Hoofdstuk 1
Jeanne = 10 jaar
Broer Jeanne = Thomas = 14 jaar
Jeanne zit in de klas.
Mevrouw Laurencin bespreekt gedicht van Jean De La Fontaine.
Meneer de directeur ( =Besançon ) komt binnen met mevrouw Jargonos.
Er is discussie tussen Laurencin en Jargonos over de manier van lesgeven.
Jargonos zegt dat Laurencin een stage moet volgen voor manier van lesgeven te verbeteren.
Jargonos gaat met directeur weg en de leerlingen zijn er niet goed van.
Hoofdstuk 2
Jeanne en Thomas zitten op een boot en spelen scrabble (voor kampioenschap).
Geen vliegtuig want oma is gestorven in een vliegtuigcrash.
Er is een storm en iedereen moet overgeven, behalve Jeanne en Thomas (de ouders van Jeanne en Thomas zijn gescheiden).
Hoofdstuk 3
Storm wordt erger.
Jeanne en Thomas gaan naar buiten en de wind waait hard.
Ze moeten naar een reddingsboot gaan en denkt dat ze gaat sterven.
Denkt aan woord douceur (= zachtheid ).
Het schip zinkt.
Hoofdstuk 4
Jeanne en Thomas overleven de schipbreuk en zijn aangespoeld aan een eiland.
De scrabble letters Z, N en E spoelen ook aan.
Ze zoeken bananenbladeren om zich niet te verbranden aan de felle zon.
Ze ontmoeten een kleine oude zwarte meneer (= Henri ) en zijn neef ( jong en groot ).
Henri en z’n neef nemen Jeanne en Thomas mee naar een hut waar ze kunnen eten en slapen.
Henri zegt dat het eiland magische krachten heeft.
Hoofdstuk 5
Ze gaan naar de markt en daarna naar een woordenwinkel.
Er zijn 4 woordenwinkels:
gedichten en liedjes
liefdes vocabulaire
planten en vissen
etymologie
Nu kan Jeanne haar woordenschat verrijken.
Ontmoeten Nécrole (= gouverneur ).
Hoofdstuk 6
Jeanne hoort gesprek tussen Henri en z’n neef en vraagt zich af over wie ze praten.
Henri spreekt over een woestijn en vroegere stormen.
Veel mensen zijn gestorven.
Ook veel talen ( 25 per jaar ).
Hoofdstuk 7
Ze komen aan in een klein huisje aan het strand en niemand is thuis.
In de tuin zit een zeer oude vrouw (= nommeuse).
Op de tafel ligt een woordenboek en de bladeren wapperen om door de ventilator.
Henri vertelt over Nécrole (= gouverneur ) die de overvloedige woordenschat wil afschaffen.
Ze zijn al 3 dagen op het eiland.
Hoofdstuk 8
Jeanne wordt wakker door een gesnik.
Ze heeft iets in haar keel.
Moeder troost haar ( in gedachten!! ).
Jeanne kan terug slapen.
Hoofdstuk 9
De neef van Henri komt binnen in de kamer van Jeanne.
Henri komt ook binnen en ze praten.
Ze gaan een weddenschap aan : als Jeanne niet van de grammatica houdt binnen een week, breekt Henri zijn gitaar.
Thomas, Jeanne, Henri en z’n neef gaan te paard naar de stad ( 9km ).
Thomas komt als eerste aan.
Hoofdstuk 10
Ze zijn in de stad (= stad van de woorden ) en moeten heel stil zijn.
De ‘bewoners’ van de stad zijn woorden.
Er is geen geluid en de gebouwen zijn zeer klein.
Henri vertelt een verhaal over de woorden : ze kwamen vroeger in opstand omdat ze niet in een (vuile) mond wilden leven en kwamen in dit stadje terecht.
Woordje ‘Maison’ gaat om boodschappen en kiest het adjectief ‘hanté’ en vormen samen Maison hantée (= spookhuis).
Gaan naar gemeentehuis om samen één woord te vormen (= trouwen ).
Hoofdstuk 11
Doordat ‘hanté’ trouwt met ‘maison’ moet er een ‘e’ bij geplaatst worden omdat ‘maison’ vrouwelijk is => maison hanée
Meervoud van woorden : +s (mainsons)
+x (genoux)
-> uitzonderingen
Hoofdstuk 12
Henri spreekt over de voornaamwoorden en noemt deze de ‘stoefers, dikke nekken’ omdat ze niet mengen met andere woorden.
Thomas is meer geïnteresseerd in muziek dan in woorden.
Hoofdstuk 13
Er is een ziekenhuis voor de woorden.
‘ je t’aime’ ligt in het ziekenhuis omdat het gebruikt werd toen het niet nodig was, voor een leugen.
Henri zingt een liedje voor het woord en ‘ je t’aime’ valt dan in slaap.
Hoofdstuk 14
Helikopter is aangekomen op het eiland voor hulp te bieden aan de schipbreukelingen.
Jeanne wordt ondervraagf door Nécrole (= gouverneur ) en zal Jeanne en Thomas naar huis sturen.
Hoofdstuk 15
Jeanne volgt stage in instituut : La Sècherie (14 dagen).
Krijgt les van Jargonos (zie Hoofdstuk 1).
Jeanne krijgt een toets die opgelegd is door het ministerie.
Hoofdstuk 16
Jeanne wordt wakker door een insect aan haar oor.
Henri komt binnen verkleed als ober en neemt haar terug mee naar het eiland.
Neemt haar mee naar het strand waar Thomas op haar wacht.
Jeanne ontdekt de ‘ziekte’ van mevrouw Jargonos => schrik om plezier te hebben met woorden.
Hoofdstuk 17
Thomas legt zich toe op zijn gitaar en is op het eiland gebleven.
Jeanne vertrekt naar een fabriek.
Ziet vlinders (= werkwoorden ) in het 1e gebouw in de fabriek.
Ziet ook ‘être en avoir’ die 24/24 bezig zijn.
Zijn vriendelijk want vragen altijd : ‘hulp nodig?’ -> hulpwerkwoorden
Jeanne moet een zin vormen en moet de eoorden/werkwoorden/…. Zelf vangen
Woorden: bloem (fleur), diplodocus (=dinosaurus )
Werkwoord: knabbelen (grignoter)
Lidwoorden: le, la
Moet een klok kiezen voor de tijd van het werkwoord.
Klok 1: tegenwoordige tijd
Klok 2: imparfait
Klok 3: passé simple
klok 4: Futur simple
Klok 5: conditionel
Hoofdstuk 18
Jeanne ontdekt de tussenvoegels in de fabriek.
Heeft een enorm lange zin gemaakt en de directeur (= giraf ) is onder de indruk.
Er zijn nog mensen in de fabriek.
Jeanne mag 1 deur niet openen!
Hoofdstuk 19
Er is een feest voor ‘nommeuse’ (= oude dame (hoofdstuk 7) ) haar verjaardag.
Thomas speelt ‘michelle’ van de Beatles op zijn gitaar.
De ouders van Jeanne en Thomas komen naar het eiland met een watervliegtuig.
Hoofdstuk 20
Jeanne doet de deur open die ze niet mocht openen en ziet 3 personen.
1) Antoine de Saint-Exupéry (-> le Petit prince)
zolang hij schrijft zal hij niet opnieuw sterven
2) Marcel Proust
3) Jean de la Fontaine
Veel dieren rondom hem.
Jeanne wordt betrapt door de directeur (= giraf) en moet de fabriek verlaten.
Hoofdstuk 21
Ouders van Jeanne en Thomas komen toe in watervliegtuigen en de letters van het eiland zweven er naartoe.
Jeanne vraagt zich af als de woorden/muziek de liefde tussen haar ouders kan herstellen.
Spijtig genoeg niet…
De vliegtuigen landen
EINDE
REACTIES
1 seconde geleden