1 Inleiding
Deze opdracht is ongetwijfeld de moeilijkste opgave van dit jaar. Ik schreef deze inleiding terwijl ik het boek las. Meestal lees ik een boek in één ruk uit en maak dan een boekbespreking. Dat was in dit geval niet mogelijk, daarom deze lange inleiding.
Elke boekbespreking begint met het kiezen en het lezen van een boek. Wat is dus het probleem? Ik lees graag, lezen is voor mij ontspanning, binnentreden in een andere wereld, meeleven met, ondergedompeld worden, geboeid zijn door, kortom … genieten. Wát is dus het probleem? Het probleem is het symbolisme.
We moesten kiezen voor een bepaalde periode uit de literatuurgeschiedenis. Waarom niet het symbolisme? Een korte periode einde 19de begin 20ste eeuw. Waarschijnlijk niet te veel schrijvers en niet te veel analyses van deze stroming (dus een eenvoudige opgave). Het gaat tenslotte over literatuur, er moet dus wel een genietbaar boek te vinden zijn binnen deze stroming.
Lang leve het internet. De betekenis van het symbolisme is inderdaad bondig te samen te vatten. De belangrijkste symbolisten in de literatuur zijn Marcel Proust en James Joyce. A la recherche du temps perdu (Marcel Proust) en Ulysses (James Joyce) zijn de meesterwerken uit deze periode. Meesterwerken? De boekbesprekingen die ik over deze werken vind, geven me niet echt zin om er ook maar iets van te gaan lezen. Maar een opdracht is een opdracht. In de bibliotheek van Hasselt vind ik probleemloos de drie gekozen titels (je moet je niet afvragen hoe populair deze boeken zijn):
James Joyce, Ulysses
Marcel Proust, De kant van Swann
Marcel Proust, In de schaduw van de bloeiende meisjes
Ik ben begonnen met De kant van Swann van Marcel Proust. Verschrikkelijk! Ik heb zo’n 200 pagina’s doorworsteld en heb er nog zo’n 300 te gaan … ik laat u even ‘meegenieten’ van één zin (pagina 92-93):
Het waren van die echte provinciekamers, die — evenals in sommige landen hele delen van de lucht of van de zee door tienduizenden eencellige diertjes glinsteren of geuren, die wij met het blote oog niet kunnen waarnemen — ons bekoren door de veelheid van geuren, die de deugden, de wijsheid, de gewoonten, heel een onzichtbaar overvloedig geestes- en gevoelsleven uitwasemen en die de atmosfeer daar tweestrijdig maakt: zeker waren er ook natuurlijke geuren bij, gekleurd door de tijd, zoals die van het nabijgelegen boerenland, maar al huiselijk, vermenselijkt en muf geworden, kostelijke, zelfgemaakte, doorschijnende gelei van alle vruchten van het jaar die de tuin verlaten hebben om in de kast te eindigen; aan het seisoen gebonden, maar bij het huisraad en het wezen van het huis behorend, de kruidige geur van de vruchtengelei getemperd door de zachte lucht van vers brood, slaperig en waakzaam tegelijk als een dorpsklorenklok, flanerend en ingetogen, zorgeloos en vooruitziend, van linnengoed , ochtendstond en vroomheid doortrokken, gelukkig in een vrede die nog eens zo onrustig maakt en een alledaagsheid die voor degeen die erin terechtkomt zonder erin geleefd te hebben als een groot reservoir van poëzie dient.
Als ik deze zin tien keer lees, krijgt hij wel betekenis maar op die manier is een boek lezen geen ontspanning meer maar ‘werken’.
Toch heb ik doorgezet en geleidelijk werd het lezen van de lange zinnen minder moeilijk, geleidelijk kon ik bepaalde passages zelfs waarderen. Toegegeven, heel wat bladzijden heb ik diagonaalsgewijs gelezen, bijvoorbeeld de uitvoerige natuurbeschrijvingen, de tot in het kleinste detail beschreven conversaties, … Maar ik heb de verhaallijnen kunnen volgen en de liefdesgeschiedenis van Swann en Odette in Een liefde van Swann heeft me af en toe zelfs geboeid.
En er is die opdracht. Hoe kan je een goede boekbespreking maken van een boek dat je zelf niet waardeert? Dus ben ik weer eens inspiratie gaan zoeken op het internet. En volgende site maakte me nieuwsgierig naar het werk van Proust, en heeft me aangezet om verder te lezen:
http://www.digischool.nl/ckv1/literatuur/proust/marcel_proust1.htm
Het werk van Proust werd verfilmd en er werden toneelbewerkingen voor gemaakt. En wat me nog het meest aanspreekt, zijn de beeldverhalen … Stéphane Heuet heeft A la recherche du temps perdu tot beeldverhaal verwerkt. Je vind op deze site twee pagina’s uit de reeks.
Is dit boek een aanrader? Ik kan me voorstellen dat iemand met zeeën van tijd en die bovendien houdt van literatuur, dit boek kan waarderen. Maar aan een jongere zou ik zeggen: ‘wacht ermee tot je op pensioen bent’.
2 Het Symbolisme (19-20ste eeuw)
Het symbolisme is een stroming in de literatuur, de beeldende kunst en het theater die aan het eind van de 19de eeuw in Frankrijk onstaat als een reactie op het realisme en naturalisme. Realisten en naturalisten richten zich op het uitgebreid en objectief beschrijven van de tastbare werkelijkheid in al haar banaliteit. De symbolisten daarentegen zoeken hun heil in het tegenovergestelde van het banale, in uiterste fijnzinnigheid en schoonheid, in de puur esthetische beleving.
De inspiratiebronnen van de symbolisten waren de godsdienst, oude (volks)verhalen, het bovennatuurlijke en het melancholisch verlangen. De zichtbare werkelijkheid is voor de symbolisten gevuld met verwijzingen (symbolen) naar ideeën, gevoelens, geesteshoudingen en een hogere, mystieke werkelijkheid.
In de werken van de symbolisten treffen we drie soorten symbolen aan:
• Algemeen bekende symbolen, die zich in de cultuur een plaats hebben veroverd, bijv. het kruis voor het lijden en het christendom, het hart voor de liefde, enz.
• De universele symbolen, bijv. het herfstblad voor de dood, slaap voor de onschuld (of ook weer – de dood)
• Daarnaast hanteren sommige symbolisten ook zeer persoonlijke symbolen, die alleen begrijpelijk zijn als je hun gehele werk en ideeënwereld kent.
Niet iedere auteur die een symbool in zijn werk verstopt, hoort tot het symbolisme. Dit is pas het geval als de volgende drie kenmerken aanwezig zijn:
• Er is een ruime plaats voor verwijzingen naar de wereld van de ideeën en het onzichtbare.
• Er is een ondubbelzinnige afwijzing van de leer van het naturalisme, materialisme en positivisme, die als gemeenschappelijk uitgangspunt hebben dat alle verschijnselen te herleiden zijn tot stof.
• De opvatting heerst dat slechts met behulp van fantasie en verbeelding de mens in staat is de hogere wereld van de geest, de raadsels-achter-het-waarneembare (achter het zintuiglijke) te vermoeden.
3 Bibliotheeksteekkaart
PROUST, M., De kant van Swan. Op zoek naar de verloren tijd. Amsterdam, De Bezige Bij, 1993.
4 De inhoud
De kant van Swann bestaat uit drie delen:
Deel Een Combray
Deel Twee Een liefde van Swann
Deel Drie Plaatsnamen: de naam
4.1 Deel Een Combray
In het eerste deel van deze roman mijmert Proust vooral over zijn kinderjaren, meer bepaald over de zomers die hij samen met zijn ouders doorbrengt in Combray. Proust wordt hier omringd door volwassenen: zijn ouders, grootouders, de twee zusters van zijn grootmoeder, een oudtante, tante Léonie, de keukenmeid Françoise, M. Swann die de familie regelmatig bezoekt en nog tal van personages uit Combray en omgeving.
Een aantal van deze personages worden uitvoerig belicht.
Voor de jonge Proust is zijn moeder het middelpunt van de wereld. Naar bed gestuurd worden, te moeten inslapen zonder een nachtzoen van haar is zijn grootste kwelling, een marteling die hij jaren later tot in alle details beschrijft.
Een markante persoonlijkheid is tante Léonie die sedert de dood van haar echtgenoot eerst Combray, vervolgens haar huis in Combray, tenslotte haar kamer en op het laatst zelfs haar bed niet meer wil verlaten. Proust beschrijft haar als een vrouw ‘die altijd in een tussen verdriet, fysieke aftakeling, ziekte, idee-fixe en vroomheid schommelende toestand onder de dekens lag’ (pagina 92).
Een andere belangrijke persoonlijkheid voor het kind Proust is de keukenmeid Françoise. Terwijl de rest van de volwassenen eet, converseert, wandelt, bezoek ontvangt of op bezoek gaat, zorgt zij voor alle praktische dingen. Het leven zoals het in Combray geleid wordt, is alleen maar mogelijk dank zij het werkvermogen en het organisatietalent van Françoise.
M. Swann blijft een vrij mistige figuur. Omwille van zijn goede afkomst is hij een graag geziene gast bij de familie maar toch zijn de gevoelens dubbelzinnig. Swann trouwde ‘verkeerd’, de ouders van Proust wensen zijn vrouw niet te ontvangen.
Het is onmogelijk om in een korte inhoud een beeld te schetsen van de gedachtenwereld van Proust: zijn herinneringen aan Combray, de talrijke personages die hij er ontmoet, zijn herbeleven van langgeleden gedachten en gebeurtenissen.
De titel van dit boek, De kant van Swann, doet vermoeden dat het verhaal een aantal gebeurtenissen gaat belichten vanuit het standpunt van M. Swann. Dat is zeker niet het geval in het eerste deel van het boek.
Proust verklaart de betekenis van de titel zelf:
Want je kon in de omgeving van Combray twee ‘kanten’ op voor de wandelingen, en die lagen zo lijnrecht tegenover elkaar dat we niet eens door dezelfde deur weggingen als we de ene of de andere kant uit wilden gaan: de kant van Méséglise-la-Vineuse, die ook de kant van Swann werd genoemd, omdat je dan langs het landgoed van M. Swann kwam, en de kant van Guermantes.
(pagina 184)
4.2 Deel Twee Een liefde van Swann
Dit deel speelt zich af in Parijs, in het snobistische, hypocriete wereldje van de nouveaux riches. Proust begint zijn verhaal als volgt:
Om opgenomen te worden in de ‘intieme kring’, het ‘groepje’ de ‘kleine clan’ van de Verdurins moest men aan slechts een voorwaarde voldoen, maar dit was dan ook onvermijdelijk: men moest stilzwijgend een credo belijden waarvan een der artikelen luidde dat de jonge pianist die dat jaar de beschermeling was van Mme Verdurin en van wie ze zei: ‘Het is toch ongehoord zó Wagner te kunnen spelen!’, zowel Planté als Rubinstein ‘in de grond boorde’, en dat dokter Cottard een veel betere diagnosticus was dan Potain. Elke ‘nieuwe aanwinst’ die zich door de Verdurins er niet van liet overtuigen dat de soirees van de mensen met wie zij geen omvang hadden dodelijk vervelend waren, zag zich onmiddellijk uitgestoten.
(pagina 241)
In deze ‘intieme kring’ wordt Swann geïntroduceerd door Odette de Crézy, een vrouw die bijna tot de demi-monde behoorde.
Het ‘intieme kringetje’ had werkelijk niets gemeen met de kringen waarin Swann gewoon was te verkeren en echte society-figuren zouden van mening zijn dat het niet de moeite waard was om als je daar zoals Swann zo’n belangrijke plaats innam, je aan de Verdurins te laten voorstellen. Maar Swann hield zo van vrouwen dat hij, vanaf het moment waarop hij bijna alle vrouwen van de aristocratie kende en zij hem niets nieuws meer te vertellen hadden, …, in staat was zich zonder moeite een plaats te veroveren in een of ander provinciegat of in een onaanzienlijk milieu in Parijs alwaar een vrouw hem opgevallen was door haar schoonheid.
(pagina 244)
Odette doet al het mogelijke om Swann voor zich te winnen. En alhoewel Swann zich in eerste instantie niet tot haar aangetrokken voelt, raakt hij geleidelijk in haar ban. Hij ontmoet haar iedere avond bij de Vedurins en wordt verliefd. Swann’s gevoelens voor Odette worden steeds sterker maar toch wordt hij ook gekweld door twijfels.
Toch was het niet alleen de verveling van Odette die hij op alle mogelijke manieren probeerde te voorkomen, soms was dat ook die van hemzelf; daar hij merkte dat Odette, sinds het haar geen enkele moeite meer kostte hem te kunnen ontmoeten, hem niet veel meer te zeggen scheen te hebben, vreesde hij dat de nogal onbeduidende, eentonige en schijnbaar onveranderlijke manier waarop zij nu met hem omging als ze samen waren, het enige in hem zou doden waardoor zijn liefde ontstaan en bewaard gebleven was, die stille zoete verwachting waarmee hij de dag tegemoet zag waarop zij hem haar hartstochtelijke liefde openlijk zou bekennen.
(pagina 282)
In deze periode worden Swann en Odette geliefden. Swann is gelukkig en overlaadt Odette met geschenken, hij steunt haar ook financieel.
Alleen ’s avonds ging hij naar haar toe; hoe zij haar dag doorbracht was hem, evenals haar verleden, volledig onbekend en zelfs de geringste aanduiding waardoor wij ons een voorstelling gaan vormen en benieuwd kunnen raken naar datgene wat wij nog niet weten, ontbrak hem. Hij vroeg zich ook niet af wat zij zoal uitvoerde, noch hoe haar leven tot nu toe was geweest. Hij glimlachte slechts af en toe bij de gedachte dat men hem, enkele jaren geleden toen hij haar nog niet kende, had verteld over een vrouw die, als hij zich goed herinnerde, ongetwijfeld Odette moest zijn geweest en over wie zij spraken als over een meisje, een vrouw die zich liet onderhouden, over zo’n vrouw waaraan hij nog steeds, want weinig had hij in hun gezelschap verkeerd, een fundamenteel volledig verdorven karakter toekende, een beeld waaraan het rijke brein van een bepaald soort romanschrijver niet vreemd was.
(pagina 297)
Maar stilaan wordt Swann geplaagd door achterdochtige gevoelens, hij begint te vermoeden dat Odette hem bedriegt. Gedreven door zijn liefde en zijn jalouzie wordt Swann een ongelukkige man die zijn vroegere vrienden mijdt en die Parijs niet meer kan verlaten omdat Odette daar is.
En zo werd het karakter van Swann, meer nog dan door de zinnelijke bekoring die Odette eerst op hem had uitgeoefend, aangetast door zijn jaloezie en ondergingen zelfs de uiterlijke kenmerken van zijn gedrag waardoor dat karakter zich manifesteerde, in de ogen van de buitenwereld, een volledige verandering.
(pagina 346-347)
Dan valt Swann in ongenade bij de Verdurins. Hij wordt uit de ‘intieme kring’ gestoten.
Uiteindelijk kwam het leven zoals men dat bij de Verdurins leidde en dat hij zo dikwijls ‘het werkelijke leven’ had genoemd, hem voor als iets allerafschuwelijkst en hun ‘intiem kringetje’ leek hem van het slechtste allooi.
(pagina 350)
Swann kan Odette nu alleen nog maar ontmoeten als zij hem toestaat hem te bezoeken. Zijn twijfel aan haar oprechtheid neemt toe.
Nog niet zo lang geleden was de voorstelling die hij van haar had als van een lieve vrouw zoals hij er maar weinig tot nu toe had gekend, overgegaaan in het beeld van een vrouw die zich liet onderhouden; omgekeerd ook was het hem sindsdien overkomen dat dit beeld van Odette de Crécy die door versierders, door rokkenjagers wellicht al te goed gekend werd, weer was overgegaan in dat gelaat met zijn soms zo zachte uitdrukking, in die vrouw met haar zo warmmenselijke natuur.
(pagina 380-381)
Swann komt geleidelijk tot het besef dat zijn liefde voor Odette niet beantwoord wordt.
Vanaf die avond begreep Swann dat de gevoelens die Odette vroeger voor hem had gehad nooit meer zouden herleven en dat zijn geluksverwachtingen nooit verwezenlijkt zouden worden.
(pagina 424)
Uiteindelijk dringt het tot Swann door dat Odette inderdaad een vrouw is die ‘zich laat onderhouden’. Proust beëindigt Een liefde van Swann met volgende woorden:
En in een vlaag van grofheid die bij hem de kop opstak zodra hij niet meer ongelukkig was en die het niveau van zijn morele oordeelvorming omlaaghaalde, schreeuwde hij zichzelf toe: ‘En te bedenken dat ik jaren van leven verspild heb, dat ik heb willen sterven, dat mijn grootste liefde geweest is voor een vrouw die mij niet aantrok, die mijn soort niet was!’
(pagina 456)
4.3 Deel Drie Plaatsnamen: de naam
In dit deel gaat Proust verder met het vertellen van zijn levensverhaal en keert hij weer terug naar de ik-vorm. Hij bevindt zich nu in Parijs en droomt van plaatsen waar hij naartoe wil reizen.
Om het laten beginnen hoefde ik maar ‘Balbec’, ‘Venetië’, ‘Florence’ te zeggen, binnen welke namen zich van lieverlee al het verlangen had opgehoopt dat de ermee aangeduide plaatsen mij inboezemden. De naam Balbec in een boek vinden was ook in de lente al genoeg om het verlangen naar stormen en de Normandische gotiek in me wakker te roepen; ook als het stormde liet de naam Florence of de naam Venetië me verlangen naar zon, leliën, het paleis van de Dogen en de Santa Maria del Fiore.
(pagina 460-461)
Omwille van de slechte gezondheid van Proust worden alle reisplannen uitgesteld en wordt hij elke dag naar de Champs-Elysées gestuurd onder geleide van Françoise die na de dood van tante Leonie in dienst is getreden bij de familie Proust. Daar ziet hij toevallig Gilberte, de dochter van Swann.
Zou ze wel weer naar de Champs-Elysées komen? De dag daarop was ze er niet; maar de volgende dagen zag ik haar weer; ik draaide de hele tijd om de plek heen waar ze met haar vriendinnen aan het spelen was, net zo lang tot ze me een keer liet vragen, toen ze iemand te kort kwamen voor overlopertje, of ik in haar groep wilde meedoen, en vanaf die dag speelde ik elke keer met haar als ze er was.
(pagina 469)
Proust wordt hevig verliefd op Gilberte. Hij doet al het mogelijke om zo dicht mogelijk in haar buurt te komen. Zijn wandelingen voeren hem naar de buurt waar Gilberte woont, zijn belangstelling gaat uit naar iedereen die iets te maken heeft met Gilberte: haar vader M. Swann, haar moeder Mme Swann die niemand anders is dan Odette de Crézy.
REACTIES
1 seconde geleden
T.
T.
ik heb het verslag gelezen over de kant van swann van marcel proust, waarin wordt beweerd dat dit een voorbeeld is van het symbolisme, en dat james joyce een symbolistisch auteur is.
groeten
tom
18 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Leuk uittreksel, " ik ga ook aan proust" Die lange zin heeft me overtuigd. Ik moet het eigenlijk in het frans lezen voor mijn opleiding, maar ik begin maar even in het nederlands. Je uittreksel heeft me geïnspireerd.
20 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
Ik heb de boekverslagen met plezier gelezen, ieder leest zo zijn/haar eigen Proust. Ik las vooral Camus, Modiano en Queneau & Vian op het Montessori Lyceum A'dam. De Engelse criticus Christopher Hitchens vond dat 50 de meest geschikte leeftijd is om aan de Recherche te beginnen, en prees vooral het fenomenale OOR van Proust voor typische conversaties van de kringen die hij beschrijft. Het leek mij (zelf 50) een aardig idee om dit meesterwerk vanuit het oorspronkelijke Frans naar het Nederlands te vertalen, en dit voor te dragen op YouTube. Voor degenen die geen zin hebben om het te lezen is wellicht luisteren een aantrekkelijk alternatief. De titel luidt 'Frank Landsman Presenteert zijn 21e Eeuwse Vertaling... Etc Veel plezier! Want Proust is voor mij vooral een hele geestige auteur...
12 jaar geleden
Antwoorden