Tijdens een les seksuele voorlichting van Guusje en Anouk blijken de grote jongens heel wat beter op de hoogte van geslachtsziekten dan ze gedacht hadden. Eindelijk belt Mark. Ze spreken af in een café en Guusje merkt dat ze samen weinig gespreksstof hebben. Na intiem dansen neemt hij haar mee naar een hotelletje en huurt een kamer voor een uurtje.
Met tegenzin doet hij een condoom om. Het wordt een vluggertje omdat hij naar huis moet, naar z'n vrouw! Woedend gaat Guusje met de taxi naar huis.Jonathan kondigt aan dat hij in Tanzania blijft en met Tito een bedrijfje zal beginnen dat kunst van straatkinderen gaat verkopen, 'empowerment art' (p. 229), een gat in de markt. Guusje verwijst hem naar Suzan: die zou hem goed kunnen helpen. Als ze haar samen willen opzoeken, horen ze dat Suzan vanwege eenzaamheid en heimwee terug naar Nederland is.Guusje is weer toe aan flink wat alcohol en gaat met Jonathan mee naar de Garden Bar, een trefpunt van expats en vrijwilligers. Ze spreekt er onder anderen een Nederlander die een weeshuis runt, die op cynische maar realistische wijze haar naïeve vrijwilligersdroom ontmaskert. Ze drinkt maar door en realiseert zich dat ze nu ze bijna weggaat eigenlijk niets zinnigs heeft gedaan.Ze besluit de malariapillen terug te brengen. Ze gooit ze over het hek van het weeshuis met een briefje erbij: 'I BROKE IN, STOLE THE PILLS BUT NOW I'M SORRY. IT WAS NOT THE MAID, PLEASE HIRE HER BACK' (p. 156).
Ze neemt de uitnodiging van Baraka aan om mee te gaan naar een oud-en-nieuwfeestje. Amanda gaat niet mee (die heeft inmiddels een relatie met Lengai!), Anouk en Tito wel. Tot Guusjes verwondering ziet ze de verdwenen manager Deus. Ze spreekt hem aan over het geld dat hij gestolen heeft, wat hij goedpraat door te verwijzen naar zijn arme en zieke familie.
Op aanraden van Baraka besluit ze er verder geen werk van te maken.
Guusje en Anouk pakken hun koffers. Anouk heeft een lange afscheidsbrief voor Tito geschreven. Ze is niet kwaad dat hij die nacht haar mobieltje heeft gestolen.
Het afscheid met Mama Angelina is koel. Guusje zwaait naar de kinderen, die braaf terugzwaaien.
Personages
Guusje (Furaha): De negentienjarige Guusje woont nog thuis, net als haar oudere zus Marte, met wie ze niet zo goed overweg kan. Ze is onbevangen en spiritueel, niet bepaald preuts, naïef maar ook nuchter, heeft zelfinzicht en gebruikt graag (zelf)spot. Ze verliest zich niet, zoals Anouk, in bespiegelingen over die vreselijke armoede en wat je eraan moet doen. Ze kan totaal niet opschieten met de kinderen in de klas (“Kinderen haten mij”, p. 201). Ook heeft ze niet veel geduld, en inlevingsvermogen. Als blanke vrouw krijgt ze veel aandacht van de Afrikaanse mannen die voor hun status graag een blanke vrouw willen.
Anouk: Anouk is al zeven jaar Guusjes hartsvriendin. Ze gaat al anderhalf jaar met Rob, een goeiige jongen, die het vreselijk vindt dat ze naar Afrika gaat. Ze is naïef en gevoelig, wil aanpakken en is opofferingsgezind. Anouk wordt in Afrika verliefd op Tito, een straatjongen. Anouk is erg medelevend en ziet nergens de gevaren van in. Dat blijkt bijvoorbeeld wanneer ze rijst gaat uitdelen op straat.
Anouk en Guusje komen op hun reis vele mensen tegen:
Bij de vrijwilligers zitten de meest uiteenlopende types:
Suzan: Naïeve wereldverbeteraar.
Amanda: Werkt in hetzelfde weeshuis als Anouk en Guusje, is gevlucht vanwege een nare ervaring en helpt hier graag met het zorgen voor de kinderen. Is erg bevangen door de armoede.
Matthias en Jonathan: Twee avonturiers die vrij weinig tot niks uitvoeren in het weeshuis. Jonathan laat de twee nieuwelingen de stad zien, maar is vooral uit op feesten. Jonathan is een gewiekste zakenmens en cynicus.
Deus: de manager van het weeshuis, is vlak voor aankomst van Guusje en Anouk er met het geld vandoor gegaan. Hierdoor worden er meerdere mensen ontslagen en moeten de vrijwilligers meer dagen maken.
Doug en Jessie: Guusje ontmoet Doug en Jessie, ze werken bij een modern en rijk weeshuis. Hier worden alleen kinderen opgenomen die ‘van goede afkomst’ zijn. Ze zijn vrome christenen, waardoor ook de kinderen in het weeshuis streng christenen worden opgevoed.
Tijd, opbouw en perspectief
Er is een ik-verteller, Guusje, die haar verhaal vrijwel geheel chronologisch en in de onvoltooid tegenwoordige tijd verteld. Ze begint met de landing op Kilimanjaro Airport en eindigt drie maanden later, als haar deelname aan het vrijwilligersproject erop zit. Zij en Anouk vertrekken op een dag in oktober en gaan kort na de jaarwisseling naar Nederland terug. In hoofdstuk 2 en 3 blikt ze terug op de aanleiding om te gaan, een woordenwisseling met de pedante vriend van haar zus, en de voorbereidingen voor de reis, samen met haar vriendin Anouk. Deze flashbacks staan in de onvoltooid verleden tijd.
Tijd
Hoewel er geen jaartal wordt genoemd, valt op te maken dat dit eind 2008, begin 2009 moet zijn (bijvoorbeeld door het noemen van president Obama, die begin januari 2009 werd geïnaugureerd).
Guusje woont in Amsterdam. Het grootste gedeelte van het verhaal speelt in en rond Moshi, een Tanzaniaanse stad met 145.000 inwoners, dichtbij de Serengeti, Kilimanjaro en Ngorongoro Crater ('het achtste wereldwonder', p. 36). De Chaga en de Masai zijn de twee stammen die hun oorsprong hebben in dit gebied.
Perspectief
Het verhaal wordt verteld vanuit het ik-perspectief, Guusje. Ze vertelt over haar reis naar Afrika, wat ze vindt van mensen, dingen en gebeurtenissen en over haar ervaringen.
Het verhaal wordt in het begin niet chronologisch verteld, maar na de flashforward is er weer een chronologische volgorde. In het begin van het verhaal is er een flashforward, hierin wordt er gepraat over de reis naar Afrika en of dat wel een goed idee is. Het hoofdstuk erna wordt er begonnen bij het begin, hoe Guusje erop kwam naar Afrika te gaan. De flashforward heeft niet zo’n groot effect op de rest van het boek.
Het verhaal wordt in het begin niet chronologisch verteld, maar na de flashforward is er weer een chronologische volgorde. In het begin van het verhaal is er een flashforward, hierin wordt er gepraat over de reis naar Afrika en of dat wel een goed idee is. Het hoofdstuk erna wordt er begonnen bij het begin, hoe Guusje erop kwam naar Afrika te gaan. De flashforward heeft niet zo’n groot effect op de rest van het boek.
Thematiek en motieven
De roman gaat over de (on)zin van vrijwilligerswerk in ontwikkelingslanden. Door allerlei personages worden meningen over ontwikkelingswerk verwoord, van 'Ontwikkelingswerk werkt niet' (Willem, p. 24) tot 'Er zijn daar mensen aan het werk die iets proberen te betekenen voor anderen' (Guusje, p. 25).
Door het verhaal van Guusje en Anouk laat de schrijfster zien dat vrijwilligerswerk is verworden tot een nieuw soort backpacken, een subcultuur van jonge mensen met weinig levenservaring maar met hooggestemde idealen en een groot vertrouwen in eigen kunnen, die denken dat ze de wereld echt een beetje beter kunnen maken, dat landen als Tanzania op hen zitten te wachten. Ze gaan soms totaal onvoorbereid naar een ontwikkelingsland toe om werk te doen dat een grote impact heeft, zoals waterputten slaan, schooltjes bouwen, lesgeven of werken in weeshuizen.
Hun drijfveer heeft vaak voor een groot deel te maken met henzelf, ze zijn op zoek naar iets, naar houvast, volwassenheid, identiteit ('soulsearchen', p. 27), en hopen dat ze door iets voor een ander te doen hun bestemming zullen vinden.
Ook het avontuurlijke, vrije leven trekt, de weinige regels en restricties, de betrekkelijke rijkdom en het aanzien dat je als blanke geniet.
Guusje past naadloos in dit plaatje van naïeve vrijwilliger. Haar hooggespannen motivatie: 'Ik zag mezelf in een vaag plaatje waar ik de wereld zou verbeteren, waar ik zou opbouwen en meedenken, mezelf opzij zou zetten en zou geven, en dat alles sexy zwetend, gebruind, slank en stralend van intense innerlijke rust' (p. 28). Haar gedroomde beloning: '... mentale rijkdom en inzicht en onvergetelijke ervaringen. En dankbaarheid. En exotische seks' (p. 30).
De Greef toont in de roman aan dat dit ongelooflijk mis kan gaan, omdat er een kloof gaapt tussen wat vrijwilligers verwachten en wat er echt gebeurt.
De schrijfster zegt over de jonge vrijwilligers: 'Hun komst heeft allemaal vreemde randverschijnselen als gevolg. In Moshi zijn bijvoorbeeld zeventien weeshuizen, terwijl het geen bijster grote stad is en er in het Westen van Tanzania nauwelijks weeshuizen zijn.' Weeshuizen doen het goed, westerlingen geven graag geld aan projecten met kinderen. 'En het is waarschijnlijk niet toevallig dat de meeste vrijwilligersorganisaties in het Noorden zijn gevestigd,
in de buurt van de toeristische trekpleisters. Vrijwilligerswerk wordt niet voor niets voluntourism
of "humanitair toerisme" genoemd.' In hoofdstuk 26 uit een blanke directeur van een weeshuis forse kritiek op ontwikkelingssamenwerking. Het gedoneerde geld komt grotendeels in handen van louche directeuren, managers of dictators; de hulp maakt lokale mensen lui en afhankelijk;
het bouwvakken ('die nieuwe trend', p. 246) leidt tot werkloosheid.
Met de hier verwoorde thematiek hangen verhaalmotieven samen als cultuurverschillen, vriendschap en eenzaamheid. Guusje ervaart allerlei cultuurschokken, wordt geconfronteerd met allerlei zaken die nieuw voor haar zijn, zoals: Swahili, hitte, armoede, stank, primitieve hygiëne, het gebruik van de linkerhand, niet aan het eten ruiken, lijfstraffen voor scholieren en hulpvaardige maar opdringerige mensen die steevast geld voor een dienst vragen.
De hartsvriendinnen Guusje en Anouk raken van elkaar vervreemd. Dat komt door hun verschillende kijk op armoede(bestrijding) en door karakterverschillen: Guusje is nuchter, houdt afstand, wil uitgaan en exotische seks, Anouk voelt zich schuldig, wil dicht bij de lokale, arme bevolking komen, straatkinderen daadwerkelijk 'helpen', Swahili leren. Guusje raakt ook vervreemd van de overige vrijwilligers, wil Tanzaniaanse vrienden maken, maar wordt daarin zwaar teleurgesteld, voelt zich steeds eenzamer en wil eigenlijk weer naar huis ('het gevoel van intense verlatenheid', p. 212).
Ook de ambitieuze Suzan raakt steeds eenzamer, voelt heimwee en vertrekt gedesillusioneerd.
Titel en motto’s
De romantitel refereert aan de oppervlakkige, naïeve kijk die mensen hebben op ontwikkelingswerk. Ze denken aan prachtige natuur, aardige mensen die snakken naar hulp, aan het opdoen van fantastische, verrijkende ervaringen. De werkelijkheid is echter anders (zie ook de paragraaf 'Thematiek').Er is geen motto. De opdracht luidt: 'Voor Jan'.
Verhaaleinde
Het verhaal heeft een gesloten einde. Het verhaal eindigt wanneer Anouk en Guusje weer terugkeren naar Nederland.
Taal en stijl
Wat direct opvalt zijn de verrassende, vlot vertelde, fantasierijke en soms hilarische gedachten en verhalen van de hoofdpersoon, Guusje. De toon is doorlopend naïef, lief en grappig, maar ook bitter en wrang, omdat haar droomwereld voortdurend wreed wordt verstoord.
Ze heeft een ironische blik en slaat soms door. Dit laatste heeft tot kritiek van enkele recensenten geleid, die vinden dat de schrijfster de indruk wekt dat ze grappig en ironisch zijn belangrijker vindt dan de serieuze zaken die ze beschrijft, zoals de armoede van straatkinderen, uitbuiting van jonge meisjes door rijke mannen en de zin van vrijwilligerswerk.
Opvallend is ook de originele beeldspraak, die goed past bij de sprankelende Guusje. De metaforen zijn vaak gecombineerd met hyperbolen, bijvoorbeeld: 'Ik zie eruit als iets wat een kat 's ochtends door het kattenluikje mee naar binnen heeft gesleurd' (p. 7); 'Na een hele tijd ontdekte ik een kleine ventilator op de kamer, maar toen die aanstond voelde het alsof ik me droog liet blazen door orkaan Katrina' (p. 64).
Ook anderszins is de stijl origineel, bijvoorbeeld bij typeringen: 'Amanda kijkt me zalvend aan met een "ach wat zielig, je hebt geen God én geen vriendin. Jij hebt dus helemaal niemand"-blik' (p. 93), en bij een lange verticale opsomming, een inventarisatie van mogelijke vrienden (p. 155-156).
Plaatsing in tijd en stroming
Ik denk dat het boek ‘en je ziet nog eens wat’, hoort bij de stroming: Generatie Nix.
Het reizen naar andere landen van studenten om vrijwilligerswerk te doen is namelijk iets wat vaak voorkomt in deze tijd. Vroeger had men weinig geld om te gaan reizen, en de laatste jaren zijn er steeds meer studenten die ‘de wereld willen zien’.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden