografie
Het boek is geschreven door Helene Bakker, maar er is helaas geen informatie over Helene Bakker te vinden op internet.
Bij de zakelijke gegevens (op 1 van de eerste bladzijdes) staat dat het boek een idee was van Helene Bakker en Marian Hoefnagel. Daarom besluit ik de biografie van Marian Hoefnagel te doen.
Marian is getrouwd, heeft drie kinderen (2 jongens en 1 meisje), een hond (Golden Retriever) en een lapjespoes. Ze is lerares Nederlands en psycho-linguïst.
Na haar studie heeft zij lange tijd gewerkt in het volwassenenonderwijs.
Daar heeft zij zowel hoog-opgeleide zakenmannen als analfabete vrouwen Nederlands geleerd.
Na een opleiding tot remedial teacher is zij zich meer gaan richten op leerlingen uit het voortgezet onderwijs met taal- en leesproblemen.
Zo kwam zij in 1989 terecht op de A.G. Bellschool in Amsterdam, een school voor dove en slechthorende tieners.
Op de A.G. Bellschool viel haar op dat er weinig leuke boeken worden geschreven voor tieners met taal- en leesproblemen. De meeste makkelijk lezen boeken zijn te kinderachtig voor hen, en de interessante boeken zijn veel te moeilijk. Geen wonder dus, dat zij niet van lezen houden.
En dat is jammer, want door te lezen vergroot je niet alleen je kennis van de wereld, maar ook je kennis van het Nederlands!
Om de leerlingen van de A.G. Bellschool toch aan het lezen te krijgen, is Marian zelf verhalen gaan schrijven. De verhalen gaan over gewone tieners die met alledaagse en minder alledaagse problemen te maken krijgen en daarvoor een oplossing moeten zoeken.
De verhalen werden en worden meestal in de klas gelezen, waarna erover gepraat wordt.
Omdat de leerlingen kunnen praten over de personen uit het verhaal, blijven de onderwerpen enigszins op afstand.
Marian Hoefnagel is in 2001 begonnen met schijven, na een auto-ongeluk.
Zij kon toen een paar maanden niet werken en had ineens tijd voor het plan dat zij al jaren had: boeken schrijven voor haar leerlingen.
De boeken werden op de A.G. Bellschool meteen uitgeprint, van een kaftje voorzien en in de bibliotheek gezet.
De eerste reactie van de leerlingen was een begrijpelijke: wat zien die boeken er stom uit!
Maar omdat de titels wel pakkend waren en de boeken niet zo dik, wilden ze het toch wel eens proberen.
Er zijn inmiddels 25 boeken voor tieners van Marian Hoefnagel gepubliceerd.
Voor tieners, volwassenen en NT2'ers heeft ze 4 boeken zelf geschreven en 15 boeken bewerkt of hertaald.
Verder zijn er 3 boeken naar het Duits vertaald, 1 naar het Engels en 1 naar het Spaans.
2. Verwerkings opdracht
Ik kies voor de opdracht om van een open einde boek, een gesloten einde te maken. Ik heb deze opdracht vorig jaar ook gedaan, maar ik mag het nogmaals doen. Bedankt daarvoor, en ik hoop dat u een beetje blij kunt zijn met het resultaat.
Het boek eindigd met de volgende 5 zinnen.
In de taxi worden ze een paar uur later naar huis gereden, Jim zijn vader en moeder. Ze praten aan één stuk door.
Er is ook zoveel om met elkaar te bespreken.
Maar als de taxi bij hun huis stopt, worden ze stil.
De gordijnen bij de buren zijn dicht.
Jim stapt uit de taxi terwijl zijn vader en moeder hem volgen. Hij loopt naar de achtertuin van zijn buren en kijkt of Susan in haar tuinhuisje ligt.
Nee, daar ligt ze niet.
‘Ik denk dat ze in het ziekenhuis ligt, Jim’ zegt zijn moeder.
‘Ik.. Ik hoop het’ antwoord Jim.
Ze lopen naar huis toe. Jim loopt regelrecht door naar zijn kamer en houd het huis van de buren in de gaten. Hij hoopt dat Susan straks weer terug komt. Dat ze misschien wel even voor een controle moest. Hij hoopt het.
Zijn vader en moeder hoort hij praten. Zijn vader vertelt alles aan zijn moeder. Alles wat hij heeft meegemaakt in de gevangenis. Alle leuke, onprettige en rare momenten. Zo vertelde hij bijvoorbeeld dat hij en zijn ‘maatje’ een bewaker zagen die een hele grote snotbongel had. Zijn maatje begon meteen te braken vertelde hij. En nog veel meer. Jim boeide het niet. Hij had nog steeds niet veel met zn vader. Hij dacht alleen maar aan Susan.
Die avond word Jim gebelt door Anne.
‘Ik stond vanmiddag aan de deur bij Susan. Alle gordijnen enzo waren dicht en er werd niet open gedaan. Weet jij wat er is?’ vraagt Anne.
‘Nee.’ antwoord Jim.
Het blijft stil. Anne merkt dat Jim het heel moeilijk heeft, en hoort hem zijn neus ophalen.
‘Jim, huil je?’ vraagt ze.
Jim blijft stil en vraagt zich af hoe ze dat weet.
‘Jim, ik weet zeker dat ze het gaat redden. Weet je waarom? Omdat ze jou heeft ontmoet. Ze gaat vechten voor je. Ze gaat zo hard vechten als ze kan. Ze houd echt van je. Ik ken Susan al 8 jaar, en weet wanneer ze echt van iemand houd.’
‘Ik hou ook zielsveel van haar. Ik ben zo van slag. Ik kwam thuis, en zie alle gordijnen dicht. Ik heb zelfs nog in haar tuinhuisje gekeken. Daar was ze ook niet. Ik wil haar niet kwijt. Ik wil haar absoluut niet kwijt.’ zegt Jim met tranen in zijn ogen.
‘Ik weet het en ik snap je. Ik zie je morgen op school. Ik zal zometeen haar moeder nog een keer bellen. Kijken of ze nu wel opneemt. Ik bel je als ik nieuws heb.’ zegt Anne, en de verbinding word verbroken.
Jim ligt op zijn bed en hoort zijn ouders nog steeds vrolijk praten en lachen.
Na een vreselijke nacht rijd Jim het schoolplein op. Anne heeft nog steeds niks van Susan haar moeder gehoort. Jim zit in de les en heeft steeds de neiging om naar Susan te kijken. Maar ze zit er niet. Waarom moet ze nou perse die rotziekte hebben? Waarom heb ik die niet? Waarom? Terwijl hij dat denkt valt hij bijna in slaap. Hij is zo moe.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden