Marie à Paris door Sigurd Leonardson

Beoordeling 8.3
Foto van een scholier
Boekcover Marie à Paris
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 3e klas vmbo | 4731 woorden
  • 14 november 2007
  • 237 keer beoordeeld
Cijfer 8.3
237 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Sigurd Leonardson
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1986
Oorspronkelijke taal
Frans

Boekcover Marie à Paris
Shadow
Marie à Paris door Sigurd Leonardson
Shadow
Hoofdstuk 1

De trein arriveert op het station NOORD. Marie neemt haar koffers en stapt uit. Wat een mensen! Het station is groot. Marie gaat langzaam uit het station. Ze stopt op een stoep. Ze kijkt naar de menigte. Iedereen is gehaast. De taxie komen en gaan. Moet zij nu het nemen? Nee, niet nu. Ze wil eerst ontbijten. Ze kijkt rond. Tegenover het station is er een groot hotel en een restaurant.

Hoofdstuk 2

Marie loopt dwars over de straat en gaat op het terrasje zitten. De jongen komt:
Mevrouw?Een koffie alstublieft, en een croissant. Marie drinkt haar koffie. Het is lekker. Ze houd van veel croissantjes ze heeft honger na een nacht in de trein. Jongen, nog een croissantje alstublieft. Marie is tevreden. Eindelijk is ze in Parijs. Wat een avontuur. Alleen in het grote Parijs, de stad van haar dromen. Ze kijkt naar het verkeer. De auto’s rijden snel. Ze is niet gehaast, maar ze brand van nieuwsgierigheid om Parijs te zien. Jongen, de rekening, alstublieft. Ze betaald en zoekt een taxi. Er zijn er veel voor het station. Ze geeft het adres aan de chauffeur: vaugirard straat 52.

Hoofdstuk 3

Ze rijdt over de boulevard. Ze is bijna bang, het is haar eerste keer in Parijs maar ze heeft veel foto’s van de stad gezien. Et nu ziet ze het zelf, de realiteit. Daar is de Seine, en links de Notre- Dame. Ze rijden een brug over, de auto stopt voor het stoplicht. ‘Hoe heet deze straat?’ Boulevard Saint- Michel, mevrouw, u bent nu in een latijnse wijk, daar is de tuin van Luxemburg. En het paleis. ‘Welk paleis?’ het Paleis van Luxemburg, het is de zetel van het senaat. De taxi stopt. Vaugirard 52 het is uw nummer, mevrouw. Dat is dan dertien frank. Marie geeft vijftien frank en zegt houd het wisselgeld maar, bedankt mevrouw tot ziens, tot ziens meneer.

Hoofdstuk 4

Marie kijkt naar het nummer boven de deur. Het zal mijn adres wel wezen, denkt ze. De deur is open, en ze gaat naar binnen. Ze kijkt om haar heen. Ze weet niet waar ze moet wezen. Zoekt u iemand? Het is de conciërge denkt Marie. ‘Mevrouw Coliche, alstublieft. Het is op de vierde verdieping, links. Neemt de lift zegt ze en ga naar boven la vlise de Marie
Bedankt mevrouw. De lift stop op de vierde verdieping. Marie is een beetje opgewonden. Zal het een aardige familie zijn? Het is een vraag, dat ze verschillende keren heeft afgevraagd, maar dat ze over een ogenblikje te weten komt. Ze belt aan.

Hoofdstuk 5

Hallo mevrouw, ben u mevr. Coliche? Ja. Ik ben Marie… aha de jonge Zweedse. Hallo, Marie, kom binnen. Ik ben blij u te zien. Ben u vanmorgen aangekomen? Ja, mevrouw. Per trein of vliegtuig? Per trein, ik heb een taxi genomen op het station NOORD. Uitstekend, uitstekend maar u spreekt goed Frans. Heb je een goede reis gehad? Ja, zeer goed, dank u. Heeft u in de trein geslapen. U bent misschien moe? Mevrouw Coliche stelt veel vragen. Marie heeft niet de tijd ze allemaal beantwoorden. Maar ze is tevreden, want ze snapt bijna alles wat Mevrouw Coliche zegt. En mevrouw Coliche is erg aardig. Kom, ik zal je je kamer laten zien, maar eerst een kopje koffie. Lust je koffie? Ja, mevrouw, ik hou veel van koffie, maar ik heb er net al twee gedronken op het station.

Hoofdstuk 6

Marie heeft een kopje koffie met Mevrouw Coliche gedronken die echt zeer aardig is. Nu is Marie in haar kamer. Mijn kamer in Parijs. Denkt ze trots. Haar kamer is groot en is goed gemeubileerd. Ze heeft een mooi uitzicht over de tuin van Luxemburg. Marie opent het raam en ademt de lucht van Parijs is. Het is september, maar het is weer zoals in de volle zomer. Marie open haar twee koffers om haar spullen op te ruimen. Er is een grote kast waar zij haar kleding in kan doen. Het bureau zet ze voor het raam. Links van haar bureau, in een boekenkast met drie boekenplanken vol met boeken. Marie leest enkele titels: Voltaire, Rousseau, Racine, Victor Hugo … het zijn klassiekers denkt ze. De vierde plank is leeg, daar legt ze haar boeken neer die ze meegenomen heeft: Een Franse grammatica, twee woordenboeken en twee of drie andere boeken. Het bed is breed en comfortabel. Marie rust een poosje uit, maar ze is te opgewonden om uit te gaan. Ze wil weg, de stad leren kennen

Hoofdstuk 7

’s Middags, Mevrouw Coliche klopt op de deur. Kom binnen zegt Marie. Mevrouw coliche komt binnen. ‘Heb je honger? Vraagt ze. Een beetje. Zullen we gaan eten. Ik moet enkele boodschappen doen. Als u me wilt vergezellen, kunnen we naar restaurant gaan eten. ‘graag, mevrouw. Maar ik moet ook nog naar Alliance gaan voor inlichtingen over mijn cours. Boulevard Raspail, is dat ver? Nee. Welk nummer? 101 denk ik. Het is helemaal niet ver. We kunnen er daarna na toe gaan. Gaan eten. Ik heb erg honger. Ze eten bij de Elzas in Parijs aan de Latijnse wijk. Hier is een Elzasiche keuken zegt mevrouw Coliche. Ik kom van Alsace. Mijn vader was leraar op een universiteit in Strasbourg. U kent Alsace? Nee, mevrouw, het is mijn eerste keer in Parijs. Na het eten bezichtigen ze de Notre-dame, de kathedraal van Parijs. Vervolgens gaan ze een heel uur geweldig groot warenhuis, in de Rivoli straat. Men kan alles kopen daar, zelfs honden en katte. Welke is een mooie japon, mevrouw, zegt Marie. Wil jij het kopen? Vraagt Madame Coliche. Niet vandaag, ik moet eerst naar de bank gaan. Ik moet mijn geld wisselen. Mevrouw Colich moet enkele inkopen doen. Vervolgens gaan zij en Marie zitten op een terras van een café. Ze drinken iets fris alvorens nemen de bus. Plaat van Chatelet, Om naar de Franse alliantie te gaan.

Hoofdstuk 8

Maries zal haar eerste avond in Parijs nooit vergeten. Heel de familie is daar. Meneer Coliche is thuisgekomen om 6 uur. Hij is ingénieur bij Renault. Hij is een zeer sympathiek man. Odile, het meisje van de Coliches. Is iets later. Ze had met een vriend rondgelopen. ‘Hoe oud ben jij vraagt ze aan Marie. 18 jaar. En ik, ik ben maar 16 jaar. Ga jij Frans aan de Franse assilantie studeren? Ja en jij, ga jij naar de middelbare school? Ja ik zit in de laatste. Men zit in de woonkamer. Meneer Coliche brengt een fles. Neemt u een borreltje, Marie? Nee, dank je, meneer, ik houd niet alcohol. Maar u mag ook een alcoholvrije drank. Odile en Marie drinken sinaasappelsap terwijl dat Meneer Coliche neemt een Dubonnet

Hoofdstuk 9

Het voorgerecht eten we een meloen. Marie is een beetje verbaasd. Houd je van meloen vraagt mevrouw Coliche haar. Ja mevrouw, meloen is heerlijk. Ja, het is werkelijk verrukkelijk, zegt meneer Coliche. Bij ons eten we de meloen als nagerecht, zegt Marie. ‘Bij ons ook, je kan ze eten als nagerecht, maar meestal eet men het als voorgerecht vertelt Mevrouw Coliche. De tweede schotel, het is een biefstuk met friets. Het is een internationale schotel zegt Meneer Coliche. Maar ik ben dol op biefstuk dat nog rood van binnen is. U ook, Marie? Ja ik houd van biefstuk, maar ik heb liever goed doorbakken. Iedereen drinkt wijn, eveneens Marie. Als ze in Frankrijk is moet ze zich als een Franse gedragen. Nog een beetje wijn, Marie? Nee, dank je ik ben er niet zo aan gewend. Na het vlees eet men groene salade. Marie weet dat ze in Frankrijk na hun vlees, salade eten. Welke kaas heb je liever? Gruyère, camembert, roquefort, port salut? Ik houd het meeste van GRUYÈRE. Na het fruit neemt Meneer Coliche een kopje koffie. Mijn echtgenoot vind de het niet compleet is zonder een kopje koffie. Mevrouw Coliche steekt een sigaret aan. Rookt u? nee, dank je ik rook niet. Meneer Coliche brengt koffie. Wil je suiker? Éen klontje maar. Het diner is heerlijk geweest. Ze hebben van 7 uur tot half 9. Ik moet tegen mevrouw Coliche zeggen dat ik zeer tevreden bent. Denkt Marie.. Wanneer ze van tafel opstaan zegt ze: Ik begrijp nu waarom de Franse keuken over de hele wereld word beoordeeld.

Hoofdstuk 10

De wekker gaat. Het is 7 uur. Marie springt van het bed. Ze heeft goed geslapen. Vandaag moet werken. Na een kleine ontbijt, vergezeld Odile haar aan de Franse alliantie. Het is vlakbij, een kleine wandeling van alleen maar een kwartier. Er zijn veel jonge mensen op het hof. Het zijn buitenlanders van alle nationaliteiten: Duitsers, Italianen, Spanjaarden, Amerikanen, Afrikanen, enz. eerst zal men u testen, zeggen ze aan het kantoor. Waarom? Vraagt Marie verbaasd. Om het niveau van uw kennis in het Frans te zien. U bent niet een beginneling. Aangezien u reeds een beetje onze taal spreekt. Ah ik snap het, zegt Marie. Ze is niet een beginneling omdat zij drie jaar Frans op school heeft gedaan. Marie doet de test met zeven andere leerlingen. De test is niet moeilijk. Als de test klaar is, brengt men de test naar mr. Gringoire. Wanneer Marie de klas ingaat, zijn ze alreeds begonnen. Men is midden in een dictee. Mr. Gringoire leest hardop, en de leerlingen schrijven: wij zijn in Marseille. Ik zit aan het terras met een kopje koffie. Ik kijk de Oude port. Het is het einde van de dag. De vissers komen terug op hun kleine bootjes. Deze haven is het oudste van de Franse havens. Hij is twee duizend vijf honderd jaar. Maar vandaag de dag nog is hij actief. Schrijf de eerst zin in de zwarte tabel, mevrouw, zegt M. GRIN. Tegen jong meisje met de zwarte haren. De tweede zin door een jonge blonde man, misschien een Zweed of een Deen denkt Marie. En u, mevrouw, schrijf jij de derde zin, tegen Marie. Marie staat op. Iedereen kijkt, ze is de laatst aangekomene, maar ze is niet zenuwachtig. Ze weet dat ze hem goed heeft. Is het correct? Vraagt de leraar. Ja, meneer, het is correct. Antwoord een jongeman, en tegelijkertijd glimlacht hij naar Marie. Na de les, zal ze hem spreken. Ik heet José, zegt hij. Ik kom uit Spanje, en u? ik kom uit Zweden, ik heet Marie. Wij hebben Bijbelse namen, zegt hij. Bijbelse? Wat is dat? U weet, de bijbel. Ah, ja, Bijbels, het is bijvoeglijk naamwoord.

Hoofdstuk 11

Elke ochtend gaat Marie naar de alliantie. Ze leest, ze praat, ze schrijft. ’s Middags, na de les, loopt ze vaak met haar kameraden. Ze lopen over de boulevards, op de kades van de Seine of op de straat door de Latijnse wijk. Soms zitten ze in een café, en praten. Marie leert sneller en vloeiend te spreken. Odile klopt vaak aan haar deur. Ze babbelt graag met Marie. Van tijd tot tijd de twee jonge dames kijken ze samen een film. En zijn veel bioscopen in de Latijnse wijk. Ze gaan eveneens naar een Jazzclub of een discotheek samen met vrienden van Odile. Marie houd veel van dat, omdat ze zo de gelegenheid krijgt om kennis te maken met franse en francaises. Op de alliantie zijn alle kameraden buitenlands. Het is een ijverig maar aangenaam leven dat Marie erg bevalt.

Hoofdstuk 12

I.
Meneer Coliche is een Breton. Hij is Brest geboren. Zijn vader was visser. Van tijd tot tijd ziet hij zijn ouders, die een klein huis dichtbij Brest hebben. Op een dag zegt mevrouw Coliche tegen Marie: aanstaande zaterdag zullen we naar Bretagne gaan met de auto, wilt u ons vergezellen? Ja, met genoegen, antwoord Marie, het is zeer aardig van u om mij mee te nemen. Zeer vroeg in de morgen verlaten ze Parijs. Mevrouw Coliche rijdt. Mijn vrouw rijd beter als mij, zegt Meneer Coliche. Ze is zo rustig, zo voorzichtig. Marie kijkt naar het Franse landschap met een grote belangstelling. We stoppen enkele minuten in Chatres, zegt Mevrouw Coliche. Men moet de Kathedraal aan Marie tonen. Ja, deze kathedraal is het mooiste kunstwerk van de gotische kunst, zegt meneer Coliche. Na het bezoek aan de kathedraal van Chartres, rijd men snel tot Rennes. Ze passeren LE MANS zonder te stoppen. Deze stad is bekend in de hele wereld dank zij een auto circuit, legt Meneer Coliche uit. U kent de “Vingt-Quatre Heures du Mans? Nee, zegt Marie, maar ik weet wel van de TOUR DE FRANCE en wielrennerwedstrijd. Bravo, zegt meneer Coliche lachend, met het is iets anders. Rennes is de oude hoofdstad van BRETAGNE! Men moet eten. Ze parkeren de auto zal aan de Brouwerij van de Vrede ontbijten. Bretagne is mooi, is het niet, meneer Coliche? Ja, het is de mooiste streek van de wereld. Wij zouden MONT SAINT-MICHEL en SAINT-MALo aan Marie moeten tonen, zegt hij tegen zijn vrouw. Maar is er nog tijd? Nee, antwoord Mevrouw Coliche. We zouden minstens drie uur verliezen en er zijn zo veel auto's op de wegen. Het is jammer, maar we zouden langs PERROS-GUIREC kunnen. Dat is niet een lange omweg. Het is een mooie, kleine stad, zegt ze tegen Marie, met een schilderachtige haven. In de zomer zijn daar veel toeristen. Zoals overal in Bretagne voegt meneer Coliche toe. Het is hem, die rijd nu na het ontbijt. Jij rijdt snel, Phillip, roept mevrouw Coliche, die achterin zit. Mijn vrouw is altijd bang, als ik rijd, zegt deze. Maar ik rijd slecht 100 km/u. en het is een goede weg. Wanneer ze in Parros zullen zijn, zullen we de zee zien, en zullen we een kopje koffie drinken.

II.
Tijdens de rijs vertelt meneer Coliche veel dingen over Bretagne, de oude tradities van bretonen, hun godsdienstig leven en hun talrijke heiligen. De naam van de steden en de dorpen beginnen vaak met ‘Saint’ of ‘sainte’ zoals: Saint-Malo, Saint-Michel, Sainte-Anne, enzovoorts. Ze stoppen enkele minuten in Saint-Thégonnec. Er is een oude, kleine kerk met een prachtige kruisberg. Ze rijden door naar Brest. Het is bijna donker. De maan is aan de horizon. Een vreemd landschap, denkt Marie. In de verte ziet men lichtjes van BREST. Het is een grote stad, maar ze is niet zo mooi, zegt Mevrouw Coliche. Haar man protesteert: het is een stad vol charme. Maar voor mij vrouw is er geen andere stad dan STRAATSBURG. U weet, ze is een bewoonster van de Elzas!

III.
Brest was een droevig. Hij regende toen ze uit de auto stapten. Maar de ouders van Meneer Coliche waren erg aardig. Ze spraken veel met Marie dat ze niet altijd begreep. Ze spraken niet als de mensen uit Parijs. De volgende dag regende het nog steeds. Mevrouw Coliche had een reden. Brest heeft door de regen geen charme. Marie dacht aan het gedicht van Jasques Prévert: RAPPELLE-TOI BARBARA het regende onophoudelijk die dag. Regent het altijd in Brest? Vraagt ze aan meneer Coliche. Het is Mevrouw Colicie die antwoord: Ja, het regent altijd hier, als we hier zijn. Om 2 uur, na het heerlijke eten. Zegt men tegen de oude Bretons : tot ziens en vertrekt men. De eerste halte zal Quimper zijn. In Quimper is het mooi weer. Er zijn veel mensen op de straat. Marie vond deze stad zeer mooi. De vrouwen dragen kostuums van het land. Marie bewondert vooral hun muts. In een pannenkoekrestaurant proeft men de specialiteit van het land: pannenkoeken. Maar ze moeten verder. Parijs is ver. Mevrouw Coliche rijd snel. Plotseling gaat ze langzamer rijden. Wat is er , vraagt haar man. We moeten benzine vullen. Er is een daar benzinepomp. Ze stoppen. De garagehouder komt eraan. Benzine, zegt mevrouw Coliche. Super of gewone? Super, alstublieft. Veertig liter, dat wordt dan €48,40. Het kost duur in Frankrijk consateert Marie. Het verkeer is druk. Gelukkig zijn er op de rijksweg niet veel files. Ze komen middernacht thuis.

Hoofdstuk 13

Op een avond is Marie uit gegaan. Ze wilde een luchtje scheppen voordat ze naar bed zou gaan. Na enkele minuten wist zij niet meer waar zij was. Ze was verdwaald. Ze liep, liep. Ze was bang. De straten waren smal en donker. Ze is de weg gaan vragen aan een meneer de zojuist de portier van een auto opende. Pardon, meneer, in welke richting is de Vaugirardstraat? De Vaugirardstraat. Ow het is ver, heel veer. Maar je kan met mij mee komen, ik ga naar voorbij. En hij open het andere portier. Marie is een beetje ongerust. Ze aarzelt. U wilt het niet? U bent bang voor mij? Maaike kijkt. Hij is aardig. Ze stapt in de auto. Hij start. Ze rijden snel. Marie kent de straten niet. Ze weet niet waar ze is. Ze durft niets te zeggen tegen de man. Hij spreekt niet. Plotseling stopt hij. Zullen we een glas wijn drinken met mij, zegt hij. Nee, dank je, meneer. Ik moet terug. Bent u studente? Ja. Wacht even, zeg hij en hij spring uit de auto. Hij zal de deur van een garage openen. Wat gaat hij doen, vraagt Marie zich af. Ze is bang. Waarom open u de deur? Om de auto te parkeren. Maar u het me gezegd…we gaan te voet, het is niet ver. Nee dank je, zegt ze met een besliste stem. Vervolgens wilt ze weggaan, maar de deur zit dicht. Open het portier, alstublieft! De man antwoord niet. Hij start opnieuw om de auto in de garage te zetten. Marie slaagt erin het raam open te doen, en schreeuwt met alle kracht: HELP!! Ben je gek, hé? zegt de man. Laat me gaan. Herhaalt ze, terwijl ze de hand op claxon legt: Een lange druk op de claxon. De auto stopt, op de stoep voor de deur van de garage. De man opent de deur en schreeuwt tegen Marie: Gaat eruit, idioot! Marie heeft lang gehold. Ze heeft tenslotte een taxi gevonden, die rijd naar haar.

Hoofdstuk 14

I.
Na haar nachtelijke avontuur Marie houd niet meer van ’s avonds uitgaan. Maar ze gaat soms uit met haar vrienden. Ze is verschillende keren naar de bioscoop geweest. Ze hield van veel een film die een MAN EN een VROUW heette
Ze heeft twee theaterstukken gezien: Boeing-Boeing aan de Komedie Caumartin dit stuk is zeer gemakkelijk om te begrijpen en zeer amusant. het ging over een jonge man die het hof aan drie vrouwen maakte die stewardessen waren. het andere stuk, Les STOELEN van Eugène Ionesco, was onmogelijk te begrijpen.

II.

elke zondag ziet Marie iets nieuws, soms alleen, maar meestal met één of meer van haar vrienden . en er zijn zoveel dingen om in Parijs te zien! Ze is in de tuin van de Planten geweest in het bos van Boulogne. Ze heeft de Eiffeltoren beklommen en l’Arc de Triomphe . ze heeft rondgelopen op Champs-Elysées, in Montmartre, op het eiland Saint-Louis en langs de kaden. Ze is op terrasjes van cafés gaan zitten kijkend naar de mensen die kwamen en gingen.

III.
Marie is bijna de hele zondag op het Louvre geweest. De Franse Alliantie had een groep opgericht voor een bezoek aan het museum. De groep volgde, door zaal in zaal, een leraar die een
lezing over landschapschilders gaf. Tussen de middag had Marie zoveel beroemde schilderijen gekeken dat zij niet meer wist hoe ze het had. De namen dansten in haar hoofd: Poussin, Corot, Millet. Samen met José, een Spaanse vriend, eet ze in een restaurant van het Louvre. Daarna gaan ze terug naar de grote galerij van het museum. Ze wilden (La Joconde) nog een keer zien. Het beroemde portret van de Mona Lisa. Er was altijd een menigte van mensen voor de beroemde schilderij van Leonardo Da Vinci.

IV.

Een museum is erg vermoeiend, zegt haar vriend José als ze weggaan. Ja, heel vermoeiend. Zullen we door de Tuileries wandelen. Ja, ik zou graag enkele minuten willen wandelen. José heeft een plattegrond van Parijs. Terwijl zij rondwandelen leest hij een voor en leg het uit aan Marie: ‘De tuin van Tuileries, prachtig park... het spel van Palm(Le jeu de Paume) is het museum van een schilder van het impressionisme. Orangerie een ander museum etc.

V.
zij verlaten Tuileries en steken de Plaats van COncorde over om het Seine te volgen. José kijkt af en toe op zijn plattegrond: voilà het kleine paleis en daar het grote paleis. Wat is dat?
De musea en de tentoonstellingenzalen. Voor het moment het is de tentoonstelling van de auto aan het Grote Paleis. Wat een prachtige brug. Ja het is de brug van Alexander III. Daar is een rondvaartboot roept Marie uit. Kunnen we een wandeling op de boot dan. Een andere keer, er is zoveel wereld vandaag. Ja, je hebt gelijk, ze gaan verder. En dat, wat is dat? Nog een museum, het is de museum van moderne kunst. Oh la la wat een musea. En daar beneden, het is het paleis Chaillot. Het is een theater, is het niet? Ja een groot theater maar er zijn ook veertig museums daarbinnen. Marie barst in lachen uit. Nog meer museums! Ze lachen allebei. hoeveel musea zijn er in Parijs? Ik weet het niet, wacht, ik ga ze in de gids tellen. 56, er zijn 56 museums in deze gids. Het duurt een heel jaar om die allemaal te zien.

VI.

ben je moe? Ja een beetje. Ik wil niet meer zo graag lopen. Ik moet terug. Maar de zondag is geweldig geweest. Ja, we moeten terug. Ik moet een beetje werken. Maar wil je eerst een kopje koffie met mij? Waar dan? Montparnasse. José neemt Marie door de hand en zij steken de Tuin van Trocadéro over. Daar is een ingang van de metro. Heb jij de tickets? Nee, ik heb ze niet. Wach ik ga ff kopen. Bij het loket: een boekje met metrokaartjes alstublieft. Ze kijken de plattegrond van de métro alvorens ze vertrekken.

Hoofdstuk 15

Op een maandag ochtend zegt de Heer Gringoire tegen zijn leerlingen: vandaag gaan we een opstel schrijver over: Hoe ik de zondag heb doorgemaakt? Je hebt 20 minuten. Marie schrijft:
Om 9 uur ’s ochtend, ik ben het station Saint-Lazare gegaan, waar ik een afspraak had met mijn vriend José . Wij hebben de trein naar Vesailles genomen. gedurende het half-uur van reis heb ik de Parijse voorsteden gezien , zeer lelijk in zijn naargeestigheid eentonig treurigheid
na de campagne, rust, vredig, uitgebreid. In versailles, we zijn begonnen met het bezichtigen van het schitterende paleis. de gids heeft veel gesproken terwijl hij ons door verschillende zalen te tonen. Het was zoals een geschiedenisles. Na het bezoek aan het palais, het was aangenaam om op het terras en in de enorme tuin met beide kastelen rond te lopen: Le Grand Trianon en het kleine Trianon. Voor schilderachtig Gehucht van Reine was er een groep studenten die
op het gras ontbeten en speelden op de gitaar. zij hebben ons uitgenodigd om hun maaltijd te delen, men heeft gegeten, men heeft gedronken, men heeft gezongen. een van de studenten was Spaans,net als José. zij hebben ons uitgenodigd op een feest, volgende zondag, bij de Spanjaard thuis, in de universitaire stad. Ik verheug me erveel op. Toen zijn we naar Parijs teruggegaan, het werd al donker.

Hoofdstuk 16

In een weekend Marie heeft een onvergetelijke excursie gedaan. Ze is zeer
vroeg op zaterdagochtend in bus naar het zuiden, naar de kastelen van de Loire vertrokken. de eerste stop is in Orléans en eveneens het eerste avontuur. Een Amerikaanse jongeman is in de stad verdwaald. Men zoekt hem overal. Men heeft twee uur gewacht. Tevergeefs! Ze konden niks doen, ze moesten doorgaan (men heeft hem teruggevonden drie dagen later in Parijs).
Ze volgen de rivier. Weldra komt men tot Chambord, het grootste paleis van alle kastelen van de Loire, die door François de Eerste in de zestiende eeuw werd gebouwd. Hij telt 440 vertrekken! Nieuw avontuur: een jonge Turk verdween. Hij is achter prachtige sofa gaan zitten en hij is in slaap gevallen (men heeft hem teruggevonden in Parijs maandag ochtend). Men loopt nu achter. Men stopt niet in Blois, niet in Chaumont, niet in Chenonceaux, omdat er tijd nodig om de achterstand anders halen ze het avondmaaltijd niet. Het zou een ramp zijn! Want men zal aan het kasteel dineren! In een klein kasteel dichtbij het water. Wat een verrassing! De grote eetkamer is half-donker. Er is geen elektrisch licht, alleen maar van de kaarsen. Het is net zoals in de Middeleeuwen, denkt Marie. Wat een sfeer! Marie laat zich meeslepen door de vrolijke sfeer. Zij neemt een aperitief. Ze drinkt wijn. Ze drinkt misschien ook een cognacje. De volgende dag heeft ze een kater. Heel veel hoofdpijn. Dat was haar avontuur. de zondag is Marie niet vrolijk. Je hebt teveel gedronken, zegt José, daar ben jij niet aan gewend. Je praat zoals mijn pa! Men gaat tot Angers na het bezoek van het kasteel met het beroemde tapijtwerk van de Middeleeuwen door, men keert in Parijs terug. Maandag spijbelt Marie.

Hoofdstuk 17

Een dag in december, naar de les, José en Marie zitten samen in een café. plotseling zegt José:
ik wil met je trouwen. Wat zeg je? Ik wil met je trouwen. Ik wil trouwen met jou. Maar je bent gek! Nee, waarom? We kennen elkaar nauwelijks. Maar als, we elkaar heel goed kennen, wij kennen elkaar al elf weken en drie dagen. Heb jij de dagen geteld? Natuurlijk! Mijn leven is begonnen wanneer je de ochtend in september het schoollokaal binnenstapte Herinner je het nog? Je moest op het bord schrijven, ik zit op het terras. Ik heb naar je ge glimlacht. En ik dacht: ze is mooi, ze wordt mijn vrouw. Jullie Spanjaarden, zijn heel snel! Maar ik weet zeker, ik weet het al heel de tijd. Je bent de vrouw van mijn leven. Je weet hoeveel ik van je houd. Houd je niet van mij? Wel, ik houd van jouw, maar ik ben te jong. Dat is waar, je bent jong. Ja, ik ben slecht 18 jaar en jij, jij bent 6 jaar ouder dan ik. Ja, ik ben 24 jaar. Ik ken het leven. Ik weet dat jij enig voor me bent. Maar geef me antwoord: ja of nee? Maar José, wees verstandig! Het huwelijk het is een ernstige keuze. Ik moet nadenken een poosje voordat ik iets besluit. Ik zeg geen ja, ik zeg geen nee. Over enkele dagen vertrek ik naar mij land, jij naar het jouwe. Wanneer je in Spanje bent, dan ben je me allang vergeten. Je moet er niet mee spotten, ik meen het echt. Ik weet niets van jouw. ik ben te jong. ik vind je sympathiek,maar met je trouwen, dat is voor heel het leven!!we moeten elkaar leren kennen, voor zo definitieve beslissing. Andere keer spreken. Ik moet naar huis terug. Ik vergezel je wel. Ze staan stil bij de deur van Marie. Tegelijkertijd komt Odille aan..Heej, Marie! Hej Odile! Ik stel je voor: José een vriend van school. Aangenaam, mevrouw zegt José. Wilt u niet binnenkomen, vraagt ze aan Marie en aan José? Nee, hartelijk bedankt, antwoord José, ik moet naar huis. Een aardige kerel, zeg Odile als José weg is. Hij ziet er goed uit, voegt ze eraan toe. Ben je verliefd op hem? Oh, ik weet het niet. ik geloof het wel, hij wil met me trouwen....wat?? hij met je trouwen? En jij? Ik weet het niet. Hij is erg aardig. En hij is rijk. Zijn vader is een zakenman in Barcelona. Maar rijkdom, maakt niet gelukkig. Nee, maar ik vind het erg sympathiek. IK houd een beetje van hem, maar de grote liefde, daar ben ik niet zeker van. De jonge vrouwen praten nog eindeloos lang over de grote liefde en het dagelijks leven. Twee tegenstrijdige keuzen, misschien. eerst moet men een beroep leren, zegt Odille. en Marie gaat daarmee akkoord.

Hoofdstuk 18

Het is 21 december. De kerstvakantie is begonnen. Marie is op het station NOORD. Het is de dag van vertrek. De familie Coliche vergezellen ze naar het station. José is er ook. Hij kijkt droevig. Marie weet niet of ze terug komt, na het nieuwe jaar. Ze heeft niks aan José belooft. Ze is een beetje droevig, zij ook. Nu heeft zij zoveel vrienden in Parijs, ze moet naar huis. Maar zo is het leven. Natuurlijk kom je terug, zegt hij. Ja, ik kom terug. Dat is wat ze zegt. Maar ze weet het niet. De trein komt. De vrienden blijven op de kade. Het is zo eenvoudig. José zwaait met zijn zakdoek. Het station verdwijnen. Marie is alleen. Parijs is nu niet meer dan een souvenir……

REACTIES

M.

M.

Heej thanks erg bruikbaar

17 jaar geleden

D.

D.

Ja echt he

6 jaar geleden

D.

D.

ik ga zoizo hoger dan 2 halen

6 jaar geleden

H.

H.

Bedankt voor het verlag. Volgende x miss ff een xtje goed doorlezen?

13 jaar geleden

D.

D.

xtje ???
bedoel je xtc ????

6 jaar geleden

B.

B.

Super bruikbaar
Thanks!

12 jaar geleden

D.

D.

nou thanks zijn best gevaarlijk doe maar straaljager

6 jaar geleden

D.

D.

EcHt ZiEk DiT NuUU kOMt dE tOeTsWeEk hElE mAaL GoEd

6 jaar geleden

een scholier

een scholier

Vet chilllllll!!!

1 jaar geleden

een scholier

een scholier

XTC!? Dat is een super gevaarlijke drugs.
Wat is het effect van XTC?
intensere waarneming van wat men ziet, hoort, voelt, proeft; minder goede coördinatie van de bewegingen; droge mond en keel; snellere hartslag, stijgende bloeddruk en lichaamstemperatuur.

1 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.