The Inimitable Jeeves door P.G. Wodehouse

Beoordeling 0
Foto van een scholier
Boekcover The Inimitable Jeeves
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 4332 woorden
  • 10 juli 2015
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Boek
Vertaald als
De onnavolgbare Jeeves
Auteur
P.G. Wodehouse
Genre
Komedie
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1923
Pagina's
192
Oorspronkelijke taal
Engels

Boekcover The Inimitable Jeeves
Shadow
The Inimitable Jeeves door P.G. Wodehouse
Shadow

Gegevens van het boek

Auteur: P.G. Wodehouse (1881 – 1975)

Oorspronkelijke titel: The inimitable Jeeves

Voor het eerst gepubliceerd in: 1923

Nederlandse titel: De onnavolgbare Jeeves

Vertaling: G.J. Steenbergen

Omslagillustratie: Carol Voges

Uitgever: Uitgeverij Het Spectrum NV, Utrecht/Antwerpen, 1955, 3e druk, Prisma Pocket 126

Aantal pagina’s: 192

Genre: korte verhalen

Samenvatting van het boek

In het eerste hoofdstuk, “Jeeves spant zijn hersens in” (“Jeeves exerts the old cerebellum”), vertelt Jeeves zijn meester Bertram (“Bertie”) Wooster dat Bingo Little, een schoolmakker van Bertie, hem dringend wil spreken. Als Bertie met Bingo gaat lunchen, blijkt dat Bingo verliefd is op een serveerster, Mabel genaamd. Bingo leeft van het jaargeld van zijn rijke oom en hij is bang dat deze de relatie vanwege het standsverschil niet zo zal zien zitten, wat uiteraard weer negatieve gevolgen voor zijn jaargeld zou kunnen hebben. Bingo vraagt Bertie daarom om raad. Bertie op zijn beurt roept de hulp van Jeeves in. Jeeves adviseert om Bingo zijn oom boeken te laten voorlezen van de romanschrijfster Rosie M. Banks. Haar boeken gaan over dat soort situaties en zo zal Bingo’s oom waarschijnlijk positief door deze verhalen beïnvloed raken en Bingo uiteindelijk zijn zegen geven.

In het tweede hoofdstuk (het vervolg op het eerste), “Geen bruiloftsklokken voor Bingo” (“No wedding bells for Bingo”), wordt het plan van Jeeves uitgevoerd. Bingo leest zijn oom met succes de verhalen van Rosie voor. Helaas maakt Bingo zijn oom ook wijs dat Bertie niemand anders is dan Rosie M. Banks zelf. Bingo’s oom nodigt Bertie dan ook gelijk uit voor het eten. Bertie voelt zich er niet gemakkelijk bij, maar doet het voor Bingo en Mabel. Dan blijkt dat Bingo’s oom helemaal geen bezwaar heeft tegen standsverschillen. Zo is hij zelf van plan om binnenkort met zijn kokkin te trouwen omdat die zo lekker kan koken en hij haar zo voor zichzelf kan behouden. Als Bertie hem dan over de plannen van Bingo vertelt, vindt hij dat geen enkel probleem. Zo lijkt alles nog goed te komen totdat Jeeves Bertie thuis vertelt dat hij zelf ook een oogje op Mabel heeft.

In het derde hoofdstuk, “Tante Agatha zegt er het hare van” (“Aunt Agatha speaks her mind”), wil Bertie’s tante Agatha dat hij haar in de Franse badplaats Roville-sur-Mer, waar ze op dat moment op vakantie is, komt bezoeken. Bertie heeft er niet veel zin in maar gehoorzaamt toch. In Roville aangekomen blijkt tante Agatha Bertie te willen koppelen aan Aline Hemmingway, die met haar broer - die dominee is - ook in het hotel verblijft. Tante Agatha geeft tegenover Bertie hoog van beiden op.

In het vierde hoofdstuk (het vervolg op het derde), “De dolende juwelen” (“Pearls mean tears”), blijken Aline Hemmingway en haar broer beruchte juwelendieven te zijn. Ze stelen de juwelen van tante Agatha en proberen tegelijkertijd ook Bertie nog een lief sommetje geld af te persen. Jeeves heeft de dieven echter door en bezorgt Bertie de juwelen op slimme wijze terug. Daarmee kan hij tante Agatha weer blij maken en Bertie herinnert haar er daarbij fijntjes aan dat ze hem bijna met een dievegge wilde laten trouwen.           

In het vijfde hoofdstuk, “De trots van de Woosters wordt gekrenkt” (“The pride of the Woosters is wounded”), ontmoet Bertie Bingo Little weer. Bingo blijkt nu verliefd te zijn op Honoria Glossop, de dochter van Sir Roderick Glossop. Bertie kent haar en vindt haar vreselijk. Bingo blijkt bij Sir Roderick te werken als huisleraar van diens zoontje Oswald. Als Bertie even later bij tante Agatha luncht, vertelt deze hem dat ze inmiddels de juiste vrouw voor hem gevonden heeft. Het blijkt niemand anders te zijn dan Honoria Glossop en tante Agatha heeft al een uitnodiging voor Bertie geregeld. Bertie vertrekt naar het landgoed van de Glossops en bedenkt daar een plan om Bingo aan Honoria en hemzelf van Honoria af te helpen. Bertie vertelt Bingo dat hij in het park achter de struiken moet gaan zitten bij de brug waar Oswald vaak zit te vissen. Bertie lokt Honoria daar dan heen en zal Oswald vervolgens in het water duwen. Dan moet Bingo uit de struiken tevoorschijn springen en Oswald uit het water redden. Honoria zal dan op Bingo verliefd worden en Bertie wegjagen. Bingo vindt het een prima plan.

In het zesde hoofdstuk (het vervolg op het vijfde), “De beloning van de held” (The hero’s reward”), loopt het door Bertie bedachte plan behoorlijk mis. Honoria denkt dat Bertie echt op haar verliefd is. Als Bertie Oswald in het water duwt, is Bingo in geen velden of wegen te bekennen. Bertie kan het kind niet laten verdrinken en springt uiteindelijk zelf ook maar in het water. Daar blijkt Oswald prima zelf te kunnen zwemmen. Als Bertie Bingo later tegenkomt en hem om uitleg vraagt, vertelt Bingo dat hij inmiddels een ander meisje heeft leren kennen aan wie hij de voorkeur geeft boven Honoria. En zo zit Bertie vervolgens vast aan Honoria.    

In het zevende hoofdstuk, “Claude en Eustace” (“Introducing Claude and Eustace”), lunchen Honoria en Bertie bij tante Agatha. Honoria wil graag dat Bertie Jeeves ontslaat als ze eenmaal getrouwd zijn. Daar voelt Bertie uiteraard niet veel voor. De vader van Honoria, Sir Roderick Glossop, is een bekende zenuwspecialist en tante Agatha vertelt Bertie dat Sir Roderick wel graag zeker wil weten of Bertie niets aan zijn bovenkamer mankeert voordat hij Honoria toestemming geeft met Bertie te trouwen. Sir Roderick komt dus binnenkort eens bij Bertie lunchen en tante Agatha ziet uiteraard graag dat Bertie deze lunch niet verknalt. Voor de lunch met Sir Roderick ontmoet Bertie in het park nog zijn twee neven Claude en Eustace die in het gezelschap zijn van Lord Rainsby. Alle drie de heren studeren in Oxford.

In het achtste hoofdstuk (het vervolg op het zevende), “Sir Roderick komt lunchen” (“Sir Roderick comes to lunch”), verloopt de lunch rampzalig. Bertie heeft moeite de conversatie op gang te houden. Op een gegeven moment hoort Sir Roderick katten miauwen; hij heeft een enorme hekel aan die beesten. Het blijkt dan dat er een heleboel katten in de slaapkamer van Bertie zitten. Sir Roderick is er nu van overtuigd dat Bertie getikt is en verdwijnt. Jeeves legt later uit dat de katten door Claude, Eustace en Lord Rainsby gebracht zijn. Ze wilden die tijdelijk even bij Bertie stallen voordat ze weer terugkeerden naar Oxford. Bertie is boos, maar als Jeeves hem uitlegt dat de katten er wel voor gezorgd hebben dat hij nu niet meer met Honoria hoeft te trouwen, ziet Bertie in dat de katten hem dus eigenlijk heel goed geholpen hebben.

In het negende hoofdstuk, “Een aanbevelingsbrief” (“A letter of introduction”), krijgt Bertie - die met Jeeves in New York verblijft - een aanbevelingsbrief van tante Agatha. Daarin beveelt ze Bertie dat hij goed moet zorgen voor een zekere Cyril Bassington-Bassington, een jongeman die op bezoek is in Amerika. Bertie heeft er zijn handen vol aan, want al snel raakt Cyril in de gevangenis verzeild omdat hij een politieman neergeslagen heeft van wie hij dacht dat het een postbode was. Als Cyril kennis maakt met een vriend van Bertie, George Caffyn, een toneelschrijver, ontstaan er nog meer problemen. Tante Agatha heeft Bertie namelijk gewaarschuwd dat Cyril van zijn vader absoluut niet aan het toneel mag gaan. En dat gebeurt nu juist omdat Cyril een rolletje van George krijgt in diens toneelstuk “Vraag het aan Pa”.

In het tiende hoofdstuk (het vervolg op het negende), “De chic geklede liftboy” (“Startling dressiness of a lift attendant”), maakt Bertie kennis met een vervelend klein kereltje dat bij hem in het hotel zit. Later blijkt dat het zoontje van de theaterdirecteur Blumenfield te zijn die het toneelstuk van George produceert. Als Bertie een repetitie van het toneelstuk bijwoont, blijkt dat het vervelende kereltje het op Cyril voorzien heeft. Hij beweegt zijn vader Cyril te ontslaan. Cyril is natuurlijk witheet, maar legt zich wel bij het ontslag neer. Later blijkt dat Jeeves hier allemaal de hand in heeft gehad. Hij was bang dat Bertie anders problemen met tante Agatha zou krijgen. Als dank doet Bertie afstand van een paar purperkleurige sokken waar Jeeves van het begin af aan een hekel aan had. Jeeves maakt de liftboy gelukkig met de sokken.

In het elfde hoofdstuk, “Kameraad Bingo” (“Comrade Bingo”), komt Bertie Lord Bittlesham, de oom van Richard (“Bingo”) Little, tegen in het park. Iets verderop in het park staan enkele mannen en een vrouw tegen de klassenmaatschappij te fulmineren. Ze noemen zich de “Herauten van de Rode Dageraad”. Een van de mannen scheldt Bertie en Lord Bittlesham uit voor nietsnutten. Die man blijkt later Bingo Little in vermomming te zijn. Bingo is namelijk verliefd geworden op de dochter van de leider van de “herauten”. Daarom heeft hij zich aangesloten bij die lui. De vermomming - een lange baard - dient om herkenning te voorkomen. Bingo’s oom zou zijn lidmaatschap van een club opruiers immers niet weten te waarderen. Bingo nodigt zichzelf en zijn clubje vervolgens bij Bertie uit voor een uitgebreide theemaaltijd. De “herauten” laten zich het eten goed smaken, maar hebben bezwaar tegen de feodale verhouding tussen Bertie en Jeeves.

In het twaalfde hoofdstuk (het vervolg op het elfde), “Bingo heeft ’n strop” (“Bingo has a bad Goodwood”), heeft Bingo zijn oom als “heraut” anoniem bedreigd. Dat deed hij om geld van hem los te peuteren zodat hij dat kan inzetten op de paardenraces in Goodwood. De favoriet daar is een paard van zijn oom. Ook Bertie heeft op dat paard gewed. Helaas verliest het favoriete paard behoorlijk. Bingo en zijn clubje onruststokers zijn ook bij de races aanwezig en beginnen weer opruiende praat tegen de rijken te verspreiden. Het komt nog tot een opstootje als een van de “herauten” Bingo verraadt als iemand die zelf tot de beter gesitueerden behoort. Jeeves blijkt achteraf voor het opstootje verantwoordelijk te zijn. Zijn opzet was namelijk om de relatie tussen Bingo en zijn liefje te verbreken. Dat lukt. En zo is Bingo weer vrij man en keert de rust weer.

In het dertiende hoofdstuk, “De landelijke gokpartij” (“The great sermon handicap”), besluiten Bertie en Jeeves het warme Londen te verruilen voor het platteland. Ze logeren op Twing Hall dat eigendom is van Lord Wickhammersley. Ook Claude en Eustace, de neven van Bertie, en Bingo Little vertoeven op het kasteel. Ze hebben een soort weddenschap opgezet welke predikanten in de omgeving de langste preek zullen houden. Bertie besluit met de weddenschap mee te doen. Bingo is intussen weer eens verliefd geworden en dit keer op de dochter van Lord Wickhammersley, Lady Cynthia. Bertie vraagt een predikant die hij goed kent - dominee F. Heppenstall - om een lange preek van vroeger weer eens van stal te halen. Daarmee lijkt hij de weddenschap in zijn voordeel te beslechten. Maar zoals te verwachten was komt er een kink in de kabel als dominee Heppenstall die zondag ziek blijkt te zijn. Wat Bertie en zijn kornuiten niet konden weten was dat de betreffende predikant zijn lange preek aan een andere predikant gegeven had om deze in een andere kerk voor te lezen. Zo verliezen Bertie en zijn vrienden toch nog de weddenschap. En Bingo moet nog een extra verlies incasseren: Lady Cynthia blijkt verloofd te zijn met iemand anders.

In het veertiende hoofdstuk, “De ongereptheid van de paardensport”(“The purity of the turf”), verblijft Bertie nog steeds op het landgoed Twing Hall. Dit keer bedenkt Bingo een weddenschap over wie de spelletjes tijdens het jaarlijkse locale dorpsschoolfeest zullen winnen. De favoriete kandidaten worden besproken en Bertie zet het nodige geld in. Maar omdat Bingo een keer zijn mond voorbij praat, krijgt degene die het geld voor de weddenschap verzamelt lucht van de zaak met als gevolg dat deze jongeman, Rupert Steggles, de boel gaat saboteren. Hij schakelt de favorieten van Bingo en Bertie een voor een uit, zodat Bertie een hoop geld verliest. Er is echter één troost: door het ingrijpen van Jeeves wint de favoriet van Bertie en Bingo voor de ei-en-lepel-wedloop voor meisjes, Prudence Baxter, alsnog de hoofdprijs, zodat Bertie niet helemaal zonder prijzengeld naar huis hoeft te gaan.

In het vijftiende hoofdstuk, “Het cachet van de grootstad” (“The metropolitan touch”), verblijft Bingo Little nog steeds op Twing Hall. Dit keer is hij verliefd geworden op het nichtje van dominee Heppenstall, Mary Burgess. Er is echter een kaper op de kust en wel in de persoon van Hubert Wingham, de assistent van Heppenstall. Daarom vraagt Bingo Bertie en Jeeves weer te komen logeren, zodat hij van de briljante ideeën van Jeeves gebruik kan maken om Mary voor zich te winnen. Jeeves dient Bingo van advies en de zaken lijken zich goed te ontwikkelen voor Bingo. Totdat Rupert Steggles weer op het toneel verschijnt met zijn weddenschappen. Bingo waagt een gokje en valt in ongenade als Mary daar achter komt. Bingo probeert het nog een keer goed te maken door een soort revue te organiseren in het dorp. Hij regelt alles zelf en uiteraard eindigt de avond daardoor in een vermakelijke maar onmiskenbare flop. Vooral het onderdeel “met sinaasappels naar elkaar gooien” slaat letterlijk in als een bom. Bingo druipt af en de enige die er beter van wordt is Jeeves, want hij waagde wel een gokje (en won uiteraard).

In het zestiende hoofdstuk, “Het vertraagde vertrek van Claude en Eustace” (“The delayed exit of Claude and Eustace”), wordt Bertie door tante Agatha weer opgescheept met zijn neven Claude en Eustace. Ze zijn van de universiteit in Oxford afgetrapt en moeten nu van hun familie voor straf naar Zuid-Afrika. De bedoeling is dat Bertie zorgt dat ze tijdig met de boot vertrekken. Dat mislukt omdat beide heren uiteraard weinig zin hebben in een trip naar Zuid-Afrika. Als ze uitgaan, ontmoeten ze Marion Wardour, een vriendin van Bertie, en de neven worden allebei verliefd op haar. Met als gevolg dat ze haar lastig vallen totdat Marion er gek van wordt. Er is nog iemand die denkt dat hij gek wordt en dat is oom George. Hij houdt wel van een borreltje en denkt een paar keer de neven in Londen op straat te hebben zien lopen. Omdat hij zeker meent te weten dat de neven in Zuid-Afrika zitten, begint hij te denken dat hij zelf gek wordt. Tante Agatha wordt als gevolg daarvan ook een beetje nerveus en vraagt Bertie met oom George een tijdje naar een soort rusthuis voor geesteszieken te gaan. Bertie heeft daar niet veel zin in. Uiteindelijk lost Jeeves het probleem op. Hij vertelt de neven dat Marion ook naar Zuid-Afrika vertrekt. De neven krijgen dan opeens veel haast om ook daarheen te vertrekken en zo zitten ze binnen de kortste keren op de boot naar Zuid-Afrika.                   

In het zeventiende hoofdstuk, “Bingo heeft verkering” (“Bingo and the little woman”), raakt Bingo Little weer eens verliefd op een serveerster. Bingo vraagt Bertie om het zijn oom te gaan vertellen. Als Bertie weer gaat als de schrijfster Rosie M. Banks zal dat zijn oom vast gunstig stemmen, zodat hij Bingo dan zijn jaargeld wel weer zal willen uitbetalen. Bertie stemt uiteindelijk toe en weet in eerste instantie Lord Bittlesham voor Bingo in te nemen. Maar als hij hoort dat Bingo met een serveerster wil gaan trouwen, begint hij toch te twijfelen. Bertie licht Bingo in en staat dan versteld als Bingo hem vertelt dat hij zojuist met het meisje in kwestie getrouwd is.

In het achttiende hoofdstuk (het vervolg op het zeventiende), “Eind goed al goed” (“All’s well”), gaan Bertie, Bingo en zijn nieuwe echtgenote op bezoek bij Lord Bittlesham. Bertie doet het voorwerk en gebruikt een boek van Rosie M. Banks om de lord over te halen akkoord te gaan met het huwelijk. Daarna stuurt hij het jonge echtpaar naar de lord toe en vertrekt zelf naar huis. Later komt Bingo naar Bertie toe en vertelt hem dat het onderhoud met zijn oom geen succes was. Dat had te maken met het feit dat Bingo’s echtgenote niemand minder dan Rosie M. Banks zelf is (de echte!). Zij had zich als serveerster verkleed om inspiratie op te doen voor haar nieuwe boek. Maar Lord Bittlesham geloofde haar niet. De boel is nu dus een beetje verziekt. Uiteindelijk lost Jeeves het allemaal weer op. Hij vertelt iedereen dat Bertie niet goed snik is en haalt daarbij enkele sprekende voorbeelden uit het verleden aan. Bingo’s oom gelooft Jeeves en is nu de beste maatjes met Bingo en zijn vrouw. Bertie is eigenlijk boos op Jeeves, maar laat het er uiteindelijk bij zitten omdat Jeeves zo’n goede bediende is.     

Beoordeling van het boek

Wodehouse was een Engelse auteur die al op jeugdige leeftijd naar Amerika vertrok. Daar werd hij beroemd met zijn vele humoristische verhalen en romans over o.a. Bertie Wooster en zijn butler Jeeves. Wodehouse heeft zijn Engelse afkomst nooit verloochend en dat is in zijn werk ook goed te merken. In Amerika werkte Wodehouse trouwens ook mee aan het schrijven van teksten voor musicals en theatervoorstellingen. Verder was hij werkzaam voor de filmindustrie in Hollywood. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog woonde Wodehouse in het Noord-Franse kustplaatsje Le Touquet. Hij had helaas geen oog voor het dreigende Duitse oorlogsgevaar en werd door de binnenvallende Duitse horden verrast. Wodehouse werd vervolgens als gijzelaar in een interneringskamp in Duitsland opgesloten.

Wodehouse was zo dom om zich te laten overhalen enkele - als geestig bedoelde - radiopraatjes voor de Duitse radio te houden. Deze praatjes werden hem in Engeland echter zeer kwalijk genomen, omdat ze, ondanks hun onschuldige en niet-politieke inhoud, natuurlijk gezien werden als een vorm van collaboratie met het Duitse Nazi-regime. Na de oorlog kon Wodehouse om die reden niet meer terugkeren naar Engeland en hij vertrok toen definitief naar Amerika. Vlak voor zijn dood in 1975 werd hij door de Engelse koningin nog geridderd. Daarmee was onder deze affaire - zoals Wodehouse het zelf kernachtig zei - definitief een streep gezet.

Het onderhavige boek is geen roman maar een verhalenbundel - over Bertie Wooster en zijn bediende Jeeves - die door Wodehouse kundig aaneengesmeed is tot een doorlopend en romanachtig geheel. Hij gebruikte daarvoor elf eerder gepubliceerde verhalen, waarvan hij er zeven in tweeën splitste, zodat het totaal aantal verhalen in het boek op achttien kwam. Het boek bevat dan ook achttien hoofdstukken. In Amerika kreeg het boek overigens een andere titel, namelijk “Jeeves”. Het gebeurde wel vaker bij de boeken van Wodehouse dat de Amerikaanse titel afweek van de Engelse. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat de uitgevers verschillen en dat iedere uitgever zelfstandig de afweging maakt onder welke titel hij denkt dat het boek het beste zal verkopen.

De verhalen over Jeeves en Bertie Wooster werden erg populair. De eerste verhalenbundel over dit illustere tweetal verscheen in 1919 onder de titel “My man Jeeves”. Dat boek bevat overigens ook enkele verhalen die niet over Jeeves en Wooster gaan, maar over Reggie Pepper die in feite te beschouwen is als het prototype van Bertram Wooster. De derde verhalenbundel verscheen in 1925 onder de titel “Carry on, Jeeves”. Die bundel bevat ook enkele herschreven verhalen uit de eerste bundel. Wodehouse was een meester in het herschrijven van verhalen. Hij verspilde geen enkel stukje tekst. Alles wat hij ooit geschreven had hergebruikte hij als hij dat nodig vond. Tegenwoordig zou zoiets natuurlijk niet meer mogelijk zijn.

In feite zijn alle verhalen in deze bundel ongeveer hetzelfde. Er zit een vast patroon in: Bingo wordt verliefd, roept de hulp van Bertie in, die op zijn beurt Jeeves inschakelt, die vervolgens het probleem soepeltjes oplost. De entourage is ook altijd hetzelfde: een of ander kasteel of landgoed van Lord zus en zo. En desondanks blijven deze verhalen leuk, vind ik. Dat heeft natuurlijk te maken met de krachtige taal en de leuke (taal)vondsten van de schrijver. Zo haalt Wodehouse ergens in twee van de verhalen Macchiavelli en de Slag van Waterloo erbij en wel op zo’n manier dat je er om moet lachen.       

Ik vind het altijd leuk om te kijken of Wodehouse in de tekst zijn boeken op de een of andere manier dateert. Dat is beslist het geval. Zo wordt in het tweede hoofdstuk door Bingo Little’s oom expliciet het jaartal 1917 genoemd. Ook heeft hij het daar over “luchtbombardementen”. Het is hier dus duidelijk dat aan de Eerste Wereldoorlog gerefereerd wordt. Heel vreemd is dat niet omdat de publicatiedatum van dit boek 1923 is. Voor de auteur behoort de wereldoorlog nog tot diens zeer recente verleden. In het zesde hoofdstuk noemt Wodehouse helemaal aan het eind de naam van John Ruskin (1819 – 1900), een beroemde Engelse kunstcriticus en schrijver die in het Victoriaanse en Edwardiaanse tijdperk zeer bekend was. Tegenwoordig is hij volledig vergeten. Zo kan er in honderd jaar veel veranderen! In het achtste hoofdstuk noemt Wodehouse een landaulet. Dat is een autocarrosserievorm  waarbij het achterste dakgedeelte opengemaakt kan worden zodat de passagiers in de open lucht kunnen zitten. De vorm is afkomstig van de landauer, een bepaalde koets. Dergelijke auto’s waren honderd jaar geleden uiteraard alleen voor de rijken weggelegd.

In hoofdstuk vijftien noemt Wodehouse de naam van Mary Lloyd (1870 – 1922). Zij was een Engelse zangeres en actrice die in haar tijd zeer bekend was. Ze reisde de hele wereld rond en had een rumoerig privéleven. In hetzelfde hoofdstuk noemt Wodehouse ook Sir Harry Lauder (1870 – 1950). Hij was net als Mary Lloyd ook zanger en acteur die voornamelijk in muziek- en vaudevilletheaters optrad. Hij was een Schot van geboorte en promootte dat ook overal ter wereld. Zelfs de grote Engelse staatsman Sir Winston Churchill (1874 – 1965) had waardering voor Lauder. Lauder was een van de best betaalde artiesten ter wereld en werd vanwege zijn verdiensten en inspanningen in de Eerste Wereldoorlog in 1919 geadeld.

In hoofdstuk zestien noemt Wodehouse de naam van een schip waarmee de neven Claude en Eustace naar Zuid-Afrika zouden moeten vertrekken, namelijk de RMS Edinburgh Castle. Dit schip was een van de schepen van de Union-Castle Line, een bekende Engelse rederij die een lijnverbinding voor passagiers en vracht onderhield tussen Europa en Afrika tussen 1900 en 1977. De “Edinburgh Castle” was een schip dat in 1910 gebouwd werd op dezelfde scheepswerf waar ook de beroemde “Titanic” gebouwd werd. In 1945 zonk het schip als gevolg van oorlogshandelingen. Vliegen was in de tijd dat dit boek verscheen nog geen gemeengoed. Men reisde over het algemeen nog per passagiersschip. Vandaar ook dat Wodehouse hier automatisch van uit gaat. Daarmee dateert hij dit boek duidelijk in het pre-vliegtuigtijdperk. In hoofdstuk achttien wordt Lillian Gish (1893 – 1993) genoemd. Zij was een Amerikaanse actrice die vooral bekend was in het tijdperk van de stomme films. Tegenwoordig kent niemand haar naam meer.        

De titel van dit boek is goed gekozen. Jeeves laat weer eens op superieure wijze zien hoe slim en onnavolgbaar hij is. Bertie Wooster zou zonder hem niet veel waard zijn. Jeeves wordt overigens vaak voor een butler aangezien, maar dat is hij niet. Eigenlijk is hij een “gentleman’s gentleman”, een soort persoonlijke bediende. Het is een typisch Engels begrip. Het aardige is dat als je dit woord googelt je automatisch een verwijzing krijgt naar Jeeves. Hij wordt dan als voorbeeld gebruikt om het begrip uit te leggen. Wodehouse zou dat waarschijnlijk wel erg leuk gevonden hebben.

De vertaling van Dr. G.J. Steenbergen (1922 – 1997) is hier en daar enigszins ouderwets. Woorden als “bizonder” worden tegenwoordig anders geschreven. En zo fietsen er ook nog enkele andere gedateerde uitdrukkingen en woorden door het boek heen. Een regelrechte misser vind ik in ieder geval de vertaling van hoofdstuk dertien. Het gaat in “the great sermon handicap” nu juist om het woord “sermon” dat “preek” betekent. Over die preken gaat de weddenschap in feite! Hoe je dan kunt vertalen met “de landelijke gokpartij” is mij werkelijk een raadsel. De kern van de grappige situatie wordt hiermee totaal gemist. Bovendien is het geen landelijke maar een lokale gokpartij, want het gaat slechts om predikanten in de buurt van het landgoed waar Bertie verblijft.       

De omslagtekening van dit boek is van de hand van Carol Voges (1925 – 2001). Helaas wordt hij in het boek niet als zodanig vermeld. Voges was een bekende Nederlandse illustrator en striptekenaar. Hij werkte mee aan diverse strips en stripbladen. Zijn tekenstijl is heel herkenbaar en duidelijk. Hij tekende o.a. de in mijn jongensjaren heel bekende boekenseries over de postbode Pietje Puk, de apen Tup en Joep en de matrozen Oki en Doki. Verder is zijn strip over Pa Pinkelman (met tekst van Godfried Bomans) ook heel erg bekend. De omslagtekening geeft prachtig de hoofdpersoon van het boek weer: Jeeves in zijn meest superieure vorm, namelijk als de alles regelende bediende van zijn baas, de rijke maar nogal domme Bertie Wooster. Een prachttekening!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "The Inimitable Jeeves door P.G. Wodehouse"